frans 3.3, woordenlijst

1. Woordenlijst plaatjes Frans.
Mandy boetzkes m1b.

2. Le marché = de markt

3. Grand(e) = groot

4. Petit(e) = klein

5. Au milieu = in het midden

6. Aller = gaan

7. Renter = thuis komen

8. Manger = eten

9. La couleur = de kleur

10. Vert(e) = groen

11. Rouge = rood

12. Bleu(e) = blauw

13. Jaune = geel

14. Blanc / blanche = wit

15. noir(e) = zwart

16. La cuisine = de keuken

17. La salle de bains = de badkamer

18. En bas = beneden

19. Le lit = het bed

20. L’armoire v = de kast

21. La chaise = de stoel

22. L’ordinateur = de computer

23. La fenêtre = het raam

24. Le mur = de muur

25. Tu veux? = wil je?

26. déjà = al

27. La semaine = de week

28. La familie = de familie

29. La grand-père = de opa

30. La grand-mère = de oma

31. Les fruits = het fruit

32. La thé = de thee

33. La baguette = het stokbrood

34. L’orange = de sinaasappel

35. Le yaourt = de yoghurt

36. Le supermarché = de supermarkt

37. Le camping = de camping

38. La caravane = de caravan

39. Le restaurant = het restaurant

40. Le chien = de hond