1. Natuur : examen januari ‘09
Indeling van het plantenrijk
Wat is erosie? Afbrokkelen van de bodem
Wat is het verschil tussen heterotroof en autotroof? Autotroof = zelf voedsel : planten
Heterotroof = dieren en schimmels
Het belangrijkste gemeenschappelijke kenmerk van
de meeste planten ( ondanks het plantenrijk zeer
divers is)
Bladgroen
Welke rol heeft bladgroen? Een belangrijke rol bij fotosynthese
Wat is fotosynthese?zie bijlage 9 Een proces dat planten in staat stelt
om met behulp van zonlicht hun eigen
voedsel te maken. Door deze
eigenschap vormen planten een
onmisbare schakel in bijna alle
voedselketens.
6CO2 + 6 H2O 6O2 + C6H12O6
Zonlicht
Bladgroen
Op wat is de indeling van de planten gebaseerd? - de bouw van de planten
- de voortplantingswijze
= karakteristieke kenmerken ( wordt
gebruikt bij de indeling in
hoofdgroepen)
2 groepen? - planten met een eenvoudige bouw:
* vb. wieren, mossen
* leven in het water of hebben een
vochtige omgeving nodig om te
kunnen overleven
* hebben geen vaatbundels
- planten met een meer complexe
bouw
* vb. paardenstaarten, varens,
zaadplanten
*hebben wel een vaatbundels
* worden ook wel eens vaatplanten
genoemd
* ze zijn meer aangepast ( dan mossen
en algen) aan het leven op het land
Wat zijn vaatbundels? Een transportsysteem waarmee
planten water en voedingsstoffen van
het ene deel van de plant naar het
andere deel kunnen brengen
Is korstmos ook mos? neen
Zijn de naalden van een sparrentak ook bladeren?
Waarom verliest de hulst zijn bladeren niet in de
winter?
Wat is een plant? Een groen organisme dat aan
fotosynthese doet
Is een champignon ook een plant? Neen want die is niet groen
Komt er een plantje uit de grond als ik een besje
2. van de hulst plant?
Komt er een plantje uit de grond als ik een
dennenappel plant?
Hoe komt het dat bijna alle planten een groene
kleur hebben?
Door het bladgroen in de cellen van
de planten
Waar bevindt het bladgroen zich? Als de plant bladeren heeft bevindt
het bladgroen zich in de bladeren
Welk zijn de 5 hoofdgroepen( afdelingen) en geef
hun subgroep indien nodig.
1. wieren ( algen)
2. mossen
3. paardenstaarten
4. varens
5. zaadplanten
- coniferen (naaktzadigen)
- bloemplanten ( bedektzadigen
)
Korte bespreking van de 5 hoofdgroepen:
1. de wieren - hebben geen echte wortels
- hebben gen echte stengels
- hebben geen echte bladeren
- de meest eenvoudige bouw
- maakt eigen voedsel aan dmv
fotosynthese
- zuurstof = belangrijk ‘bijproduct’ van
fotosynthese
- komen heel vaak in water voor =>
wieren leveren dus meer dan de helft
van de zuurstof in de atmosfeer
- kunnen zeer klein zijn ( vb. eencellige
wieren of algen ) bv. Groen laagje op
aquarium
- er zijn eencellige en meercellige
wieren (= vormen lange draden of
hebben zelfs een bladachtige vorm)
- bekende zeewieren: bruine blaaswier
en de groene zeesla ( spoelt wel eens
aan aan zee)
- bekende zoetwatersoorten: kranswier
( komt alleen voor in schone plassen of
sloten)
- flap : een verzamelnaam voor allerlei
draadvormige wieren die je vooral in
overbemeste sloten ziet.
- sommige algen kunnen ook op het
land voorkomen ( boomstammen,
vochtige stoeptegels)
verschillende soorten wieren
( draadvormige , kranswier en bruine
blaaswier) foto zie bijlage 1
de noordwestelijke kant omdat, de
noordkant het meest schaduwrijk is en
dus daar bomen het minst zullen
uitdrogen, en in nederland komt de
meeste wind vanuit het zuidwesten dus
daar valt de regen vooral tegen de
3. Waar zullen de meeste boomalgen voorkomen?
zuidwestelijke kant van de boom.
- korstmos ( valt nog onder wieren vormen van korstmossen ( zie bijlage
2)
Korstmos:
- naast algen kan een boom ook
nog begroeid zijn met
grijsgroene plakkaten of korsten
= korstmossen
- ook op oude stoeptegels,
gebouwen of grafstenen tref je
veel korstmossen aan
- een korstmos heeft vaak een
grijsgroene kleur
- heeft 3 soorten ( bladvormig,
struikvormig en korstvormig)
- vb. rendiermos ( vindt je vaak in
kerststukjes )
- een korstmos is geen mos !!,
maar een samenlevingsvorm
tussen een alg en een
schimmel.
uit wat is een korstmos opgebouwd?
- uit een alg en een schimmel,
wat is symbiose?
