2. UIT WELKE
ONDERDELEN
BESTAAT HET
OOG.
Het oog bestaat uit 3 oogvliezen
Het buitenste oogvlies
- Tunica fibrosa externa
Bestaat uit:
1. Cornea – hoornvlies
2. Limbus – Overgangszone
3. Sclera – harde oogrok
3. Het middelste oogvlies
- Uvea of Tunica vasculosa bulbi
Bestaat uit:
4. Iris – regenboogvlies
5. Corpus ciliare – straalvormig lichaam
hierin bevindt zich de accommodatiespier
6. Chorioidea – vaatvlies
Kenmerkend voor dit vlies (Uvea) is dat
het zeer veel bloedvaten bevat: bij hart en
vaatziekten worden hier problemen
gezien.
4. Het binnenste oogvlies
- Tunica interna
7. Retina – netvlies
7a. Macula lutea – gele vlek
7b. Papil – blinde vlek
7c. Ora serrata = overgang
tussen netvlies en corpus ciliaris
5. EEN LICHTSTRAAL PASSEERT DE:
CORNEA, VOORSTE OOGKAMER, PUPIL, LENS EN GLASACHTIG LICHAAM VOORDAT
HET OP HET NETVLIES VALT.
1. Glasachtig lichaam – Corpus vitreum
2. Harde oogrok – sclera
3. Choriodea – vaatvlies
4. Retina – netvlies
5. Macula lutea – gele vlek
6. Papil – blinde vlek
7. Nervus opticus – oogzenuw
8. Corpus ciliare – straalvormig lichaam
9. Pupil
10. Iris – regenboogvlies
11. Cornea – hoornvlies
12. Lens
6. ORBITA (OOGKAS)
1. Fissura orbitalis superior
2. Fissura orbitalis inferior
3. Foramen opticum
4. Os frontalis
5. Os zygomaticum
6. Os sphenoidale
7. Os lacrimale
8. Os maxillare
9. Os ethmoidale
10. DE MOTORISCHE AANSTURING (INNERVATIE) VANUIT
DE ZENUWBANEN GAAT ALS VOLGT:
➤ de nervus oculomotorius (N III) stuurt de volgende spieren aan:
➤ ·1 de musculus rectus superior, (bovenste rechte oogspier)
➤ ·2 de musculus rectus medialis, (binnenste rechte oogspier)
➤ ·3 de musculus rectus inferior en (onderste rechte oogspier)
➤ ·4 de musculus obliquus inferior, (onderste schuine oogspier)
➤ ·5 de musculus levator, (ooglid hefspier) voor het openen van de
palpebrae superior (bovenste ooglid),
11. ➤ de nervus trochlearis (N IV) stuurt
➤ 1 de musculus obliquus superior (bovenste schuine oogspier) aan
➤ de nervus abducens (N VI) stuurt
➤ ·1de musculus rectus lateralis (buitenste rechte oogspier) aan
12. ➤ Bij recht naar beneden kijken gebruiken we
➤ de musculus rectus inferior en de musculus obliquus superior
➤ Bij recht naar boven kijken gebruiken we
➤ de musculus rectus superior en de musculus obliquus inferior
➤ Bij het lezen gebruiken we:
➤ de musculus rectus medialis en de musculus obliquus superior
13. SPIEREN IN DE IRIS
Musculus spincter (kringspier)
➤ zorgt voor pupilvernauwing
➤ wordt aangestuurd door het parasympatische zenuwstelsel
(onderdeel van het autonome zenuwstelsel.)
_________________________________________________
➤ Musculus dilatator (straalsgewijs lopende spier)
➤ zorgt voor pupil verwijding
➤ wordt aangestuurd door het sympatische zenuwstelsel.
(onderdeel van het autonome zenuwstelsel.)
_________________________________________________
Samen regelen deze twee spieren de hoeveelheid licht die
het oog binnenvalt.
Accommodatie gaat samen met convergentie en kleinere pupillen
Musculus
dilatator is
aangespannen
Musculus dilatator
is aangespannen
Bij de consensuele pupilreactie
vernauwen beide pupillen tegelijkertijd
14. 1. Zien in de verte
➤ De accommodatie-spier is ontspannen.
➤ De lensbandjes staan strak.
➤ De lens is plat
2. Zien van dichtbij
➤ De accommodatie-spier is aangespannen.
➤ De lensbandjes staan slap.
➤ De lens is bol
Zie ook filmpje hiernaast.
