1. Werk aan de winkel
in Brussel
nr 203
Oktober- december 2013
Dossier
Opleiding
en werk
2. WAT LEES JE IN DEZE KATERN?
Tracé Brussel laat je via deze katern kennis maken met de Nederlandstalige socio-professionele
inschakelingsector in Brussel die zich richt tot kansengroepen. Op deze manier willen we deze
sector samenbrengen met de welzijnssector. Doorheen de verschillende artikels en interviews
kom je meer te weten over een aantal organisaties die werkzoekenden begeleiden naar werk,
beroepsopleidingen organiseren of werkervaringsprojecten aanbieden. We staan ook telkens stil bij
de beleidsstructuren achter de initiatieven, met de nodige kritische bemerkingen. Zo krijg je een
inzicht in de Brusselse arbeidsmarkt en werkloosheidssituatie en vooral in de manier waarop de
opleidings- en tewerkstellingssector samen met de beleidsmakers daar op inspeelt.
Veel leesplezier!
3. WERK EN WERKLOOSHEID IN BRUSSEL: DE SCHETS VAN EEN PARADOX
HET BELEID: OVERHEDEN, INSTELLINGEN EN BEVOEGDHEDEN
BEGELEIDING NAAR WERK: VOOR IEDEREEN EN TOCH OP MAAT
NOOIT TE OUD OM TE LEREN: BEROEPSOPLEIDING IN BRUSSEL
SOCIALE ECONOMIE: AL DOENDE LEREN
DE ANDERE KANT VAN HET VERHAAL: DE WERKGEVERS
BRUSSELCOMPLEX: UITDAGINGEN VOOR DE TOEKOMST
TRACÉ BRUSSEL IN ‘T KORT
Werk aan de winkel
in Brussel
2
6
7
19
25
32
37
38
4. 2
WERK EN WERKLOOSHEID IN BRUSSEL: DE SCHETS VAN EEN PARADOX
De situatie in het Brussels hoofdstedelijk gewest
illustreert de paradox van de grote steden. Ze
creëren tegelijkertijd welvaart en armoede, in-
tegratie en uitsluiting. Het Brussels gewest is de
grootste tewerkstellingsplaats van het land en op
economisch vlak de derde rijkste regio van de Eu-
ropese Unie. Aan de andere kant heeft het de hoog-
ste werkloosheidsgraad van België. In oktober2013
waren in het Brussel gewest 111.519 niet-werkende
werkzoekenden bij Actiris ingeschreven. Op 1,13
miljoen inwoners komt dat overeen met een werk-
loosheidscijfer van ongeveer 20%. Dit percentage
is onder de crisis slechts matig toegenomen, wat
duidt op de structurele aard van de werkloosheid.
Structurele werkloosheid heeft structurele facet-
ten en oorzaken. Om te weten hoe om te gaan
met werkloosheid in Brussel is het nodig om de
bredere context te schetsen.
Geografische spreiding van werkloosheid
De werkloosheid in het Brussels gewest is niet ge-
lijkmatig verdeeld. Zoals veel grote steden kent
Brussel arme en rijke regio’s. Onderstaande kaart
geeft een interessant beeld op de werkloosheids-
situatie per gemeente. Daarin valt op dat de ge-
meenten die rond het stadscentrum liggen een ho-
gere werkloosheid kennen dan gemeenten die er
verder van af liggen.
Figuur 1: Werkloosheid op gemeentelijk niveau in het Brussels hoofdstedelijk gewest
eeuwse kroon rond het stadscentrum. De uitbouw
van deze buurten gebeurde ten tijde van de indus-
triële revolutie, met veel bedrijvigheid rond het
kanaal Brussel-Charleroi. In de 20ste eeuw begon
de industriële achteruitgang van Brussel en nam
ook de werkloosheid toe.1
1
Wijkmonitoring, 2013 (Wijkmonitoring.irisnet.be).
Binnen deze gemeenten kennen bepaalde wijken
ook nog een hogere werkloosheid dan andere. Het
gaat hier vaak om buurten waar problemen op ver-
schillende gebieden voorkomen, zoals armoede,
laag opleidingsniveau, moeilijke huisvestingssitua-
tie, etc. Men spreekt soms over de sikkel, de 19de
5. 3
Figuur 2: Werkloosheid op wijkniveau in het Brus sels hoofdstedelijk gewest
Kansen op de Brusselse arbeidsmarkt of een mismatch tussen vraag en aanbod
Niet enkel kommer en kwel: het Brussels hoofd-
stedelijk gewest is de derde rijkste regio in de
Europese Unie en beschikt over een hoog aantal
arbeidsplaatsen, zo’n 700.000.
De tertiaire sector (diensten) vertegenwoordigt
vandaag nagenoeg 90 % van de totale werkgele-
genheid in het Brussels gewest. Brussel was begin
jaren ’60 nog de grootste industriestad van het
land, maar deze sector is erg gekrompen en blijft
krimpen.
Meer dan de helft van de arbeidsplaatsen in Brus-
sel wordt ingenomen door personen met een diplo-
ma hoger of universitair onderwijs (53 %). Tussen
1989 en 2007 is het aantal kortgeschoolde (geen
diploma secundair onderwijs) werknemers in het
Brussels gewest met 41 % gedaald, terwijl het aan-
tal werknemers met een hoog diploma met 62 % is
toegenomen. De economische activiteitensectoren
voor hoogopgeleiden zijn in Brussel sterk gegroeid.
Die voor kortgeschoolden zijn de laatste decennia
fors gedaald.
De drie grootste sectoren binnen de Brusselse ar-
beidsmarkt zijn het openbaar bestuur (107.055 ar-
beidsplaatsen), de gezondheidszorg en maatschap-
pelijke dienstverlening (73.021 arbeidsplaatsen)
en de financiële sector (68.900 arbeidsplaatsen).
Binnen deze sectoren valt het op dat de meerder-
heid van die arbeidsplaatsen bestemd zijn voor
hooggeschoolden (mensen met minstens een diplo-
ma hoger onderwijs). 81,7 % van de werknemers
binnen het openbaar bestuur zijn hooggeschoold.
Voor de maatschappelijke en gezondheidssector
ligt dit percentage op 62,7 % en in de financiële
instellingen is 93 % van de werknemers hoogge-
schoold.2
Het aanbod aan werkkrachten is met andere woor-
den niet afgestemd op de vraag van de werkgevers
of andersom. Deze mismatch is één van de grote
verklaringen voor de Brusselse werkloosheid.
2
De Brusselse arbeidsmarkt: statistische gegevens -
Werkende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid, april
2013 (http://www.actiris.be/Portals/36/Documents/NL/Wer-
kende beroepsbevolking en interne werkgelegenheid.pdf).
6. 4
Mobiliteit van de werkzoekenden
Mobiliteit van werkzoekenden in en buiten Brussel
Brussel bestaat uit 19 gemeenten en heeft duide-
lijke administratieve buitengrenzen. De echte in-
vloed van de Brusselse economie en de daarmee
samenhangende sociale realiteit strekt zich ech-
ter ver voorbij de gewestgrenzen uit. Zo zijn er
bijvoorbeeld op de luchthaven van Zaventem veel
jobs die niet ingevuld raken. Vaak zijn dat jobs die
door kortgeschoolden ingevuld kunnen worden en
nauwer aansluiten op het profiel van de Brusselse
werkzoekenden.
Dagelijks pendelen er 234.111 Vlamingen en
127.076 Walen naar Brussel. Samen vormt dit iets
meer dan de helft van de ongeveer 700.000 ar-
beidsplaatsen in de hoofdstad. Terwijl er in het
Brussels gewest veel jobs worden ingenomen door
niet-Brusselaars is dat omgekeerd minder het ge-
val.
Brusselaars hebben minder de neiging om buiten
het Brussels hoofdstedelijk gewest te gaan wer-
ken. Iets meer dan 66.000 personen werken nu bui-
ten Brussel, wat neerkomt op ongeveer 16 % van de
Brusselse beroepsbevolking. Een laag aantal, zeker
in functie van het groot aantal jobs voor kortge-
schoolden in de rand.
De laatste jaren is er wel een duidelijke stijging
van het aantal Brusselaars dat buiten het Brussels
hoofdstedelijk gewest gaat werken. Die stijging is
onder meer te wijten aan structurele samenwer-
king tussen de Vlaamse en Brusselse regering rond
de interregionale mobiliteit van de Brusselse werk-
zoekenden. Vlaanderen krijgt sommige vacatures
maar niet ingevuld, Brussel daarentegen heeft een
grote werklozenpopulatie.
De werkgeversorganisaties BECI (Brussel), Voka
(Vlaanderen), UWE (Wallonië) en het VBO (België)
lanceerden eind 2008 een ontwikkelingsstrategie
voor de Brusselse economische metropool voor de
komende 10 jaar. Het begrip ‘Brussels Metropoli-
tan Region’ was geboren. In die visie wordt verder
dan de gewestgrenzen gekeken en wordt een ge-
bied beschouwd waartoe ook grote delen van het
arrondissement Halle-Vilvoorde en de provincie
Waals-Brabant (arrondissement Nijvel) horen. Deze
verruimde blik vergt een nieuwe aanpak, waarbij
nog meer samenwerking tussen de verschillende
bevoegde overheden cruciaal is voor een duurzame
groei in deze regio.
Jongerenwerkloosheid
Brussel kent naast een jonge populatie ook een
hoge jongerenwerkloosheid. Onder de 25 jaar zit
ongeveer één persoon op drie (van de beroeps-
bevolking) zonder job. Het merendeel van deze
jongeren zijn kortgeschoold. Voor sommige wijken
gaat dat zelfs over (meer dan) de helft van de jon-
geren. Vroegtijdige schooluitval, gebrekkige talen-
kennis en laaggeschooldheid zijn slechts een paar
van de kenmerken van deze werkloze jongeren.
7. 5
Oorzaken van de werkloosheid
Verschillende maatschappelijke fenomenen hangen nauw samen met de evolutie van de werkloosheid.
Discriminatie
Ook discriminatie blijft een hardnekkig probleem.
Werknemers van niet-Europese origine zijn in be-
paalde sectoren bijna volledig afwezig en zeker in
banen waar de gemiddelde lonen het hoogst lig-
gen, zoals in de informatica en de financiële in-
stellingen. Ze zijn hoog vertegenwoordigd in onder
meer diensten aan ondernemingen, interimkanto-
ren, de gezondheidszorg, schoonmaakbedrijven,
bouw en horeca. Dit zijn sectoren met eerder lage
gemiddelde lonen. Ze zijn ook de grootste groep
in het werklozenbestand, met gemiddeld de lang-
ste werkloosheidsduur. Dat geldt vooral voor jonge
mannen en - opvallend – voor personen met een
hoger kwalificatieniveau. Kortgeschoolde personen
met een niet-EU afkomst hebben minder kans om
werk te vinden, welke job het ook moge zijn.
Talenkennis
Een andere oorzaak ligt in de gebrekkige talenken-
nis van werkzoekenden enerzijds en de taalver-
eisten van werkgevers anderzijds. Vaak moet men
kennis hebben van het Nederlands en het Frans
en soms ook nog van het Engels. En dat terwijl de
talenkennis van werkzoekenden gemiddeld eerder
laag is.
Jongerenboom!
De bevolking van Brussel is sinds de eeuwwisse-
ling onophoudelijk gegroeid en alle demografische
prognoses wijzen erop dat die groei zich de vol-
gende jaren zal verderzetten. Dit ondanks een ne-
gatieve interne migratie, waarbij meer Brusselaars
naar Vlaanderen of Wallonië trekken dan omge-
keerd. De aangroei is vooral een gevolg van immi-
gratie uit het buitenland en een hoog geboortecij-
fer bij vrouwen met een niet-Europese afkomst.
De bevolkingstoename situeert zich vooral bij ach-
tergestelde groepen. Er komen meer personen van
vreemde origine op arbeidsmarkt: moeilijkheden
van vandaag rond de situatie in het onderwijs en
op de arbeidsmarkt zullen zich nog scherper stel-
len. De bevolkingstoename situeert zich vooral bij
de beroepsactieve bevolking, meer bepaald in de
leeftijdscategorie van 20 tot 39 jaar.
Ongekwalificeerd uitstroom
28 % van de Brusselse werklozen heeft het secun-
dair onderwijs niet afgemaakt. 38 % heeft zijn
studies in het buitenland gedaan. Deze diploma’s
beantwoorden niet altijd aan de vereisten opge-
legd door het in België georganiseerde onderwijs-
systeem. Bijgevolg worden sommige diploma’s ook
niet erkend in België. Het gaat hier meestal om
diploma’s die buiten Europa behaald zijn. Maar
ook diploma’s die binnen de Europese Unie zijn be-
haald worden niet automatisch gelijkgesteld met
een Belgisch diploma. Tellen we beide cijfers sa-
men dan komen we aan 2 werklozen op 3 die geen
Belgisch diploma hoger secundair onderwijs heb-
ben. Volgens de Welzijnsbarometer heeft 37% van
de Brusselse jongere werklozen zelfs geen diploma
lager secundair onderwijs. Brusselaars zijn met an-
dere woorden laag opgeleid. Dit heeft drastische
gevolgen voor hun kansen op de arbeidsmarkt.
8. 6
HET BELEID: OVERHEDEN, INSTELLINGEN EN BEVOEGDHEDEN
De organisaties en instellingen die werk-
zoekenden klaar stomen voor de ar-
beidsmarkt en in dit dossier besproken
worden, worden betoelaagd door een
resem beleidsmakers en overheden. Wie
is waarvoor bevoegd op de Brusselse ar-
beidsmarkt? De federale overheid staat
tot op heden in voor de controle op het
zoekgedrag, voor de sanctionering van
werkzoekenden die te weinig inspannin-
gen doen om een job te vinden en voor
de uitbetaling van de werkloosheidsuit-
keringen. De instantie die deze taken op
zich neemt is de Rijksdienst voor Arbeids-
voorziening (RVA).
