SlideShare a Scribd company logo
Verwijswoorden, Congruentie, dat/als, foutieve
       samentrekking, onjuiste beknopte bijzin
   A) onjuist verwijzen
   Zoek altijd eerst het antecedent
-   Verwijs naar onzijdige woorden (het-
    woorden) met dat
-   Verwijs naar mannelijke en vrouwelijke
    woorden (de-woorden) met die
-   Bij zaken: waaraan, waarvoor
-   Bij personen: aan wie, voor wie
-   Hun nooit als onderwerp
   Enkelvoudig begrip voor verzameling (de
    politie, de regering, enz.) =
    groepsonderwerp, nooit meervoud gebruiken
    (de politie hebben gearresteerd.)
   Het verwijswoord wat gebruik je bij:
-   Onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets,
    het enige)
-   Overtreffende trap (het grootste, het mooiste)
-   Een hele zin (Hij heeft een zin overgeslagen,
    wat bijzonder jammer is.)
Verwijzen zonder dat er een antecedent
 aanwezig is óf verwijzen terwijl er meer
 antecedenten mogelijk zijn.
Voorbeeld: Nederlandse koeien behoren tot de
beste in de wereld en daar komen dus ook veel
handelaren naartoe.
Voorbeeld: Tijdens de Tour de France moesten
veel renners en journalisten worden
ondergebracht en de rondeleiders vinden dat
ze in de beste hotels moeten overnachten.
   Congruentie = onderwerp en pv moeten
    hetzelfde getal hebben.
   Probleem wanneer onderwerp meervoud lijkt
    maar het niet is: Het merendeel van de
    reizigers ergeren zich mateloos.
   Een aantal ontwikkelingen zijn op dit moment
    gaande.
   Let op zinnen waarin onderwerp en pv ver uit
    elkaar staan.
   Begrippen die enkelvoud lijken maar
    meervoud zijn:
-   Media

   Dat/als-constructie: dat en als mogen niet
    naast elkaar staan in een zin. Zet het deel
    met als aan het eind en zet het deel dat bij
    dat hoort terug aan het begin.
   In nevenschikkende zinnen (aan elkaar geknoopt
    met en of maar) mag je onderdelen in de tweede
    helft van de zin weglaten. Maar alleen als het
    dezelfde betekenis, grammaticale functie (ond,
    lv, mv) en vorm (ev,mv) heeft in beide zinnen.
   Voorbeeld: Deze leerling is zeer bekwaam en
    (deze leerling) (is) daarom geslaagd voor zijn
    examen.
   Voorbeeld: Dat lelijke gebouw wordt afgebroken
    en ook die afzichtelijke flats (worden
    afgebroken).
  Drie soorten beknopte bijzinnen:
1.  Met voltooid deelwoord: Aangekomen in Amsterdam,
      stonden vrijwel alle stoplichten op rood.
2.    Met onvoltooid deelwoord: Al rijdend over de snelweg,
      stonden de koeien bijna overal buiten.
3.    Met te + infinitief: Na een half uur in de restauratie
      gezeten te hebben, reed de trein het station binnen.
    Beknopte bijzin heeft geen onderwerp. Je kunt wel
     verzinnen wat er zou moeten staan. Dit denkbeeldig
     onderwerp moet hetzelfde zijn als het onderwerp in de
     hoofdzin.
    Herstel de zin door in beide zinnen het juiste
     onderwerp en de pv terug te plaatsen. (maak van
     de beknopte bijzin een gewone bijzin of zorg dat
     het onderwerp in de hoofdzin aangepast wordt.

