SlideShare a Scribd company logo
1 of 34
Download to read offline
Pagina 1 van 34
Watervergunning
Datum
Nummer RWS-2015/27865
Onderwerp WTW23970; Rivier de Maas; vergunning ingevolge de
Waterwet ten name van Solvay Chemie B.V. in de
gemeente Roermond
www.rijkswaterstaat.nl
Datum
Pagina 2 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 2 van 34
Inhoudsopgave
1. AANHEF......................................................................................... 3
2. BESLUIT........................................................................................... 4
3.1 VOORSCHRIFTEN VOOR HET BRENGEN VAN STOFFEN IN EEN
OPPERVLAKTEWATERLICHAAM....................................................................................... 5
3.2 VOORSCHRIFTEN VOOR HET GEBRUIK MAKEN VAN EEN RIJKSWATERSTAATSWERK
EN/OF EEN BIJBEHORENDE BESCHERMINGSZONE............................................................. 8
3.3 VOORSCHRIFTEN VAN ALGEMENE AARD ............................................................... 9
4. AANVRAAG.................................................................................. 11
4.1 ALGEMEEN.......................................................................................................... 11
4.2 HANDELINGEN WAARVOOR VERGUNNING WORDT AANGEVRAAGD...................... 12
5. TOETSING VAN DE AANVRAAG AAN DE DOELSTELLINGEN VAN HET
WATERBEHEER .................................................................................... 15
5.1 BEOORDELING VOOR WAT BETREFT HET BRENGEN VAN STOFFEN IN EEN
OPPERVLAKTEWATERLICHAAM..................................................................................... 16
5.2 BEOORDELING VOOR WAT BETREFT HET GEBRUIK MAKEN VAN EEN
RIJKSWATERSTAATSWERK EN/OF BIJBEHORENDE BESCHERMINGSZONE ....................... 24
6 PROCEDURE ............................................................................... 26
7. OVERIGE RELEVANTE ZAKEN………………………………… ………………27
8. CONCLUSIE ................................................................................. 27
9. ONDERTEKENING ........................................................................ 27
10. MEDEDELINGEN........................................................................... 28
BIJLAGE 1, BEGRIPSBEPALINGEN ........................................................ 30
BIJLAGE 2, ANALYSEVOORSCHRIFTEN.................................................. 32
BIJLAGE 3, HULPSTOFFEN.................................................................... 33
BIJLAGE 4, TEKENING.......................................................................... 34
Pagina 3 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 3 van 34
1. Aanhef
De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 30 oktober 2014 een aanvraag
ontvangen van Solvay Chemie B.V. om een vergunning als bedoeld in hoofdstuk 6
van de Waterwet (Wtw) voor het verrichten van handelingen in een watersysteem.
De aanvraag betreft:
1.1 het brengen van stoffen in de rivier de Maas en
1.2 het brengen van water in de rivier de Maas en
1.3 het gebruikmaken van het rijkswaterstaatswerk rivier de Maas of de daartoe
behorende beschermingszone door, anders dan in overeenstemming met de
functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werkzaamheden te
verrichten, werken te maken of te behouden, dan wel vaste substanties of
voorwerpen te storten, te plaatsen of neer te leggen, of deze te laten staan of
liggen op het perceel kadastraal bekend gemeente Herten, Sectie C, nummer
3973 aan de rechteroever van de rivier de Maas, in de gemeente Roermond.
Het brengen van water is op grond van artikel 6.16 en 6.17 Waterregeling enkel
vergunningplichtig indien meer dan 5000 m3
/uur wordt geloosd. Hiervan is geen
sprake. Derhalve wordt het brengen van water als zodanig in deze vergunning niet
vergund. Wel wordt ter beperking van het brengen van stoffen een maximaal te
lozen hoeveelheid opgenomen.
De aanvraag heeft betrekking op een handeling ten aanzien waarvan meer dan
één bestuursorgaan bevoegd is. Voor de onttrekking van het grondwater is de
provincie Limburg bevoegd gezag. Hiervoor heeft de provincie Limburg een ver-
gunning op grond van de Grondwaterwet verleend. In overleg tussen mij en de
provincie Limburg is besloten dat er geen sprake is van samenloop tussen de lo-
zing op de Maas en de onttrekking van grondwater. Derhalve blijft de grondwater-
onttrekkingsvergunning van de provincie Limburg intact en wordt in deze water-
vergunning buiten beschouwing gelaten.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer RWS-2014/44890 Wtw23970.
Op 29 april 2015 is een wijziging op de aanvraag ingediend kenmerk
RWS-2015/19047.
Tegelijkertijd met het indienen van deze aanvraag heeft Solvay Chemie B.V. een
aanvraag op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ingediend.
Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg en de minister van Infrastructuur
en Milieu hebben, overeenkomstig paragraaf 3.5 van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht en paragraaf 4 van hoofdstuk 6 van de Waterwet, de beslissing
op de beide aanvragen gecoördineerd voorbereid.
Pagina 4 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 4 van 34
2. Besluit
Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Algemene wet bestuursrecht en de
hieronder vermelde overwegingen besluit de minister van Infrastructuur en Milieu
als volgt:
I. De watervergunning van Solvay Chemie B.V. bij besluit van 20 september
2004, met kenmerk DLB 2004/10299, inclusief de wijziging van 19 februari
2010, met kenmerk RWS/DLB-2010/1281 in te trekken.
II. De watervergunning van Solvay Chemie B.V. bij besluit van 22 april 2005, met
kenmerk VW 2005/696 in te trekken.
III. De gevraagde vergunning te verlenen als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid
onder a en 6.5 onder c van de Waterwet aan Solvay Chemie B.V., Schepers-
weg 1, 6049 CV Herten voor:
1.1 het brengen van stoffen in de rivier de Maas;
1.2 het gebruikmaken van het rijkswaterstaatswerk rivier de Maas of de daar-
toe behorende beschermingszone door, anders dan in overeenstemming
met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werk-
zaamheden te verrichten, werken te maken of te behouden, dan wel vaste
substanties of voorwerpen te storten, te plaatsen of neer te leggen, of de-
ze te laten staan of liggen op het perceel kadastraal bekend gemeente
Herten, Sectie C, nummers 3973, 4005 en 4006 aan de rechteroever van
de rivier de Maas, in de gemeente Roermond.
IV. Aan de vergunning de volgende voorschriften te verbinden met het oog op de
in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen.
V. De vergunning te verlenen voor de periode tot uiterlijk 1 juni 2025.
Voor een toelichting op de in deze vergunning vermelde begrippen wordt ver-
wezen naar bijlage 1 van deze vergunning.
Pagina 5 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 5 van 34
3. Voorschriften
3.1 Voorschriften voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewater-
lichaam
Voorschrift 1
Soorten afvalwaterstromen
1. Het brengen van stoffen in de rivier de Maas mag uitsluitend bestaan uit de
hieronder genoemde afvalwaterstromen. Deze afvalwaterstromen mogen uit-
sluitend via het bijbehorende lozingspunt in het oppervlaktewater worden ge-
bracht:
Lozingspunt Meetpunt Soort afvalwaterstroom
1 1 Overloop koelwater
1 1 Niet verontreinigd spoelwater uit de installaties
1 1 bluswater
1 1 Afvalwater afkomstig van de gaswassers van de per-
zuur/esterperzuur installatie
1 1 Afvalwater uit osmose waterzuiveringsinstallatie
1 1 Hemelwater
2. De locatie en nummering van het lozingspunt en meetpunt zijn aangegeven op
de schematische tekening zoals is opgenomen als bijlage 4 behorende bij deze
vergunning.
3. Deze locatie staat ook bekend als afstandscijfer km 71,610 aan de rechter-
oever van de rivier de Maas , coördinaten X 194.680 en Y 353.260.
Voorschrift 2
Lozingseisen
1. De in voorschrift 1, eerste lid, omschreven afvalwaterstromen, exclusief het
hemelwater mogen een hoeveelheid van 150 m3
/uur en 1000 m3
/etmaal niet
overschrijden. Deze hoeveelheid dient te worden gemeten bij meetpunt 1, zo-
als is aangegeven op bijlage 4 bij deze beschikking behorende tekening-
nummer 1504-17987.
2. In het te lozen afvalwater gemeten ter plaatse van het in lid 1 genoemde
meetpunt 1 mag het gehalte van de in onderstaande tabel genoemde parame-
ters niet overschreden worden:
a. De zuurgraad, uitgedrukt in pH-eenheden, genomen in een willekeurig
steekmonster, mag niet lager zijn dan 6,5 en niet hoger dan 9.
b. De temperatuur mag maximaal 30 °C bedragen.
c.
Pagina 6 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 6 van 34
Parameter Kolom I Kolom II Kolom III Kolom IV
Concentratie
etmaalmonster in
mg/l
Concentratie VRG5
etmaalmonster in
mg/l
Dagvracht
in kg/etmaal
Jaarvracht
in kg/jaar
CZV 150 150 20 3650
Kj-N 30 10 5 730
Aluminium 5 1 0,8 30
Arseen 0,03 0,02 0,02 1,2
Koper 0,04 0,02 0,03 2
Kwik 0,002 0,001 0,002 0,1
Lood 0,04 0,02 0,04 1,2
Nikkel 0,05 0,02 0,05 1,4
Zink 1,0 0,5 0,5 20
Chloride 150 150 30 8000
Sulfaat 250 250 50 10000
EOCl 0,6 0,3 0,2 18
Onopgeloste
bestanddelen
100 30 20 3650
3. De in lid 2 van dit voorschrift opgenomen lozingseisen zijn empirische lozings-
eisen.
4. De in lid 2c van dit voorschrift onder kolom I bedoelde gemiddelde concentra-
tie wordt bepaald in een willekeurig volumeproportioneel etmaalmonster.
5. De in lid 2c van dit voorschrift onder kolom II bedoelde gemiddelde concentra-
tie wordt bepaald als een voortschrijdend rekenkundig gemiddelde (VRG5) van
5 opeenvolgende volumeproportionele etmaalmonsters.
6. De in lid 2c van dit voorschrift onder kolom III bedoelde dagvracht wordt be-
paald op basis van een willekeurig volumeproportioneel etmaalmonster.
7. De in lid 2c van dit voorschrift onder kolom IV bedoelde jaarvracht wordt be-
paald op basis van de gemeten dagvrachten.
8. Indien geen volumeproportioneel etmaalmonster beschikbaar is, gelden deze
waarden voor het voortschrijdende rekenkundig gemiddelde van 5 opeenvol-
gende steekmonsters met dien verstande dat de opeenvolgende steekmon-
sters met tussenpozen van ten minste 24 uur worden genomen.
9. De in lid 2 van dit voorschrift genoemde parameters dienen te worden bepaald
volgens de in bijlage 2 genoemde analysevoorschriften.
Voorschrift 3
Controlevoorzieningen
1. Indien een toezichthouder daarom verzoekt moet inzage worden gegeven in
de op de locatie aanwezige bemonsteringsresultaten en analysegegevens.
2. Het afvalwater zoals in voorschrift 2 is omschreven, moet in meetpunt 1, zoals
aangegeven in bijlage 4 van deze beschikking, te allen tijde kunnen worden
Pagina 7 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 7 van 34
onderworpen aan continue debietmeting (met registratie en integratie) en
bemonstering ter verzameling van etmaalmonsters en steekmonsters.
3. Het afvalwater moet veilig kunnen worden bemonsterd.
Voorschrift 4
Verplichting tot meten, bemonsteren en analyseren
1. Het te lozen afvalwater dient door of vanwege de vergunninghouder door me-
ting en bemonstering te worden gecontroleerd.
2. De in lid 1 genoemde controle betreft een controle van éénmaal per maand
van het gehalte in het afvalwater van de volgende parameters:
- Zuurgraad
- Temperatuur
- CZV
- Kj-N
- Aluminium
- Arseen
- Koper
- Kwik
- Lood
- Nikkel
- Zink
- Chloride
- Sulfaat
- EOCl
- Onopgeloste bestanddelen
3. Indien uit de onderzoeksresultaten blijkt dat met een lagere onderzoeks-
frequentie, dan wel met een geringer aantal parameters/stoffen kan worden
volstaan, kan de waterbeheerder op een daartoe strekkend verzoek daartoe
besluiten.
4. De analyses van de in lid 2 genoemde parameters moeten worden uitgevoerd
conform de methoden, waarnaar wordt verwezen in de bij deze vergunning
behorende bijlage 2.
5. Indien uit onderzoeksresultaten blijkt dat dat met andere analysemethoden
gelijkwaardige resultaten kunnen worden bereikt dan die met in lid 4 bedoelde
methoden, mogen deze, na verkregen goedkeuring van de waterbeheerder,
worden gebruikt.
6. De onderzoeksresultaten dienen elk kwartaal binnen één maand na afloop van
dat kwartaal aan de waterbeheerder te worden gerapporteerd.