De zesde staatshervorming, die door
het leven gaat als het Vlinderakkoord,
brengt enkele veranderingen met zich
mee. Zo verschuiven de controle en
sanctionering van werkzoekenden op
termijn naar de gewesten. Het Brussels
hoofdstedelijk gewest zou deze opdracht
aan Actiris kunnen toevertrouwen, maar
kan ook beslissen om een nieuwe instel-
ling op te richten om die opdracht in te
vullen. De Brusselse overheid stelt dan
zelf de normen die bepalen of ‘iemand
voldoende inspanning levert’, na hoeveel
maanden iemand een job of opleiding
moet hebben gevonden etc. Waarvoor
het echter niet bevoegd is of zal worden,
is de hoogte van de uitkering, dat blijft
een federale aangelegenheid. Het bedrag
dat een werkzoekende krijgt blijft met
andere woorden even hoog voor iedereen
in België, of je nu in Vlaanderen, Brussel
of Wallonië woont. De RVA zal ook in de
toekomst de werkloosheidsuitkering blij-
ven uitbetalen.
De gewesten zijn al lange tijd bevoegd
voor begeleiding naar werk. Daarvoor
heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
een beheersovereenkomst met de Brus-
selse gewestelijke dienst voor arbeids-
bemiddeling Actiris. Actiris doet deze
begeleiding niet alleen, maar in samen-
werking met andere organisaties, met
partners waaraan het subsidies verleent.
Een ander facet van de arbeidsmarkt
waar de gewesten bevoegd voor zijn,
is de sociale economie. Het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest ondersteunt de
werkervaringsprojecten die deel uitma-
ken van de sociale economie en voorziet
subsidies voor de begeleiding en vorming
van de werknemers in deze werkerva-
ringsprojecten. De Sociale Economie is
nu nog een samenspel met het federale
niveau, na de uitvoering van de staats-
hervorming wordt die bevoegdheid volle-
dig overgedragen aan de gewesten.
Beroepsopleiding is een gemeenschaps-
bevoegdheid. De Vlaamse Gemeenschap
is bevoegd voor gemeenschapsaange-
legenheden in Vlaanderen én Brussel.
Via VDAB organiseert en subsidieert de
Vlaamse Gemeenschap het Vlaamse op-
leidingsaanbod in Brussel. Belangrijk om
weten: in Vlaanderen organiseert VDAB
arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding,
in Brussel enkel opleiding. VDAB is in
Brussel niet bezig met arbeidsbemidde-
ling, een taak die aan (de gewestelijke
dienst) Actiris toekomt. VDAB Brussel
staat in voor de organisatie en financie-
ring van Nederlandstalige beroepsop-
leidingen in het Brussels hoofdstedelijk
gewest. De Vlaamse Gemeenschapscom-
missie (VGC) neemt aanvullend een rol op
en subsidieert ook beroepsopleidingen.
In het Vlinderakkoord wordt de wet-
telijke mogelijkheid voorzien voor het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest om pro-
gramma’s voor beroepsopleidingen op te
zetten waarbij rekening wordt gehouden
met de specifieke situatie van Brussel.
9. 7
BEGELEIDING NAAR WERK: VOOR IEDEREEN EN TOCH OP MAAT
De hoge werkloosheidscijfers en de moeilijke situatie van werkzoekenden vragen om veel begeleiding. In Brussel
zijn er heel wat instellingen en organisaties die werkzoekenden begeleiden naar werk, opleiding of andere diensten.
Inwoners van het Brussels hoofdstedelijk gewest die werk zoeken moeten zich in eerste instantie richten tot Actiris,
de Brusselse gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling. Naast Actiris bieden ook de Brusselse Werkwinkels en heel
wat organisaties een basisdienstverlening voor Brusselse werkzoekenden. Hieronder vindt u een overzicht van de
dienstverlening van Actiris, de Brusselse Werkwinkels en organisaties die zich inzetten voor specifieke doelgroepen.
Actiris
Als je je studies hebt beëindigd, je job hebt verloren of een
nieuwe job zoekt is de eerste stap de inschrijving bij Acti-
ris als werkzoekende. Zo’n inschrijving is belangrijk voor je
sociale zekerheid en vormt ook een voorwaarde om (soms
pas na een bepaalde termijn) een werkloosheidsuitkering te
verkrijgen. Actiris is de instelling die gewettigd is om attes-
ten af te leveren.
Zo’n inschrijving is niet enkel administratief van aard, je
kan als werkzoekende ook beroep doen op een heel scala
aan diensten dat Actiris aanbiedt. Actiris heeft in 18 van
de 19 Brusselse gemeenten een agentschap, waar je je kan
inschrijven, vacatures kan raadplegen en waar informatie-
zuilen staan. Die vacatures en informatie vind je ook op de
website www.actiris.be. De dienstverlening in de verschil-
lende agentschappen is overal hetzelfde en je kan er terecht
bij consulenten die je begeleiden naar werk en opleiding.
Sommige mensen moeten voor zichzelf nog uitklaren wat ze
juist willen doen, wat hun interesses zijn en welke moge-
lijkheden er allemaal bestaan. Actiris werkt met een per-
soonlijk actieplan dat een consulent samen met de klant op-
maakt, met een stappenplan dat op korte of lange termijn
naar werk moet leiden.
Daarbij biedt Actiris zelf intensieve begeleiding aan of werkt
het samen met andere organisaties, met ‘partners’ die be-
geleiding, opleiding, werkervaring of andere diensten aan-
bieden. In dit dossier bieden we een overzicht van de waaier
aan diensten die een aanbod in het Nederlands hebben.
Sommige personen hebben die intensieve begeleiding min-
der nodig en kunnen op eigen houtje aan de slag. Daarvoor
stelt Actiris pc, printer en telefoon ter beschikking in de
agentschappen en de Jobfocus Zoekruimte, die je als inge-
schreven werkzoekende zelf kan gebruiken, eventueel met
hulp van Actiris-medewerkers. Je kan bij Actiris ook terecht
om een taaltest af te leggen en om informatie te krijgen
over werken in het buitenland.
Je kan ook terecht bij Self’Actiris, een zoekruimte met com-
puters, interactieve zuilen en waardevolle informatie die je
gratis mag gebruiken om zelfstandig naar werk te zoeken.
Actief Zoeken naar Werk
Veel Brusselse werkzoekenden vinden
moeilijk een job, hebben weinig zicht
op hun eigen mogelijkheden en zijn
vaak te laag opgeleid. Begeleiding
is voor hen dan ook geen overbodige
luxe. Actiris biedt, samen met enkele
van zijn partners (Groep Intro Brussel,
InBrussel, Kurasaw Tewerkstelling,
Manpower Woluwe), de modules ‘Ac-
tief Zoeken naar Werk’ (AZW) aan. In
een Atelier Actief Zoeken naar Werk
krijg je hulp bij het zoeken naar werk,
rekening houdend met je profiel en
met de situatie op de arbeidsmarkt.
Een AZW is als een doorgedreven trai-
ning om zelf werk te leren zoeken met
aandacht voor beroepsoriëntering,
het opstellen van curriculum vitae
en sollicitatiebrief, het aanleren van
telefoontechnieken, het oefenen van
een sollicitatiegesprek en psychotech-
nische testen. Ook de juiste kanalen
om een job te zoeken komen aan bod.
10. 8
De Brusselse Werkwinkels
In de Brusselse Werkwinkels kunnen werkzoeken-
den terecht voor begeleiding en advies bij het
zoeken naar opleidingen of jobs. Zij richten zich
tot Nederlandstalige, Franstalige of anderstali-
ge werkzoekenden (ingeschreven bij Actiris) die
bereid zijn om Nederlands te leren of die al wat
Nederlands geleerd hebben. In samenwerking met
werkgevers onderneemt de Werkwinkel concrete
acties om de inschakelingskansen van werkzoeken-
den te verhogen. Ze werken samen met het net-
werk van Nederlandstalige begeleidingsdiensten,
opleidings- en werkervaringspartners.
De Brusselse Werkwinkels worden beheerd door
Tracé Brussel vzw. Naast consulenten van Tracé
Brussel zijn er ook in elke werkwinkel VDAB-con-
sulenten aanwezig die werkzoekenden met een
opleidingsvraag ontvangen. Ze begeleiden ook
ex-cursisten naar werk tot 6 maanden na het einde
van de VDAB-opleiding. De consulenten van CAD De
Werklijn (zie p. 13) ontvangen op afspraak werk-
zoekenden met een vermoeden van arbeidshandi-
cap, elke donderdagnamiddag in Werkwinkel Zuid.
Nieuwe klanten met een algemene vraag rond werk
of opleiding volgen eerst een algemene infosessie.
Daarna krijgt de klant een referentieconsulent die
hem of haar begeleidt doorheen een traject waar-
in verhogen van competenties, groeien in het zelf-
standig zoekgedrag en samenwerking met partners
centraal staan. Elk traject is maatwerk. Volgende
stappen kunnen aangeboden worden:
• Online inschrijving bij Actiris of
doorverwijzing naar Actiris;
• Beroepsoriëntering;
• Begeleiding bij het zoeken naar een
opleiding of een taalcursus;
• Begeleiding bij het zoeken van gepaste
vacatures of spontaan solliciteren;
• Begeleiding bij het opstellen van cv’s en
motivatiebrieven,
• Inoefenen van gesprekken;
• Informatie over tewerkstellingsmaatrege-
len en mobiliteit;
• Begeleiding of doorverwijzing indien rand-
factoren het traject naar werk belemme-
ren.
De klanten onderschrijven een charter waarin
rechten en plichten zijn opgenomen. De pc-zoek-
ruimte en de telefoon staan ter beschikking van
klanten, met begeleiding van een consulent of om
zelfstandig te zoeken. Op geregelde tijdstippen
zijn er jobateliers waarin klanten in kleine groep-
jes begeleid worden in de pc-zoekruimte.
11. 9
Rose, klant van de Brusselse Werkwinkel: “Met het beetje Nederlands dat ik nu ken, helpt
Fien me bij het solliciteren voor jobs waarbij kennis van het Nederlands belangrijk is”
“Ik ben Rose, kom uit Congo en heb vijf kin-
deren. Ik studeerde in Congo en hier in Bel-
gië volgde ik de opleiding ‘polyvalent ver-
zorgende’ in het Frans. Ik werkte in twee
Brusselse ziekenhuizen. Op mijn laatste
werk werd mij gevraagd Nederlands te leren
en zo ben ik een cursus Nederlands begon-
nen bij CVO (Centrum voor Volwassen On-
derwijs) Lethas, 2 keer per week.
Mijn vrienden vertelden me dat werk zoeken
via de Werkwinkel interessant is. Ondertus-
sen was mijn contract afgelopen en heb ik
me hier in Werkwinkel Centraal ingeschre-
ven. Eerst was er een infosessie, daarna
werd Fien mijn vaste consulent met wie ik
regelmatig afspraken heb. Ik apprecieer de
begeleiding die ik krijg in de Werkwinkels.
Vroeger waren mijn grootste struikelblokken
mijn beperkte kennis van het Nederlands en
computers. Met het beetje Nederlands dat
ik nu ken, helpt Fien me bij het solliciteren
voor jobs waarbij kennis van het Nederlands
belangrijk is. Fien heeft me ook geleerd hoe
ik kan zoeken en solliciteren via internet.
We hebben een profiel aangemaakt in ‘Mijn
Actiris’. Nu wil ik ook een pc-cursus volgen
om ook zelfstandiger te zoeken want thuis
hebben mijn kinderen een computer en ik
hoop snel werk te vinden.”
“Ik haal mijn drive
uit de samenwerking
met de klanten, hun
wens om iets te vin-
den dat bij hen past,
motiveert me.”
(Hanne, consulente
Brusselse Werkwinkel)
13. 11
ARBEIDSHANDICAP is een begrip dat VDAB
hanteert en als volgt definieert: ‘elk langdu-
rig probleem van deelname aan het arbeids-
leven dat te wijten is aan het samenspel
tussen functiestoornissen van mentale, psy-
chische, lichamelijke of zintuiglijke aard,
beperkingen bij het uitvoeren van activitei-
ten en persoonlijke en externe factoren’.
ARBEIDSZORG is een vorm van onbezoldigde
arbeid en richt zich tot personen die omwil-
le van persoonsgebonden en/of maatschap-
pijgebonden redenen op het moment van
hun instap, niet kunnen werken onder een
arbeidscontract. Deze mensen zijn in staat
om arbeid te verrichten, maar kunnen niet
voldoen aan de voorwaarden gesteld door
de arbeidsmarkt. Arbeidszorg is er dan ook
als arbeidsmarktinstrument, voor die groep
mensen die ook in de sociale economie geen
plaats vinden. (Definitie van de Ronde Tafel
Arbeidszorg)
ARBEIDSTRAINING is een tijdelijke werk-
vorm die toegepast wordt bij Atelier Groot
Eiland, waarbij werkzoekenden, die omwille
van persoonsgebonden of maatschappelijke
belemmeringen onvoldoende draagkracht
hebben om te werken, arbeidsmatige activi-
teiten uitoefenen onder intensieve begelei-
ding. Hun draagkracht wordt op die manier
vergroot om vervolgens hun traject voort te
zetten richting opleiding of tewerkstelling
(beschermd of normaal economisch circuit).
Specifieke begeleiding naar werk
Naast het algemene aanbod van Actiris en de
Brusselse Werkwinkels zijn er aantal organisaties
die werkzoekenden met specifieke moeilijkheden
(schulden, huisvesting, alcohol en drugs, etc.) be-
geleiden. Zij moeten wel steeds inschrijfbaar zijn
bij Actiris. We brengen het verhaal van enkele van
deze organisaties.
CAD (Centrum Ambulante Diensten)
Bij CAD De Werklijn kunnen werkzoekenden te-
recht met een (vermoeden) van een arbeidshandi-
cap, die zowel verstandelijk, psychisch, fysiek of
sensorisch van aard kan zijn. Het gaat om zowel
kort- als hooggeschoolden. Er wordt de nodige tijd
genomen om een zicht te krijgen op de mogelijk-
heden van de cliënt. Hiervoor werkt De Werklijn
samen met de doorverwijzende organisatie en de
GA (Gespecialiseerde Arbeidsonderzoeksdienst) De
Vest. De Werklijn heeft de nodige ervaring en het
netwerk om iemand een meerwaarde in zijn zoek-
tocht naar werk te bieden. Ze verwijzen ook door
naar specifieke initiatieven voor hun doelpubliek,
zoals arbeidszorg of beschutte werkplaatsen in
Vlaanderen. Indien nodig ondersteunen ze ook de
cliënt bij de aanvraag van de Vlaamse Ondersteu-
ningspremie (VOP). Dit gebeurt in samenwerking
met GTB-Vlaanderen (Gespecialiseerde Trajectbe-
paling en –begeleiding, zie p.12).