Symbiose is de samenlevingsvorm
van korstmossen ( schimmel en alg),
beide organismen hebben nl
voordelen bij deze samenleving. ( een
alg levert voedingsstoffen aan de
schimmel ( schimmel kan zelf geen
voedingsstoffen maken uit zonlicht),
een schimmel houdt dan weer vocht
en mineralen vast en beschermt de alg
tegen uitdroging ( zie figuur bijlage 3 )
- waarvan zijn korstmossen
gevoelig?
Korstmossen zijn direct afhankelijk van
regenwater en gevoelig voor
vervuilende stoffen die in het
regenwater kunnen zitten.
Struikvormige korstmossen zijn het
meest gevoelig voor luchtvervuiling.
Voor korstvormige soorten blijven nog
goed in vervuilde lucht, door hun
verschillende mate van gevoeligheid
4. voor vervuiling.
- verklaar: korstmossen worden
als een natuurlijke graadmeter
gebruikt
korstmossen worden als een natuurlijke
graadmeter gebruikt voor de mate
van luchtverontreiniging door hun
verschillende mate van gevoeligheid
voor vervuiling
2. Mossen
Waarom groeien mosplanten in groepen bij elkaar?
Wat bij droog weer?
Voortplanting
- = landplanten, maar hebben wel een
vochtige leefomgeving nodig
- je kan ze bv vinden op vochtige
bosgrond, aan de schaduwzijde van
een boomstam en op vochtige tegels
of muren
- hebben geen transportsysteem van
vaatbundels waarmee ze water vanuit
de bodem naar boven kunnen
transporteren
- mossen hebben geen echte wortels
maar een soort haartjes waarmee ze
zich aan de bodem vasthechten
( spelen geen rol bij wateropname)
- nemen via hun dunne eenvoudige
blaadjes het water met de daarin
opgeloste voedingsstoffen in op
Mosplanten groeien in groepen bij
elkaar om het benodigde water goed
vast te houden en verdamping tegen
te gaan. Er worden als het ware
kussentjes gevormd van mosplanten.
Ze drogen uit en komen dan in een
soort rusttoestand. Ze lijken dan dood
maar bij nat weer zuigen de kussentjes
zich als een spons vol water en kunnen
de planten dus gwn verder groeien.
Ze produceren sporendragers ( ziet
eruit als een soort doosje op een
steeltje, in dat doosje worden de
sporen gevormd) of sporenkapsels
- Zijn veel kleiner dan zaden
- Bevatten geen embryonaal
plantje en reservevoedsel
( zaden wel )
- Bestaat slechts uit wat erfelijk
materiaal, omgeven door een
omhulsel
In het voorjaar kan je mosplanten
5. Sporen
vinden met sporendragers. Er komen
dan dunne bruine steeltjes uit de
moskussentjes. Bij droog weer springt
de sporendrager open en worden de
lichte sporen als een soort stof via de
lucht verspreid. Als een spore op een
geschikte plaats terecht komt, groeit
deze uit tot een dun draadje van
cellen, waaruit weer nieuwe
mosplanten kunnen groeien
Bijlage 4
3. paardenstaarten - in vergelijking met mossen zijn
paardenstaarten en varens beter
aangepast aan een droger landleven
- ze hebben echte wortels
- ze hebben bladeren en stengels met
een wasachtige laag die uitdroging
tegengaat
- stengels en bladeren bevatten
vaatbundels waarmee water en
voedingsstoffen door de plant kunnen
worden getransporteerd
- houtachtig materiaal zorgt voor
stevigheid
- kunnen ook in de hoogte groeien en
kunnen daarom meer zonlicht
opvangen tov mossen ( dankzij
houtachtig materiaal en vaatbundels),
ze kunnen concurrenten letterlijk
overschaduwen hoe groter ze zijn
- voorouders : veelal hoge planten, ze
werden toen zo groot als bomen en
groeiden in dichte moerasbossen, als
zo’n boom doodging begon de stam
onder water langzaam te vergaan.
Steeds kwam er weer een nieuwe laag
van dode stammen overheen en
drukte de onderste laag samen
- niet groter dan een meter
- komen veel voor maar zijn
nogal onopvallend
- bestaat uit een stijve rechte
stengel die geleed is ( vrij
makkelijk uit elkaar te halen),
op de grens tussen twee leden
6. Ontstaan van fossiele brandstoffen zoals steenkool
gedurende een proces van duizenden jaren:
bevindt zich een krans van
blaadjes die ook geleed zijn.
- Onder de grond loopt een
wortelstok ( een ondergrondse
stengel) waaruit meerdere
plantenstengels kunnen
groeien. Er kan ook een
gespecialiseerde stengel
groeien met aan de top een
eivormige sporendrager.
- Vb. heermoes (komt vooral
voor in tuinen bermen en aan
slootkanten) bijlage 5
4. Varens
Adelaarsvaren
1.1 Milieu
bossen met veel lichtinval, ook op open terrein (herfstexploratie!)
