3. 'Ik kwam eigenlijk om te vragen of de column al af was, maar toen ik naar binnen wou lopen kwam Romeé net binnen. Dus besloot ik om te wachten en zo heb ik het hele gesprek gehoord.' legt hij uit. 'Is de column al af?' vraagt hij er achteraan.
4. Christie staat op en loopt naar meneer Johnsson toe. 'Eh, nee meneer. Het spijt me. Romeé drukte de computer uit toen ik bijna klaar was.'
6. Daarna loopt hij om Christie en Cloë heen. 'Noem me Jonathan,' mompelt hij terwijl hij naar het volgende kantoor loopt.
7. Cloë kijkt even verwonderd voor zich uit. 'Jij hebt ook altijd geluk,' zegt ze na een korte stilte. Christie lacht, haar vriendin heeft gelijk. Was het toeval dat Jonathan daar stond of had iemand het vertelt?
8. De rest van de dag verloopt rustig. Ze krijgt haar column eindelijk af en Romeé is ze niet meer tegen gekomen.
9. Het is al laat als ze eindelijk haar computer kan afsluiten. Ze werpt een snelle blik op haar horloge. Er gaat een schok door haar heen. Elf uur. Iedereen is al lang naar huis. Snel pakt ze haar tas. Ze staat op het punt om te vertrekken als de telefoon gaat.
10. Ze vloekt zacht. Met grote passen loopt ze naar de telefoon toe. 'Modetijdschrift Gloss. U spreekt met Christie River,' zegt ze zo vriendelijk als mogelijk. Ze krijgt geen antwoord. 'Hallo, hallo?' roept ze door de telefoon heen. Nu hoort ze zacht gehijg. Ze gooit de hoorn op de haak. Het was vast een stomme grap.