Voorschrift 5
Toevoeging hulpstoffen
1. Anders dan in bijlage 3 bij deze beschikking genoemde hulpstoffen, alsmede
een groter jaarverbruik daarvan, behoeven naar aard en hoeveelheid de goed-
keuring van de waterbeheerder.
2. De vergunninghouder dient hiertoe minimaal vier weken voorafgaand aan het
gebruik van de hulpstof een gemotiveerd verzoek aan de waterbeheerder te
sturen.
Pagina 8 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 8 van 34
3. Het verzoek dient te bevatten:
a. de gegevens overeenkomstig de Algemene Beoordelingsmethodiek;
b. de gegevens overeenkomstig de volledige set en de aanduiding waterbe-
zwaarlijkheid conform de Algemene Beoordelingsmethodiek;
c. een beschrijving van het gebruik van de stof;
d. een beschrijving van de getroffen maatregelen om de lozing van schade-
lijke componenten te beperken en het effect van de maatregelen op de lo-
zing;
e. de resultaten van de immissietoets.
4. Concrete toepassing is pas toegestaan na verkregen schriftelijke goedkeuring
van de waterbeheerder.
Voorschrift 6
Bestrijdingsmiddelen
De vergunninghouder dient ernaar te streven om het gebruik van chemische be-
strijdingsmiddelen zoveel als mogelijk te beperken.
3.2 Voorschriften voor het gebruik maken van een rijkswaterstaatswerk
en/of een bijbehorende beschermingszone
Voorschrift 7
Plaatsbepaling werken
De werken bestaan uit een aanlegsteiger met vier meerstoelen, zes meerpalen
met bijbehorende werken tussen km 71 en km 72 van de rivier de Maas. De wer-
ken mogen worden behouden conform de schematische tekening met kenmerk
1504-17987, zoals opgenomen in bijlage 4 bij deze beschikking.
Voorschrift 8
Omschrijving werken
1. De aanlegsteiger met vier meerstoelen mag worden behouden met het midden
in km 71,430.
2. De meerpalen mogen bestaan uit een in de bodem gegraven en ca. 10 cm
boven het maaiveld uitstekende betonnen voet met een diameter van 1 m en
een daarop geplaatste ijzeren bolder hoog 50 cm.
3. De te behouden werken zijn:
· een riooluitmonding (lozingspunt 1) inwendig wijd 0,95 x 1,20 m gelegen
aan de rechteroever van de rivier de Maas bij het afstandcijfer 71,610, bo-
venkant niet hoger dan N.A.P. + 16,75 m.
· een riooluitmonding (lozingspunt 2) inwendig wijd 0,50 m, gelegen aan
de rechteroever van de rivier de Maas bij het afstandcijfer 71,684, boven-
kant niet hoger dan N.A.P. + 16,75 m.
· een onttrekkingspunt inwendig wijd 1 m, gelegen aan de rechteroever
van de rivier de Maas bij het afstandcijfer 71,632, bovenkant niet hoger dan
N.A.P. + 16,75 m.
4. Tot steun van de uitmonding nabij het afstandcijfer 71,610 moet het talud ter
plaatse bekleed zijn met een betonplaat dik tenminste 0,20 m. Deze beton-
Pagina 9 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 9 van 34
plaat mag nergens minder dan 0,30 m buiten het profiel van de rioolbuis rei-
ken.
Voorschrift 9
Technische voorschriften
De vergunninghouder draagt zorg dat de in voorschriften 7 en 8 omschreven wer-
ken onder alle omstandigheden stabiel en van een dusdanige constructie zijn, dat
het te allen tijde op zijn oorspronkelijke positie wordt gehouden en waarbij de
bestaande waterbouwkundige constructies ter plaatse niet worden verzwakt.
Voorschrift 10
Beheer en onderhoud
1. De in voorschrift 7 en 8 omschreven werken moeten doelmatig functioneren,
in goede staat van onderhoud verkeren en met zorg worden bediend.
2. De vergunninghouder volgt de aanwijzingen van de waterbeheerder op die
worden gemaakt ter bescherming van het waterstaatswerk.
Voorschrift 11
Wijziging werken
Indien ten behoeve van de belangen, ter bescherming waarvan het vereiste van
vergunning is gesteld, wijziging nodig is in de plaats of de feitelijke toestand van
de werken, dan voert de vergunninghouder zodanige wijziging conform een door
of namens de waterbeheerder te verstrekken aanschrijving uit.
Voorschrift 12
Bereikbaarheid waterstaatswerk
Als beheerder van de waterstaatswerken moet Rijkswaterstaat te allen tijde de
waterstaatswerken kunnen bereiken. De vergunde en te behouden werken en/of
werkzaamheden mogen dit op generlei wijze verhinderen.
3.3 Voorschriften van algemene aard
Voorschrift 13
Aanwezige bescheiden
Tijdens de werkzaamheden op de locatie moet voortdurend een exemplaar van
deze vergunning aanwezig zijn.
Voorschrift 14
Contactpersoon
1. De vergunninghouder is verplicht één of meer personen aan te wijzen die in
het bijzonder belast is (zijn) met het toezien op de naleving van het bij deze
Pagina 10 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 10 van 34
vergunning bepaalde of bevolene, waarmee door of namens de waterbeheer-
der in spoedgevallen overleg kan worden gevoerd.
2. De vergunninghouder deelt schriftelijk binnen veertien dagen nadat deze ver-
gunning inwerking is getreden de waterbeheerder mee, wat de contactgege-
vens zijn (naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres) van degene(n) die
door of vanwege hem is (zijn) aangewezen.
3. Wijzigingen hierin moeten binnen veertien dagen schriftelijk worden gemeld.
Voorschrift 15
Ongewone voorvallen
1. Indien zich een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan, waardoor na-
delige gevolgen voor het oppervlaktewaterlichaam zijn ontstaan of dreigen te
ontstaan, treft de vergunninghouder onmiddellijk de maatregelen die redelij-
kerwijs kunnen worden verlangd, om nadelige gevolgen van dat ongewoon
voorval voor het oppervlaktewaterlichaam te voorkomen of, voor zover die ge-
volgen niet kunnen worden voorkomen, zoveel mogelijk te beperken en onge-
daan te maken.
2. Van een dergelijk ongewoon voorval stelt de vergunninghouder onmiddellijk de
waterbeheerder in kennis.
3. De vergunninghouder verstrekt aan de waterbeheerder tevens, zodra zij bekend
zijn, de gegevens met betrekking tot:
a. de oorzaken van het voorval en de omstandigheden waaronder het voorval
zich heeft voorgedaan;
b. de ten gevolge van het voorval vrijgekomen stoffen, alsmede hun eigen-
schappen;
c. andere gegevens die van belang zijn om de aard en de ernst van de gevol-
gen voor het oppervlaktewaterlichaam van het voorval te kunnen beoorde-
len;
d. de maatregelen die zijn genomen of worden overwogen om de gevolgen van
het voorval te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken;
4. Zo spoedig mogelijk na een dergelijk ongewoon voorval, moet de vergun-
ninghouder in overleg met de waterbeheerder gegevens over de maatrege-
len verstrekken die worden overwogen om te voorkomen dat een zodanig
voorval zich nogmaals kan voordoen.
Pagina 11 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 11 van 34
4. Aanvraag
4.1 Algemeen
4.1.1 Aanleiding
Solvay Chemie B.V. is een chemisch bedrijf waar de volgende activiteiten plaats-
vinden:
- productie en verpakken van alkylanthrachinon;
- verdunnen en verpakken van waterstofperoxide;
- productie en verpakking van desinfecteermiddelen (vloeibare peroxide pro-
ducten) gebaseerd op waterstofperoxide (o.a. organische esterperzuren).
Ten behoeve van de bedrijfsvoering beschikt Solvay Chemie B.V. over de volgende
vigerende vergunningen:
- Wvo-vergunning (Wet verontreiniging oppervlaktewateren) van 20 september
2004, nr. DLB 2004/10299 voor het lozen van afvalwater;
- Wijziging Wvo-vergunning van 12 februari 2010, nr. RWS/DLB-2010/1281
wijziging lozingseis jaarvracht van een aantal parameters en onderzoeksver-
plichting;
- Wbr-vergunning (Wet beheer rijkswaterstaatswerken) van 22 april 2005, nr.
VW 2005/696 voor het behouden van een aanlegsteiger met vier meerstoelen
en zes meerpalen met bijbehorende werken in het rivierbed van de rivier de
Maas tussen km 71 en km 72.
Ingevolge het overgangsrecht Waterwet hebben deze vergunningen thans te gel-
den als watervergunningen.
4.1.2 Bedrijfssituatie
De productie van alkyl-anthrachinon wordt uitgevoerd in een aantal batchgewijze
en een aantal continue procesgangen. Als grondstof wordt tertiair-amylbenzeen
(TAB) gebruikt. Het eindproduct wordt afgevuld in vaten, RVS-containers of iso-
containers.
Geconcentreerd waterstofperoxide wordt verdund, waarbij soms hulpstoffen wor-
den toegevoegd. Soms wordt het waterstofperoxide extra gezuiverd. De aanmaak
gebeurt batchgewijs of via in-line verdunning. Het product wordt afgevuld per
tankauto/isocontainer of afgevuld in emballages.
De productie van (ester)perzuren vindt plaats door de reactie van waterstof-
peroxide met een organisch zuur of ester. Er kan een heel scala aan speciale pro-
ducten worden geproduceerd: vloeibare peroxide producten. De aanmaak gebeurt
batchgewijs of via in-line verdunning. Het product wordt afgevuld in vaten, of
isocontainers.
Solvay Chemie B.V. is een BRZO- en een IPPC-inrichting.
Pagina 12 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 12 van 34
4.2 Handelingen waarvoor vergunning wordt aangevraagd
Solvay Chemie B.V. vraagt om vergunning voor de volgende handelingen:
a. het brengen van stoffen in de rivier de Maas (lozen van afvalwater) en
b. het brengen van water in de rivier de Maas en
c. het gebruikmaken van het rijkswaterstaatswerk rivier de Maas of de daartoe
behorende beschermingszone door, anders dan in overeenstemming met de
functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werkzaamheden te
verrichten, werken te maken of te behouden, dan wel vaste substanties of
voorwerpen te storten, te plaatsen of neer te leggen, of deze te laten staan of
liggen op het perceel kadastraal bekend gemeente Herten, Sectie C, nummer
3973 aan de rechteroever van de rivier de Maas, in de gemeente Roermond.
Het brengen van stoffen bestaat uit het lozen van de volgende afvalwaterstromen:
- Overloop koelwater
- Niet verontreinigd spoelwater uit de installaties
- Bluswater
- Afvalwater afkomstig van de gaswassers van de perzuur/esterperzuur installatie
- Afvalwater uit osmose waterzuiveringsinstallatie
- Hemelwater
Het lozen van hemelwater wordt geregeld in het Activiteitenbesluit Milieubeheer.
Het hemelwater wordt gezamenlijk geloosd met de overige afvalwaterstromen. De
afzonderlijke deelstroom van het hemelwater kan niet doelmatig worden
bemonsterd. Derhalve is het enkel mogelijk om dit hemelwater te meten aan de
eindstroom van de samengestelde lozing. De lozing van het hemelwater wordt
meegenomen in de voorschriften van deze vergunning. De overige
afvalwaterstromen staan niet als zodanig in het Activiteitenbesluit vermeld en
blijven vergunningsplichtig.
De lozing bedraagt maximaal 150 m3
/uur. Op basis van artikel 6.17 waterregeling
is het brengen van water van minder dan 5000 m3
/uur niet vergunnings- of
meldingsplichtig. Aangezien er sprake is van het brengen van stoffen in
oppervlaktewater, wordt in deze vergunning wel een eis opgenomen ten aanzien
van de geloosde hoeveelheden.
Het bedrijf beschikt over een lozingswerk ter hoogte van km 71,610. Via dit
lozingswerk wordt al het afvalwater geloosd. Het onttrekkingspunt ter hoogte van
km 71,632 en een tweede lozingswerk ter hoogte van km 71,684 worden thans
niet gebruikt. Het bedrijf wil al deze werken behouden.
4.2.1 Beschrijving van het oppervlaktewaterlichaam waarin de hande-
lingen plaatsvinden
De activiteit vindt plaats in het oppervlaktewaterlichaam Zandmaas in de gemeen-
te Roermond.
Kaderrichtlijn Water
Het KRW-waterlichaam Zandmaas behoort tot de categorie rivieren, wordt
Pagina 13 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 13 van 34
aangemerkt als een sterk veranderd waterlichaam en valt onder watertype R7,
langzaam stromende rivier/nevengeul op zand/klei.