Werkzoekenden komen vooral bij De Werklijn te-
recht na doorverwijzing door organisaties uit de
opleidings- of tewerkstellingssector, zoals Actiris,
VDAB, RVA, de Brusselse Werkwinkels of andere
organisaties die opleiding of werkervaring aan-
bieden. Ook de dienst Begeleid Wonen leidt werk-
zoekenden toe naar De Werklijn. De doelgroep is
Nederlandstalig of anderstalig, maar met de be-
reidheid om intensief Nederlands te leren. Jaar-
lijks begeleidt De Werklijn een 160-tal personen.
14. 12
“Er is slechts één
beschutte werkplaats
in het Brusselse, met
lange wachtlijsten
tot gevolg.”
Kristien Dierckx is coördinator en trajectbe-
geleider bij CAD De Werklijn. We hebben een
gesprek met haar over de dienstverlening van
CAD De Werklijn.
Er zijn verschillende diensten die jullie doelpu-
bliek begeleiding aanbieden. Daarbij horen we
jullie naam vallen, maar ook die van GTB en de
GA (Gespecialiseerde Arbeidsonderzoekdienst) De
Vest. Wat is het verschil tussen de verschillende
organisaties?
“GTB is de gespecialiseerde trajectbegeleidings-
dienst die werkzoekenden met een handicap in
Vlaanderen begeleidt. In Brussel begeleidt GTB
Brusselse werkzoekenden die niet inschrijfbaar
zijn bij Actiris, omdat ze bijvoorbeeld op de mu-
tualiteit staan. Met GTB is overeengekomen dat
zij deze Brusselaars die op de mutualiteit staan,
helpen. CAD De Werklijn begeleidt werkzoekenden
die wel inschrijfbaar zijn bij Actiris.
GA De Vest screent en laat werkzoekenden door-
stromen naar werk. Op basis van testen en onder-
zoek door een multidisciplinair team van een arts,
psycholoog en maatschappelijk werker geven ze de
cliënt advies. Dat kan gaan over de haalbaarheid
van werken op zich of het soort werk dat de cli-
ënt kan doen. Daarnaast doet GA De Vest ook aan
zorg-onderzoek om bij het VAPH (Vlaams Agent-
schap voor Personen met een Handicap) een er-
kenning te bekomen voor bijvoorbeeld ondersteu-
ning in de thuissituatie. Werkzoekenden met een
visuele handicap kunnen voor screening en oriën-
tatie terecht bij de gespecialiseerde arbeidsonder-
zoeksdienst (GA) van de Brailleliga.”
Vinden jullie cliënten gemakkelijk werk?
“De werkzoekenden die we begeleiden hebben
niet altijd een realistisch ‘jobdoelwit’. Er is heel
wat begeleiding nodig voor iemand de klik maakt
en zijn verwachtingen bijstelt. We bieden de werk-
zoekende de nodige nieuwe perspectieven. De klik
komt er door ze allerhande zaken te laten pro-
beren, bijvoorbeeld een stage in een beschutte
werkplaats of door met hen langs te gaan bij een
opleidingsorganisatie. Ze ‘begeleid tegen de muur
laten lopen’, helpt hen om hun ‘jobdoelwit’ bij te
stellen.
Subsidiegevers hechten er veel belang aan dat een
traject lineair verloopt, maar dit is niet haalbaar.
We moeten telkens de eerste stap in de begelei-
ding afwachten alvorens het traject verder te be-
palen.
In de 20 jaar dat CAD De Werklijn aan begeleiding
doet, zien we dat het steeds moeilijker wordt om
de werkzoekenden op de reguliere arbeidsmarkt
tewerk te stellen. Werkgevers stellen hoge eisen.
Louter uitvoerend administratief werk, zoals bij-
voorbeeld de job van bode, bestaat niet meer.
Waar komen jullie cliënten voornamelijk terecht?
“Onze cliënten stromen vooral door naar omkader-
de tewerkstelling in het Brussels gewest en in de
rand. Er is slechts één beschutte werkplaats in het
Brusselse, met lange wachtlijsten tot gevolg. Je
handicap moet ook officieel erkend zijn om er aan
de slag te gaan. Ons doelpubliek heeft nog andere
problemen, zoals een beperkt leervermogen, vaak
in combinatie met sociale problemen. Daarom zijn
er ook structurele oplossingen nodig voor ons doel-
publiek, waarin ze tijdens hun werk of activiteit
constant worden begeleid, zoals in arbeidszorg en
sociale werkplaatsen. Helaas is het aanbod ontoe-
reikend of soms zelfs bijna onbestaand in Brussel.
Het gebrek aan vacatures voor kortgeschoolden in
Brussel zorgt voor extra druk bij onze klanten en
de trajectbegeleiders.
Daarom is het spijtig dat er geen duurzame te-
werkstelling bestaat in het Brussels gewest zoals
dat in Vlaanderen wel het geval is met arbeidszorg
en sociale werkplaatsen. Vooral werkzoekenden
met leermoeilijkheden in combinatie met bijvoor-
beeld rugproblemen dreigen uit de boot te vallen.
Ook in beschutte en sociale werkplaatsen raken ze
zeer moeilijk aan de bak.”
15. 13
Job-Link
Job-Link is expert inzake arbeidshandicap op
het werk en werkt nauw samen met o.a. CAD De
Werklijn. De begeleiding van Job-Link is nog een
stuk intensiever en meer gericht op de reguliere
arbeidsmarkt. Ze begeleiden werkzoekenden met
een arbeidshandicap naar werk maar coachen ook
werknemers met een arbeidshandicap op de werk-
vloer.
Het doelpubliek van Job–Link zijn personen met
een arbeidshandicap, jongeren die afstuderen in
het Buitengewoon Secundair Onderwijs (BUSO) of
personen met fysieke problemen zoals rugproble-
men (vaak als gevolg van zwaar fysiek werk). Het
doelpubliek is vaak kortgeschoold. Job-link bege-
leidt jaarlijks een 40-tal werkzoekenden in het
Brussels hoofdstedelijk gewest, daarvan stroomt
60 % door naar werk.
In het Brussels gewest kunnen de cliënten van
Job–Link een beroep doen op een jobcoach. Een
specifiek onderdeel van hun begeleiding is de op-
leiding op de werkvloer (stage). Hierbij volgt een
jobcoach van Job–Link intensief het tewerkstel-
lingsproces op. De jobcoaching is altijd op maat.
Ze zijn erbij tijdens het kennismakingsgesprek en
zorgen er ook voor dat bij de opstart op de werk-
vloer er een goed onthaal is. Tijdens dit gesprek
tussen de cliënt, de werkgever en de jobcoach
wordt besproken hoe kan worden omgegaan met
de beperking van de cliënt. Indien nodig draait de
jobcoach zelfs mee op de werkvloer. De jobcoach
neemt ook deel aan functioneringsgesprekken,
waar eventuele leerpunten worden aangebracht.
Na de stage kan een gespecialiseerde individuele
beroepsopleiding (GIBO) beginnen. Een GIBO is een
variant op de klassieke individuele beroepsoplei-
ding (IBO) en is bedoeld voor personen met een
arbeidshandicap. Deze organiseert Job–Link in sa-
menwerking met VDAB.
Job–Link is een partner van VDAB, personen met
een arbeidshandicap kunnen er terecht, ongeacht
hun statuut (werkloosheidsuitkering, mutualiteits-
kering, …). Inschrijfbaar zijn bij Actiris is niet
noodzakelijk.
“Voor één van onze
cliënten die doof
is, heeft Manpower
een reorganisatie
doorgevoerd, zodat
onze cliënt enkel
mails beantwoordt.
Zo’n werkgevers
zijn goud waard.”
We hebben een gesprek met Annelies Vestraets (jobcoach) en Babs Roex (inhoudelijk coördinator) van Job-Link.
Jullie doelpubliek zijn personen met een arbeidshandicap. Hoe baken
je zo’n begrip af?
“Bij het woord arbeidshandicap denken werkgevers in de eerste plaats
aan personen in een rolstoel. Maar personen met een arbeidshandicap
zijn een heel brede doelgroep. Het zijn ook personen met psychische
problemen die niet noodzakelijk zijn erkend door het Vlaams Agent-
schap voor Personen met een Handicap (VAPH). Pas tijdens een eerste
gesprek of tijdens de stage ziet de werkgever in wat dat betekent.”
Wat zijn ideale jobs voor jullie doelgroep?
“Er bestaat niet zoiets als dé ideale job. Afhankelijk van de vaar-
digheden van onze cliënt, gaan we op zoek naar een job op maat.
Daarvoor moeten we hem of haar goed kennen. Vervolgens proberen
we werkgevers ervan te overtuigen om van hun vaste stramien af te
stappen en een job op maat te creëren. Uitzonderingen maken ligt
moeilijk in het kader van een personeelsbeleid.
We kijken steeds naar waar iemand goed in is en gaan vervolgens
daarop inzetten.
Bij Manpower is er bijvoorbeeld een dienst waar vragen van klanten
per e-mail en telefoon worden beantwoord. Voor één van onze cliën-
ten die doof is, heeft Manpower een reorganisatie doorgevoerd, zo-
dat onze cliënt enkel mails beantwoordt. Zo’n werkgevers zijn goud
waard.
16. 14
We proberen bedrijven bewust te maken van de mo-
gelijkheden die er zijn om het werk beter te organi-
seren voor ons doelpubliek. Als je je daar als bedrijf
voor openstelt en kansen wil geven, dan lukt dat.
Werkgevers kunnen hier ook premies voor krijgen.”
Geven jullie zelf ook opleidingen?
“In het verleden deden we dat wel zelf, maar we zijn
daarvan afgestapt. We geloven veel meer in leren op
de werkvloer.
Wat we wel doen is opleiding op maat aanbieden met
daarop aansluitend een stage. Daarvoor hebben we
een erkenning ‘Gespecialiseerde opleidings-, begelei-
dings- en bemiddelingsdienst’ (GOB). We werken sa-
men met de competentiecentra van VDAB, waar onze
cliënten samen met andere cursisten een zogenaam-
de ‘geïntegreerde’ opleiding volgen.”
Welke knelpunten ondervinden jullie cliënten in hun
zoektocht naar werk?
“Eén van de knelpunten heeft te maken met de ver-
schillende overheden die van invloed zijn op de
situatie van de cliënten. Zo werken we enkel met
Vlaamse subsidies. Maar het Vlaamse systeem is niet
afgestemd op de Brusselse Nederlandstalige werkzoe-
kenden. Vlaamse Brusselaars met een handicap kun-
nen niet naar Actiris en voor een erkenning van het
VAPH moeten ze naar VDAB. Ook personen met een
uitkering van het RIZIV kunnen niet terecht bij Actiris.
Job-Link kiest zelf voor een werking in Brussel, want
er is een gebrek aan een Brussels kader voor personen
met een arbeidshandicap. Al deze verschillen tussen
Brussel en Vlaanderen maken het op administratief
gebied ingewikkeld voor onze Brusselse cliënten. Al-
lerlei procedures moeten worden doorlopen.
Actiris heeft een sociale dienst waar werkzoekenden
met specifieke moeilijkheden terecht kunnen, maar
die biedt niet hetzelfde kader aan als in Vlaanderen.
Het aanbod bij VDAB voor de doelgroep is transpa-
ranter. De begeleiding naar werk voor werkzoekenden
met een arbeidshandicap zou beter bij Actiris zitten.”
In de reeks ‘Hart voor een Handicap’ die in novem-
ber 2012 in De Standaard verscheen, kwam ook het
verhaal van een cliënt van Job-Link aan bod. Bella
(23) uit het Brusselse is in begeleiding bij Job–Link. Ze
kwam vijf jaar geleden uit Ghana naar België. Sinds
haar negende is ze doof. Ze leerde Nederlands, de
Vlaamse gebarentaal en behaalde haar diploma keu-
kenhulp. Ze zocht vast werk in een grootkeuken en
kon aan de slag bij Pizzahut in Zaventem mede dank-
zij de artikelenreeks in De Standaard.
Foto:DieterTelemans
17. 15
Atelier Groot Eiland
Atelier Groot Eiland richt zich ook op werkzoekenden met een arbeidshandicap. In hun deelwerkingen Etiket (ver-
zendatelier) en ArtiZan (ambachtelijk atelier en winkel) werken personen met een meervoudige problematiek. Beide
ateliers werken volgens de filosofie en methodologie van arbeidszorg (zie kader p. 11).
Arbeidszorg wordt niet structureel erkend in Brussel en wordt niet vermeld in de ordonnantie op de sociale economie
(zie p. 25). Atelier Groot Eiland wordt voor arbeidszorg gesubsidieerd door de VGC.
Tom Dedeurwaerder, coördinator van Atelier Groot Eiland: “Tewerkstelling op de reguliere
arbeidsmarkt is hierbij altijd het vertrekpunt maar het kan ook zijn dat de atelierwerking
het hoogst haalbare is.”
“De begeleiding bij Atelier Groot Eiland begint met
een kennis- en intakegesprek. Op basis daarvan
trachten we de competenties van de werkzoeken-
de in kaart te brengen. Vervolgens kan de persoon
proef draaien in de verschillende ateliers. Een tra-
jectplan wordt opgesteld, dat om de drie maanden
wordt besproken. Op het vlak van taal en attitudes
wordt gekeken welke vorderingen zijn gemaakt.
Bijna iedereen hier heeft persoonlijke problemen.
Sommige werkzoekenden hebben goede technische
vaardigheden maar nog niet de juiste attitudes of
ze hebben problemen met huisvesting of schulden
die een obstakel vormen voor hun functioneren.
Aan deze randproblemen wordt samen met de
trajectbegeleider gewerkt. Een trajectbegeleider
doet dat niet alleen, maar samen met de persoon,
omdat die anders niet leert hoe hij dit in de toe-
komst zelf kan oplossen.
