6. De jongen en het meisje van de ene kant en de andere kant verveelden zich. In de zomer was de rivier zo laag dat ze naar elkaar konden komen. Blij omdat ze kinderen waren.
7. In de herfst ging het weer zo hard regenen dat de kinderbrug verdween. Daar waren ze erg verdrietig om.
8. Toen besloten de ouders eindelijk om samen met de kinderen van de stenen een brug te bouwen: zo prachtig en rond als de boog van de zon.