Beschrijving rijkswaterstaatwerk
De Maas is een typische regenrivier, met een seizoensgebonden afvoerpatroon,
dat wordt gekenmerkt door hoge afvoeren in late herfst, winter en vroege
voorjaar en lage afvoeren in zomer en vroege herfst. De jaarlijkse Maasafvoeren
variëren mee met de jaarlijkse neerslaghoeveelheden, en kunnen van jaar tot jaar
sterk verschillen. De Maas heeft zijn bronnen in noordoost Frankrijk. Het
belangrijkste voedingsgebied van de rivier ligt in Wallonië. Bij Eijsden stroomt de
Maas ons land binnen.
De in deze vergunning omschreven handelingen vinden (deels) plaats in de
uiterwaarden van de rivier de Maas. De uiterwaarden van de rivier de Maas maken
onderdeel uit van het waterstaatswerk de rivier de Maas. Een waterstaatswerk is
tevens oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in de Waterwet. Als waterstaatswerk
draagt de rivier de Maas zorg voor de goede en snelle afvoer van water, sediment
en ijs. Delen van het rivierbed van de Maas fungeren als berging van rivierwater in
extreme omstandigheden (hoge afvoeren).
4.2.2 Overzicht afvalwaterstromen
De aanvraag heeft betrekking op het in een oppervlaktewaterlichaam brengen van
de volgende afvalwaterstromen:
- Overloop koelwater
- Niet verontreinigd spoelwater uit de installaties
- Bluswater
- Afvalwater afkomstig van de gaswassers van de perzuur/esterperzuur installatie
- Afvalwater uit osmose waterzuiveringsinstallatie
- Hemelwater
De bovengenoemde afvalwaterstromen worden via één lozingspunt in de rivier de
Maas geloosd.
In de onderstaande subparagrafen wordt nader op deze afvalwaterstromen en de
eventuele zuiveringstechnische voorzieningen ingegaan.
4.2.2.1 Overloop koelwater
Voor koeling van de ammoniakkoelmachine in de RQ installatie en voor de proces-
stromen in de TAB- en de RQ installatie wordt koelwater gebruikt. Om het gebruik
van koelwater te beperken, wordt het koelwater in koeltorens gekoeld en herge-
bruikt. Het koelwatercircuit is een gesloten circuit, waarbij af en toe spui van het
koelwater plaatsvindt. Dit spuiwater bedraagt zo’n 12.000 m3
/jaar en wordt op de
Maas geloosd. Aan het koelwater wordt een corrosie-inhibitor en een biocide toe-
gevoegd ter voorkoming van legionella vorming. Zie paragraaf onder Algemene
beoordelingssystematiek (ABM) hulpstoffen.
Pagina 14 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 14 van 34
4.2.2.2 Niet verontreinigd spoelwater uit de installaties
Dit spoelwater is afkomstig uit diverse installaties binnen het bedrijf en is niet
verontreinigd. Het spoelwater wordt op de Maas geloosd.
4.2.2.3 Bluswater
Om te kunnen voorzien in de behoefte aan brandbluswater is een brandblusnet
aangelegd. Dit net wordt gevoed vanuit een voorraadbak en door een pomp conti-
nu op druk gehouden. Af en toe dient een gedeelte van dit bluswater te worden
gespuid. Dit bluswater wordt op de Maas geloosd.
4.2.2.4 Afvalwater afkomstig van de gaswassers van de
perzuur/esterperzuur installatie
Organische dampen die vrijkomen door ademverliezen en tijdens het afvullen van
de verpakkingen, worden door waterscrubbers (gaswassers) afgevangen. Het wa-
ter van de uitloop van deze gaswassers bevat de grondstoffen (organisch zuur en
esters) en de eindproducten (organische perzuren en esterperzuren). De belasting
aan organische stoffen bedraagt circa 0,1 kg/dag aan CZV. Dit betreft dus een
zeer geringe hoeveelheid goed afbreekbare organische stoffen. Dit afvalwater
wordt op de Maas geloosd.
4.2.2.5 Afvalwater uit osmose waterzuiveringsinstallatie
Voor de aanmaak van gedemineraliseerd water wordt leidingwater gebruikt dat
verder wordt gezuiverd in een omgekeerde osmose installatie. Tijdens het osmo-
se-proces worden (een deel van de) zouten en andere stoffen door microfiltratie
(osmose) uit het water verwijderd. In deze installatie wordt een anti-scalant ge-
bruikt. Zie paragraaf onder Algemene beoordelingsmethodiek voor grond- en hulp-
stoffen (ABM). Hierbij komt afvalwater vrij dat de ingedikte zouten, antiscalant en
andere stoffen bevat. Dit afvalwater wordt op de Maas geloosd.
4.2.2.6 Hemelwater
Het hemelwater dat op de verharde terreinen en op de daken van de installaties
valt, wordt op de Maas geloosd. Dit hemelwater is in zeer geringe mate verontrei-
nigd met kwikhoudende materialen, die door historische verontreinigingen op het
bedrijfsterrein aanwezig zijn.
4.2.3 Zuiveringstechnische voorzieningen
Solvay Chemie B.V. heeft als brongerichte maatregel genomen dat afvalwater-
stromen met een grote milieubelasting apart worden ingezameld en extern ver-
werkt. Het huishoudelijk afvalwater wordt naar een communale zuiveringsinstalla-
tie afgevoerd. Het overige afvalwater wordt zonder zuiveringstechnische voorzie-
ningen naar het oppervlaktewater afgevoerd. Het proceswater is in dermate ge-
ringe mate verontreinigd, dat er geen zuiveringstechniek bestaat die een verlaging
Pagina 15 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 15 van 34
van de desbetreffende concentraties kan bewerkstelligen. Dit geldt eveneens voor
het verontreinigd hemelwater van het bedrijfsterrein. Het hemelwater is veront-
reinigd door activiteiten uit het verleden. De bedrijfsactiviteiten van Solvay Che-
mie B.V. zijn eind 1999 drastisch ingekrompen door de sluiting van de chloorelek-
trolyse en alle producties die daaraan gerelateerd waren. De verontreinigde delen
van het terrein zijn al deels gesaneerd of worden in de toekomst gesaneerd. Sane-
ring van verontreinigd grondwater wordt uitgevoerd met behulp van in-situ tech-
nieken die de verontreinigingen in de grondwaterlagen verwijderen. De verontrei-
nigde stoffen zijn door depositie op de bedrijfsterreinen neergeslagen en worden
met het hemelwater afgevoerd. Ook in het grondwater zijn verontreinigingen aan-
getroffen die toe te schrijven zijn aan deze inmiddels ontmantelde productieinstal-
laties. Tot deze niet van het huidige productieproces afkomstige verontreinigingen
behoren de stoffen arseen, koper, kwik, lood, nikkel en zink alsmede sulfaten en
chloriden en de extraheerbare organische halogenen (EOCl).
5. Toetsing van de aanvraag aan de doelstellingen van het waterbeheer
De Waterwet omschrijft in artikel 6.21 in samenhang met 2.1 het toetsingskader
voor de beslissing op de aanvraag. In artikel 2.1 Wtw zijn de algemene doelstel-
lingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het waterbeheer:
a) voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en
waterschaarste;
b) in samenhang met de bescherming en verbetering van de chemische en eco-
logische kwaliteit van watersystemen en
c) de vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.
Deze doelstellingen vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij ver-
gunningverlening. Een vergunning wordt geweigerd indien de doelstellingen van
het waterbeheer zich tegen vergunningverlening verzetten en het niet mogelijk is
om de belangen van het waterbeheer door het verbinden van voorschriften of
beperkingen voldoende te beschermen.
De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van vei-
ligheid, waterkwantiteit, waterkwaliteit en maatschappelijke functievervulling door
watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende
regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Water-
wet en in beleidsregels. De vastgestelde normen en het beleid zijn richtinggevend
bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellin-
gen voor het waterbeheer. Hieronder volgt een beschrijving van het beleid waar-
mee bij het beoordelen van de vergunningaanvraag rekening is gehouden.
Pagina 16 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 16 van 34
5.1 Beoordeling voor wat betreft het brengen van stoffen in een opper-
vlaktewaterlichaam
5.1.1 Regelgeving en beleid
Landelijk beleid ten aanzien van emissies
Het Nationaal Waterplan houdt vast aan de leidende beginselen van het preventief
beleid zoals dat in de tweede helft van de vorige eeuw is ingezet: vermindering van
de verontreiniging door het toepassen van beste beschikbare technieken (BBT) en
waar nodig en mogelijk verdergaande maatregelen met het oog op het bereiken van
de gewenste waterkwaliteit. Voor het kwaliteitsbeheer in Rijkswateren heeft daar-
naast de Kaderrichtlijn Water (KRW) een grote sturende betekenis. De KRW vereist
dat alle Europese lidstaten streven naar een goede kwaliteit van alle waterlichamen
waarop de richtlijn van toepassing is. Deze algemene doelstelling heeft een nadere
uitwerking gekregen in het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009.
Het eerste beginsel van het preventief beleid ‘vermindering van de verontreiniging’
houdt in dat verontreiniging - ongeacht de stofsoort - zoveel mogelijk wordt beperkt
(voorzorgprincipe). De invulling van dit beleidsuitgangspunt bestaat onder meer uit:
meer aandacht voor de ketenbenadering (waaronder kringloopsluiting), implemen-
tatie van Esbjerg/OSPAR-afspraken (stofspecifieke aanpak emissies), meer aan-
dacht voor een integrale milieuafweging en meer aandacht voor prioritering. Invul-
ling van het voorzorgsprincipe is ook dat een bedrijf/lozer ten minste ‘de beste be-
schikbare technieken’ toepast, zoals vastgelegd in de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht (Wabo). In artikel 1.1 van de Wabo is de volgende definitie voor de
‘beste beschikbare technieken’ gegeven:
‘de voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest
doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het
milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk
is, zoveel mogelijk te beperken, die – kosten en baten in aanmerking genomen –
economisch en technisch haalbaar in de bedrijfstak waartoe de inrichting behoort,
kunnen worden toegepast, en die voor degene die de inrichting drijft, redelijkerwijs
in Nederland of daarbuiten te verkrijgen zijn; daarbij wordt onder technieken mede
begrepen het ontwerp van de inrichting, de wijze waarop zij wordt gebouwd en on-
derhouden, alsmede de wijze van bedrijfsvoering en de wijze waarop de inrichting
buiten gebruik wordt gesteld’.
De Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor) bevat de aanwijzing van de Ne-
derlandse informatiedocumenten over beste beschikbare technieken (BBT-
documenten). Deze zijn weergegeven in tabel 2 van bijlage 1 bij de Mor. De in
de bijlage aangewezen BBT-documenten kunnen worden aangemerkt als een
adequate invulling van de actuele beste beschikbare technieken die door het
bevoegd gezag dienen te worden toegepast bij de vergunningverlening.
De gebruikte technieken zijn getoetst aan de uitgangspunten van de beste
beschikbare technieken.
Het tweede beginsel ‘met het oog op het bereiken van de gewenste waterkwaliteit
waar nodig en mogelijk verdergaande maatregelen nemen’ houdt in dat als gevolg
van de te vergunnen lozing geen significante verslechtering van de waterkwaliteit-
Pagina 17 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 17 van 34
plaats mag vinden ten opzichte van de bestaande situatie en dat het bereiken van
de KRW-doelstellingen niet in gevaar mag worden gebracht. Het is daarom vooral
van toepassing op nieuwe lozingen of uitbreidingen van bestaande lozingen.
Dit tweede beginsel is uitgewerkt in een emissie-immissiebenadering in het Hand-
boek Immissietoets, waarvoor de uitgangspunten zijn vastgesteld door het Natio-
naal Water Overleg en waarin een nationale uitwerking is gegeven van EU-
richtsnoeren op grond van artikel 4, lid 4 van de Richtlijn prioritaire stoffen. Het
Handboek Immissietoets is aangewezen als BBT-document in tabel 2 van bijlage 1
bij de Mor. De immissietoets richt zich op de beoordeling van de gevolgen van een
specifieke restlozing op de waterkwaliteit (na toepassing van BBT). De immissie-
toets draagt bij aan het verkrijgen van inzicht in het aandeel van een individuele
lozing in de totale concentratie van een stof in de mengzone, het betreffende water-
lichaam en benedenstrooms.
In de Waterwet is de verhouding tussen watervergunningen en de waterplannen
nader uitgewerkt. De Waterwet stelt dat met de plannen rekening moet worden
gehouden bij de vergunningverlening. (artikel 6.1a Waterbesluit). Verder verwijst
de Waterwet voor het kader van de vergunningverlening ook naar het stelsel van
milieukwaliteitseisen voor waterkwaliteit (artikel 6.21 in combinatie met artikel 2.1
en 2.10 van de Waterwet en artikel 4 van de KRW). Bij vergunningverlening wordt
daarom getoetst aan dezelfde getalswaarden voor de waterkwaliteit die in het
kader van het effectgerichte spoor in de vorm van de milieukwaliteitseisen de
waterplannen aansturen. De toetsing wordt uitgevoerd op de manier die in het
Handboek Immissietoets is aangegeven.