In het project arbeidstraining (zie kader p. 11)
werkt de werkzoekende in het atelier. Tijdens een
bepaalde periode observeren we, om vervolgens te
bepalen welk vervolgtraject haalbaar is. Tewerk-
stelling op de reguliere arbeidsmarkt is hierbij al-
tijd het vertrekpunt maar het kan ook zijn dat de
atelierwerking het hoogst haalbare is. Arbeid geeft
deze mensen zingeving in hun bestaan en verhoogt
hun eigenwaarde. Door de formele en informele
contacten die ze hier hebben, worden ze uit hun
isolement gehaald. Deze personen verwerven op-
nieuw een arbeidsidentiteit mede omwille van het
wakker houden van groeiperspectieven die poten-
tieel aanwezig zijn.
De atelierwerking is een mooi model om iemand
nauw te kunnen opvolgen. Je ziet hem of haar dan
in een reële en beschermde context werken en je
kan inschatten welke capaciteiten iemand heeft en
hoe goed de samenwerking met anderen verloopt.
De werkzoekenden worden begeleid door jobcoa-
ches die met hen op zoek gaan naar de mogelijke
tewerkstellingskansen.
In Etiket en ArtiZan stroomt ongeveer 35 % door
naar tewerkstelling of opleiding. In de andere
werkervaringsprojecten zoals het sociaal restau-
rant Heksenketel en de schrijnwerkerij Klimop ligt
de doorstroom naar de arbeidsmarkt veel hoger.
Ondanks dat we met een publiek werken dat wei-
nig perspectief heeft op vaste tewerkstelling,
komt het zeker ook voor dat mensen doorstromen
naar de reguliere arbeidsmarkt. Dat is dan meest-
al naar jobs met repetitieve en eenvoudige taken,
zoals bandwerk of onthaal. Administratief werk
lukt ook als het deel uitmaakt van een groter ge-
heel, waarin eenvoudige taken zoals klasseren, ko-
piëren, etiketten plakken duidelijk kunnen worden
afgebakend.
Een probleem is het statuut van sommige mede-
werkers, vooral dan voor de medewerkers in ar-
beidszorg. Momenteel werken zij hier als vrijwil-
liger. Ze worden opgeroepen door de RVA en dat
zorgt voor spanningen bij dit kwetsbare publiek.
We zien ook dat personen willen overstappen van
de mutualiteit naar de RVA. Maar zij lopen het risi-
co hun uitkering te verliezen.”
18. 16
CAW Archipel – Hobo
CAW Archipel – Hobo is een dagcentrum voor thuislozen. Via hun vrijetijdsaanbod waarmee ze thuislozen bereiken,
proberen ze sommigen van hen stap voor stap weer naar de arbeidsmarkt te leiden.
De doelgroep van Hobo leeft niet noodzakelijk op straat, maar vooral in opvangtehuizen of in begeleid wonen. Ze
leven vaak in sociaal isolement, zonder opvangnet, familie of vrienden waar ze terecht kunnen. Vaak hebben ze psy-
chische problemen en sommigen zijn analfabeet. Bij Hobo komen veel vrouwen na een scheiding, nieuwkomers en
asielzoekers.
We hebben een afspraak met Sebastien De Wagter, trajectbegeleider bij CAW Archipel – Hobo.
“Thuisloosheid is vaak het symptoom
van iets anders. Als iemand bijvoorbeeld
een visueel probleem heeft dan weet je
waar je heel concreet rond moet wer-
ken. Bij thuislozen moet je vaak eerst
uitzoeken welke problemen er achter
schuilen en pas dan kan je naar oplos-
singen zoeken.”
“Als dagcentrum leeft Hobo van de samenwerking
met 34 Brusselse thuislozenorganisaties, een net-
werk dat Hobo zo goed mogelijk probeert te on-
derhouden. In een aantal thuislozenorganisaties
houden we ook permanenties. Wanneer we aanvra-
gen krijgen van nieuwe thuislozenorganisaties dan
zijn we wel veeleisend. Zo eisen we bijvoorbeeld
dat men positief achter de samenwerking staat en
dat ze zelf hun doelpubliek informeren en naar ons
doorsturen.’
De socio-culturele activiteiten die we aanbieden
zien we als essentieel. We werken rond attitudes
en taal. Voor personen die naar de activiteiten
(vrije tijd of lessen Nederlands) komen en die vra-
gen hebben over werk zoeken, maken we de brug
naar onze tewerkstellingsdienst. De vrijetijdsac-
tiviteiten zijn eigenlijk een manier om het ijs te
breken.
We helpen bij het zoeken naar werk, het is niet
de bedoeling dat we dat in hun plaats doen. We
burgeren hen als het ware in op de arbeidsmarkt.
Velen weten niet hoe de Belgische arbeidsmarkt
werkt en welke administratie is verbonden aan
werken. Ze zijn het gewoon om op iemand af te
stappen en om werk te vragen. Maar werk zoeken
is ingewikkelder dan dat, er komen veel papieren
bij kijken.
30% van het doelpubliek stroomt door naar werk
of een beroepsopleiding. Het werk dat ze vinden
is zeer uiteenlopend, dit kan het werken met
dienstencheques zijn, logistiek medewerker, arbei-
der, magazijnier, tewerkstelling als artikel 60’er,
technieker, ... Als ze werk vinden is dat meestal
‘via via’ en niet door zich kandidaat te stellen voor
officiële vacatures. Over het algemeen komen er
weinig reacties op officiële sollicitaties.
19. 17
Ons doelpubliek heeft moeilijkheden van heel uit-
eenlopende aard. Velen van hen hebben nog niet
gewerkt op onze arbeidsmarkt. De obstakels die
ze tegen komen zijn hun leeftijd, gebrek aan op-
leiding, ervaring, talenkennis en aan zelfredzaam-
heid. Velen hebben een onrealistisch verwach-
tingspatroon. Er is tijd nodig om dit bij te sturen.
Veel cliënten worden gediscrimineerd en raken
daardoor snel ontmoedigd. Men solliciteert veel en
denkt vervolgens dat men op het antwoord moet
wachten. Maar men moet net verder blijven solli-
citeren.”
RE–Activ van Groep Intro regio Brussel
Een hele andere doelgroep die aan bod komt is
die van ex-gedetineerden of gedetineerden die op
korte termijn vrijkomen. RE-Activ is een project
van Groep Intro regio Brussel waarbij ze (ex-)ge-
detineerden begeleiden. Het project voorziet in
minstens 45 begeleidingen waarbij er 45 % positie-
ve uitstroom moet zijn, naar (beroeps-)opleiding,
andere begeleidingsdiensten en/of tewerkstelling.
De cliënten van Re-Activ hebben dikwijls sociale
en administratieve moeilijkheden en hebben een
heel intensieve begeleiding van binnen naar buiten
de gevangenismuren nodig. De cliënten van Re-Ac-
tiv hebben het moeilijk met arbeidsattitudes, zich
aanpassen aan werkritmes en met het vinden van
een gepaste job. Werkgevers eisen ook meer en
meer een blanco attest van goed gedrag en zeden.
De detentieconsulenten Sandrine Rousseau en In-
Eén van die cliënten is Pascal (53), thuisloos en
met een referentieadres bij het OCMW. Hij kwam
al een tijdje naar de vrijetijdsactiviteiten van CAW
Archipel–HOBO en is er sinds kort ook in begelei-
ding naar werk. We vragen Pascal welke obstakels
hij tegenkomt bij het zoeken naar werk:
“Ik heb 3 handicaps om in de horeca te werken:
mijn leeftijd, ik ben een man en ik ben Belg. ‘U
bent te duur’. Anderen, niet–Belgen, accepteren
ze om voor veel minder loon te werken in de hore-
ca. Hetzelfde in de bouw. Ik heb me 2 jaar geleden
bij Actiris ingeschreven, maar ik ben 53 jaar. Ik ben
nog nooit door Actiris opgeroepen om te controle-
ren of ik werk zoek.”
grid Landuyt werken vooral in de gevangenissen
Sint–Gillis, Vorst en de vrouwenafdeling van Ber-
kendael. Ze begeleiden ook ex-gedetineerden bij
de opmaak van hun cv, het schrijven van motiva-
tiebrieven, het leggen van contacten met mogelij-
ke werkgevers en opleidingscentra en het oefenen
van sollicitatiegesprekken.
Werk zoeken vraagt veel moed en geduld en veel
zelfvertrouwen en motivatie is een must. Cliënten
blijven nog lang na de detentieperiode een nega-
tieve stempel dragen, ze ervaren dit als een dub-
bele straf.
Volgens de detentieconsulenten hebben de ex-ge-
detineerden het door de moeilijkheden die ze on-
dervinden, veel kans om te hervallen. Maar geluk-
kig zijn er ook succesverhalen, waardoor het werk
dat RE-Activ uitvoert, de moeite waard blijft.
20. 18
Vaststellingen
• De sociaal economische situatie en de mismatch op de arbeidsmarkt zoals beschreven
in het artikel ‘Werk en werkloosheid in Brussel: de schets van een paradox’ wordt in
de praktijk van de begeleiding dagelijks ervaren. Consulenten en begeleiders moeten
enerzijds rekening houden met de werkgevers en de hoge eisen op de arbeidsmarkt
en anderzijds moeten zij veel aandacht geven aan de competentieversterking van de
werkzoekenden. Het laatste is meestal een werk van lange adem. De economische crisis
verscherpt de tegenstellingen nog: er zijn minder vacatures waardoor er nog meer nood
is aan begeleiding en vooral opleiding.
• Actris neemt meer en meer de rol van regisseur op de arbeidsmarkt op en probeert zo
tot een aanbod te komen dat diverse vormen van begeleiding omvat. Het aanbod aan
diensten is echter nog steeds onoverzichtelijk voor werkzoekenden. Heel wat werkzoe-
kenden gaan bij verschillende diensten langs in de hoop zo snel mogelijk aan de slag te
kunnen gaan. Dit is niet efficiënt voor het traject van een werkzoekende en bemoeilijkt
het werk van de begeleiders.
• Ondanks investeringen door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is de begeleidingscapa-
citeit onvoldoende groot voor de meer dan 100.000 werkzoekenden. Dat is zeker het
geval voor werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, waartoe een
groot deel van de Brusselse werkzoekenden behoren.
• Voor een aantal groepen is de toegang tot de reguliere dienstverlening beperkt of zelfs
onbestaand. Het gaat dan over illegalen of personen in een precair verblijfstatuut, die
geen recht hebben op werken, een beroepsopleiding en volwassenonderwijs, of perso-
nen die enkel mogen werken via arbeidskaart B.
Beleid
Begeleiding naar werk is een bevoegdheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Zij richt-
te hiervoor de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling Actiris op. Actiris doet
dit echter niet alleen, maar in samenwerking met partners. Organisaties kunnen intekenen
op projectoproepen van Actiris en dan een specifieke opdracht uitvoeren rond begeleiding
naar werk.
Bijzonder is de situatie van de drie Brusselse Werkwinkels: deze zijn een samenwerkings-
verband tussen Actiris, de VDAB en Tracé Brussel vzw, tussen het begeleiding naar werk
(Brussels Gewest) en het beroepsopleiding (Vlaamse Gemeenschap).
21. 19
NOOIT TE OUD OM TE LEREN: BEROEPSOPLEIDING IN BRUSSEL
Werkzoekenden, ingeschreven bij VDAB of Actiris, kunnen in Brussel en Vlaanderen een beroepsopleiding volgen in
het Nederlands. Het aanbod van deze beroepsopleidingen is gevarieerd en verandert onder invloed van de evoluties
op de arbeidsmarkt.
De opleidingen richten zich vooral op knelpuntberoepen, jobs waarvoor moeilijk mensen te vinden zijn. Er zijn oplei-
dingen in heel verschillende sectoren, zoals administratie, transport, logistiek, horeca, zorg en ICT. Het volgen van
een beroepsopleiding is geen garantie op een job, maar verhoogt sterk de competenties en jobkansen.
Wat is een beroepsopleiding?
Een beroepsopleiding is een praktijkgerichte oplei-
ding om een beroep of vak te kunnen uitoefenen.
Het is de bedoeling dat iemand zo snel mogelijk
een job kan vinden, bij voorkeur ook in de sec-
tor van zijn of haar keuze. Het sluitstuk van een
beroepsopleiding is een stage in een bedrijf waar
je in de praktijk kan toepassen wat je leerde. De
stage betekent soms de opstap naar een job.
Naast deze kwalificerende beroepsopleidingen,
waar je een nieuwe job leert, zijn er ook kortere
opleidingen om specifieke nieuwe vaardigheden te
verwerven (ICT, talen, ….) en korte vooropleidin-
gen of beroepsgerichte cursussen Nederlands voor
je een kwalificerende beroepsopleiding kan star-
ten.
Verwerven van beroepscompetenties is één zaak, er
werk mee vinden een andere. Een opleiding houdt
daarom ook in dat je leert solliciteren, vacatures
opzoeken en je presenteren bij de werkgever. Bij
een deel van de VDAB-erkende beroepsopleidingen
word je ook begeleid door een trajectbegeleider
en ondersteund bij je stappen naar een werkgever.
Tot zes maanden na het beëindigen van zo’n oplei-
ding, kan een werkzoekende dan een beroep doen
op deze dienstverlening.
Instructietaal?
De VDAB-erkende beroepsopleidingen worden in
het Nederlands gegeven, maar dat betekent niet
dat je Nederlandstalig moet zijn om ze te kun-
nen volgen. De meerderheid van de deelnemers in
VDAB-erkende opleidingen zijn mensen die het Ne-
derlands niet als moedertaal hebben. Sinds jaren
worden er inspanningen gedaan om beroepsoplei-
dingen toegankelijker te maken voor anderstaligen
én worden er voor werkzoekenden beroepsgerich-
te taalcursussen georganiseerd. Tijdens de oplei-
dingen wordt ook taalondersteuning voorzien voor
werkzoekenden.
De instapvoorwaarden Nederlands voor beroeps-
opleidingen in technische richtingen zijn relatief
laag, de instapvoorwaarden voor beroepsopleidin-
gen voor jobs waar je meer Nederlands nodig hebt
(zoals zorg- en administratieve beroepen) zijn ho-
ger.
