2. Use? (gebruik)
Je gebruikt de present simple om aan te geven dat iets altijd,
nooit of regelmatig gebeurt.
I always go to school at 8 o’clock.
She always goes to school at 8 o’clock.
3. Form? (vorm)
De ‘present simple’ is erg simpel! Altijd het hele
werkwoord…behalve bij he/she/it. Daar krijg je een S erbij!
Onderwerp Present simple
I Walk
You (ev) Walk
He/she/it Walks
We Walk
You (mv) walk
They walk
4. Let op!
Rule Examples
Hele w.w.
Voorbeeld he/she/it
Als de stam van het
werkwoord op een s
klank eindigt, dan
krijg je +es bij
he/she/it
Kiss
Mix
change
She kisses
He mixes
It changes
De werkwoorden
die eindigen op een
‘o’, zoals ‘do’ en ‘go’,
krijgen ook +es
Do
Go
He does
She goes
Als een werkwoord
eindigt op een
medeklinker +y, dan
verandert de y in ‘ie’
Cry
Try
He cries
She tries
5. Uitspraak
Forms of he/she/it
(w.w. vormen die bij
he/she/it horen)
Laatste letter(s) spreek je als
volgt uit:
Leaves /z/
Does /z/
Goes /z/
Takes /s/
Misses /iz/