De Kaderrichtlijn Water vraagt om te toetsen aan het beginsel van geen achteruit-
gang. Voor nieuwe lozingen en uitbreidingen van bestaande lozingen wordt gekeken
of de waterbeheerder met het toestaan van de lozing hier aan kan voldoen. Een
toetsing aan de ruimte die er is om geen achteruitgang te veroorzaken maakt daar-
om onderdeel uit van de immissietoets. Indien toepassing van BBT en eventuele
verdergaande maatregelen niet leiden tot het voldoen aan de criteria uit de Immis-
sietoets, volgt een analyse van de voorziene maatregelen in combinatie met de
verwachte trends in ontwikkeling van de milieukwaliteit voor dat waterlichaam en
benedenstrooms gelegen waterlichamen. Op basis daarvan kan eventueel een tijde-
lijke verslechtering van de situatie worden toegestaan.
Getoetst moet worden of de verlening van de vergunning verenigbaar is met de
doelstellingen in artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van de Waterwet.
Indien dit niet het geval is wordt een vergunning geweigerd of worden onder voor-
waarden aanvullende eisen gesteld.
5.1.2 Overwegingen ten aanzien van de bescherming en verbetering van
de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen (water-
kwaliteit)
IPPC-inrichting
Een hoog niveau van bescherming van het milieu moet worden gerealiseerd door
aan deze vergunning voorschriften te verbinden, die nodig zijn om de nadelige ge-
volgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien
dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken. Daarbij
Pagina 18 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 18 van 34
wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aan-
merking komende Beste Beschikbare Technieken worden toegepast.
In artikel 5.3 en 5.4 van het Besluit omgevingsrecht juncto bijlage 1 van de Rege-
ling omgevingsrecht zijn door de Minister van VROM documenten aangewezen die
gebruikt moeten worden bij het bepalen van de Beste Beschikbare Technieken
(BBT). In artikel 9.2 van de regeling is bepaald dat voor de zogenaamde gpbv-
installaties (ook wel IPPC-installaties genoemd) in ieder geval rekening moet worden
gehouden met de in tabel 1 van de in de bijlage vastgestelde Europese informatie-
documenten over BBT. Verder is in artikel 9.2 van de regeling bepaald dat bij de
vergunningverlening tevens de in tabel 2 van de bijlage genoemde Nederlandse
informatiedocumenten over BBT moeten worden toegepast. Dit zijn onder andere de
zogenaamde bedrijfstakstudierapporten van de Commissie Integraal Waterbeheer
en het Landelijk Bestuurlijk Overleg Water.
Europese informatiedocumenten
Tot medio 2012 werden de best beschikbare technieken weergegeven in zogenoem-
de ‘BAT reference documents’, kortweg BREF’s. Met de implementatie van de RIE
per 1 januari 2013 worden de BREF’s vervangen door zogenaamde ‘BBT-
conclusions’. De eerste BBT-conclusies zijn medio 2012 verschenen. De implemen-
tatie van de BBT-conclusie zal geleidelijk plaatsvinden zodat er tijdelijk twee typen
documenten gehanteerd zullen worden voor het vaststellen van de beste beschikba-
re technieken.
In de BREF’s of BBT-conclusies worden voor een IPPC-installaties per bedrijfstak of
per activiteit de beste beschikbare technieken weergegeven. De documenten zijn
beschikbaar voor elke industriële activiteit die genoemd wordt in Bijlage I van de
Richtlijn Industriële Emissies (RIE).
Daarnaast zijn er de zogenaamde horizontale BREF’s of BBT-conclusies, waarin de
Beste Beschikbare technieken voor een bepaalde activiteit zijn vastgesteld die van
toepassing kan zijn voor meerdere industrieën.
In Bijlage I van de RIE is aangegeven welke categorieën van industriële activiteiten
onder de werkingssfeer van de Richtlijn vallen. In deze bijlage zijn de installaties en
activiteiten benoemd. Solvay Chemie B.V. valt met haar activiteiten onder categorie
4.1 onder a en b van bijlage I van de RIE: fabricage van organisch-chemische pro-
ducten, zoals eenvoudige koolwaterstoffen. De BREF’s of BBT-conclusies uit de on-
derstaande tabel zijn van toepassing voor de onderhavige lozing op oppervlaktewa-
ter.
Verticale BREF/BBT-conclusie BREF organische fijnchemie
Horizontale BREF/BBT-conclusie BREF koelsystemen
BREF op- en overslag bulkgoederen
BREF afgas- en afvalwaterbehandeling
BREF monitoring
Toetsing BBT
Bij de bepaling van de BBT voor de onderhavige lozingssituatie, zijn de in artikel 5.4
van het Besluit omgevingsrecht vermelde punten en de verplichtingen (zoals die in
de artikelen 5.5, 5.6 en 5.7 van het Besluit omgevingsrecht zijn verwoord) speciaal
Pagina 19 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 19 van 34
in aanmerking genomen. Daarbij is rekening gehouden met de voorzienbare kosten
en baten van maatregelen, en met het voorzorg- en het preventiebeginsel.
BREF organische fijnchemie (augustus 2006)
Het alkyl-anthrachinon en het (ester)perzuur proces is getoetst aan de BREF. Het
hoofdstuk BAT uit deze BREF geldt per januari 2013 als BBT-conclusies.
Er wordt voldaan aan deze BREF.
Het verdunnen en het verpakken van waterstofperoxide is niet getoetst aan de
BREF, omdat bij dit proces geen afvalwater vrijkomt.
BREF koelsystemen (december 2001)
Het alkyl-anthrachinon is getoetst aan de BREF. De voor de waterlozing relevante
thema’s zijn preventie en reductie. Het hoofdstuk BAT uit deze BREF geldt per janu-
ari 2013 als BBT-conclusies.
Er wordt voldaan aan deze BREF.
BREF op- en overslag bulkgoederen (juli 2006)
De opslagfaciliteiten zijn getoetst aan de BREF. De voor de waterlozing relevante
thema’s zijn preventie en reductie. Het hoofdstuk BAT uit deze BREF geldt per janu-
ari 2013 als BBT-conclusies.
Er wordt voldaan aan deze BREF.
BREF afgas- en afvalwaterbehandeling (februari 2003)
De hele inrichting is getoetst aan de BREF. Het hoofdstuk BAT uit deze BREF geldt
per januari 2013 als BBT-conclusies.
Er wordt voldaan aan deze BREF.
BREF monitoring (juli 2003)
Deze BREF bevat richtlijnen inzake monitoring. Dit is verwerkt in het milieujaarver-
slag. Er wordt voldaan aan deze BREF.
Risico’s van onvoorziene lozingen
De waterkwaliteit van het oppervlaktewaterlichaam kan ernstig verstoord raken als
gevolg van industriële onvoorziene lozingen. Ten einde onvoorziene lozingen te
voorkomen dan wel te minimaliseren, heeft de CIW het rapport “Integrale aanpak
van risico’s van onvoorziene lozingen” opgesteld. Het rapport is in principe van toe-
passing op alle situaties die een risico voor het oppervlaktewaterlichaam kunnen
vormen. Het beleidskader kan zodoende worden toegepast in het kader van de wa-
terwet- en omgevingsvergunningverlening en trajecten in het kader van het Besluit
risico’s zware ongevallen (BRZO’99). Het BRZO is de wettelijke implementatie van
de Europese Seveso II Richtlijn, die tot doel heeft de risico’s van grote ongevallen
met gevaarlijke stoffen in de industrie, voor zowel mens als milieu, zo klein mogelijk
te maken.
In het kader van de Waterwet betekent dit dat analoog aan de aanpak van reguliere
lozingen van afvalwater de emissie-aanpak ook geldt voor onvoorziene lozingen.
Primair moet voldaan worden aan de “stand der veiligheidstechniek”. Dit beperkt de
kans en/of de omvang van de negatieve effecten van onvoorziene lozingen. Vervol-
gens zullen de resterende risico’s in kaart gebracht moeten worden volgens de se-
lectiemethodiek voor stoffen en activiteiten verwoord in bijlage 2 van het CIW-
Pagina 20 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 20 van 34
rapport. Deze selectie-methodiek is uitgebreid beschreven in het Riza-rapport ”Be-
schrijving van de methode voor de selectie van activiteiten binnen inrichtingen ten
behoeve van het uitvoeren van studie naar de risico’s van onvoorziene lozingen”.
De kansen en de effecten van onvoorziene lozingen worden ingeschat met behulp
van het computerprogramma “Proteus II”.
In de milieurisicoanalyse (MRA) zijn de risico’s berekend voor het ontvangende op-
pervlaktewater. Hieruit blijkt dat de impact van een onvoorziene lozing niet leidt tot
een onacceptabel risico voor het ontvangend oppervlaktewater.
Het bedrijf beschikt over een bedrijfsnoodplan.
Algemene beoordelingsmethodiek voor grond- en hulpstoffen
Voor een goede uitvoering van het waterkwaliteitsbeleid is het noodzakelijk om in-
zicht te hebben in de mate waarin de in het oppervlaktewater te brengen grond- en
hulpstoffen, tussen- en eindproducten een potentieel gevaar vormen voor het aqua-
tisch milieu. In mei 2000 is hiervoor door de Commissie Integraal Waterbeheer
(CIW) de Algemene Beoordelingsmethodiek voor stoffen en preparaten (hierna
ABM) vastgesteld. De ABM hanteert de parameters en criteria uit de geldende Euro-
pese stoffen en preparaten regelgeving die zijn vastgelegd in hoofdstuk 9 van de
Wet milieubeheer.
De ABM deelt voor alle bedrijfstakken op een transparante en eenduidige wijze de in
het oppervlaktewater te brengen stoffen en preparaten (hierna stof te noemen) in
op grond van de eigenschappen. Daarbij geeft de methodiek aan welke saneringsin-
spanning (emissiebeperkende maatregel) bij een bepaalde stof, gezien de eigen-
schappen, wenselijk is. Uit de ABM volgt een aanduiding van de waterbezwaarlijk-
heid en een suggestie voor de saneringsinspanning (BBT, of waterkwaliteitsaanpak).
De ABM is een hulpmiddel bij het vaststellen van de gewenste saneringsinspanning
en gaat niet in op het wel of niet gebruiken van een stof, of het beoordelen van de
restlozing. De ABM is beschreven in het CIW-rapport "Het beoordelen van stoffen en
preparaten voor de uitvoering van het emissiebeleid van water". Zij sluit aan bij de
Europese regelgeving inzake het indelen, verpakken en kenmerken van stoffen en
preparaten.
In de aanvraag zijn de resultaten van de ABM-toets beschreven. In het koelwater
worden twee hulpstoffen gebruikt. ReynGard 1025 valt onder waterbezwaarlijk-
heidsklasse {11}: weinig schadelijk voor in water levende organismen. ReynCide
350 valt onder waterbezwaarlijkheidsklasse {9}: schadelijk voor in water levende
organismen. De hierbij behorende saneringsinspanningen vallen onder aanpak B.
Saneringsinspanning B houdt in dat de best uitvoerbare techniek moet worden toe-
gepast (thans BBT).
In de osmose waterzuiveringsinstallatie wordt een anti-scalant gebruikt. Dit product
valt onder waterbezwaarlijkheidsklasse {11}: weinig schadelijk voor in water leven-
de organismen en saneringsinspanning B.
De in deze vergunning opgenomen voorschriften waarborgen dat wordt voldaan aan
de van toepassing zijnde saneringsinspanning.
Pagina 21 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 21 van 34
Immissietoets
Met de immissietoets wordt nagegaan of de restlozing leidt tot onaanvaardbare con-
centraties in het watersysteem, nadat de beste beschikbare technieken (BBT) zijn
toegepast om de emissie te reduceren. Bij bestaande lozingen kunnen aanvullende
eisen bovenop BBT alleen op grond van de immissietoets worden voorgeschreven
als de voor de relevante stoffen in het waterlichaam geldende doelstellingen (hetzij
de doelstelling op jaargemiddeldebasis (JG-MKN), hetzij het MTR indien nog geen
doelstelling op jaargemiddeldebasis is afgeleid) worden overschreden.
In onderstaande tabel worden de jaargemiddelde milieukwaliteitsnorm (JG-MKN), de
maximaal aanvaardbare concentratie (MAC-MKN), de werkelijk gemeten actuele
achtergrondconcentraties op de Maas in Eijsden van de afgelopen drie jaren (AC
gemeten) en de landelijke achtergrondconcentratie (AC landelijk) van de aange-
vraagde stoffen vermeld.