Waartoe leidt een beroepsopleiding?
Iemand die een beroepsopleiding met succes af-
rondt, ontvangt een VDAB-getuigschrift. Voor
sommige beroepsopleidingen werkt VDAB samen
met Centra voor Volwassenenonderwijs. Na zo’n
VDAB-erkende onderwijsopleiding, ontvang je een
onderwijsgetuigschrift van de afgelegde modules.
Het doel van een beroepsopleiding is en blijft werk
vinden.
Als je voor het einde van je beroepsopleiding al
werk vindt, kan je zonder probleem de beroepsop-
leiding verlaten.
22. 20
Wat met mijn uitkering?
Wat met de extra kosten?
Aan het begin van een opleiding onderteken je
een opleidingscontract. Een beroepsopleiding vol-
gen is gratis en je behoudt bovendien je RVA- of
OCMW-uitkering. Een aantal kosten wordt terug-
betaald, zoals het vervoer naar het opleidingscen-
trum én de kosten voor kinderopvang. Je behoudt
financieel minimaal wat je al hebt. Het volgen van
een beroepsopleiding is een ‘investering’ in de
toekomst.
Meer info over de premies vind je op www.vdab.be
> opleidingen > premies.
Waar kan je een beroepsopleiding volgen
in Brussel?
De meest bekende aanbieder van Nederlandstali-
ge beroepsopleidingen is VDAB, die in Brussel over
twee opleidingscentra beschikt (competentiecen-
trum Wetstraat en competentiecentrum Ander-
lecht).
Daarnaast zijn er ook organisaties die beroepsop-
leidingen organiseren met betoelaging en erken-
ning van VDAB. Dit zijn Atelier Groot Eiland, De
Pianofabriek, Familiehulp, Groep Intro Brussel,
Intec Brussel, JES, Maks-Kurasaw, Solidariteit voor
het Gezin en Vokans. Je kan ook VDAB-erkende
beroepsopleidingen volgen bij Centra voor Volwas-
senenonderwijs, zoals horeca-opleidingen bij CVO
Elishout en zorgopleidingen bij CVO Brussel.
In Brussel zijn er natuurlijk niet enkel beroepsop-
leidingen in het Nederlands. Het overgrote deel
van erkende beroepsopleidingen in het Brussels
hoofdstedelijk gewest wordt aangeboden door
Bruxelles Formation én zijn Franstalige partners.
Inhoudelijk zijn de uitgangspunten voor dat be-
roepsopleidingsaanbod vergelijkbaar met het aan-
bod langs Nederlandstalige kant.
Hoe kiezen?
De keuze voor een beroepsopleiding is niet een-
voudig, want je moet met veel rekening houden:
interesse, startkennis en –vaardigheden, oplei-
dingsplaats, duur van de opleiding, tewerkstel-
lingskansen, … De Brusselse Werkwinkels helpen
geïnteresseerde werkzoekenden om hun keuze te
maken.
23. 21
Het opleidingsaanbod in cijfers
In 2012 namen 2641 personen deel aan VDAB erkende beroepsopleidingen in het Brussels hoofdstedelijk gewest.
42,1 % van de cursisten volgde een opleiding bij VDAB. 57,9 % volgde een opleiding bij een partner van VDAB.
Ongeveer 60 % van de cursisten zijn Brusselaars.
VDAB-cursisten per sector Leeftijdsverdeling VDAB-cursisten
59% van de cursisten is tussen de 30 en 50 jaar.
Studieniveau VDAB-cursisten
Bijna 50 % van de Brusselse VDAB cursisten is kortgeschoold (max. 2de graad van secundair onderwijs behaald),
33,8% is middengeschoold (max. diploma secundair onderwijs), 16,7 % is hooggeschoold.
Interview met een Rita Bahi,
ex-cursiste in de zorgsector
“Ik ben Rita en ben sinds november 2009 in België.
In februari 2010 nam ik deel aan een inburgerings-
cursus. Daarna leerde ik Nederlands en vanaf fe-
bruari 2010 volgde ik een vooropleiding social pro-
fit bij de VDAB in Brussel om nog meer Nederlands
voor de zorg te leren. In september 2011 startte ik
een opleiding tot zorgkundige bij Solidariteit voor
het Gezin in Brussel en sinds december 2012 ben ik
aan het werk als zorgkundige.
Het is belangrijk dat je zelf naar je eigen situa-
tie kijkt en goed nadenkt over wat je wil doen. Ik
wilde altijd al verpleegster worden, ook toen ik
nog in mijn geboorteland woonde. Maar ik kies ook
voor dit beroep omdat er me verteld werd dat er
veel werk is in de zorg. Uitleg over de kansen op
een job in verschillende sectoren en over opleidin-
gen naar werk was voor mij heel belangrijk.
Ik studeerde in mijn land een commerciële richting
in een hogeschool, maar verpleegkundige worden
was en is nog steeds mijn droom. Als ik nu enkele
jaren werk als zorgkundige, kan ik later mogelijk
verder studeren voor verpleegkundige. Het belang
van een opleiding leer je pas goed inschatten als
je echt aan de slag bent. In de opleiding bij So-
lidariteit voor het Gezin leerde ik wat nodig was
voor mijn werk in het rusthuis. In de cursus wa-
ren er naast lessen psychologie, arbeidswereld,
verzorging en communicatie ook praktische lessen
over bijvoorbeeld koken. Zo hebben we veel ge-
leerd over de gewoonten van de mensen hier en
wat mensen eten. Dat is goed, zo kan je beter je
werk doen.
De combinatie met mijn gezinsleven was niet al-
tijd gemakkelijk. Ik moest aan mijn dochter, die nu
10 jaar is, uitleggen dat ik er niet altijd kon zijn
24. 22
tiegesprek (mijn eerste trouwens) en werd aange-
worven. Ik werk sinds december 2012 voltijds in
een woon-en zorgcentrum als zorgkundige, en ben
tevreden, vooral door het contact met de bewo-
ners, die veel hulp nodig hebben. Mijn werkuren
zijn nogal onregelmatig: vroeg of laat en vaak in
het weekend.
Sinds kort heb ik een wagen en daardoor zou ik nu
ook in de thuiszorg kunnen werken. Ik blijf toch
liever op de plaats waar ik nu werk, waar de bewo-
ners tevreden zijn over mij.
Op mijn beurt maak ik nu zelf reclame voor de op-
leiding die ik gevolgd heb. Zo heb ik een kennis
meer uitleg gegeven en doorgestuurd naar Soli-
dariteit voor het Gezin, ze twijfelde nogal of ze
het wel zou kunnen. Mijn keuze viel op Solidariteit
voor het Gezin. Die opleiding sloot direct aan op
de andere cursus en geeft veel ondersteuning aan
personen die niet Nederlandstalig zijn. Er was ook
geen extra starttest.
Als je wil werken, kan je werk vinden. Het is ver-
bazend hoeveel kansen je hier krijgt om te leren.
Ik vind dat je die kans moet grijpen.”
voor haar, want ‘mama is naar school voor werk’.
We eindigden met 20 cursisten. Een grote groep
met veel verschillende mensen die elk op hun ei-
gen manier leren en vooruitgang maken. Taal is
heel belangrijk om de opleiding te kunnen volgen
en om te kunnen luisteren en praten met oudere
mensen. Bij zo’n opleiding komt er soms wel wat
stress kijken, vooral in de examenperiode.
De instructeurs maken veel tijd voor je vrij tijdens
de opleiding, als je nog aan het leren bent. De eer-
ste 6 maanden van de opleiding kwam er ook nog
iemand van VDAB voor extra lessen Nederlands.
De personen die vooraf al een cursus Nederlands
voor de zorg volgden, begrepen de cursus beter.
Ondanks dat ik al goed Nederlands spreek, wordt
het soms nog moeilijk, vooral als mensen dialect
spreken. Maar daar lachen we dan eens goed mee.
Voor de cursus kreeg ik mijn vervoersonkosten en
de kosten voor de opvang van mijn dochter terug.
De stage duurde 4 à 5 maanden en bestond uit
twee delen, één bij een thuiszorgdienst en één
in een woon-en zorgcentrum. In het begin van je
stage doe je alles samen met iemand die er vast
werkt, na een tijd mag je de job alleen uitvoeren.
Iets anders dat je leert tijdens de opleiding, is hoe
te solliciteren. Een begeleider hielp ons daarbij en
samen zochten we op internet naar adressen van
rusthuizen en vacatures, en verzonden we mijn cv.
Een rusthuis contacteerde me, ik ging op sollicita-
“Het is belangrijk dat je zelf naar
je eigen situatie kijkt en goed
nadenkt over wat je wil doen.”
25. 23
Vaststellingen
• VDAB legt de lat voor de uitstroom naar werk van de kwalificerende beroepsopleiding jaar na
jaar hoger, ook in Brussel. Met andere woorden, meer personen moeten snel(ler) aan een job
geraken na een opleiding. Een gezonde ambitie voor betere tewerkstellingsresultaten van deze
opleidingen is toe te juichen, maar mag ons niet de ogen doen sluiten voor de vaak moeilijke
realiteit van de Brusselse werkzoekenden. Een bijkomend effect is dat opleidingsorganisaties
meer geneigd zullen zijn om vooral de ‘betere’ werkzoekenden te bedienen, waarmee ze betere
tewerkstellingsresultaten kunnen halen. Werkzoekenden in de beroepsopleidingen zijn veelal
werkzoekenden met korte werkloosheidsduur, terwijl bijna de helft van de Brusselse werkzoe-
kenden langer dan 2 jaar zonder werk zit. Welk opleidingsaanbod bestaat er voor deze groep
die het erg moeilijk heeft?
• De Brusselse realiteit is superdivers, maar een meertalige beroepsopleiding in Brussel is als een
speld in een hooiberg. Het is een spoor dat veel te weinig ontwikkeld wordt, omdat het instituti-
oneel niet evident lijkt. Gelukkig zijn er enkele vormen van samenwerking op het terrein waarbij
naast het aanbod van de Franstalige opleidingsorganisatie een beperkt deel uitgevoerd wordt in
het Nederlands door een Nederlandstalige opleidingsorganisatie. Maar het blijft de spreekwoor-
delijke uitzondering.
• Werkzoekenden motiveren voor een beroepsopleiding is dikwijls moeilijk, omdat ze niet weten
wat ze kunnen verwachten en omdat er onvoldoende geloof is dat deze stap wel een job zal ople-
veren. Een sterkere bedrijfsgerichte aandacht zal het aanbod aantrekkelijker maken voor werk-
zoekenden. Zo kan er meer worden ingezet op samenwerking met bedrijven, kan de opleiding
plaatsvinden binnen een bedrijfscontext en worden er meer stagekansen gegeven om vlugger op
de werkvloer de competenties te oefenen en te ontwikkelen.
• Veel werkzoekenden weten onvoldoende welke richting ze uit willen gaan op de arbeidsmarkt.
Een begeleidingsgesprek volstaat niet altijd om een goede keuze te maken. Het is nodig meer in
te zetten op korte voorlichtings- of screeningsessies zodat ze beter geïnformeerd zijn om hun
beroepskeuze te maken.
Beleid
• Langs Nederlandstalige kant is in Brussel VDAB-Brussel de instelling die het opleidingsaanbod or-
ganiseert, subsidieert en ook mee uitvoert.
• De Vlaamse Gemeenschap voorziet jaarlijks extra middelen, die aangewend worden via VDAB,
voor de uitbreiding van het beroepsopleidingsaanbod in het Brussels gewest. Daarbij worden spe-
cifiek nieuwe doelgroepen en niches beoogd.
• Beroepsopleiding is een gemeenschapsbevoegdheid en wordt georganiseerd en gesubsidieerd door
de Vlaamse Gemeenschap in Brussel. De zesde staatshervorming maakt het wel mogelijk dat het
Brussels Gewest ook complementair beroepsopleidingen kan betoelagen, zoals dat nu eigenlijk al
gebeurt met de opleidingen in het kader van de zogenaamde New Deal, via de VGC.
• De Vlaamse Gemeenschapscommissie heeft een aanvullende bevoegdheid rond vorming en oplei-
ding in het Brussels hoofdstedelijk gewest en steunt innovatieve projecten die de inschakeling
van werkzoekenden bevorderen. De VGC bevordert ook de taalvaardigheid van het Nederlands van
werkzoekenden in inschakelingsprojecten via allerlei vormen van taalondersteuning (in samen-
werking met het Huis van het Nederlands, Centra voor Volwassenenonderwijs en CBE Brusselleer).
• Langs Franstalige kant vervult Bruxelles Formation (de instelling erkend door de CoCof ofwel
Franse Gemeenschapscommissie) dezelfde rol als VDAB.
• VDAB breidt de samenwerking met het onderwijs uit en erkent meer en meer onderwijsopleidin-
gen gericht op knelpuntberoepen als beroepsopleiding.
• Beroepsopleidingen zorgen voor competentieversterking van de werkzoekenden. Maar dat is niet
voldoende, zeker niet voor het leeuwendeel van de Brusselse werkzoekenden. Actiris lanceert
in samenwerking met VDAB gezamenlijke oproepen voor de trajectbegeleiding van cursisten in
beroepsopleiding. Dankzij dit Actris-partnerschap worden de werkzoekenden tijdens en na de
opleiding beter begeleid naar werk.
26. 24
SOCIALE ECONOMIE: AL DOENDE LEREN
In België is de sociale economie een gedeelde be-
voegdheid tussen de federale staat, de gewesten
(Vlaanderen, Wallonië en het Brussels Hoofdstede-
lijk Gewest) en de Duitstalige Gemeenschap. Het
officiële kader voor de sociale economie in het
Brussels gewest beperkt zich tot de zogenaamde
sociale inschakelingseconomie: structuren die in-
staan voor de herinschakeling van kansengroepen
en die tewerkstellingskansen creëren voor werk-
nemers die niet terecht kunnen op de klassieke
arbeidsmarkt. Bedrijven actief in de inschake-
lingseconomie creëren arbeidsplaatsen voor kan-
sengroepen met als uitdrukkelijk doel een brug te
slaan naar de reguliere economie.
