4. “ Als iets een gewoonte is” Voorbeeld 1: Hij studeert altijd in de bibliotheek. He always stud ies in the library. Voorbeeld 2: Ik speel tennis een keer per week. I play tennis once a week. Terug
5. “ Als iets een feit is” Voorbeeld 1: De zon komt op in het oosten. The sun rises in the east. Terug