Parameter JG-MKN
in µg/l
MAC-MKN
in µg/l
AC (gemeten)
in µg/l
AC (landelijk)
in µg/l
Chemisch zuurstof ver-
bruik (CZV)
- - 16 mg/l -
Kjeldahl stikstof 2,5 mg/l - 3,79 mg/l -
Aluminium 12 MTT
(A)
- 500 36
Arseen 32 MTR
(B)
- 0,5 1
Koper 3,8 MTR
(C)
- 3 1,1
Kwik 0,05 0,07 0,003 0,01
Lood 7,2 niet van
toepassing
1,1 0,2
Nikkel 20 niet van
toepassing
3,0 3,3
Zink AC+7,8 AC+15,6 19,1 2,8
Chloride 200
mg/l
MTR (D)
- 50 mg/l -
Sulfaat 100
mg/l
MTR (E)
- 21,9 mg/l -
Extraheerbare organische
halogenen (EOCl)
- - - -
Onopgeloste bestandde-
len
- - 11 mg/l -
(A) voor aluminium is enkel een MTT beschikbaar.
(B) voor arseen is enkel een MTR beschikbaar.
(C) voor koper is enkel een MTR beschikbaar.
(D) voor chloride is enkel een MTR beschikbaar.
(E) voor sulfaat is enkel een MTR beschikbaar.
Pagina 22 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 22 van 34
Uit de immissietoets blijkt dat er geen sprake is van significante effecten ten opzich-
te van de MKN (>10%). Ook leidt de lozing naar verwachting niet tot acuut toxische
effecten voor waterorganismen en/of in het sediment levende organismen binnen de
mengzone.
De immissietoets is uitgevoerd op grond van volgende uitgangspunten:
- geloosd debiet: 150 m3
/uur, komt overeen met 0,04 m3
/s
- breedte Maas: 90 m
- diepte Maas: 5 m
- diameter lozingspijp: 0,95 m
- er is sprake van een bestaande lozing en deels nieuwe lozing.
Zeer zorgwekkende stoffen
De stoffen kwik, lood en nikkel komen voor op de lijst van zeer zorgwekkende
stoffen (ZZS). Deze stoffen zijn gevaarlijk voor mens en milieu, omdat ze bijvoor-
beeld kankerverwekkend zijn, de voortplanting belemmeren of zich in de voedsel-
keten ophopen. De lozing van ZZS dienen te worden geminimaliseerd en emissie-
beperkende maatregelen in de vergunning te worden opgenomen. De stoffen op
de ZZS-lijst zijn geselecteerd op basis van verschillende Europese wetgeving en
verdragen.
De aangevraagde concentraties, dagvracht en jaarvracht zijn dermate laag dat
geen zuiveringstechnieken voorhanden zijn om deze waarden verder te reduceren.
De aangevraagde maximale jaarvrachten voor kwik (0,1 kg), lood (1,2 kg) en
nikkel (1,4 kg) zijn dermate laag dat wordt voldaan aan het zoveel als mogelijk
minimaliseren van deze stoffen.
Wijziging CZV
Door het bedrijf wordt een wijziging aangevraagd van de concentratie in het VRG5
etmaalmonster. Het betreft een wijziging van 50 mg/l naar 150 mg/l. De oorzaak
van een verhoogd CZV gehalte is het gevolg van het lozen van overloopwater van
het calamiteitenbassin peroxy. In dit calamiteitenbassin worden alle deelstromen
vanuit de peroxy afdelingen opgevangen inclusief het regenwater van naastgele-
gen gebouwen. Bij een te hoog niveau wordt het teveel aan water in het calamitei-
tenbassin overgepompt en geloosd op het oppervlaktewater. Uit onderzoek van
het bedrijf blijkt dat het calamiteitenbassin een duidelijke groene waas vertoont
die afkomstig is van algen die in het bassin groeien. Het bassin bevat vrij veel
organisch materiaal dat afkomstig is van bladeren van omliggende bomen. De
algen in het bassin kunnen worden vernietigd door bv. waterstofperoxide toe te
voegen. Dit wordt vanuit milieu-oogpunt niet wenselijk geacht. Derhalve wordt de
lozingseis van CZV in het VRG5 etmaalmonster aangepast naar 150 mg/l.
Wijziging chloride
Door het bedrijf wordt een wijziging aangevraagd van de concentratie in het VRG5
etmaalmonster. Het betreft een wijziging van 70 mg/l naar 150 mg/l. In 2010 is
het bedrijf overgegaan van het gebruik van grondwater naar leidingwater voor de
demiwaterbereiding. Het demiwater wordt bereid uit leidingwater door middel van
reversed osmose (RO). De bereiding van het demiwater uit leidingwater is hetzelf-
de als die van grondwater, alleen de extra zuiveringstap voor het verwijderen van
ijzer is komen te vervallen. Het permeaat van de RO installatie is het demiwater,
Pagina 23 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 23 van 34
het retentaat dat een concentraat is van de in het leidingwater aanwezige stoffen
wordt op het oppervlaktewater geloosd. Uit analysegegevens van de afgelopen
jaren blijkt dat in het retentaat meer chloride aanwezig is dan ten tijde van de
bereiding van grondwater. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt bestaat geen bezwaar
tegen een ruimere lozingseis voor chloride. Voor zoutlozingen zoals chloride is
voornamelijk de geloosde dagvracht en jaarvracht van belang. Die blijft ongewij-
zigd.
Wijziging sulfaat
Door het bedrijf wordt een wijziging aangevraagd van de concentratie in het VRG5
etmaalmonster. Het betreft een wijziging van 70 mg/l naar 150 mg/l. Voor sulfaat
geldt een identieke redenering als voor chloride. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt
bestaat geen bezwaar tegen een ruimere lozingseis voor sulfaat.
Overweging met betrekking tot de temperatuur
Sinds 21 juni 2005 is het CIW rapport “beoordelingssystematiek warmtelozingen”
vastgesteld. Dit rapport beoordeelt thermische lozingen op basis van de emissie-
immissieaanpak. Belangrijke uitgangspunten zijn minimalisatie van de ecologische
gevolgen van de opwarming van het oppervlaktewater en van de inname van op-
pervlaktewater voor koeldoeleinden. In het rapport wordt geconcludeerd dat mini-
malisatie van het debiet grotere voordelen voor het aquatische milieu lijkt op te
leveren dan strikte limitering van de lozingstemperatuur. Door minimalisatie van het
debiet worden minder organismen ingezogen, wordt het gebruik van chemicaliën
gereduceerd en wordt er minder energie verbruikt. In dit rapport worden een aantal
berekeningsmethodes aangedragen om de lozing van warmte te beoordelen.
De totale afvalwaterstroom heeft meestal een andere temperatuur dan de tempera-
tuur van het Maaswater. ’s Winters is de temperatuur hoger dan die van de Maas, ’s
zomers is de temperatuur lager dan die van de Maas. In 2013 bedroeg de warmte-
belasting 0,0025 MWth. Dit komt overeen met een temperatuurverhoging van 0,014
°C. Deze verhoging is dermate gering dat het door mij weinig zinvol wordt geacht
om een warmtevracht in deze vergunning op te nemen, mede gezien de inspanning
die moet worden gedaan om deze warmtevracht te registreren en te monitoren.
Derhalve wordt in deze vergunning volstaan met het opnemen van een maximale
lozingstemperatuur van 30 °C.
Overweging met betrekking tot bestrijdingsmiddelen
In 1997 heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat het `Actieprogramma Diffuse
bronnen’ ondertekend. Hierin wordt een aantal acties beschreven, dat door alle
betrokken instanties wordt uitgevoerd.
Een uitwerking van deze acties betreft de terugdringing van het gebruik van
chemische bestrijdingsmiddelen. Het gebruik van alternatieve middelen, zoals
branden en borstelen wordt zoveel mogelijk gestimuleerd. Solvay Chemie B.V.
maakt momenteel gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen voor
onkruidbestrijding op het bedrijfsterrein (round-up en rupsenbestrijding). In deze
vergunning zal een voorschrift worden opgenomen dat het gebruik van chemische
bestrijdingsmiddelen zoveel als mogelijk moet worden beperkt.
Pagina 24 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 24 van 34
5.1.3 Overwegingen ten aanzien van de maatschappelijke functievervul-
ling door watersystemen
De aanvraag is niet in strijd met de maatschappelijke functievervulling van het
waterstaatswerk, gelet op de functies die aan het waterstaatswerk worden toege-
kend.
5.2 Beoordeling voor wat betreft het gebruik maken van een rijkswater-
staatswerk en/of bijbehorende beschermingszone
5.2.1 Regelgeving en beleid
De hoofdlijnen van het nationale waterbeleid ten aanzien van veiligheid en het
doelmatig gebruik van waterstaatswerken en de manier waarop daarbij rekening
moet worden gehouden met de ecologische doelstellingen die gelden voor KRW-
waterlichamen zijn vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP), planperiode 2009-
2015. Een nadere uitwerking en onderbouwing van de beleidskeuzes en de realisatie
op het gebied van waterveiligheid vindt plaats in de Beleidsnota Waterveiligheid.
Specifieke eisen ten aanzien van het veilig en doelmatig gebruik van rijkswater-
staatwerken en/of bijbehorende beschermingszones zijn uitgewerkt in de Beleidslijn
Grote Rivieren.
Het Beheer- en ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2009-2015 (BPRW) vertaalt dit
beleid door naar het beheer van de rijkswateren, met een onderverdeling naar func-
tie en naar watersysteem. Bovendien bevat het BPRW 2009-2015 een toetsingska-
der voor individuele besluiten, dat gebruikt wordt bij het toetsen en beoordelen van
vergunningen voor het gebruik van waterstaatswerken. Hierin is vastgelegd op wel-
ke manier deze aanvragen getoetst worden aan de ecologische doelstellingen die op
grond van het BPRW 2009-2015 gelden voor KRW-waterlichamen.
5.2.2 Overwegingen t.a.v. de beperking van overstromingen, waterover-
last en waterschaarste (veiligheid en waterkwantiteit)
De beheersgrenzen voor het waterstaatkundig beheersaspect van het rijkswater-
staatswerk de rivier de Maas worden bepaald door het Waterbesluit en de Water-
regeling. Het bedrijfsterrein van Solvay Chemie B.V. ligt niet in het gebied waar-
voor een vergunningplicht geldt vanuit de waterstaatkundige beheerstaak.
Op 24 december 1976 mijn kenmerk nr. 13161 is door mij een vergunning ver-
leend op grond van de Rivierenwet voor het behouden van een riooluitmonding in
het zomerbed aan de rechteroever van de rivier de Maas bij het afstandcijfer
71,640.
Op 29 mei 1985 mijn kenmerk nr. 7245 is door mij een vergunning verleend op
grond van de Rivierenwet voor het maken van twee buisleidingen aan de rechter-
oever van de rivier de Maas bij de afstandcijfers 71,632 en 71,684. Deze twee
buisleidingen betreffen een wateronttrekking en een riooluitmonding. Op de teke-
ning behorende bij deze vergunning blijft de hierboven genoemde en op 23 de-
cember 1976 vergunde riooluitmonding op afstandcijfer 71,640 behouden. Bij
nazicht blijkt dit afstandcijfer niet te kloppen; de juiste waarde is afstandcijfer
Pagina 25 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 25 van 34
71,610. Bij verlening van deze vergunning is de vergunning van 24 december
1976 ingetrokken.
Op 11 april 2003 mijn kenmerk nr. DLB 2003/5937 is door mij een vergunning
verleend op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken voor het behouden
van werken. De tekening met de hierboven vermelde uitmondingen zijn in deze
vergunning behouden. Bij verlening van deze vergunning is de vergunning van 29
mei 1985 ingetrokken.
Op 22 april 2005 mijn kenmerk VW 2005/695 is door mij een vergunning verleend
op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken voor het behouden van wer-
ken. Deze vergunning is verleend aan NV Solvic voor het behouden van zinkers en
buizen ten behoeve van een pekeltransportleiding. Bij verlening van deze vergun-
ning is de vergunning van 11 april 2003 ingetrokken.
Op 22 april 2005 mijn kenmerk VW 2005/696 is door mij een vergunning verleend
op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken voor het behouden van een
aanlegsteiger met vier meerstoelen en zes meerpalen met bijbehorende werken in
het rivierbed van de rivier de Maas tussen km 71 en km 72. Alhoewel dit in de
voorschriften niet expliciet is aangegeven, worden de buisleidingen wel vernoemd
op de bij deze vergunning behorende tekeningen. Middels deze vergunning zijn de
bestaande uitmondingen en onttrekkingspunt thans vergund.
De voorschriften uit de hierboven vermelde vergunningen wordt in deze waterver-
gunning overgenomen, voor zover relevant en nog van toepassing en gemoderni-
seerd. Verder worden een aantal algemene voorschriften met betrekking tot het
rijkswaterstaatswerk in deze vergunning opgenomen.
5.2.3 Overwegingen t.a.v. de maatschappelijke functievervulling door
watersystemen
De aanvraag is niet in strijd met de maatschappelijke functievervulling van het
waterstaatswerk, gelet op de functies die aan het waterstaatswerk worden toege-
kend.
5.6 Geldigheid/Tijdelijkheid van de vergunning
Het geloosde afvalwater bevat onder meer de gevaarlijke stoffen kwik en EOCl.