1.2 Bladeren
- tot 2 m hoog
- bladstelen afzonderlijk uit de grond door horizontale ligging van
wortelstok
- op doorsnede: adelaarsfiguur
- bladeren: driehoekig - samengesteld
- sporendoosjes: aan onderzijde: omgeslagen bladrand
Dubbelloof
1.1 Milieu
op vochtige plaatsen in bos, greppels
1.2 Bladeren
- 10 tot 50 cm lang
- in bundels
- bladeren: lancetvorm - samengesteld
- vruchtbare bladeren: rechtop en smallere bladslippen met aan
onderzijde : 2 lange rijen sporenhoopjes
- onvruchtbare bladeren: liggend en bredere bladslippen, GEEN
sporenhoopjes
- groeien uit een wortelstok
- hebben grote veernervige bladeren (
patroon van de vertakking van de
nerven lijkt op het patroon van een
vogelveer ) vaak is elk blaadje weer
vertakt in kleinere deelblaadjes. De
bovengrondse stengel is vrij klein en
onopvallend.
- varenbladeren komen stevig
opgerold uit de grond. Als ze groeien
ontrollen de bladeren zich
- aan de onderkant van de bladeren
ontstaan op een gegeven moment de
sporendragers die eruitzien als kleine
bruine puntjes of streepjes. Als je aan
de bladeren schudt als de sporen rijp
zijn zie je de sporen er als bruin poeder
uitvallen
Bijlage 6
7. Stekelvaren
1.1 Milieu
bossen, beschaduwde plaatsen
1.2 Bladeren
- in bundels
- bladeren: langwerpig-driehoekig - samengesteld
- bladslipjes : kort stekelpuntje
- ronde sporendoosjes: aan onderzijde
Mannetjesvaren
1.1 Milieu
rijke bosgrond, grachten en dijken (soms gekweekt: wormen)
1.2 Bladeren
- in bundels
- lang ovaal, spits toelopend, veervormig samengesteld (dubbel
geveerd), blaadjes van 2de orde: nauwelijks ingesneden!
- ronde sporendoosjes: aan onderzijde
5 Zaadplanten
1.1.6 Zaadplanten
- Uitgebreid wortelstelsel, vaatbundels, stevige bladeren en stengels (met
waslaagje : bescherming tegen uitdroging)
-Kunnen groot worden !
-Voortplanting via zaden
-Zaden = groter dan sporen (bij mossen en varens) en bevat voedsel voor
de kiemperiode
-2 subgroepen :
* coniferen (naaktzadigen)
* bloemplanten (bedektzadigen)
- best aangepast aan droog landleven
- net als paardenstaarten en varens
hebben zij een uitgebreid wortelstelsel
en vaatbundels die water en
voedingsstoffen doorde plan kunnen
vervoert worden
- stevige bladeren en stengel hebben
een wasachtige laag (=anti-
uitdroging)
- ze zijn de g rootste van de 5 denk
maar aan loofbomen en naaldbomen.
- dankzij hun speciale verstevigde
stengel ( boomstam) kunnen zij boven
de andere planten uitgroeien en meer
zonlicht opvangen.
- moeten een stevig wortelstelsel
hebben om voldoende water op te
kunnen nemen en zichzelf in de
bodem te kunnen verankeren.
- kunnen zich voortplanten adhv zaden
( varens en mossen vormen sporen)
Een zaad is veel groter dan een spore
en bevat een embryonaal plantje met
voedsel voor de kiemperiode. Tijdens
de kiemperiode barst de zaadhuid
open en ontwikkelt het embryonaal
plantje zich tot een kiemplantje met
een wortel, stengel en bladeren. ( kan
uitgroeien tot een volwassen plant)
8. Coniferen of naaktzadigen
Conifeer = kegeldrager
-Geen bloemen en vruchten
-Zaden op houtige schubben van kegels
-Zaden ontwikkelen zich niet in vruchten = naaktzadigen
-Bv : sparren, dennen, cypressen, …
Bloemplanten of bedektzadigen
-loofbomen, struiken en kruidachtige planten
-Bloemen: centrale rol bij voortplanting:
-Bestuiving
-Bevruchting in vruchtbeginsel
-Ontwikkeling van zaden in vruchtbeginsel
-Vruchtbeginsel groeit uit tot een vrucht met daarin het rijpe zaad
= bedektzadigen
Voortplanting
2 groepen:
- de naaktzadigen ( coniferen)
• betekent letterlijk kegeldrager
• hebben geen bloemen en
vruchten
• zaden ontwikkelen zcih op de
houtige schubben van kegels
• vb. naaldbomen – denappels
• naaktzadig omdat: zaden zich
niet tot een vrucht ontwikkelen
maar open en bloot op de
schubben van de kegels liggen
• blijven groen in winter
- bedektzadigen
( bloemplanten)
• 8O% van alle planten
• Loofbomen (vb kastanje),
struiken (vb vlier ), kruidachtige
planten ( vb witte dovenetel –
kenmerk: hun stengels sterven
na elk groeiseizoen af )
• Hebben bloemen ( spelen
centrale rol bij voortplanting)
• Voortplanting:
1 stuifmeel moet van de ene
bloem naar de andere
soortgenoot raken
(= grote veelvormigheid in de
groep van bloemplanten)
bestuiving
2 bevruchting ( in vruchtbeginsel
van de bloem ) waar alsook het
zaad zich ontwikkelt.
