2. Je ziet hier een man die aan het lopen is. Over de manier van
lopen kun je aanvullende informatie geven.
> The man is walking slowly. De man loopt langzaam.
In dit voorbeeld is slowly het bijwoord. Dit woord
geeft aanvullende informatie over het werkwoord
lopen. Het geeft antwoord op de manier waarop de
man loopt (namelijk langzaam!)
3. What is an adverb? (bijwoord)
Een bijwoord geeft aan hoe iets gebeurt:
-Namil secretly took the sweets from her father’s shop.
How did she take the sweets? = secretly. Dat is het bijwoord.
-He drove carefully.
How did he drive? = carefully.
4. Use:
Je gebruikt bijwoorden om extra informatie te geven over:
*werkwoorden
-> He drove carefully
*bijvoeglijke naamwoorden
-> a terribly expensive house
-> an extremely nice car.
5. Dus…bijwoorden geven aan hoe iets gebeurt.
He walked slowly.
She arrived safely.
They talked loudly.
Maar.. na sommige werkwoorden zoals ‘be, feel, look,
seem, appear, sound smell, taste krijg je bijvoeglijke
naamwoorden:
He looks alright.
They are fantastic.
It doesn’t smell nice.
6. Voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden:
De bijvoeglijke naamwoorden geven een omschrijving van iets
of iemand.
A red book, a hopeless guy, a great festival,
8. Plaats van het bijwoord: in het
algemeen
*Vóór het woord waar het iets over zegt:
> Ghosts don’t usually open fridges.
*na een vorm van ‘to be’
> He is crazy.
9. Dus…
Kijk goed waar het woord iets over zegt!
The house is beautiful/beautifully.
‘beautiful’ zegt iets over ‘the house’. Daarom moet je een
bijvoeglijk naamwoord gebruiken!
The man angry/angrily shouted at her.
‘angrily’ zegt iets over de manier waarop de man roept,
namelijk op een boze manier (angry = boos). Dan moet je een
bijwoord gebruiken.
10. Exercise: choose the right form
1. That motorbike is very (beautiful/beautifully)
2. We all know (perfect/perfectly) well what’s
happening.
3. Ally (secret/secretly) laughed when she heard
about the story.
11. Exercise: choose the right form
1. That motorbike is very (beautiful/beautifully)
2. We all know (perfect/perfectly) well what’s
happening.
3. Ally (secret/secretly) laughed when she heard
about the story.