Beide stoffen komen voor op lijst I van richtlijn 2006/11/EG (kwik en kwikverbin-
dingen; organische halogeenverbindingen en stoffen waaruit in water dergelijke
verbindingen kunnen ontstaan) waarvoor grenswaarden zijn vastgesteld ingevolge
artikel 6 van die richtlijn. Op grond van artikel 6.1 van de Waterregeling mag de
vergunning slechts worden verleend voor een beperkte duur. In verband hiermee
is deze vergunning aan een termijn, ten hoogste tien jaar, gebonden. In deze
vergunning is een geldigheidstermijn opgenomen tot uiterlijk 1 juni 2025.
Met artikel 6.1 van de Waterregeling is beoogd hetzelfde te regelen als was opge-
nomen in de Regeling tijdelijke vergunning voor lozing van zwarte lijst stoffen (15-
09-2003/HDJZ/WAT/2003-1822). In deze Regeling was opgenomen in de toelich-
Pagina 26 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 26 van 34
ting: “Voor wat betreft de vraag in welke gevallen bij lozing van stoffen in mi-
nuscule hoeveelheden al dan niet sprake is van een lozing van zwarte lijst stof-
fen, brengt de onderhavige regeling geen wijziging ten opzichte van de tot nog
toe gevolgde interpretatie, die is neergelegd in hoofdstuk III, paragraaf 4.9.1,
van het CIW Handboek Wvo-vergunningverlening (Commissie Integraal water-
beheer, Den Haag, 1999). Dit handboek bevat richtlijnen die kunnen worden
gekwalificeerd als algemeen erkend beleid voor de betrokken bestuursorga-
nen.” Daarenboven is het CIW Handboek Wvo-vergunningverlening opgenomen
in tabel 2 van bijlage 1 bij de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor),
waarin de bij vergunningverlening toe te passen BBT-documenten zijn opge-
nomen.
6 Procedure
6.1 Algemeen
De Waterwet bepaalt dat op de voorbereiding van een beschikking tot het verle-
nen van een vergunning voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterli-
chaam of het zich ontdoen van stoffen de uniforme openbare voorbereidingspro-
cedure van afdeling 3.4 van de Awb en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van
toepassing zijn. In het Waterbesluit zijn hierop uitzonderingen gemaakt. Een der-
gelijke uitzondering is in dit geval niet van toepassing, zodat niet de reguliere
voorbereidingsprocedure kan worden gevolgd.
Er heeft een gecoördineerde voorbereiding plaatsgevonden met de provincie Lim-
burg met betrekking tot de vergunning voor het oprichten of wijzigen van een in-
richting op grond van de Wabo.
Beide bevoegde gezagen zijn conform het gestelde in de artikelen 6.27, lid 4, Wtw
in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over de inhoudelijke samenhang
tussen de Wabo en de Waterwet-aanvragen en over de ontwerp-beschikkingen.
De samenhang tussen de Waterwet- en de Wabo-aanvraag is niet van dien aard dat
deze invloed heeft gehad op de inhoud van de onderhavige watervergunning. Over
de inhoud van de aanvragen en de inhoud van de onderscheiden vergunningen
heeft regelmatig overleg plaatsgevonden met Gedeputeerde Staten van de provincie
Limburg. Op deze wijze is er zorg voor gedragen dat de beide vergunningen in lijn
zijn met elkaar en elkaar aanvullen.
6.2 Ter inzagelegging ontwerpbesluit
Teneinde eventuele belanghebbenden in de gelegenheid te stellen van de on-
derhavige aanvraag kennis te nemen en zienswijzen in te dienen, hebben de
onderhavige aanvraag en ontwerpbesluit conform het bepaalde in afdeling 3.4
van de Algemene wet bestuursrecht vanaf 7 mei 2015 gedurende zes weken
ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
Pagina 27 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 27 van 34
7 Overige relevante zaken
Verontreinigingsheffing
Een afschrift van deze vergunning wordt voorts verstuurd aan Het Bureau Veront-
reinigingsheffing Rijkswateren. Mogelijk dat verontreinigingsheffingen verschuldigd
zijn als gevolg van het gebruik van deze vergunning.
8. Conclusie
De in de vergunning opgenomen voorschriften waarborgen dat de doelstellingen
van het waterbeheer voldoende worden beschermd. Op grond van de overwegin-
gen bestaan er daarom geen bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde ver-
gunning.
9. Ondertekening
DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,
Namens deze,
hoofd Vergunningverlening
Rijkswaterstaat Zuid-Nederland,
Pagina 28 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 28 van 34
10. Mededelingen
Voor meer informatie over dit besluit kunt u terecht bij de in dit besluit genoemde
contactpersoon. De contactgegevens staan in de begeleidende brief bij dit besluit.
De contactpersoon kan uw vragen beantwoorden en het besluit met u doornemen.
Om te bepalen of u meer informatie wilt, kunnen de volgende vragen en
aandachtspunten u helpen:
- Is de inhoud van het besluit duidelijk en is helder wat het concreet voor u
betekent?
- Kunt u beoordelen of besluit inhoudelijk juist is of niet? Of heeft u behoefte
aan een toelichting?
- Kloppen de gegevens over u in het besluit en heeft u alle gegevens verstrekt?
Ook wanneer u andere vragen heeft over het besluit of de procedure, of wanneer
u zich op een of andere manier heeft gestoord aan de wijze waarop bij de
besluitvorming met u of uw belangen is omgegaan, kunt u contact opnemen.
Bent u het niet eens met dit besluit?
Dan kunt u op grond van de Algemene wet bestuursrecht beroep indienen bij de
bestuursrechter. Met deze procedure legt u de zaak aan de rechter voor om te
bepalen of Rijkswaterstaat het juiste besluit heeft genomen. U moet hiervoor wel
belanghebbende bij het besluit zijn.
De volgende vragen en aandachtspunten kunnen u helpen bij het opstellen van
een beroepschrift:
- Wat zijn de redenen dat u het met het besluit niet eens bent?
- Welk doel wilt u met uw beroep bereiken?
- Is het u voldoende duidelijk wat een beroepsprocedure inhoudt en weet u of u
met deze procedure uw doel kunt bereiken? Kunt u uw doel op een andere,
wellicht eenvoudigere wijze bereiken?
Hoe dient u beroep in?
Om in beroep te gaan bij de bestuursrechter moet u binnen zes weken na de dag
waarop dit besluit is bekendgemaakt, een beroepschrift indienen. U kunt uw
beroepschrift sturen naar de rechtbank in het gebied waar u woont. Indien u niet
zelf, maar namens een bedrijf of organisatie een beroepschrift indient dan kunt u
het beroepschrift sturen naar de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de
organisatie is ingeschreven.
In het beroepschrift moet in ieder geval het volgende staan:
- uw naam en adres;
- een duidelijke omschrijving van het besluit waartegen u beroep instelt (bij-
voorbeeld door de datum en het kenmerk van het besluit te vermelden) en zo
mogelijk een kopie van het besluit;
- de reden waarom u beroep instelt;
- de datum en uw handtekening.
Voor de behandeling van een beroepschrift wordt een bedrag aan griffierecht in
rekening gebracht.
Het indienen van een beroepschrift heeft geen schorsende werking. Dat betekent
dat het besluit blijft gelden in de tijd dat uw beroep in behandeling is. Als u dit
niet wilt, bijvoorbeeld omdat het besluit onherstelbare gevolgen heeft voor u, dan
Pagina 29 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 29 van 34
kunt u een verzoek om voorlopige voorziening indienen. U doet dit door de
Voorzieningenrechter van de rechtbank in het gebied waar u woont te vragen een
voorlopige voorziening te treffen. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of
organisatie een voorlopige voorziening aanvraagt kunt u een voorlopige
voorziening aanvragen bij de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de
organisatie is ingeschreven.
De rechtbank zal daarvoor griffierecht in rekening brengen.
U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via
http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. daarvoor moet u wel beschikken over
een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de
precieze voorwaarden.
Het hebben van deze vergunning ontslaat de houder niet van de verplichting om
de redelijkerwijs mogelijke maatregelen te treffen teneinde te voorkomen dat
derden of de Staat ten gevolge van het gebruik maken van de vergunning schade
lijden.
Een afschrift van deze vergunning is verzonden aan:
1. het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg, postbus
5700 te 6202 MA Maastricht;
2. het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Roer-
mond, postbus 900, 6040 AX Roermond;
3. Rijkswaterstaat bureau verontreinigingsheffing, postbus 20906 te 2500 EX
Den Haag.
Vergunninghouder moet er rekening mee houden dat er naast de onderhavige
vergunning, voor de handelingen waarop de vergunning betrekking heeft, te-
vens een vergunning en/of ontheffing en/of meldingsplicht vereist kan zijn op
grond van andere wetten en/of verordeningen.
Ingevolge artikel 6.24 van de Waterwet geldt deze vergunning tevens voor de
rechtsopvolgers van de vergunninghouder. De rechtsopvolger van de vergun-
ninghouder dient binnen vier weken nadat de vergunning voor hem is gaan
gelden, daarvan mededeling te doen aan de waterbeheerder.
Pagina 30 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 30 van 34
Bijlage 1, Begripsbepalingen
Behorende bij de vergunning van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
van heden, nr. RWS-2015/27865.
In deze vergunning wordt verstaan onder:
1. ’Aanvraag’: De aan deze vergunning ten grondslag liggende aanvraag is op 30
oktober 2014 binnengekomen bij de Minister van Infrastructuur en Milieu en
geregistreerd onder nummer RWS-2014/44890;
2. ‘Bevoegd gezag’: de hoofdingenieur-directeur Rijkswaterstaat Zuid-Nederland
namens de Minister van Infrastructuur en Milieu (p.a. Rijkswaterstaat);
3. ‘vergunninghouder’: diegene die krachtens deze vergunning handelingen ver-
richt;
4. ‘Waterbeheerder’: de minister van Infrastructuur en Milieu, per adres de
hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat Zuid-Nederland, postbus 25,
6200 MA Maastricht;
5. ‘Afvalwater’: water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te
ontdoen of zich moet ontdoen;
6. ‘BPRW 2009-2015’: het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2009-
2015, zoals dat op 22 december 2009 in werking is getreden (te downloaden
van www.rijkswaterstaat.nl);
7. ‘Concentratie’: het gehalte van een (som-)parameter, uitgedrukt in mg/l of
mg/l;
8. ‘Dagvracht’: de vracht uitgedrukt in kg per etmaal bepaald als het product van
de gedurende een etmaal geloosde hoeveelheid afvalwater en de concentratie
in een etmaalmonster over datzelfde etmaal;
9. ‘Etmaalmonster’: een representatief genomen monster van het afvalwater
over een periode van 24 uur;
10. ‘Gemiddelde concentratie’: het voortschrijdend rekenkundig gemiddelde van 5
opeenvolgende concentraties in etmaalmonsters waarbij de etmaalmonsters
niet noodzakelijkerwijs aaneengesloten genomen behoeven te zijn;
11. ‘Het afvalwaterwerk’: de voorziening die is aangelegd of wordt gebruikt voor
de inzameling en lozing van afvalwater;
12. ‘IPPC-installatie’: Installatie voor industriële activiteiten als bedoeld in bijlage
1 van richtlijn nr. 2010/75/EU van het Europees parlement en de Raad van 24
november 2010 inzake industriële emissies.
13. ‘Jaarvracht’: de vracht uitgedrukt in kg per jaar bepaald als het voortschrij-
dend rekenkundig gemiddelde van 8 dagvrachten vermenigvuldigd met het
aantal lozingsdagen in de achterliggende periode van 365 dagen;
14. ‘Kaderrichtlijn Water (KRW)’: richtlijn 2000/60/EG van 23 oktober 2000 tot
vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het
waterbeleid;
15. ‘KRW-waterlichaam’: volgens artikel 2, lid 10, van de richtlijn 2000/60/EG is
een KRW-waterlichaam een te onderscheiden oppervlaktewater van aanzienlij-
ke omvang, zoals een meer, een waterbekken, een stroom, een rivier, een
kanaal, een deel van een stroom, rivier of kanaal, een overgangswater of een
strook kustwater;
16. ‘Lozingspunt’: een punt van waaruit afvalwater in het oppervlaktewaterli-
chaam wordt geloosd/gebracht;
Pagina 31 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 31 van 34
17. ‘Meetpunt’: een intern controlepunt;
18. ‘Ongewoon voorval’: een voorval waardoor nadelige gevolgen voor het opper-
vlaktewaterlichaam zijn ontstaan of dreigen te ontstaan;
19. ‘Oppervlaktewaterlichaam’: samenhangend geheel van vrij aan het aardop-
pervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bij-
behorende bodem, oevers en, voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens
de Wtw, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna;
20. ‘Steekmonster’: een op enig moment genomen monster van het afvalwater;
21. ‘Empirische lozingseis’: lozingseis die is bepaald op basis van een historische
meetreeks van de concentraties stoffen in de lozing;
Pagina 32 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 32 van 34
Bijlage 2, Analysevoorschriften
Behorende bij de vergunning van de minister van Infrastructuur en Milieu van
heden, nr. RWS-2015/27865.