In Brussel gaat het meestal om werkervaringspro-
jecten waar medewerkers tijdelijk aan de slag
kunnen met een arbeidscontract. Werkervarings-
projecten zijn vooral gericht op kortgeschoolde
werkzoekenden, die opgeleid en begeleid wor-
den op de werkvloer. De finale doelstelling is om
na het traject een job te vinden in het normaal
economisch circuit. Werkervaringstrajecten zijn
in Brussel meestal beperkt tot 24 maanden, via
de doorstromingsprogramma’s (DSP). Ook via het
OCMW komen veel leefloners en gerechtigden op
financiële hulp terecht in een werkervaringspro-
ject: zij stellen via het artikel 60 statuut mensen
ter beschikking van het project.
PIOW’s en IO’s
Of een werkervaringsproject een erkenning kan
krijgen als sociale economieonderneming, hangt
af van een aantal sociale en economische criteria.
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest erkent en
subsidieert twee soorten structuren: de inscha-
kelingsondernemingen (IO’s) en de plaatselijke
initiatieven voor de ontwikkeling van de werkge-
legenheid (PIOW’s). PIOW’s zijn vzw’s die in hun
werking ten minste 60 % doelgroepwerknemers te-
werkstellen. IO’s worden opgericht in de vorm van
een handelsvennootschap en tellen ten minste 30
% doelgroepwerknemers in hun werking.
Het is opmerkelijk dat het aantal PIOW’s (74) veel
hoger ligt dan het aantal IO’s (16). Dit kan waar-
schijnlijk verklaard worden door de soepelere wet-
geving om een vzw op te richten. Maar misschien
ook door het gebrek aan ondernemers die actief
zijn in de sociale economie sector.
Als we de huidige sociale economieprojecten be-
kijken, zien we dat deze het meest aanwezig zijn
in een aantal arbeidsintensieve sectoren zoals de
bouw, poetshulp, horeca, recyclage, ...
Andere sociale economie initiatieven in
het Brussels gewest
Beschutte werkplaatsen, waar personen met een
arbeidshandicap tewerkgesteld worden, vallen in
Brussel niet onder de huidige ordonnantie socia-
le economie. Dit in tegenstelling tot de Vlaamse
sociale economie. Langs Nederlandstalige kant is
er slechts één beschutte werkplaats in het hoofd-
stedelijk gewest: TWI in Sint-Lambrechts-Woluwe.
In Vlaanderen valt ook arbeidszorg onder het con-
cept van de sociale economie: arbeidszorg biedt
personen die omwille van persoons- en/of maat-
schappijgebonden redenen niet (meer) kunnen
werken onder een arbeidscontract, vrijwillig onbe-
taald werk aan onder begeleiding. Deze personen
worden tewerkgesteld voor onbepaalde duur, maar
met behoud van een uitkering en zonder arbeids-
contract. In het Brussels gewest biedt enkel Atelier
Groot Eiland deze werkvorm aan. Al jaren wordt
geijverd voor een structureel kader van deze werk-
vorm (zie ook p. 15).
27. 25
DOORSTROMINGSPROGRAMMA (DSP): Deze tewerkstel-
lingsmaatregel biedt langdurig werklozen de mogelijk-
heid om beroepservaring op te doen bij openbare dien-
sten, vzw’s of niet-commerciële verenigingen. Op die
manier kunnen ze hun positie op de arbeidsmarkt ver-
beteren en eventueel doorstromen naar een reguliere
arbeidsovereenkomst. Dit gebeurt door het toekennen
van een vermindering van werkgeversbijdragen voor de
sociale zekerheid (SZ) en een geactiveerde werkloos-
heidsuitkering.
ARTIKEL 60: In het kader van de maatregel “artikel-60,
§ 7 - verhoogde Staatstoelage - Sociale Economie” wor-
den de rechthebbenden op maatschappelijke integratie
of op financiële maatschappelijke hulp aangeworven
door een OCMW dat hen vervolgens ter beschikking kan
stellen van een sociale economie initiatief. De personen
verwerven beroepservaring en krijgen een opleiding,
terwijl het OCMW een verhoogde Staatstoelage krijgt
waarmee ze een deel of het volledige loon van de recht-
hebbende kunnen bekostigen.
ACTIVA: Een tewerkstellingsmaatregel die de herinscha-
keling van werkzoekenden in het normale arbeidscircuit
wil bevorderen. De werkgever, uit de privésector, krijgt
een vermindering van werkgeversbijdragen voor de so-
ciale zekerheid en een financiële tegemoetkoming in de
loonkost.
SINE: De maatregel “Sociale Inschakelingseconomie”,
afgekort SINE, bevordert de herinschakeling van moeilijk
inzetbare werkzoekenden. De tewerkstelling gebeurt in
de sector van de sociale inschakelingseconomie, in be-
drijven die erop gericht zijn om langdurig werkzoeken-
den en andere kansengroepen te begeleiden bij het ar-
beidsproces. Het sociale inschakelingsinitiatief dat een
SINE-werknemer aanwerft, kan aanspraak maken op een
forfaitaire vrijstelling van werkgeversbijdragen en een
financiële tegemoetkoming in de loonkost, al dan niet
beperkt in de tijd.
DOELGROEPWERKNEMER: Volgens de Brusselse ordon-
nantie voor de sociale economie behoort men tot de
doelgroep binnen de sociale economie indien men sinds
minstens 12 maanden werkzoekend is en hoogstens een
diploma van het lager secundair onderwijs heeft, of men
minstens 60 maanden werkzoekend is ongeacht het be-
haalde diploma. Ook de begunstigden van het recht op
maatschappelijke integratie of werknemers tewerkge-
steld met een arbeidsovereenkomst die gekoppeld is aan
de activering van een werkloosheidsvergoeding of van
het leefloon behoren tot de doelgroep. Veel gebruikte
statuten zijn het DSP, artikel-60, Activa en SINE statuut.
Afhankelijk van het aantal doelgroepwerknemers binnen
een project worden subsidies toegekend om de omka-
dering en werking van deze werknemers te financieren.
28. 26
Vaststellingen
• Permanente sociale tewerkstelling blijft een ontbrekende schakel in de
Brusselse sociale economie. Trajecten kunnen hoogstens 4 jaar lang gesub-
sidieerd worden, nadien wordt men verondersteld door te stromen naar
het normaal economisch circuit. Dit is echter niet voor elke werkzoekende
een haalbaar traject. Sommigen hebben nood aan langere trajecten en
een aantal van hen zal nooit doorstromen naar het regulier circuit. Voor
deze doelgroep zijn er erg weinig mogelijkheden in het gewest. Ook in het
nieuwe beleidskader voor de sociale economie wordt niets voorzien: het
Gewest is geen voorstander van het creëren van aparte werkplaatsen voor
deze doelgroep, zoals bijvoorbeeld de sociale werkplaatsen in Vlaanderen
waar werknemers aan de slag kunnen zolang het nodig is. Toch werd er
niet voor gekozen langere trajecten in de bestaande organisatievormen
mogelijk te maken.
• Organisaties in de sociale economie willen een goede dienstverlening ga-
randeren en een goed leerwerktraject aan hun doelgroepwerknemers aan-
bieden. Dag in dag uit wordt er gewerkt aan de opleiding, begeleiding en
doorstroming van de medewerkers op de werkvloer, terwijl de klant vooral
een constante kwalitatieve dienstverlening verwacht. Dit legt veel druk op
organisaties en inschakelingstrajecten van doelgroepwerknemers.
• Het huidige beleidskader is voor de projecten in de sociale economie geen
cadeau. De subsidies, zoals die voorzien zijn in de ordonnantie, worden
niet volledig uitbetaald. Bovendien is er een stop op het aantal DSP en
artikel-60 plaatsen, wat maakt dat een project al heel wat eigen middelen
moet genereren om extra mensen te kunnen aanwerven. Het ontbreken
van een goed subsidiekader voor de werking zorgt voor extra druk op de
doelgroepwerknemers, wat hun traject soms bemoeilijkt.
• Verschillende statuten op dezelfde werkvloer en het verschillend beleid
van de 19 Brusselse OCMW’s resulteert in verschillende lonen, verlofrege-
lingen e.d. voor gelijk werk.
29. 27
Liesbeth Driesen van CyCLO:
CyCLO vzw is een sociale economieonderneming
die fietsen promoot in Brussel door middel van
fietstechniek, recyclage, fietscultuur en innovatie.
CyCLO is erkend door het Brussels Hoofdstedelijk
Gewest als PIOW.
CyCLO stelt veel Brusselaars met een grotere af-
stand tot de arbeidsmarkt te werk in een lokale
economische niche die de mobiliteit verbetert en
duurzaam maakt. De organisatie van werkervaring
We gaan op bezoek bij Liesbeth Driesen, coördi-
nator van CyCLO.
Wie wordt bij CyCLO tewerkgesteld?
“Momenteel werken er zo’n 40 personen bij Cy-
CLO waarvan 8 atelierleiders, 3 staffuncties en 29
uitvoerende functies. De uitvoerende functies be-
staan uit assistenten en werknemers die tewerk-
gesteld worden in een DSP-statuut, een artikel 60-
statuut, in een Activa, SINE of startbaan. Er zijn
ook een vijftal vrijwilligers.
Wie zijn dat dan? Vooral mannen. Jammer genoeg
vinden we moeilijk vrouwen met een interesse
in een job bij CyCLO. Bij de artikel 60’ers, die
meestal maar één jaar mogen blijven, zien we veel
ex-zelfstandigen die al een zekere ervaring hebben
in handenarbeid en klantencontacten, maar voor
wie het leven even moeilijk was. De DSP’ers die we
aanwerven hebben vaak enige technische ervaring
en aangezien zij 2 jaar blijven, komen ze door-
gaans verder op het vlak van fietstechniek. Qua
leeftijd is er een gezonde mix tussen jong en oud,
van min 25-jarigen tot 60-plussers. We hebben een
zeer diverse personeelssamenstelling.
Jullie werken aan opleiding en begeleiding op de
werkvloer. Wat gebeurt er nadien?
Tijdens het traject werken we aan technische com-
petenties, klantencontacten, ICT en talen. Een be-
langrijke competentie waar we veel aan werken, is
verantwoordelijkheid nemen en taken volledig en
tot op het einde uitvoeren. Dat is iets waar werk-
gevers veel belang aan hechten.
Onze doorstroom nadien is zeer gediversifieerd: in
2012 slaagden we er in zo’n 70 à 80 % te laten
doorstromen naar opleiding of werk. Dat is veel,
maar niet alle medewerkers stromen door naar
fietswinkels. Die markt groeit weliswaar de laat-
ste jaren in Brussel, maar sommigen willen nadien
zelfstandige worden of gaan werken in KMO’s die
“Sociale economie toont
aan dat een andere vorm
van economie mogelijk is.”
en creatie van tewerkstelling maken het voor doel-
groepwerknemers mogelijk terug actief te zijn op
de arbeidsmarkt, maar het is veel meer dan dat.
Bij CyCLO krijgt elke werknemer een individueel
traject, rekening houdend met de persoonlijke en
professionele verwachtingen en mogelijkheden.
Het verwerven en verdiepen van (bijkomende)
competenties is cruciaal voor de CyCLO-werkne-
mer, en maakt hem sterker, nu en in de toekomst.
30. 28
iets compleet anders doen. Omdat CyCLO zelf vijf
publieke ateliers doet draaien, realiseren we in-
tern ook veel doorstroom. De fietspunten en het
atelier in de Vlaamsesteenweg doen dienst als
stageplaats voor alle assistenten, maar doen te-
gelijkertijd kleine herstellingen, fietsverhuur en
fietsenparkingbeheer. We verzetten hier heel wat
werk en streven naar een hoge kwaliteit, en daar
zijn mensen voor nodig.
Wat kan de sociale economie betekenen voor de
grote massa werkzoekenden in Brussel?
Sociale economie kan een waardevolle en interes-
sante werkervaring bieden aan werkzoekenden en
heeft de taak om werkzoekenden perspectief te
geven en zin te doen krijgen om te werken. Sociale
economie moet een stabiele, betrouwbare werk-
plek creëren, waar gewerkt wordt aan de com-
petenties van werkzoekenden, maar waar mensen
ook beseffen dat werken meer is dan elke dag ge-
woon komen opdagen. Persoonlijke ontwikkeling,
zingeving en het sociale netwerk dat je krijgt op
je werkplek zijn drie niet te onderschatten aspec-
ten bij een job. Daarbij is het belangrijk dat men-
sen weer vertrouwen krijgen in zichzelf en meer
stabiliteit ervaren in hun leven. Helaas zijn veel
werkervaringstrajecten te kort: als je vijf jaar
werkzoekend bent en dan maar 1 jaar in een werk-
ervaringstraject aan de slag mag, is dat gewoon te
weinig.
Het concept werkervaring leidt overigens ook tot
stress bij doelgroepwerknemers. Ja, je hebt een
job, maar nee, niet voor lang. Ik vind het eigen-
lijk ook de taak van de sociale economie om lokale
tewerkstelling te creëren. Er is gewoon niet ge-
noeg werk in Brussel van ‘handmatig niveau’, de
discrepantie tussen de vraag naar hoogopgeleide
werknemers in Brussel en het aanbod van laagop-
geleide werknemers is groot. Natuurlijk kan niet
elk project dat waarmaken. Het is volgens mij niet
zo dat de sociale economie zich per se moet rich-
ten op de onderkant van de arbeidsmarkt. Socia-
le economie wordt ook vanuit de politiek, ook in
Vlaanderen, vaak gezien als de oplossing voor lich-
te handenarbeid en eentonige, ongedifferentieer-
de jobs. Deze jobs zijn nodig en kunnen inderdaad
een taak zijn voor sociale economie, bijvoorbeeld
in het kader van een sociale werkplaats, een ka-
der dat overigens onbestaande is in Brussel. Maar
werkervaringsprojecten kunnen meer bieden dan
dat. Tussen het leger van de werkzoekenden zit
er veel meer talent dan gedacht wordt. Kijk maar
naar al die jongeren hier. De jobs bij CyCLO zijn
bijvoorbeeld zeer afwisselend en technisch, met
veel arbeidsvoldoening. Door een fiets te repare-
ren of een tweedehandsfiets te monteren maak je
iemand blij.