3 vruchtbeginsel groeit uit tot
vrucht met daarin rijpe zaad =
bedektzadigen
- vruchten spelen een
belangrijke rol bij de
verspreiding van zaden.
- Vruchten kunnen sappig zijn
( tomaat, vlierbes) of droog
( vb. de vrucht van een kastje
of de zaaddoos van een
klaproos )
- bij een bloemplant zitten de zaden
dus in een vrucht
wortels
stengels
bladeren
Vaatbundels
sporen
zaden
vruchten
kegels
Bloemen
9. Wieren
Vb.boomalg
- - - - + - + - -
Mossen bv.
Sterrenmos
- + + - + - - - -
Paardenstaarten vb.
heermoes
+ + + - + - + - -
Varens
Vb. adelaarsvaren
+ + + - + - - - -
Coniferen
Vb. spar
+ + + + - + - + -
Bloemplanten
Vb. paardenbloem,
straatgras en wilg
+ + + + - + + - +
Soorten bladeren : bijlage 7
Wat zijn bladmossen?
Welke rol spelen de
blaadjes?
Eerste reactie op droogte?
Hoe beschermen ze de
bodem tegen erosie?
voortplanting
- groene planten die een stengel en bladeren bezitten
- hebben geen echte wortel maar
vasthechtingsorgaantjes
- hebben weinig licht nodig
- vormt de onderste verdieping
- nemen gemakkelijk water op langs de blaadjes ( door
die watervoorraad kan het mos een zekere periode van
uitdroging doorstaan)
- via de blaadjes kunnen ze makkelijk water verliezen,
daarom zal het watergehalte in bodem en lucht een
belangrijke rol spelen
bladmossen zorgen voor het vochtig houden van de bodem
de blaadjes leggen zich tegen de stengeltjes aan. Als de
droogte blijft aanhouden, lijken de plantjes te verschrompelen
maar behouden lange tijd het vermogen om bij verhoogde
vochtigheid te herleven.
Bodemdeeltjes bij elkaar houden
Bladmossen begunstigen ook de ontkieming van zaadplanten
- Op het mosplantje ontwikkelen zich mannelijke en
vrouwelijke voortplantingsorganen, die de
voortplantingscellen voortbrengen.
- Bevruchting gebeurt bij regen.
- De zaadcellen begeven zich via regenwater naar een
eicel.
- Uit een bevruchte eicel ontstaat een gesteeld
sporendoosje waarin sporen gevormd worden
- Bovenop het sporendoosje bevindt zich een kapje =
huikje bij rijpheid valt het huikje af
- Op een vochtige bodem ontkiemen de sporen en
vormen een draad waaruit een nieuwe mosplant groeit
vasthechtingsorgaantjes Rhizoïden
10. 2. varenplanten
De stengel
Bladeren
Sporen
Fertiele bladeren?
Steriele bladeren?
Voorkiem
Bevruchting
- volledig ondergronds ( = wortelstok)
- verticaal gelegen
- fungeert als overwinteringsorgaan
- aan wortelstok ontspringen de wortels
- ontspringen aan de verticale wortelstok en staan
daardoor in een bundel
- langwerpige ovale spits toelopend veervormig
samengestelde bladeren ( dubbel geveerd)
- de blaadje van de 2e
orde zijn diep ingesneden
- bevinden zich aan de onderkant van de bladeren
( tussen juni en oktober verschijnen kommavormige
sporenhoopjes die bij rijpheid bruin worden)
- sporenhoopje: bestaat uit verzameling gesteelde
sporendoosjes, bedekt met een dekvliesje dat bij rijpheid
van de sporen stuk springt
- rondom een sporendoosje zit een ring die zich bij rijpheid
strekt, het sporendoosje scheurt open en de sporen
komen vrij = verspreiding van de varen
bladeren met sporenhoopjes op de onderkant
bladeren zonder sporenhoopjes
- op vochtige grond ontkiemt een spore tot een
voorkiem, een tussenstadium in de voortplantingscclus
van de varen
- niet groter dan een halve cm
- zeer eenvoudige vorm van wortels en lijkt op een
hartvormig blaadje zonder nerven
- op de voorkiem ontstaan mannelijke en vrouwelijke
voortplantingsorgaantjes, die voortplantingscellen
voortbrengen. Door water regen of dauw kunnen de
zaadcellen naar de vrouwelijke voortplantingsorganen
zwemmen uit een becruchte eicel ontwikkelt zich een
nieuwe varenplant. De voorkiem zelf sterft af.
11. -
5 7 is geslachtelijk
8 4 is ongeslachtelijk
Adelaarsvaren
bladeren
- komen vooral voor in bossen met voldoende lichtinval,
en ook op een open terrein.
