2. Genesis 30
2
25 Nadat Rachel Jozef gebaard had, zeide
Jakob tot Laban: Laat mij vertrekken,
opdat ik naar mijn geboorteplaats en mijn
land ga.
3. Genesis 30
3
26 Geef mij mijn vrouwen en kinderen, om
wie ik u gediend heb, opdat ik moge
heengaan, want gij weet welke diensten ik
voor u verricht heb.
4. Genesis 30
4
27 Daarop zeide Laban tot hem: Mocht ik
uw genegenheid gewonnen hebben (lett.
genade vinden in uw ogen)! Ik heb
waargenomen, dat de HERE mij om
uwentwil gezegend heeft.
vergl. Jozef bij Potifar
Genesis 39:5
5. Genesis 30
5
28 En hij zeide: Bepaal, wat uw loon bij mij
zal zijn; en ik zal het geven.
6. Genesis 30
6
29 Daarop zeide hij tot hem: Gij zelf weet,
hoe ik u gediend heb, en hoe het met uw
kudde bij mij gegaan is;
7. Genesis 30
7
30 want wat gij bezat, voordat ik kwam,
was weinig, maar het heeft zich uitgebreid
in menigte, en de HERE heeft u gezegend,
waarheen ik mijn voet ook wendde...
38 Het is nu twintig jaar, dat ik bij u
geweest ben; uw ooien en uw geiten
hebben geen misdracht gehad...
Genesis 31
8. Genesis 30
8
30 ... nu dan, wanneer zal ik ook eens voor
mijn eigen huis kunnen werken?
> "het huis van Jakob"
9. Genesis 30
9
31 Toen zeide hij: Wat zal ik u geven? Maar
Jakob zeide: Gij behoeft mij niets te
geven; ik zal wederom uw vee weiden en
hoeden, indien gij mij slechts dit wilt
toestaan:
10. Genesis 30
10
32 Ik zal heden door al uw kleinvee gaan
en daaruit elk gespikkeld en gevlekt stuk
kleinvee afzonderen; elk zwart stuk onder
de schapen, en wat gevlekt en gespikkeld
is onder de geiten, dat (S.V: zulks) zal mijn
loon zijn WORDEN.
11. Genesis 30
11
33 En mijn eerlijkheid gerechtigheid zal
morgen voor mij spreken, wanneer gij mijn
loon zult komen bezichtigen: alles wat niet
gespikkeld of gevlekt is onder de geiten of
zwart onder de schapen, dat zal als door
mij gestolen gelden.
gerechtigheid > geloof!
Rom.4:5
13. Genesis 30
13
35 Toen zonderde hij (=Laban) op die dag
de gestreepte en gevlekte bokken af en alle
gespikkelde en gevlekte geiten, alles
waaraan iets wits was, benevens alles wat
zwart was onder de schapen, en hij stelde
het onder de hoede van zijn zonen.
14. Genesis 30
14
36 En Laban bepaalde een afstand van drie
dagreizen tussen zich en Jakob, en Jakob
weidde het overige vee van Laban.
17. Genesis 30
17
37 ... van populieren, amandelbomen en
platanen, en schilde daarop witte strepen
door het wit aan de takken te ontbloten.
St.Vert.:
"ontblotende het wit,
hetwelk aan die roeden was..."
18. Genesis 30
18
38 Hij legde de staven die hij geschild had,
in de troggen, in de drinkbakken, waar het
kleinvee kwam drinken, vlak voor het
kleinvee...
10 Jakob ... wentelde de steen van
de opening van de put en drenkte het
vee van Laban...
Genesis 29
19. Genesis 30
19
38 .... en zij werden bronstig, als zij
kwamen drinken.
lett. warm
St.Vert.: verhit
20. Genesis 30
20
39 Was het kleinvee bronstig geworden bij
de takken, dan wierp het gestreepte,
gespikkelde en gevlekte jongen.
21. Genesis 30
21
40 Dan scheidde Jakob de schapen af,
keerde de koppen van het kleinvee naar
het gestreepte en naar al het zwarte onder
Labans kleinvee, en zette die kudden voor
zich afzonderlijk, en plaatste ze niet bij het
kleinvee voor Laban.
22. Genesis 30
22
41 En telkens, als het sterkste (lett.
vroege) kleinvee bronstig werd, legde
Jakob de takken voor de ogen van het
kleinvee in de troggen, opdat zij bij de
takken bronstig zouden worden.
23. Genesis 30
23
42 Maar als het kleinvee zwak was (SV.
spade hittig werd), legde hij ze er niet in;
aldus waren de zwakke (lett. late) dieren
voor Laban en de sterke (lett. vroege) voor
Jakob.
24. 2 ... wanneer gij u dan tot de HERE,
uw God, bekeert en naar ZIJN STEM
LUISTERT (...)
3 dan zal de HERE, uw God, in uw lot
een keer brengen en Zich over u
erbarmen; Hij zal u weer
bijeenbrengen uit al de volken,
naar wier gebied de HERE, uw God, u
verstrooid heeft.(...)
6 En de HERE, uw God, zal UW HART
en het hart van uw nakroost
BESNIJDEN, zodat gij de HERE, uw
God, liefhebt met geheel uw hart en
met geheel uw ziel, opdat gij leeft.
Deuteronomium 30
24
25. Genesis 30
25
43 Derhalve nam die man ten zeerste toe in
bezit, en hij had veel kleinvee, slavinnen,
slaven, kamelen en ezels.
26. 42 Het is nu twintig jaar, dat ik (=Jakob) in
uw (=Laban's) huis geweest ben; ik heb u
veertien jaar om uw beide dochters gediend
en zes jaar om uw vee, en gij hebt mijn loon
tienmaal veranderd.
43 Indien de God van mijn vader, de God
van Abraham en de Vreze van Isaak, niet
met mij was geweest, dan zoudt gij mij nu
voorzeker met lege handen hebben
weggezonden...
Genesis 31
26
27. Zalig hij, die in dit leven.
JACOBS GOD TER HULPE HEEFT;
Hij, die door de nood gedreven,
Zich tot Hem om troost begeeft;
Die zijn hoop in 't hach'lijkst lot
Vestigt op de Heer, zijn God.