De in deze vergunning genoemde stoffen en/of parameters dienen te worden be-
paald volgens de voorschriften, vermeld in de 'methoden voor de analyse voor
afvalwater' van het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI):
De monstername ten behoeve van de emissiemetingen ter controle van de nale-
ving van de emissie-eisen voor het lozen wordt uitgevoerd volgens NEN-6600-1 en
de conservering van het monster wordt uitgevoerd volgens NEN-EN-ISO 5667-3.
Stof/parameter NEN-nummer
Zuurgraad NEN-EN-ISO 10523
Chemisch zuurstof verbruik (CZV) NEN 6633
Kjeldahl stikstof NEN 6646
Aluminium NEN 6966
Arseen NEN 6966
Koper NEN 6966
Kwik NEN-EN-1483
Lood NEN 6966
Nikkel NEN 6966
Zink NEN 6966
Chloride NEN-EN-ISO 15682
Sulfaat NEN-EN-ISO 10304-2
Extraheerbare organische halogenen (EOCl) NEN 6676
Onopgeloste bestanddelen NEN-EN 872
Een wijziging in het normblad treedt automatisch inwerking 6 weken nadat de
wijziging in de Staatscourant is gepubliceerd. Indien de vergunninghouder een
andere, vergelijkbare methode wil gebruiken, behoeft dit voorafgaand de schrifte-
lijke toestemming van de waterbeheerder.
Pagina 33 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 33 van 34
Bijlage 3, Hulpstoffen
Behorende bij de vergunning van de minister van Infrastructuur en Milieu van
heden, nr. RWS-2015/27865.
Hulpstof Jaarverbruik in kg
ReynGard 1025 2000
ReynCide 350 500
Antiscalant 225
Pagina 34 van 34
Datum
Nummer
RWS-2015/27865
Pagina 34 van 34
Bijlage 4, Tekening
Behorende bij de vergunning van de minister van Infrastructuur en Milieu van
heden, nr. RWS-2015/27865.
Tekening nr. 1504-17987

More Related Content

More from Erwin van der Bij

More from Erwin van der Bij (7)

Kerstkaart 4
Kerstkaart 4Kerstkaart 4
Kerstkaart 4
 
Kerstkaart 3
Kerstkaart 3Kerstkaart 3
Kerstkaart 3
 
Kerstkaart 2
Kerstkaart 2Kerstkaart 2
Kerstkaart 2
 
Kerstkaart 1
Kerstkaart 1Kerstkaart 1
Kerstkaart 1
 
Verslag vredesweek2012apeldoorn
Verslag vredesweek2012apeldoornVerslag vredesweek2012apeldoorn
Verslag vredesweek2012apeldoorn
 
Vredesschaaktoernooi wederom succes
Vredesschaaktoernooi wederom succesVredesschaaktoernooi wederom succes
Vredesschaaktoernooi wederom succes
 
Vredesweken 2012 aangepast
Vredesweken 2012 aangepastVredesweken 2012 aangepast
Vredesweken 2012 aangepast
 

Vergunning solvay chemie b.v rws.

  • 1. Pagina 1 van 34 Watervergunning Datum Nummer RWS-2015/27865 Onderwerp WTW23970; Rivier de Maas; vergunning ingevolge de Waterwet ten name van Solvay Chemie B.V. in de gemeente Roermond www.rijkswaterstaat.nl Datum
  • 2. Pagina 2 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 2 van 34 Inhoudsopgave 1. AANHEF......................................................................................... 3 2. BESLUIT........................................................................................... 4 3.1 VOORSCHRIFTEN VOOR HET BRENGEN VAN STOFFEN IN EEN OPPERVLAKTEWATERLICHAAM....................................................................................... 5 3.2 VOORSCHRIFTEN VOOR HET GEBRUIK MAKEN VAN EEN RIJKSWATERSTAATSWERK EN/OF EEN BIJBEHORENDE BESCHERMINGSZONE............................................................. 8 3.3 VOORSCHRIFTEN VAN ALGEMENE AARD ............................................................... 9 4. AANVRAAG.................................................................................. 11 4.1 ALGEMEEN.......................................................................................................... 11 4.2 HANDELINGEN WAARVOOR VERGUNNING WORDT AANGEVRAAGD...................... 12 5. TOETSING VAN DE AANVRAAG AAN DE DOELSTELLINGEN VAN HET WATERBEHEER .................................................................................... 15 5.1 BEOORDELING VOOR WAT BETREFT HET BRENGEN VAN STOFFEN IN EEN OPPERVLAKTEWATERLICHAAM..................................................................................... 16 5.2 BEOORDELING VOOR WAT BETREFT HET GEBRUIK MAKEN VAN EEN RIJKSWATERSTAATSWERK EN/OF BIJBEHORENDE BESCHERMINGSZONE ....................... 24 6 PROCEDURE ............................................................................... 26 7. OVERIGE RELEVANTE ZAKEN………………………………… ………………27 8. CONCLUSIE ................................................................................. 27 9. ONDERTEKENING ........................................................................ 27 10. MEDEDELINGEN........................................................................... 28 BIJLAGE 1, BEGRIPSBEPALINGEN ........................................................ 30 BIJLAGE 2, ANALYSEVOORSCHRIFTEN.................................................. 32 BIJLAGE 3, HULPSTOFFEN.................................................................... 33 BIJLAGE 4, TEKENING.......................................................................... 34
  • 3. Pagina 3 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 3 van 34 1. Aanhef De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 30 oktober 2014 een aanvraag ontvangen van Solvay Chemie B.V. om een vergunning als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Waterwet (Wtw) voor het verrichten van handelingen in een watersysteem. De aanvraag betreft: 1.1 het brengen van stoffen in de rivier de Maas en 1.2 het brengen van water in de rivier de Maas en 1.3 het gebruikmaken van het rijkswaterstaatswerk rivier de Maas of de daartoe behorende beschermingszone door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werkzaamheden te verrichten, werken te maken of te behouden, dan wel vaste substanties of voorwerpen te storten, te plaatsen of neer te leggen, of deze te laten staan of liggen op het perceel kadastraal bekend gemeente Herten, Sectie C, nummer 3973 aan de rechteroever van de rivier de Maas, in de gemeente Roermond. Het brengen van water is op grond van artikel 6.16 en 6.17 Waterregeling enkel vergunningplichtig indien meer dan 5000 m3 /uur wordt geloosd. Hiervan is geen sprake. Derhalve wordt het brengen van water als zodanig in deze vergunning niet vergund. Wel wordt ter beperking van het brengen van stoffen een maximaal te lozen hoeveelheid opgenomen. De aanvraag heeft betrekking op een handeling ten aanzien waarvan meer dan één bestuursorgaan bevoegd is. Voor de onttrekking van het grondwater is de provincie Limburg bevoegd gezag. Hiervoor heeft de provincie Limburg een ver- gunning op grond van de Grondwaterwet verleend. In overleg tussen mij en de provincie Limburg is besloten dat er geen sprake is van samenloop tussen de lo- zing op de Maas en de onttrekking van grondwater. Derhalve blijft de grondwater- onttrekkingsvergunning van de provincie Limburg intact en wordt in deze water- vergunning buiten beschouwing gelaten. De aanvraag is geregistreerd onder nummer RWS-2014/44890 Wtw23970. Op 29 april 2015 is een wijziging op de aanvraag ingediend kenmerk RWS-2015/19047. Tegelijkertijd met het indienen van deze aanvraag heeft Solvay Chemie B.V. een aanvraag op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ingediend. Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg en de minister van Infrastructuur en Milieu hebben, overeenkomstig paragraaf 3.5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en paragraaf 4 van hoofdstuk 6 van de Waterwet, de beslissing op de beide aanvragen gecoördineerd voorbereid.
  • 4. Pagina 4 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 4 van 34 2. Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluit de minister van Infrastructuur en Milieu als volgt: I. De watervergunning van Solvay Chemie B.V. bij besluit van 20 september 2004, met kenmerk DLB 2004/10299, inclusief de wijziging van 19 februari 2010, met kenmerk RWS/DLB-2010/1281 in te trekken. II. De watervergunning van Solvay Chemie B.V. bij besluit van 22 april 2005, met kenmerk VW 2005/696 in te trekken. III. De gevraagde vergunning te verlenen als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid onder a en 6.5 onder c van de Waterwet aan Solvay Chemie B.V., Schepers- weg 1, 6049 CV Herten voor: 1.1 het brengen van stoffen in de rivier de Maas; 1.2 het gebruikmaken van het rijkswaterstaatswerk rivier de Maas of de daar- toe behorende beschermingszone door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werk- zaamheden te verrichten, werken te maken of te behouden, dan wel vaste substanties of voorwerpen te storten, te plaatsen of neer te leggen, of de- ze te laten staan of liggen op het perceel kadastraal bekend gemeente Herten, Sectie C, nummers 3973, 4005 en 4006 aan de rechteroever van de rivier de Maas, in de gemeente Roermond. IV. Aan de vergunning de volgende voorschriften te verbinden met het oog op de in artikel 2.1 van de Waterwet genoemde doelstellingen. V. De vergunning te verlenen voor de periode tot uiterlijk 1 juni 2025. Voor een toelichting op de in deze vergunning vermelde begrippen wordt ver- wezen naar bijlage 1 van deze vergunning.
  • 5. Pagina 5 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 5 van 34 3. Voorschriften 3.1 Voorschriften voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewater- lichaam Voorschrift 1 Soorten afvalwaterstromen 1. Het brengen van stoffen in de rivier de Maas mag uitsluitend bestaan uit de hieronder genoemde afvalwaterstromen. Deze afvalwaterstromen mogen uit- sluitend via het bijbehorende lozingspunt in het oppervlaktewater worden ge- bracht: Lozingspunt Meetpunt Soort afvalwaterstroom 1 1 Overloop koelwater 1 1 Niet verontreinigd spoelwater uit de installaties 1 1 bluswater 1 1 Afvalwater afkomstig van de gaswassers van de per- zuur/esterperzuur installatie 1 1 Afvalwater uit osmose waterzuiveringsinstallatie 1 1 Hemelwater 2. De locatie en nummering van het lozingspunt en meetpunt zijn aangegeven op de schematische tekening zoals is opgenomen als bijlage 4 behorende bij deze vergunning. 3. Deze locatie staat ook bekend als afstandscijfer km 71,610 aan de rechter- oever van de rivier de Maas , coördinaten X 194.680 en Y 353.260. Voorschrift 2 Lozingseisen 1. De in voorschrift 1, eerste lid, omschreven afvalwaterstromen, exclusief het hemelwater mogen een hoeveelheid van 150 m3 /uur en 1000 m3 /etmaal niet overschrijden. Deze hoeveelheid dient te worden gemeten bij meetpunt 1, zo- als is aangegeven op bijlage 4 bij deze beschikking behorende tekening- nummer 1504-17987. 2. In het te lozen afvalwater gemeten ter plaatse van het in lid 1 genoemde meetpunt 1 mag het gehalte van de in onderstaande tabel genoemde parame- ters niet overschreden worden: a. De zuurgraad, uitgedrukt in pH-eenheden, genomen in een willekeurig steekmonster, mag niet lager zijn dan 6,5 en niet hoger dan 9. b. De temperatuur mag maximaal 30 °C bedragen. c.