15. STROMING EN AFVOER VAN KAMERWATER
➤ Aanmaak in de processus ciliaris van het corpus
ciliaris
➤ Komt het in de achterste oogkamer terecht
➤ Vervolgens naar de voorste oogkamer
➤ Daarna afvoer via:
➤ het trabeculum ofwel trabekelsysteem
➤ Het kanaal van Schlemm
➤ Onderweg voedt het de lens en de cornea,
daarnaast houdt het de oogdruk in stand
(normaal 10-21 mmHG)
16. VOEDING VAN HET NETVLIES
1. ganglioncel van de nervus opticus
2. bipolaire ganglioncel
3. staafjes en kegeltjes
4. pigmentepiheel
De fundus vaten voeden het
netvlies tot aan de oranje pijl
De chorioidea voedt het
netvlies tot aan de rode pijl
17. WAAR KOMT EEN VOORWERP OP HET
NETVLIES TERECHT EN WAAR IN DE
HERSENEN?
Een fietser die van rechts komt, komt op het groene deel van het
netvlies terecht en de signalen komen in de linkerhersenhelft
aan.
Een fietser die links komt komt op het rode deel van het
netvlies terecht en de signalen komen in de rechterhersenhelft
aan.
__________________________________
Van de signalen die in het rechteroog aankomen gaat het
nasale deel naar de linkerhersenhelft
En van de temporale deel naar de rechterkant van de hersenen
__________________________________
In het chiasma kruisen de banen die van de nasale zijden
komen
rechts
links
19. AFWIJKENDE HOOFDSTAND
➤ Om dubbelzien te vermijden nemen mensen soms een bepaalde stand van het hoofd
aan, dit wordt een torticollis genoemd
20. STADIA VAN ZIEN
1. Monoculair zien: het zien met 1 oog . Eén oog werkt ander oog is blind of niet aanwezig
2. Alternerend zien: (Om de beurt) Beide ogen hebben meestal een gelijke visus, maar zijn
niet instaat om met elkaar samen te werken, of alleen het rechter oog kijkt of alleen het
linker oog.
3. Binoculair zien: Beide ogen zien tegelijk, maar de beide netvliesbeelden vallen niet samen.
Hier is sprake van hinderlijk dubbel zien.
21. VERVOLG: STADIA VAN ZIEN
4. Fusioneel zien: Beide ogen zien gelijktijdig enkelvoudig, ondanks mogelijke geringe
standsverschillen van het oog, versmelten de beide netvliesbeelden tot een eenheid en
deze persoon neemt enkelvoudig waar. Beeldgrootte verschillen, kleurverschillen,
visusverschillen kunnen ondanks de fusie het eindbeeld ongunstig beïnvloeden.
5. Stereoscopisch zien: Beide ogen zien gelijktijdig, de netvliesbeelden versmelten tot
een eenheid, en deze persoon is in staat om diepte waar te nemen.
6. Stereopis: Beide ogen zien gelijktijdig en diepte, zonder trucjes, ervaring, lichteffecten en
andere steunende elementen. Dit is het allerhoogste niveau van zien en alleen te constateren
in de refractie ruimte.
22. ASTHENOPE KLACHTEN
➤ Onduidelijke klachten / vage klachten zoals
➤ snel vermoeide ogen, pijn in de ogen en hoofdpijn. Hierbij kan het zijn dat iemand
minder ziet, licht moet vermijden en last heeft van tranende ogen
23. GLAUCOOM
➤Er is sprake van glaucoom wanneer de oogzenuw beschadigt raakt door de druk in
het oog.
➤ ofwel
➤Glaucoom is een oogziekte waarbij de zenuwvezels van de oogzenuw geleidelijk aan
verloren gaan, meestal door een verhoogde oogdruk
➤De symptomen zijn pijnloos en geven in het begin meestal geen klachten van
gezichtsverlies. Uitval van het gezichtsveld aan het ene oog kan dan nog worden
opgevangen door het andere oog. Daar komt bij dat we gewend zijn op één punt te
focussen en juist het midden van het gezichtsveld raakt bij symptomen van glaucoom
in eerste instantie niet aangetast. Uitval vindt meestal plaatst aan de randen
(scotomen). Daardoor merkt men meestal pas dat er iets aan de hand is als de ziekte
al gevorderd is en er daadwerkelijk klachten door het glaucoom ontstaan.
24. VERVOLG GLAUCOOM
➤ Bij acuut glaucoom zijn de symptomen duidelijk en meestal maar aan één oog. Acute
glaucoom symptomen zijn als volgt te herkennen:
➤ Rood en dof oog
➤ Het oog doet veel pijn
➤ Wazig zicht
➤ Ook ernstige hoofdpijn, misselijkheid en braken kunnen optreden. Deze heftige
klachten worden veroorzaakt door een extreem hoge oogdruk.
25. STAAR OFWEL CATARACT
➤ Staar is een veelvoorkomende oogziekte. Het kan aan één oog voorkomen maar ook
aan beide. Bij staar (cataract) wordt de ooglens troebel. Hierdoor kan het licht
het netvlies niet meer goed bereiken en ga je waziger zien
➤ Met het ouder worden kunnen eiwitten in de lens samenklonteren, waardoor de lens
troebel wordt. Dit is een normaal ouderdomsverschijnsel.