- De meeste voorkomende varensoort in vlaanderen
- Tot meer dan 2m hoog
- Bladstelen komen afzonderlijk uit de grond, door de
horizontale ligging van de wortelstok. Zij vertonen op
doorsnede een adelaarsfiguur
- Driehoekige bladvorm
- Samengestelde bladeren ( drievoudig geveerd)
- Op sommige bladeren vinden we in de herfst
sporendoosjes aan de onderzijde, onder de
omgeslagen bladrand van de blaadjes van de 3de
orde
Dubbelloof
Bladeren
- komen vooral voor op vochtige plaatsen in bossen,
vooral langs greppels, altijd op de pure grond
- de bladeren hebben een lengte tussen tien en vijftig cm
- ze zijn in bunders geplaatst ( verticale wortelstok)
- bladvorm: lancetvormig
- samengesteld: enkel geveerd
- de vruchtbare bladeren staan in tegenstelling tot de
onvruchtbare, rechtop en hebben smallere bladslippen
met aan de onderzijde twee lange rijen sporenhoopjes
Stekelvaren
- komt vooral voor in bossen en op andere beschaduwde
plaatsen
- minder sterk gebonden aan grachtkanten dan
12. bladeren wijfjesvaren
- zelfde als wijfjesvaren qua grootte en staan ook in
bundels
- dubbel geveerd
- langwerpig driehoekig
- bladslipjes eindigen op een kort stekelpuntje
- ronde sporenhoopjes aan de onderzijde van de
bladeren
Mannetjesvaren
bladeren
- komt vooral voor op rijke bosgrond, langs grachten en
langs dijken, wordt ook vaak gekweekt omwille van de
wormafdrijvende eigenschappen van de wortelstok
- dezelfde grootorde en in bundels als wijfjes
- zelfde globale bladvorm als wijfjes
- dubbel geveerd, maar blaadjes van tweede ore
nauwelijks ingesneden.
- Ronde sporenhoopjes aan de onderzijde van de b
laderen.
Leereenheid 2: de bouw van zaadplanten
Welk zijn de belangrijkste voorwaarden
voor een plant om goed te kunnen
groeien?
- licht
- koolstofdioxide
- zuurstof
- water
- voedingszouten
- warmte
als aan een van deze voorwaarden niet voldaan
wordt sterft de plant af
Je kan de groei ook bevorderen ( bv
glastuinbouw)
Uit wat bestaat een zaadplant? - wortel
- stengel
- blad
- maar kan ook nog bloemen en vruchten
dragen
Hoe noemen we alle wortels samen? Wortelstelsel
Welke 2 soorten wortelstelsels bestaan er? - hoofdwortel met zijwortels (één wortel (=
hoofdwortel) is duidelijk sterker ontwikkeld
dan alle andere wortels ( zijwortels) de zij
wortels zijn vertakkingen van de
hoofdwortels)
13. = behoort tot de tweezaadlobbigen
( dicotylen) vb. bloemen
Rood: wortelmutsje ( beschermt)
- bijwortels (wortels die allemaal even sterk
ontwikkeld zin)
vb. prei
behoort tot de eenzaadlobbigen:
monocotylen
Wat zijn de wortelharen? De fijnste vertakkingen van de wortel
Wat is het wortelmutsje? De top van de wortel die zich door de grond
boort, heeft een kleine, beschermende
verdikking
Wat zijn knopen? Je vindt dat op regelmatige afstanden op de
stengel, de plaats waar blad aan stengel vastzit.
Tussenknoopstuk? Het stuk stengel tussen 2 knopen
Lid? Een tussenknoopstuk +1 knop
Verklaar: de stengel is geleed De stengel bestaat uit meerdere leden
De okselknoppen? Bij de vorming van het blad worden ook kleine
zijknoppen gevormd in de bladoksel.
De zijstengels? Uitgegroeide zijvertakking van de okselknopen
eindknop Knop aan het eind van de stengel ( zorgt voor
de lentegroei van de plant )
Knobschubben: Bescherming van de knoppen
bladknop Een knop die uitloopt tot een jonge loot met
blaadjes
bloemknop Als een knop bloemen voortbreng
Gemengde knoppen Groeien uit tot een loot met bloem en blad
Zbijlage 25
Welke verschillen kunnen er zijn bij
bladeren?
- enkelvoudig of samengesteld
- nervatuur
- bladvorm
- insnijding bladrand/bladschijf
- bladstand
zie bijlage 26
14. bijlage 28 voor tekenngen bij deze verschillen
( mogelijkheden dus)
bladstanden: bijlage 27
Bouw van het blad: Een blad bestaat uit een bladschijf, een
bladsteel met een bladschedde.
Bladrand
Bladschede
bladmoes
Begrnest de bladschijf
Verbrede gedeelte van de bladsteel warmee
het blad aan de stengel vastgehecht is , soms is
er geen bladsteel dan is het blad zittend
De bladsteel zet zich voort in de hoofdnerf, die
verder vertakt in zijnerven aders en adertjes. Dat
is het nervatuur.
Bladschijf is verder nog uitgebouwd uit een zacht
weefsel
Bijlage 28
Op welke manier kan een plant zijn eigen
voedsel maken?
De bladgroenkorrels in de groene delen van een
plant (vnl in bladeren) zijn in staat om zonne-
energie op te vangen en om te zetten in
energierijke suikers
Het transportsysteem van zaadplanten? Houtvaten vervoeren water en zouten vanuit de
wortels naar de rest van de plant. Bastvaten
vervoeren energierijke suikers vanuit de bladeren
naar andere plantendelen die brand- en
bouwstoffen nodig hebben.
