2. IEDEREEN AUTEUR
- Internetgebruikers bepalen mee de inhoud die op internet verschijnt
- Ze verhogen zo het interactieve karakter van het web.
- Deze user-generated content wordt verzameld op sociaalnetwerksites zoals
het Nederlandse Hyves of het Belgische Netlog, op weblogs, wiki's,
podcasts, RSS-feeds, webvideo en webservices met open API's.
- Voorbeelden van toepassingen zijn Reddit, YouTube, Facebook, Dailymotion,
Flickr, Panoramio, Netvibes, Orkut, MySpace, Last.fm, Delicious, Digg,
Pandora, Wikipedia en Twitter.-
- Veel Web 2.0-websites worden continu uitgebreid, veranderd en blijven in de
ontwikkelingsfase of bètaversie hangen.
- Soms tot grote ergernis van de gebruikers die zich steeds weer bij alle
veranderingen (die niet altijd verbeteringen zijn) moeten aanpassen.
- Voor de meeste van deze sites geldt echter dat ze gratis zijn
- In 'ruil' daarvoor verzamelen ze veel informatie over hun gebruikers.
3. TECHNIEK OF ATTITUDE?
- Web 1.0 eenvoudige HTML
- Web 2.0-techniek breid die uit met XML, JavaScript en server-side
scripting (meestal in de vorm van PHP).
- Web 2.0 is een interactief communicatiemedium.
- Interactieve applicaties worden vaak ontworpen met AJAX, dat gebruik
maakt van XHTML, CSS, Document Object Model (DOM), XML, XSLT en
JavaScript XMLHttpRequest.
4. BETROUWBAAR
- Overvloed aan informatie die hierdoor is ontstaan, is niet altijd even
betrouwbaar.
- Nieuwsfeiten via Twitter zijn vanuit het standpunt van de toeschouwer
geschreven.
- Meer dan bij traditionele journalistiek geldt bij Twitter "één bron is géén
bron".
- Sceptici zien dit als het nadeel van Web 2.0: het ontbreken van
academische referenties.
- Niettemin staat daar tegenover een peerreviewsysteem dat zou leiden
tot verfijning en correctie.
- Wikipedia is een bekend voorbeeld: iedereen is vrij om te bewerken en
te verbeteren.
5. PROFIEL
- Interactieve sites vragen telkens weer de aanmaak van een profiel.
- Een online profiel toont al dan niet via nicknames wie een gebruiker is.
- Het vele aanmelden is soms een knelpunt: de diverse
profielen, nicknames, wachtwoorden en digitale identiteiten worden als
onpraktisch ervaren.
- Identity 2.0-diensten zoals OpenID en Windows CardSpace koppelen
websites en geven de gebruiker één login.
- Tegenstanders zien gevaren in het onderbrengen van al deze gegevens
bij een enkele partij.
6. ONTWIKKELING IN DE TIJD
1993: Al Gore spreekt metaforisch over internet met de 'information
superhighway‘
1998: Google
2001: Wikipedia
2005: YouTube
2006: Twitter
2008: Facebook (NL)