➤ Daarnaast verminderd de accommodatie, hebben deze mensen meer last van fel
licht en visusdaling
26. MACULA DEGENERATIE
➤ Is meestal leeftijdsgebonden, d.w.z. dat het op latere leeftijd voorkomt
➤ De achteruitgang van het gezichtsvermogen bij maculadegeneratie is groot, maar het
proces gaat bij droge maculadegeneratie meestal langzaam. Mensen met
maculadegeneratie worden doorgaans niet blind. Het centrale zien wordt wazig, maar
het beeld daaromheen blijft in de meeste gevallen goed
27. DROGE MACULADEGENERATIE
➤ Bij droge maculadegeneratie ontstaat er een opeenhoping van afvalstoffen achter het
netvlies. Dit noemen we drusen. Na verloop van tijd gaan deze afvalstoffen het
netvlies beschadigen, waardoor het langzaam afsterft. Ook ontstaan er bij droge
maculadegeneratie pigmentveranderingen in de onderste laag van het netvlies die de
macula aantasten.
➤ De droge vorm van maculadegeneratie ontstaat bijna altijd in beide ogen tegelijk en
verloopt traag. Droge maculadegeneratie komt vaker voor dan natte
maculadegeneratie.
28. NATTE MACULADEGENERATIE
➤ Bij natte maculadegeneratie groeien er nieuwe, abnormale bloedvaatjes in de
macula. Deze bloedvaatjes zijn van slechte kwaliteit, bloeden gemakkelijk en lekken
eiwitten, vet en vocht. Dit beschadigt de cellen (kegeltjes) van de macula.
➤ Natte maculadegeneratie verloopt veel sneller dan droge maculadegeneratie en
begint vaak eerst in één oog, waarna later het andere oog volgt. Hier kan soms best
wat tijd tussen zitten
29. AMBLYOPIE OFWEL LUI OOG
➤ Een lui oog is een oog die in de ontwikkeling is achter gebleven. Als één oog zich
beter ontwikkeld dan de andere kunnen de beelden van het achtergebleven oog
onderdrukt worden door de hersenen. Hierdoor wordt de ontwikkeling van het oog
ook onderdrukt en komt er uiteindelijk een afwijking die niet door een bril
gecorrigeerd kan worden.
➤ Scheelzien en refractieafwijkingen zijn de belangrijkste veroorzakers
30. SYNDROOM VAN
HORNER
Door de uitval van het sympatische zenuwstelsel
naar het linker oog wordt de
spier van Muller (de tweede ooglidhefspier)
en de musculus dilatator (pupil verwijding, niet
meer aangestuurd.
(De parasympatische zenuwen voeren dan de
boventoon.)
_____________________________
Een pupil afwijking in het algemeen wordt
anisocorie genoemd.
Rechter oog Linker oog
Normaal Hangend ooglid
Kleinere pupil
32. OCULAIRE AFWIJKINGEN DIE EEN EXOPTHALMUS
KUNNEN VEROORZAKEN
Kan gevolg zijn van verschillende aandoeningen:
➤ Ziekte van Graves (te snel werkende schildklier – hyperthyreoidie)
➤ Plotselinge bloeding of ontsteking in de oogkas
➤ Gezwel achter het oog.
33. KERATOCONUS
➤ Abnormale kegelvormige cornea
➤ Keratoconus is een aangeboren oogziekte waarbij het hoornvlies net onder het
midden wat dunner is. Hierdoor gaat het hoornvlies (in de puberteit) uitpuilen en
verliest zijn mooie bolle vorm. In plaats daarvan krijgt het de spitse vorm van
een kegel. Vaak is de kegelvorm iets naar onderen uitgezakt.
➤ Mensen met de oogziekte keratoconus hebben dit meestal aan beide ogen (80-
90%). Vaak is het bij het ene oog erger dan bij het andere oog. Keratoconus
komt niet veel voor; ongeveer 1 op de 2.000 mensen wordt ermee geboren.
➤ Bij een normaal hoornvlies wordt het licht dat het oog binnenvalt, naar alle
kanten in dezelfde richting gebroken. Bij keratoconus is door de kegelvorm van
het hoornvlies de breking van het licht niet gelijkmatig. Hierdoor valt het licht
niet meer in één punt op het netvlies achter in het oog en ontstaan er klachten.
➤ Symptomen van keratoconus:
➤ Wazig zien
➤ Vervormd zicht
➤ Hoofdpijn
➤ Overgevoeligheid voor licht
34. RETINITIS PIGMENTOSA
Retinitis pigmentosa is de verzamelnaam voor
een grote groep erfelijke ziekten aan het
netvlies. Bij retinitis pigmentosa gaan de
lichtgevoelige cellen in het netvlies, de staafjes
en de kegeltjes, te gronde.
Hierdoor zien mensen slecht in het donker
(nachtblind) en hun blikveld wordt steeds
kleiner (kokerzien). De achteruitgang van het
zicht gaat meestal langzaam.
Retinitis pigmentosa is een ernstige oogziekte