Is een boom een plant? Een boom is een plant met een extra stevige en
houtachtige stengel ( stam). Dit geeft een boom
de mogelijkheid om boven andere planten uit te
groeien, waardoor hij in het voordeel is in de strijd
om het zonlicht.
Groeivoorwaarden van een plant - de toppen van stengels en wortels zorgen
voor groei in lengte
- knoppen kunnen uitgroeien tot nieuwe
zijtakken, bladeren en of bloemen.
- De stengel van een plant heeft
gespecialiseerde cellen die ervoor zorgen
dat een plantenstengels in de dikte kan
groeien.( vooral bij bomen en struiken is
dat zichtbaar, zij sterven niet af na één
groeiseizoen, zoals veel kruidachtige
planten, en kunnen daardoor elk jaar
een stukje dikker worden)
Toepassing zie bijlage 8
Zaadplanten - hebben bladeren stengels en wortels
- bladeren van zaadplanten
• belangrijkste functie is aanmaken van
voedsel voor de eigen plant door middel
van fotosynthese ( vindt plaats in
bladgroenkorrels die zich bevinden in de
cellen van de bladeren en vaak ook de
stengel)
• de groene kleur vd bladeren:
bladgroenkorrels aborberen alle kleuren
van het opvallende zonlicht behalve het
15. groene licht dat weerkaatst wordt. Met
behulp van de energie uit het
geabsorbeerde zonlicht kunnen de
bladgroenkorrels uit eenvoudige
grondstoffen ( koolstofdioxide en water)
energierijke suikers vormen.
• Belangrijk bijproduct van fotosynthese is
zuurstof
• Rol van suikers:
Bouwstof voor de opbouw van haar eigen
weefsels. ( voedingszouten die de wortels
opnemen uit de bodem zijn ook belangrijke
bouwstoffen), suikers dienen ook als
brandstof, de verbranding van suikers is het
omgekeerde van het fotosyntheseproces. De
suikers worden met behulp van zuurstof
afgebroken ( verbrand) tot koolstofdioxide
en water, waarbij de vastgelegde energie
vrijkomt. De vrijgekomen energie wordt onder
andere gebruikt bij de groei van een plant
en de vorming van bloemen vruchten en
zaden.
Toep: je hebt waterdiertjes gevangen in
de sloot en neemt ook een aantal
waterplanten mee, in de klas doe je de
diertjes in een glazen accubak met
slootwater, samen met de waterplanten,
de volgende dag zjn de meeste
waterdiertjes doodgegaan.
Mogelijke oorzaak?
Hoe vermijden?
De bouw van een blad De bladeren overlappen elkaar zo min mogelijk
waardoor de plant zoveel mogelijk zonlicht kan
opvangen, via een fijn netwerk van hoofd- en
zijnerven wordt het benodigde water
aangevoerd. De cellen met de meeste
bladgroenkorrels bevinden zcih aan de
bovenkant van het blad. Aan de onderkant van
het blad zitten de meeste huidmondjes die
zorgen voor de aan en afvoer van
koolstofdioxide en zuurstof. Via de huidmondjes
wordt ook de verdamping geregeld. ( p 36
lezen)
De bouw en functie van wortels
- 2 belangrijke functies van het
wortelstelsel
- verwelking?
• verankering in de grond ( waardoor wind
geen vat kan krijgen op de plant)
• nemen water en voedingszouten op uit
de bodem ( nodig voor fotosynthese en
stevigheid)
als de cellen optimaal gevuld zijn met water, zijn
de cellen stevig en veerkrachtig, je kunt ze
vergelijken met een waterbed
als de plant te weinig water krijft of als de
verdamping vanuit de bladeren sterker is dan de
16. aanvoer van water uit de wortels verliest de
plant zijn stevigheid. ( plant gaat verwerlke en
slap hangen)
vooral jonge en kruidachtige planten ontlenen
hun stevigheid aan het vochtgehalte van hun
cellen
Hoe komt het dat planten desondanks ze
hun eigen voedsel kunnen aanmaken uit
water en koolstofdioxide via zonlicht toch
nog nood hebben aan voedingszouten?
Wat bevindt zich allemaal in
voedingszouten?
Hoe komt het dat we de tuinkers op
watten konden laten groeien?
Door de poep en urine van dieren en doordat
dood plantaardig en dierlijk materiaal wordt
afgebroken door de afbrekers in de natuur,
komen er waardevolle voedingsstoffen vrij in de
bodem. De plant kan deze stoffen opnmen in
vorm van in water opgeloste zouten.
• stikstof
• fosfor
• magnesium
• kalium
vlak na de ontkieming is dat nog mogelijk omdat
er nog veel voedingsstoffen zijn opgeslagen in
de zaden, als de planten verder door zou willen
laten groeien dan zou je af en toe extra
voedingszouten moeten toevoegen. Ook een
kamerplant die lang in dezelfde potgrond staat
heeft af en toe een extra dosis plantenvoeding
( kunstmest) nodig zeker als je de afgestorven
bladeren steeds weghaalt
Bouw van het wortelstelsel van een plant
Waarom is het belangrijk om bij het
verpotten van een plant de hele
wortelkluit bij elkaar te houde?