More Related Content

What's hot (6)

Werkwoordspelling met link
Werkwoordspelling met linkWerkwoordspelling met link
Werkwoordspelling met link
 
Chapter 2 2kgt what's up
Chapter 2 2kgt what's upChapter 2 2kgt what's up
Chapter 2 2kgt what's up
 
Verkleinwoord substantief
Verkleinwoord  substantiefVerkleinwoord  substantief
Verkleinwoord substantief
 
Uitleg bijvoeglijk naamwoord deel 1
Uitleg bijvoeglijk naamwoord deel 1Uitleg bijvoeglijk naamwoord deel 1
Uitleg bijvoeglijk naamwoord deel 1
 
Gedichten
GedichtenGedichten
Gedichten
 
Power point uitleg bijv.nw gratis
Power point uitleg bijv.nw gratisPower point uitleg bijv.nw gratis
Power point uitleg bijv.nw gratis
 

Formuleren

  • 1. Verwijswoorden, Congruentie, dat/als, foutieve samentrekking, onjuiste beknopte bijzin
  • 2. A) onjuist verwijzen  Zoek altijd eerst het antecedent - Verwijs naar onzijdige woorden (het- woorden) met dat - Verwijs naar mannelijke en vrouwelijke woorden (de-woorden) met die - Bij zaken: waaraan, waarvoor - Bij personen: aan wie, voor wie - Hun nooit als onderwerp
  • 3. Enkelvoudig begrip voor verzameling (de politie, de regering, enz.) = groepsonderwerp, nooit meervoud gebruiken (de politie hebben gearresteerd.)  Het verwijswoord wat gebruik je bij: - Onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets, het enige) - Overtreffende trap (het grootste, het mooiste) - Een hele zin (Hij heeft een zin overgeslagen, wat bijzonder jammer is.)
  • 4. Verwijzen zonder dat er een antecedent aanwezig is óf verwijzen terwijl er meer antecedenten mogelijk zijn. Voorbeeld: Nederlandse koeien behoren tot de beste in de wereld en daar komen dus ook veel handelaren naartoe. Voorbeeld: Tijdens de Tour de France moesten veel renners en journalisten worden ondergebracht en de rondeleiders vinden dat ze in de beste hotels moeten overnachten.
  • 5. Congruentie = onderwerp en pv moeten hetzelfde getal hebben.  Probleem wanneer onderwerp meervoud lijkt maar het niet is: Het merendeel van de reizigers ergeren zich mateloos.  Een aantal ontwikkelingen zijn op dit moment gaande.  Let op zinnen waarin onderwerp en pv ver uit elkaar staan.
  • 6. Begrippen die enkelvoud lijken maar meervoud zijn: - Media  Dat/als-constructie: dat en als mogen niet naast elkaar staan in een zin. Zet het deel met als aan het eind en zet het deel dat bij dat hoort terug aan het begin.
  • 7. In nevenschikkende zinnen (aan elkaar geknoopt met en of maar) mag je onderdelen in de tweede helft van de zin weglaten. Maar alleen als het dezelfde betekenis, grammaticale functie (ond, lv, mv) en vorm (ev,mv) heeft in beide zinnen.  Voorbeeld: Deze leerling is zeer bekwaam en (deze leerling) (is) daarom geslaagd voor zijn examen.  Voorbeeld: Dat lelijke gebouw wordt afgebroken en ook die afzichtelijke flats (worden afgebroken).
  • 8.  Drie soorten beknopte bijzinnen: 1. Met voltooid deelwoord: Aangekomen in Amsterdam, stonden vrijwel alle stoplichten op rood. 2. Met onvoltooid deelwoord: Al rijdend over de snelweg, stonden de koeien bijna overal buiten. 3. Met te + infinitief: Na een half uur in de restauratie gezeten te hebben, reed de trein het station binnen.  Beknopte bijzin heeft geen onderwerp. Je kunt wel verzinnen wat er zou moeten staan. Dit denkbeeldig onderwerp moet hetzelfde zijn als het onderwerp in de hoofdzin.  Herstel de zin door in beide zinnen het juiste onderwerp en de pv terug te plaatsen. (maak van de beknopte bijzin een gewone bijzin of zorg dat het onderwerp in de hoofdzin aangepast wordt.