3. Waarom produceren bedrijven in
de tertiaire sector?
A. Om klanten te vriend te houden.
B. Om winst te maken.
C. Omdat we behoeften hebben.
4. Waarom produceren bedrijven in
de quartaire sector?
A. Omdat er geen winst op gemaakt kan worden en
de bevolking het nodig heeft.
B. Omdat als iedereen het kan produceren er geen
eerlijke concurrentie is.
C. Omdat dit te duur is voor producenten.
5. Hoe bereken je de netto-winst?
A. Bedrijfskosten – Brutowinst.
B. Inkoopwaarde – Bedrijfskosten.
C. Brutowinst – bedrijfskosten.
6. Wat is de bedrijfskolom?
A. De productie van een goed van begin tot het einde.
B. De weg die goederen afleggen vanaf de allereerste
grondstof totdat het eindproduct bij de consument is.
C. Het moment dat grondstoffen worden gewonnen uit
de natuur tot aan de fabriek.
7. De benzinepomp gaat buiten het
verkopen van benzine,diesel en gas
ook eten en drinken verkopen.
A. Dit is een voorbeeld van
parallellisatie.
B. Dit is een vorm van specialisatie.
C. Dit is een vorm van differentiatie.
8. Een melkboer gaat het melk niet
meer vervoeren, dit laat hij vanaf nu
over aan een transportbedrijf.
A. Dit is een voorbeeld van integratie.
B. Dit is een voorbeeld van parallellisatie.
C. Dit is een voorbeeld van differentiatie.