- de kleinste vertakkingen: nemen water
en voedingszouten op
- vlak achter de toppen van alle wortels en
hun zijtakken zitten kleine, haarvormige
uitgroeisels ( = wortelharen) = zorgen voor
wateropname
zo beschadig je zo min mogelijk wortelharen
kan de plant voldoende water op blijven nemen,
als het water met de daarin opgeloste zouten
door het wortelstelsel is opgenomen, moet het
vervolgens naar de rest van de plant
getransporteerd worden
- 3e
functie van wortels:
Zij kunnen dienst doen als opslagplaats van
reservevoedsel, de suikers die door de
bladeren zijn aangemaakt worden bij
sommige planten in de vorm van zetmeel
opgeslagen in de wortels. Het volgende
groeiseizoen kunnen die planten dit
reservevoedsel benutten om opnieuw uit te
lopen
17. Geef 2 vbn van planten die hun
reservevoedsel opslaan in de wortels?
Bouw en functie van stengels
Functie van stengel:
Stengel: uitgebreid stelsel van
vaatbundels : transportfunctie
2 soorten vaten: bastvaten en houtvaten
fig 1.2.4
bastvaten:
-dichtst bij buitenkant van de stengel
-vervoeren suikers van bladeren naar
restvan de plant
houtvaten:
-meer naar het midden van de stengel
-vervoeren water en zouten van wortels
Stelsel loopt door in wortel en blad van
de plant
Tussen bast- en houtvaten: cambium
1.2.2 De bouw en de functie van bladeren
Belangrijkste functie : aanmaak voedsel dmv FOTOSYNTHESE
Fotosynthese: in bladgroenkorrels
Suikers: als bouwstof (van eigen weefsels) maar ook als
brandstof (voor groei van plant en de vorming van
bloemen, vruchten en zaden)
Fig 1.2.2a p.34
- in bladeren worden suikers
aangemaakt die naar de rest van
de plant vervoerd worden. Dit
kunnen plantendelen zijn die
- de stengel draagt de bladeren waardoor
de bladeren een gunstige plaats kunnen
innemen tov het licht
- geeft stevigheid aan de plant
- transport van water en voedingsstoffen
( als stengel groen is wordt er ook aan
fotosynthese gedaan )
- belang aan en afvoer kanaal omdat elk
plantonderdeel met de stengel
verbonden is
- kan reservevoedsel bevatten
Bouw van een blad
??
- hebben transportfunctie
- bestaat uit buisachtige cellen die met
elkaar verbonden zijn
- bestaat uit 2 soorten:
• bastvaten (liggen het dichtst bij de
1 .2 .1 W at h eef t een p l an t n o d ig om t e g r oeien ?
-toppen van stengels en wortels: groei in lengte
-knoppen: groei in breedte
-bomen en struiken: diktegroei
-meeste zaadplanten: wortel, stengel en bladeren
18. energie en bouwstoffen nodig
hebben om te groeien bv blad –
en bloemknoppen. Het water met
de opgeloste zouten dat door de
wortels is opgenomen wordt
onder andere naar de bladeren
getransporteerd waar het gebruikt
wordt bij de fotosynthese
vaatbundels bij de stengel :
Wat is cambium?
Hoe komt dat een plant ook in de dikte
kan groeien?
Functie van een blad?
Hoe kan je de verscheidenheid bij
bladeren indelen?
buitenkant van de stengel en vervoeren
suikers vanuit de bladeren naar de rest
van de plant)
• houtvaten ( liggen meer naar het midden
van de stengel en vervoeren water en
zouten vanuit de wortels omhoog, de
celwanden zijn extra verstevigd met
houtstof anders zouden ze het water niet
goed op kunnen nemen omdat de
celwanden tegen elkaar aan zouden
kunnen plakken)
- het stelsel van hout en bastvasten loopt
door de in de wortels en de bladeren. In
de bladeren liggen de vaatbundels in de
nerven van het blad.
Het dun laagje cellen dat zich tussen de bast- en
houtvaten bevindt, het maakt voortdurend
nieuwe cellen aan. Naar de buitenkant vormt
het cambium bastcellen, naar de binnenkant de
houtcellen.
Doordat de plant vaak ook een laagje cambium
heeft in de stengel
Bouw van een stengel: zie bijlage 10
- water verdampen
- suikers aanmaken
- kan reservevoedsel bevatten
- enkelvoudig of samengesteld
- nervatuur
- bladvorm
- insnijding bladrand/ bladschijf
- bladstand ( wat wordt hier mee
bedoeld?) vbn zoeken
- vastankeren van plant in bodem
- opname van water en voedingsstoffen
uit de grond: water voor fs en stevigheid,
voedingsstoffen zoals stikstof, fosfor,
magnesium, kalium. ( in de bodem
vrijgekomen door ‘afbrekers’ , bij
kamerplanten: kunstmest.
- Eventuele opslag van reservemateriaal (
voorbeeld?)
19. Functie van een wortel:
BOUW van de wortel
Wat zijn bomen?
Hoe komt het dat bomen hogerop
kunnen raken dan zaadplanten?