Sociale economie heeft nog een derde functie: het
toont aan dat een andere vorm van economie mo-
gelijk is. Ik heb altijd de indruk dat de jobs op de
reguliere arbeidsmarkt veel te snel en te veelei-
send zijn. Een groot deel van de Brusselse bevol-
king kan dat niet aan, om welke reden dan ook. De
sociale economie bewijst dat een andere werkplek
mogelijk is. Dat maakt het wel moeilijk voor onze
doorstroom naar de reguliere arbeidsmarkt.
Misschien moet de reguliere arbeidsmarkt zich
dan ook wat aanpassen?
Inderdaad, daar kunnen wij vanuit de sociale eco-
nomie ook aan werken door de criteria bij aanwer-
ving in het normaal economisch circuit proberen
te veranderen. Niet door ze lager te maken, maar
door de werkgever te sensibiliseren dat goede
werkkrachten niet noodzakelijk allemaal dezelfde
zijn en dat het ontbreken van een competentie,
zoals meertalig zijn, geen reden hoeft te zijn om
iemand niet aan te nemen.
31. 29
Beleid en cijfers
Sociale economie valt in het Brussels gewest onder de bevoegdheid van de minister van Werk.
De gewestelijke subsidies die voortvloeien uit een erkenning als IO of PIOW dienen om de kos-
ten te dragen van de begeleiding, de vorming, en de rotatie van het personeel.
Het wettelijk kader van de sociale inschakelingseconomie wordt momenteel herwerkt. Dit
omdat de huidige reglementering erg onduidelijk is op een aantal vlakken, maar ook om in
orde te zijn met de Europese wetgeving, meer bepaald die met betrekking tot staatssteun. Er
is reeds een nieuwe ordonnantie goedgekeurd op 26 april 2012, ter vervanging van de ordon-
nantie van 2004. Deze zal echter pas in werking treden eens het bijhorende uitvoeringsbesluit,
waarover nu gedebatteerd wordt, ook is gestemd.
De Vlaamse Gemeenschapscommissie investeert, onder andere via middelen van het Steden-
fonds, in het versterken van de sectorale samenwerking tussen inschakelingsprojecten, waar
bijvoorbeeld samengewerkt wordt bij de begeleiding naar werk van werknemers in werkerva-
ringsprojecten.
Daarnaast zijn er heel wat loonkostverlagende maatregelen die als doel hebben de tewerk-
stelling te bevorderen. Vaak gebruikte statuten voor doelgroepwerknemers in de sociale eco-
nomie zijn het doorstromingsprogramma, dienstencheques en terbeschikkingstelling vanuit
het OCMW in het kader van artikel-60. Om de loonkosten voor het omkaderingspersoneel te
drukken zijn er gesubsidieerde contractuelen (GECO’s). Ook de Vlaamse Gemeenschapscom-
missie verleent steun aan organisaties in de sociale economie. Zij ondersteunen een aantal
projecten in de sectoren zorg, horeca en bouw door in te zetten op onder andere taalbeleid
en uitstroombegeleiding. Het financiële plaatje van de sociale economieprojecten bestaat uit
een gedeelte eigen middelen en vaak een combinatie van deze subsidiekanalen.
• In 2013:
- 7.250.000 euro subsidies vanuit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
- 90 erkende organisaties, waarvan 16 IO’s en 74 PIOW’s;
- Goed voor 1369, 17 VTE (voltijds equivalent) arbeidsplaatsen aan
doelgroepwerknemers.
• Streefcijfer: De VGC verwacht 70 % uitstroom van de doelgroepwerknemers
naar werk. Doorstroom naar opleiding wordt ook als een positief resultaat be-
schouwd. Hiervoor worden ze begeleid door een trajectbegeleider op de werk-
vloer of bij een partnerorganisatie.
• Sectoren:
32. 30
Zelfstandig ondernemerschap
Een zelfstandige is een persoon die een beroepsacti-
viteit uitoefent, zonder onderworpen te zijn aan een
arbeidsovereenkomst. In het Brussels gewest waren
er in 2011 zo’n 90.000 zelfstandigen in hoofdberoep
aan de slag, op een totaal van 960.000 in heel België.
Werklozen die de stap willen zetten om hun eigen
job te creëren kunnen in Brussel rekenen op onder-
steuning en begeleiding. Starten als zelfstandige
vraagt de nodige voorbereiding. Je ‘eigen baas’ zijn
klinkt aantrekkelijk, maar brengt een aantal risico’s
met zich mee.
Actiris erkent een aantal partners in het programma
“Begeleiding bij de creatie van een eigen tewerkstel-
ling”, mee gefinancierd door het Europees Sociaal
Fonds. Deze partners helpen iedereen die een eigen
tewerkstelling wenst te creëren bij het verwerven
van de nodige vaardigheden. Daarnaast bieden deze
organisaties ondersteuning bij de zoektocht naar fi-
nanciering en de opstart van het bedrijf.
Eén van die partners is JobYourself Brussel (JYB), een
vzw die zich richt tot werkzoekenden en OCMW-uit-
keringsgerechtigden die de kans krijgen een be-
drijfsproject te ontwikkelen en te testen in een
gestructureerd en veilig kader. Na een algemene
informatiesessie, die momenteel nog enkel in het
Frans wordt aangeboden, wordt beslist of het pro-
ject opgenomen wordt in een voorbereidend traject.
Er wordt een SWOT analyse (sterkten, zwakten, kan-
sen en bedreigingen) gemaakt en marktstudie opge-
steld om de slaagkansen van het project in kaart te
brengen. Als die niet rooskleurig zijn, wordt de kan-
didaat ondernemer geheroriënteerd naar een ander
professioneel perspectief.
In de volgende voorbereidende fase krijgt de kan-
didaat ondernemer individuele en collectieve bege-
leiding: het project wordt gedefinieerd en concreter
uitgewerkt. De ondernemers sluiten zich ook aan bij
een ondersteuningsgroep met andere kandidaat-on-
dernemers en worden verplicht deel te nemen aan
een aantal workshops zoals boekhouding, projectma-
nagement, …
Na afloop van de voorbereidingsfase krijgt de kandi-
daat ondernemer de kans zijn idee te testen binnen
een activiteitencoöperatie. JYB ondersteunt de twee
Brusselse activiteitencoöperaties Bruxelles-Emer-
gences en DEBUuT. Dankzij een activiteitencoöpera-
tie kan je wettelijk als ondernemer aan de slag en,
tijdens een periode van 18 maanden, zonder risico’s
je idee op de markt testen. Ondertussen blijf je ge-
nieten van individuele en collectieve begeleiding
om de knowhow van het ondernemerschap onder de
knie te krijgen en blijf je het recht op een uitkering
behouden. De coöperatie beschikt over een btw- en
ondernemingsnummer die ter beschikking gesteld
worden van de projectdragers.
Resultaten JYB in 2012:
• 46 ondernemingen opgericht
• 36 kandidaat ondernemers vonden een
job als loontrekkende
• 32 kandidaten werden geheroriënteerd
Obstakels voor het zelfstandig ondernemerschap
blijven de zware administratieve lasten en de autofi-
nanciering die gevraagd worden aan de start van het
project. Ook de invloed van de crisis laat zich voelen:
klanten zijn terughoudender en velen betalen niet of
te laat waardoor de zelfstandige zaak failliet gaat.
Initiatieven als JYB zijn dan ook meer dan welkom.
UNIZO is een Vlaamse ondernemersorganisa-
tie die ook in Brussel actief is. Naast belan-
genbehartiging van ondernemers bieden zij
ook talrijke infosessies en events aan waar
ze mensen met interesse om hun eigen zaak
te starten informeren en adviseren. Zij kun-
nen ook bij UNIZO terecht met een onderne-
mingsidee en onderzoeken samen met UNIZO
de verschillende mogelijkheden om van een
idee een succesvolle onderneming te maken.
33. 31
DE ANDERE KANT VAN HET VERHAAL: DE WERKGEVERS
die een opleiding afmaakt, bewijst zijn of haar moti-
vatie en geeft blijk van een positieve werkhouding.
De opleiding staat ook voor een aantal verworven
technische vaardigheden en kennis, de begeleider
heeft zicht op persoonlijke vaardigheden zoals sa-
menwerken, initiatief nemen en stressbestendigheid.
In sommige organisaties worden ook attesten afgele-
verd of bepaalde screenings uitgevoerd. Begeleiders
kennen hun cursisten al en kunnen hun mogelijkheden
en beperkingen goed inschatten, ze proberen een job
te vinden die daar het beste bij past en geven eerlijke
feedback. Na de aanwerving blijven ze nog ter be-
schikking voor bemiddeling of ondersteuning bij pro-
blemen en dat vergroot de kansen op een succesvolle
tewerkstelling.
Consulenten en uitstroombegeleiders zijn ook goed
geïnformeerd over mogelijke tewerkstellingsmaatre-
gelen. Ze brengen die kennis bij de werkgever, wijzen
op mogelijkheden en brengen hem in contact met de
juiste instantie. Soms kunnen financiële voordelen de
kandidaat net dat streepje voor geven, of inwerkings-
of opleidingsperiodes haalbaar maken voor een kandi-
daat die iets zwakker is. Het werkt zeker niet altijd:
niet alle cursisten hebben er recht op en werkgevers
kiezen vaak voor de beste kandidaat, ook al is die een
beetje duurder.
Soms worden echte samenwerkingsverbanden gestart.
In de interviews die volgen krijgen we daarvan een
beeld.
(Uitstroom)begeleiders: bruggen bouwen naar werkgevers
De uiteindelijke bedoeling van een opleiding, werk-
ervaring en begeleiding is een duurzame job. De be-
stemming is altijd een werkgever. Duurzaam staat
dan voor: een behoorlijk loon, een goed statuut, een
takenpakket op maat en persoonlijke ontwikkelings-
kansen.
Er is meestal een begeleider die de taak op zich neemt
om de cursisten te helpen bij het zoeken naar die
job, om ze te leren een werkgever te benaderen en
te overtuigen van hun competenties. Die begeleiders
gaan op zoek naar potentiële jobs en naar samen-
werking met werkgevers. Ze sporen openstaande va-
catures op via VDAB, Actiris, via allerhande jobsites,
op jobbeurzen, bezoeken werkgevers in hun sector,
maar net zo goed leren ze bedrijven kennen via mond-
aan-mond reclame van collega’s, andere werkgevers,
vroegere cursisten die een job vonden, …
Ze nemen contact op met bedrijven met interessante
vacatures en proberen een goed zicht te krijgen op de
precieze verwachtingen van werkgevers (wat houdt
de job precies in, welke vaardigheden en technieken
vinden ze belangrijk, hoe wordt er gewerkt, hoe zelf-
standig moeten kandidaten zijn, …). Ze stellen aan
de werkgever een kandidaat en tegelijkertijd ook hun
opleidingsaanbod en werking voor.
Voor een werkgever is rekruteren via een opleidings-
organisatie, via een begeleider, vaak een interessant
kanaal. Er is al een zekere selectie gebeurd: iemand
34. 32
Stages… een eerste werkervaring en een referentie voor de toekomst
Zohra Assoued werkt al 32 jaar voor Novotel. Eerst
was ze 18 jaar kamermeisje in Antwerpen. Bij de
opening in Brussel in 1999 kwam ze helpen bij de
opstart en werd haar gevraagd om te blijven als gou-
vernante omwille van haar ervaring en engagement.
Ze leidt een ploeg van 28 kamermeisjes, een relatief
vaste groep met 19 verschillende nationaliteiten.
Sinds 2000 werkt ze regelmatig samen met JES, ze
biedt hen stageplaatsen aan voor kamermeisjes in
opleiding. Ondertussen zijn er al 21 stagiaires bij No-
votel geweest. Daarnaast biedt ze ook stageplaatsen
aan scholen aan, zoals Zaveldal, en aan Franstalige
organisaties.
Hoe pak je de be-
geleiding van sta-
giairs aan?
Bij het eerste be-
zoek in het hotel
leg ik uit hoe het
werk georgani-
seerd is en wat de
klant verwacht:
respect, een
verzorgd uiterlijk
en beleefdheid. Ik
voel me een lera-
res die de mensen
op de toekomst
voorbereidt. De
meeste stagiaires
zijn ‘niet-Belgen’.
Ze denken dat ze
het werk niet zul-
len kunnen. Zelf
ben ik van Marok-
kaanse origine, en
dat stelt de meis-
jes gerust, ze dur-
ven meer vragen
stellen. Werk hoeft niet altijd vlakbij huis te zijn
maak ik ze duidelijk. Ik ben zelf weduwe, heb drie
kinderen en ken heel wat moeilijke situaties uit ei-
gen ervaring. Ik probeer de meisjes ook te motiveren
om hun integratie positief te beleven: de mooie din-
gen van hier te combineren met die van hun land. Ik
ben voor hen tegelijkertijd moeder, sociaal assistent
en vriendin. Maar ik vraag ook veel, vooral inzet en
kwaliteit.
Is een opleiding een meerwaarde voor de job hier?
Ik geloof erg in het nut van beroepsopleidingen. Voor
heel wat meisjes is het een goede manier om het
beroep te leren: thuis poetsen en in een hotel is niet
hetzelfde, ook het gebruik van producten wordt aan-
geleerd. De stagiaires leren de basis van het beroep.
In die 4 tot 6 weken stage maken ze mee wat echt
werken betekent, ervaren ze het contact met klan-
ten en collega’s, leren ze samenwerken, hun tempo
verbeteren en zelfstandig werken.
Je ziet dat ze bijleren en vooruitgang maken. Het
valt me op dat de stages meer zelfvertrouwen geven,
vooral als ze niet
in hun eigen kan-
sen geloven. Met
stagiairs werken
betekent kansen
bieden. Werkge-
vers vragen er-
varing. Maar hoe
moeten werklozen
die opdoen, vraag
ik me af. Iedereen
verdient een kans,
dat geldt ook voor
onze eigen kinde-
ren.