Wat gebeurt er als de bomen heel oud
worden?
Hoe komt dat de houtcellen blijven
bestaan desondanks ze afgestorven zijn?
Hoe komt dat een boom niet opvalt?
- bijzondere planten
- basisbouwplan: wortels, stengels en
bladeren ( net zoals andere
zaadplanten)
- omdat zij beschikken over een extra
stevige en houtachtige stengel ( de
stam ), zij zijn hierdoor in het voordeel in
de strijd om het licht en zullen andere
laagblijvende planten overschaduwen.
- Hun stam wordt elk jaar dikker
- hun cambium vormt naar buiten toe de
bastvaten ( bast van de stam) en naar
binnen toe de houtvaten ( hout van de
stam)
- de levende laag van bastvaten wordt elk
jaar vernieuwd, maar de laag met
houtvaten blijft bestaan ook al zijn de
cellen afgestorven.
Ieder jaar: cambium: bastvaten (levend en
worden ieder jaar vernieuwd) en houtvaten
(blijven bestaan)
Houtvaten: geven boom stevigheid en voor ons
grondstof
Afgezaagde boomstam: ringen
Dit komt omdat de celwanden verstevigd zijn
met taai houtstof en de oude cellen ook
opgevuld worden met deze houtstof. De lagen
met houtvaten geven de boom de
noodzakelijke stevigheid om het gewicht van de
tevens groeiende kruin te kunnen blijven dragen.
= belangrijke grondstof voor ons
Omdat een b oom een hoge en stevige stam en
kruin kan vormen moet het wortelstelsel ook
meegroeien , anders zou de boom zwaar
worden en omvallen. Dit wortelstelsel hoeft niet
20. De ringen van een boomstam?
altijd diep te zijn: de wortels kunnen ook zijwaarts
groeien. Door dit grote worteloppervlak is de
boom stevig verankerd en kunnen de wortels
met de wortelharen voldoende water en zouten
opnemen.
- worden gevormd door de lagen
houtvaten die elk jaar aangemaakt
worden
- voorjaar: boom groeit snel = grote
sapstroom nodig= hout lichtere kleur
- naarmate groeiseizoen: boom groeit
steeds langzamer = steeds kleinere
houtcellen aangemaakt = donkere kleur
= dat zijn de jaarringen, dus als je de
leeftijd van de boom wilt weten tel je
gewoon de donkere kringen
de jaarringen zet ook iets over het leven van de
boom, je kunt er als het ware het levensverhaal
van de boom in aflezen ( gunstige en ongunstige
groeiperioden)
Je bestudeert de stronk van een twintig
jaar oude afgezaagde boom. In het
centrum van de stam zie je eerst een
tiental smalle jaarringen die dicht op
elkaar zitten. Vervolgens zie je een tiental
bredere cirkels. Wat zal het levensverhaal
zijn van deze boom?
Hoe zie je aan de jaarringen of een boom
een snelle groeier is of een langzame
groeier? Welke boom zal het stevigste
hout opleveren?
Schors? - beschermlaag van de boomstam
- beschermt tegen uitdrogen, aanvallen
van dieren en schimmelgroei ( toch
slagen bepaalde insecten en schimmels
erin om door de schors heen te dringen
en zich goed te doen aan de
waardevolle sappen direct onder de
schors = omdat zich daar de bast met
bastvaten bevindt die energierijke suikers
vervoert )
- schors groeit mee met de boom, elk jaar
worden er nieuwe laagjes schors
gevormd
- de oude laag wordt naar buiten gedrukt,
en die kan gaan barsten en afschilferen
- elk soort boom heeft zijn eigen
karakteristieke schors
- schors van eik : dik en gebarsten
21. Belangrijke boomtypes
- schors van berk: dunne papierachtige
schors die makkelijk afschilfert
- loofbomen
- naaldbomen ( smalle harde bladeren in
de vorm van naalden ) = coniferen
bekende soorten: fijnspar ( vaak ten
onrechte dennenboom genoemd), de grove
den ( veel in Nederlandse naaldbossen,
roodkleurige bovenstam) = je kan het verschil
tussen de grove den en de fijnspar goed zien
aan de plaatsing van de naalden aan de
takken . bij een spar zitten de naalden
individueel aan de takken en b ij een den
zitten de naalden in paren aan de takken.
- lariks: goed herkende naaldboom,
naalden zitten in groepjes aan takken, in
herfst kleuren de naalden geel en vallen
ze af de meeste andere naaldbomen
blijven groen en blijven een aantal jaren
aan de boom vast zitten.
Bijlage 11
Tot welke groep behoren alle
loofbomen?
Tot de bloemplanten
Wat is karakteristiek voor de loofbomen? - platte en brede bladeren
- bladeren kunnen enkelvoudig zijn ( zoals
bij eik en wilg ) of samengesteld ( zoals bij
paardenkastanje en de es). Een
samengesteld blad bestaat uit een
bladsteel met meerdere blaadjes.
Bijlage 12
3 onderdelen van een plant? Stengel blad en wortel
Moeten wij de bladeren achteraan het boek
kunnen benoemen?
Wat betekent determineren? Bomen op naam brengen adhv bladvormen