Natuurlijk heb ik
ook stagiairs ge-
had die niet zo
goed werkten of
na enkele dagen
verdwenen. Som-
mige kwamen al-
leen maar omdat
het moest van het
OCMW. Voor ande-
ren waren de pro-
blemen te groot
om te kunnen werken, dat gebeurde o.a. bij een
meisje dat uit een oorlogsgebied kwam.
Stages zijn voor een werkgever een investering. Het
is altijd een extra inspanning om iemand op te lei-
den, zeker de eerste weken kunnen ze niet alleen
werken. Op het einde van de stage verrichten stagi-
airs ook extra werk en wordt hun aanwezigheid een
echte meerwaarde. De stagiairs krijgen ook altijd
een kleine attentie mee.
Het team van Novotel Brussels Centre, Tour Noire, dat de stages mogelijk maakt.
Vlnr. Eva Scheerlinck, Deputy Manager, Zohra Assoued, Gouvernante Générale en
Marc Uytterhoeven, General Manager
35. 33
DILACO bvba is een IT-bedrijf. Hun kantoor be-
vindt zich in Strombeek-Bever, net buiten de gren-
zen van het Brussels gewest. Ter plaatse werken
slechts een 8-tal personen, enkel de kerndiensten
(management, verkoop, financies en personeel).
Het bedrijf biedt werk aan 95 medewerkers, die
allen op verplaatsing werken, bij de klanten, voor-
al bedrijven in en rond Brussel. Rocco Bertels is
verantwoordelijk voor rekrutering en personeels-
planning.
Welke activiteiten doet DILACO en welk zijn de
profielen van jullie medewerkers?
De activiteiten van DILACO situeren zich voor twee
derde bij de IT support jobs. Deze dienstverlening
gaat van functionele ondersteuning van gebruikers
van pc’s en specifieke programma’s zeer gespecia-
liseerde, technische tussenkomsten. IT is een sec-
tor waar vooral hooggeschoolde profielen gezocht
worden, er is een continue jacht op talent.
Welk type medewerkers zoeken jullie dan precies?
Een diploma vind ik voor startende werknemers
bij DILACO geen must. Soms is IT-kennis zelfs niet
noodzakelijk. Voor mij is vooral de motivatie van
kandidaten belangrijk: om de job te leren, om
continu bij te leren om de nieuwe ontwikkelingen
in een snel veranderende sector te volgen. Een
werknemer moet kunnen omgaan met de soms
strakke procedures en deadlines van de klant én
moet zich kunnen vinden in de bedrijfscultuur. Een
tweede vereiste is talenkennis. Voor de IT support
jobs biedt het bedrijf haar diensten aan in twee
talen: Nederlands en Frans. Hiervoor is een goede
mondelinge kennis nodig, naast een goede schrif-
telijke kennis van het Engels. Andere belangrijke
vaardigheden zijn: klantvriendelijkheid en geduld.
Jullie werken samen met INTEC Brussel, een orga-
nisatie die werkzoekenden opleidt tot professio-
nele technici in de IT. Hoe kwam je in contact met
INTEC Brussel?
Ik leerde INTEC Brussel kennen via de sollicitan-
ten. Hun sterke motivatie viel me op en daarom
zocht ik zelf contact met hun begeleider. Hun be-
geleidster bleek een zeer gedreven dame, die ac-
tief contact legde met werkgevers en daaruit ook
leerde. Zo kon ik zelf ook een stukje advies geven
in de opbouw van een cursus en kon ik ze wijzen op
Witte raven voor een IT-job
“Met stagiairs werken betekent kansen bieden.”
Heb je ook tips voor de organisatoren van beroeps-
opleidingen?
Aan hen wil ik nog één ding meegeven. Er mag in
de opleiding wat meer aandacht zijn voor ergono-
mie. Kamermeisjes doen zwaar en fysiek werk, dan
moet je jezelf goed verzorgen. Je moet kunnen
werken op een slimme manier. Voor mijn dienst
doe ik enkele keren per jaar een sessie tai-chi en
ergonomie. Alle dagen doen we samen stretching
en fitness.
Worden de stagiairs later ook aangeworven in het
hotel?
Ik kan niet veel van de stagiaires aanwerven, in
mijn team is er weinig personeelsverloop. Aanwer-
ven kan enkel om mensen te vervangen bij ziekte,
of één enkele keer als iemand vertrekt. Vanuit de
opleiding van JES is er één meisje twee jaar gele-
den begonnen, ze werkt hier nog steeds. Mijn sta-
giaires zijn vooral mijn wervingsreserve. Ik heb ze
zelf opgeleid, ik ken ze en weet dat ze bekwaam
en gemotiveerd zijn. Eén keer heb ik aan mijn baas
gevraagd om iemand extra aan te werven en hij
stemde toe. Ik vond de stagiaire zo goed dat ik ze
liever niet wilde laten vertrekken. Alle stagiaires
waarover ik tevreden ben, krijgen een referentie
mee. Die is zeker waardevol bij mijn collega gou-
vernantes in de verschillende Novotels. Ook bij het
interimkantoor aan de overkant beveel ik mijn sta-
giairs aan.
36. 34
het belang van de investering in taal, zowel Neder-
lands als Frans. De aanpak en visie van DILACO en
INTEC Brussel lopen voor een stuk gelijk: motivatie
is voor beide organisaties een belangrijk selectie-
criterium. Doorverwijzing vanuit INTEC Brussel is
een soort garantie, ik weet wat de cursisten kun-
nen. Bij INTEC kennen ze onze verwachtingen, er
is met andere woorden al een preselectie gebeurd.
Over een periode van 5 jaar kwamen er bij DILACO
veertien mensen in dienst vanuit INTEC Brussel en
de meesten werken hier nog steeds.
Is de samenwerking nog altijd dezelfde ?
De samenwerking is intenser geworden. Ik geef nu
ook enkele keren per jaar uitleg over het bedrijf
aan een groep cursisten. Daarna krijgen ze een
kort individueel gesprek. Als het daar klikt, volgt
een uitgebreid sollicitatiegesprek. Tenslotte wordt
een kandidaat voorgesteld aan de klant waar de
tewerkstelling gebeurt, ook die heeft een stem.
Een aanwerving gebeurt meestal eerst via interim
(een drietal maanden) waarna een vast contract
volgt. Nieuwe werknemers beginnen op de help-
desk. Dat zijn jobs met veel leermogelijkheden
(zowel op technisch vlak als op het vlak van bij-
voorbeeld omgaan met klanten), je leert de job
ook al doende. Na een paar jaar raken de meeste
werknemers wel uitgekeken op die job; ze kunnen
bij DILACO doorgroeien naar verantwoordelijke of
coach, of kunnen zich meer specialiseren (analyse,
ontwikkeling, projectbeheer).
Ook de profielen van de mensen die via INTEC Brus-
sel in dienst kwamen zijn in de loop der jaren ver-
anderd. Geleidelijk kwamen er meer mensen met
een buitenlands diploma, meestal zonder erken-
ning in ons land. Die worden vaak tewerkgesteld
onder hun niveau, en krijgen niet zoveel kansen.
Een andere nieuwe groep zijn jongeren die, hoe-
wel ze over heel wat competenties beschikken,
op school afhaakten. In die groep zitten ook de
‘nerds’ die in hun vrije tijd heel gedreven bezig
zijn met computers.
Wat is de belangrijkste meerwaarde van de sa-
menwerking met INTEC Brussel voor DILACO?
Het vinden van de juiste profielen blijft een knel-
punt. Vooral de combinatie van kennis van IT én
talen blijft moeilijk te vinden. Het is zoeken naar
witte raven. INTEC Brussel is hierbij een partner:
ze focussen op de bruikbaarheid van hun cursussen
bij werkgevers en ze kiezen voor bijkomende taal-
cursussen, Nederlands en/of Frans. Dat is, zeker in
Brussel, een grote troef.
“De aanpak en visie van
DILACO en INTEC Brussel
lopen voor een stuk
gelijk: motivatie is voor
beide organisaties
een belangrijk
selectiecriterium.”
37. 35
Vaststellingen
• In de huidige economische situatie (crisis, laagconjunctuur, …) is een partnerschap
met werkgevers niet vanzelfsprekend. Voor jobs met weinig specifieke vereisten
krijgen werkgevers momenteel heel veel spontane sollicitaties. Werkgevers kunnen
dan ook de lat hoog leggen en veel kwalificaties en ervaring eisen, de ‘zwakkere’
werkzoekenden kunnen dat niet altijd voorleggen. Voor heel wat bedrijven zijn
het ook moeilijke tijden: de concurrentie is scherper, de prijszetting en de marges
worden dat ook. In bepaalde sectoren worden werknemers ontslagen of op tijde-
lijke werkloosheid gezet.
• Werkgevers zullen maar met opleidings- en tewerkstellingsprojecten samenwerken
als ze daar ook voordelen in zien. Die zijn er als ze voor hun bedrijf kandidaten
zoeken met specifieke competenties die schaars zijn op de arbeidsmarkt. Dat hoeft
niet altijd over een diploma te gaan. In Brussel is talenkennis (Frans en Nederlands
samen) moeilijk te vinden. Voor een aantal beroepen, bijvoorbeeld in de ICT-sec-
tor, zijn er handen tekort.
• Soms zien werkgevers opleiding en/of werkervaring niet als een troef en kunnen er
vooroordelen spelen: ze schatten een klassieke onderwijsopleiding (en het bijbe-
horend diploma) hoger in dan een beroepsopleiding. Ook de werkervaring in sociale
economieprojecten wordt door een aantal werkgevers als minderwaardig gezien.
• Soms bieden werkgevers slecht betaalde jobs, van mindere kwaliteit, met tijde-
lijke of precaire contracten. Voor elke werkzoekende of cursist is werk vinden
het belangrijkst. De vraag blijft in welke mate de sector van opleiding en tewerk-
stelling in dit verhaal wil en kan meestappen. Het blijft evenwicht zoeken tussen
opleiden en begeleiden naar een duurzame job met ontwikkelingskansen en de
soms pijnlijke realiteit van de arbeidsmarkt met hoge eisen, slechte lonen en ar-
beidsvoorwaarden.
38. 36
BRUSSELCOMPLEX: UITDAGINGEN VOOR DE TOEKOMST
Het is duidelijk dat de werkloosheidsproblematiek in Brussel een complexe materie is. De Brusselse inschakelingsor-
ganisaties leveren een intensieve bijdrage om werkzoekenden te begeleiden naar werk, maar zij pakken deze pro-
blematiek niet bij de wortel aan. Die werkloosheid is sterk verbonden met de demografische evolutie, de Brusselse
arbeidsmarkt, socio-economische problemen en de problemen binnen het onderwijs.
1. Een integrale aanpak
Een job vinden is voor vele werkzoekenden moei-
lijk. Dat is zeker het geval voor nieuwkomers, die
de geldende codes van de plaatselijke arbeids-
markt niet kennen. Maar dat geldt ook voor een
groot deel werkzoekenden die geen ‘levende link’
hebben met de arbeidswereld omdat zij bijvoor-
beeld zelf al langdurig werkzoekend zijn of op-
groeiden in een gezin zonder arbeidsinkomen.
In Brussel is bijna de helft van de werkzoekenden
langer dan 2 jaar inactief. Deze werkzoekenden
zijn onvoldoende vertrouwd met de ‘codes’ op de
Belgische arbeidsmarkt. Zij kennen de kansen op
de arbeidsmarkt niet en weten zelf ook onvoldoen-
de welke professionele richting zij willen uitgaan.
Voor deze groep is begeleiding naar werk op zich
vaak onvoldoende. Zelfs de specifieke begeleiding
van de Werkwinkels en de organisaties die zich
meer focussen op moeilijk bemiddelbare werkzoe-
kenden, biedt vaak geen antwoord op hun werk-
oosheidsprobleem.
Deze doelgroep is zeer divers. Naast moeilijkhe-
den rond taal, technische vaardigheden, arbeids-
attitudes en vertrouwdheid met de Belgische ar-
beidsmarkt, bevinden zij zich vaak in precaire
levenssituaties met huisvestingsproblemen, finan-
ciële problemen en welzijns- en gezondheidspro-
blemen. Diverse moeilijkheden vragen om diverse
antwoorden en daarom moet binnen het inscha-
kelingsaanbod ruimte gecreëerd worden voor een
integrale aanpak. Een aanpak die nieuwe kansen
creëert voor deze groep van werkzoekenden, die
verder gaat dan de samenwerking tussen VDAB en
Actiris. Bij zulke trajecten zullen bijvoorbeeld ook
welzijnsorganisaties en jongerenvoorzieningen be-
trokken moeten worden. Ondanks de goede wil bij
projecten om zo’n integrale trajecten mogelijk te
maken, ligt hier nog een terrein braak om nieu-
we praktijken te ontwikkelen, ook bij de Brusselse
overheden.
39. 37
2. Activeringsbeleid voor iedereen?
Opleidings- en tewerkstellingsorganisaties worden
steeds meer geconfronteerd met resultaatsverbin-
tenissen. Dit zet hen aan tot een strengere se-
lectie, waardoor langdurig werkzoekenden vaak
uit de boot vallen en de kans kleiner wordt dat ze
direct in een beroepsopleiding kunnen starten.
De overheid vraagt korte opleidingstrajecten die
efficiënt naar werk leiden. Elke werkzoekende
moet zo snel mogelijk werk vinden. Dat is niet
altijd de meest duurzame weg en leidt vaak niet
naar een kwaliteitsvolle job. Daarnaast dreigt in
het opleidingsaanbod noodzakelijke programma-
onderdelen (zoals algemene vorming), nodig voor
een duurzame inschakeling, te weinig aan bod te
komen. Het is belangrijk om alert te zijn op evo-
luties die een socio-professioneel inschakelingsbe-
leid verengen tot een aanbod van korte trajecten
met een te beperkte focus op directe tewerkstel-
ling. Snelle oplossingen op korte termijn zijn niet
altijd de meest duurzame. Daarom moeten orga-
nisaties meer mogelijkheden krijgen om op lange
termijn te werken en om te blijven zoeken naar
een aangepaste manier om langdurig werkzoeken-
den terug naar een job te leiden. Zo kunnen zij
zich beter oriënteren binnen deze arbeidsmarkt en
een duidelijker zicht krijgen op wat zij professio-
neel willen en kunnen.