  • 6. Pagina 6 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 6 van 34 Parameter Kolom I Kolom II Kolom III Kolom IV Concentratie etmaalmonster in mg/l Concentratie VRG5 etmaalmonster in mg/l Dagvracht in kg/etmaal Jaarvracht in kg/jaar CZV 150 150 20 3650 Kj-N 30 10 5 730 Aluminium 5 1 0,8 30 Arseen 0,03 0,02 0,02 1,2 Koper 0,04 0,02 0,03 2 Kwik 0,002 0,001 0,002 0,1 Lood 0,04 0,02 0,04 1,2 Nikkel 0,05 0,02 0,05 1,4 Zink 1,0 0,5 0,5 20 Chloride 150 150 30 8000 Sulfaat 250 250 50 10000 EOCl 0,6 0,3 0,2 18 Onopgeloste bestanddelen 100 30 20 3650 3. De in lid 2 van dit voorschrift opgenomen lozingseisen zijn empirische lozings- eisen. 4. De in lid 2c van dit voorschrift onder kolom I bedoelde gemiddelde concentra- tie wordt bepaald in een willekeurig volumeproportioneel etmaalmonster. 5. De in lid 2c van dit voorschrift onder kolom II bedoelde gemiddelde concentra- tie wordt bepaald als een voortschrijdend rekenkundig gemiddelde (VRG5) van 5 opeenvolgende volumeproportionele etmaalmonsters. 6. De in lid 2c van dit voorschrift onder kolom III bedoelde dagvracht wordt be- paald op basis van een willekeurig volumeproportioneel etmaalmonster. 7. De in lid 2c van dit voorschrift onder kolom IV bedoelde jaarvracht wordt be- paald op basis van de gemeten dagvrachten. 8. Indien geen volumeproportioneel etmaalmonster beschikbaar is, gelden deze waarden voor het voortschrijdende rekenkundig gemiddelde van 5 opeenvol- gende steekmonsters met dien verstande dat de opeenvolgende steekmon- sters met tussenpozen van ten minste 24 uur worden genomen. 9. De in lid 2 van dit voorschrift genoemde parameters dienen te worden bepaald volgens de in bijlage 2 genoemde analysevoorschriften. Voorschrift 3 Controlevoorzieningen 1. Indien een toezichthouder daarom verzoekt moet inzage worden gegeven in de op de locatie aanwezige bemonsteringsresultaten en analysegegevens. 2. Het afvalwater zoals in voorschrift 2 is omschreven, moet in meetpunt 1, zoals aangegeven in bijlage 4 van deze beschikking, te allen tijde kunnen worden
  • 7. Pagina 7 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 7 van 34 onderworpen aan continue debietmeting (met registratie en integratie) en bemonstering ter verzameling van etmaalmonsters en steekmonsters. 3. Het afvalwater moet veilig kunnen worden bemonsterd. Voorschrift 4 Verplichting tot meten, bemonsteren en analyseren 1. Het te lozen afvalwater dient door of vanwege de vergunninghouder door me- ting en bemonstering te worden gecontroleerd. 2. De in lid 1 genoemde controle betreft een controle van éénmaal per maand van het gehalte in het afvalwater van de volgende parameters: - Zuurgraad - Temperatuur - CZV - Kj-N - Aluminium - Arseen - Koper - Kwik - Lood - Nikkel - Zink - Chloride - Sulfaat - EOCl - Onopgeloste bestanddelen 3. Indien uit de onderzoeksresultaten blijkt dat met een lagere onderzoeks- frequentie, dan wel met een geringer aantal parameters/stoffen kan worden volstaan, kan de waterbeheerder op een daartoe strekkend verzoek daartoe besluiten. 4. De analyses van de in lid 2 genoemde parameters moeten worden uitgevoerd conform de methoden, waarnaar wordt verwezen in de bij deze vergunning behorende bijlage 2. 5. Indien uit onderzoeksresultaten blijkt dat dat met andere analysemethoden gelijkwaardige resultaten kunnen worden bereikt dan die met in lid 4 bedoelde methoden, mogen deze, na verkregen goedkeuring van de waterbeheerder, worden gebruikt. 6. De onderzoeksresultaten dienen elk kwartaal binnen één maand na afloop van dat kwartaal aan de waterbeheerder te worden gerapporteerd. Voorschrift 5 Toevoeging hulpstoffen 1. Anders dan in bijlage 3 bij deze beschikking genoemde hulpstoffen, alsmede een groter jaarverbruik daarvan, behoeven naar aard en hoeveelheid de goed- keuring van de waterbeheerder. 2. De vergunninghouder dient hiertoe minimaal vier weken voorafgaand aan het gebruik van de hulpstof een gemotiveerd verzoek aan de waterbeheerder te sturen.
  • 8. Pagina 8 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 8 van 34 3. Het verzoek dient te bevatten: a. de gegevens overeenkomstig de Algemene Beoordelingsmethodiek; b. de gegevens overeenkomstig de volledige set en de aanduiding waterbe- zwaarlijkheid conform de Algemene Beoordelingsmethodiek; c. een beschrijving van het gebruik van de stof; d. een beschrijving van de getroffen maatregelen om de lozing van schade- lijke componenten te beperken en het effect van de maatregelen op de lo- zing; e. de resultaten van de immissietoets. 4. Concrete toepassing is pas toegestaan na verkregen schriftelijke goedkeuring van de waterbeheerder. Voorschrift 6 Bestrijdingsmiddelen De vergunninghouder dient ernaar te streven om het gebruik van chemische be- strijdingsmiddelen zoveel als mogelijk te beperken. 3.2 Voorschriften voor het gebruik maken van een rijkswaterstaatswerk en/of een bijbehorende beschermingszone Voorschrift 7 Plaatsbepaling werken De werken bestaan uit een aanlegsteiger met vier meerstoelen, zes meerpalen met bijbehorende werken tussen km 71 en km 72 van de rivier de Maas. De wer- ken mogen worden behouden conform de schematische tekening met kenmerk 1504-17987, zoals opgenomen in bijlage 4 bij deze beschikking. Voorschrift 8 Omschrijving werken 1. De aanlegsteiger met vier meerstoelen mag worden behouden met het midden in km 71,430. 2. De meerpalen mogen bestaan uit een in de bodem gegraven en ca. 10 cm boven het maaiveld uitstekende betonnen voet met een diameter van 1 m en een daarop geplaatste ijzeren bolder hoog 50 cm. 3. De te behouden werken zijn: · een riooluitmonding (lozingspunt 1) inwendig wijd 0,95 x 1,20 m gelegen aan de rechteroever van de rivier de Maas bij het afstandcijfer 71,610, bo- venkant niet hoger dan N.A.P. + 16,75 m. · een riooluitmonding (lozingspunt 2) inwendig wijd 0,50 m, gelegen aan de rechteroever van de rivier de Maas bij het afstandcijfer 71,684, boven- kant niet hoger dan N.A.P. + 16,75 m. · een onttrekkingspunt inwendig wijd 1 m, gelegen aan de rechteroever van de rivier de Maas bij het afstandcijfer 71,632, bovenkant niet hoger dan N.A.P. + 16,75 m. 4. Tot steun van de uitmonding nabij het afstandcijfer 71,610 moet het talud ter plaatse bekleed zijn met een betonplaat dik tenminste 0,20 m. Deze beton-
  • 9. Pagina 9 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 9 van 34 plaat mag nergens minder dan 0,30 m buiten het profiel van de rioolbuis rei- ken. Voorschrift 9 Technische voorschriften De vergunninghouder draagt zorg dat de in voorschriften 7 en 8 omschreven wer- ken onder alle omstandigheden stabiel en van een dusdanige constructie zijn, dat het te allen tijde op zijn oorspronkelijke positie wordt gehouden en waarbij de bestaande waterbouwkundige constructies ter plaatse niet worden verzwakt. Voorschrift 10 Beheer en onderhoud 1. De in voorschrift 7 en 8 omschreven werken moeten doelmatig functioneren, in goede staat van onderhoud verkeren en met zorg worden bediend. 2. De vergunninghouder volgt de aanwijzingen van de waterbeheerder op die worden gemaakt ter bescherming van het waterstaatswerk. Voorschrift 11 Wijziging werken Indien ten behoeve van de belangen, ter bescherming waarvan het vereiste van vergunning is gesteld, wijziging nodig is in de plaats of de feitelijke toestand van de werken, dan voert de vergunninghouder zodanige wijziging conform een door of namens de waterbeheerder te verstrekken aanschrijving uit. Voorschrift 12 Bereikbaarheid waterstaatswerk Als beheerder van de waterstaatswerken moet Rijkswaterstaat te allen tijde de waterstaatswerken kunnen bereiken. De vergunde en te behouden werken en/of werkzaamheden mogen dit op generlei wijze verhinderen. 3.3 Voorschriften van algemene aard Voorschrift 13 Aanwezige bescheiden Tijdens de werkzaamheden op de locatie moet voortdurend een exemplaar van deze vergunning aanwezig zijn. Voorschrift 14 Contactpersoon 1. De vergunninghouder is verplicht één of meer personen aan te wijzen die in het bijzonder belast is (zijn) met het toezien op de naleving van het bij deze
  • 10. Pagina 10 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 10 van 34 vergunning bepaalde of bevolene, waarmee door of namens de waterbeheer- der in spoedgevallen overleg kan worden gevoerd. 2. De vergunninghouder deelt schriftelijk binnen veertien dagen nadat deze ver- gunning inwerking is getreden de waterbeheerder mee, wat de contactgege- vens zijn (naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres) van degene(n) die door of vanwege hem is (zijn) aangewezen. 3. Wijzigingen hierin moeten binnen veertien dagen schriftelijk worden gemeld. Voorschrift 15 Ongewone voorvallen 1. Indien zich een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan, waardoor na- delige gevolgen voor het oppervlaktewaterlichaam zijn ontstaan of dreigen te ontstaan, treft de vergunninghouder onmiddellijk de maatregelen die redelij- kerwijs kunnen worden verlangd, om nadelige gevolgen van dat ongewoon voorval voor het oppervlaktewaterlichaam te voorkomen of, voor zover die ge- volgen niet kunnen worden voorkomen, zoveel mogelijk te beperken en onge- daan te maken. 2. Van een dergelijk ongewoon voorval stelt de vergunninghouder onmiddellijk de waterbeheerder in kennis. 3. De vergunninghouder verstrekt aan de waterbeheerder tevens, zodra zij bekend zijn, de gegevens met betrekking tot: a. de oorzaken van het voorval en de omstandigheden waaronder het voorval zich heeft voorgedaan; b. de ten gevolge van het voorval vrijgekomen stoffen, alsmede hun eigen- schappen; c. andere gegevens die van belang zijn om de aard en de ernst van de gevol- gen voor het oppervlaktewaterlichaam van het voorval te kunnen beoorde- len; d. de maatregelen die zijn genomen of worden overwogen om de gevolgen van het voorval te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken; 4. Zo spoedig mogelijk na een dergelijk ongewoon voorval, moet de vergun- ninghouder in overleg met de waterbeheerder gegevens over de maatrege- len verstrekken die worden overwogen om te voorkomen dat een zodanig voorval zich nogmaals kan voordoen.
  • 11. Pagina 11 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 11 van 34 4. Aanvraag 4.1 Algemeen 4.1.1 Aanleiding Solvay Chemie B.V. is een chemisch bedrijf waar de volgende activiteiten plaats- vinden: - productie en verpakken van alkylanthrachinon; - verdunnen en verpakken van waterstofperoxide; - productie en verpakking van desinfecteermiddelen (vloeibare peroxide pro- ducten) gebaseerd op waterstofperoxide (o.a. organische esterperzuren). Ten behoeve van de bedrijfsvoering beschikt Solvay Chemie B.V. over de volgende vigerende vergunningen: - Wvo-vergunning (Wet verontreiniging oppervlaktewateren) van 20 september 2004, nr. DLB 2004/10299 voor het lozen van afvalwater; - Wijziging Wvo-vergunning van 12 februari 2010, nr. RWS/DLB-2010/1281 wijziging lozingseis jaarvracht van een aantal parameters en onderzoeksver- plichting; - Wbr-vergunning (Wet beheer rijkswaterstaatswerken) van 22 april 2005, nr. VW 2005/696 voor het behouden van een aanlegsteiger met vier meerstoelen en zes meerpalen met bijbehorende werken in het rivierbed van de rivier de Maas tussen km 71 en km 72. Ingevolge het overgangsrecht Waterwet hebben deze vergunningen thans te gel- den als watervergunningen. 4.1.2 Bedrijfssituatie De productie van alkyl-anthrachinon wordt uitgevoerd in een aantal batchgewijze en een aantal continue procesgangen. Als grondstof wordt tertiair-amylbenzeen (TAB) gebruikt. Het eindproduct wordt afgevuld in vaten, RVS-containers of iso- containers. Geconcentreerd waterstofperoxide wordt verdund, waarbij soms hulpstoffen wor- den toegevoegd. Soms wordt het waterstofperoxide extra gezuiverd. De aanmaak gebeurt batchgewijs of via in-line verdunning. Het product wordt afgevuld per tankauto/isocontainer of afgevuld in emballages. De productie van (ester)perzuren vindt plaats door de reactie van waterstof- peroxide met een organisch zuur of ester. Er kan een heel scala aan speciale pro- ducten worden geproduceerd: vloeibare peroxide producten. De aanmaak gebeurt batchgewijs of via in-line verdunning. Het product wordt afgevuld in vaten, of isocontainers. Solvay Chemie B.V. is een BRZO- en een IPPC-inrichting.
  • 12. Pagina 12 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 12 van 34 4.2 Handelingen waarvoor vergunning wordt aangevraagd Solvay Chemie B.V. vraagt om vergunning voor de volgende handelingen: a. het brengen van stoffen in de rivier de Maas (lozen van afvalwater) en b. het brengen van water in de rivier de Maas en c. het gebruikmaken van het rijkswaterstaatswerk rivier de Maas of de daartoe behorende beschermingszone door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werkzaamheden te verrichten, werken te maken of te behouden, dan wel vaste substanties of voorwerpen te storten, te plaatsen of neer te leggen, of deze te laten staan of liggen op het perceel kadastraal bekend gemeente Herten, Sectie C, nummer 3973 aan de rechteroever van de rivier de Maas, in de gemeente Roermond. Het brengen van stoffen bestaat uit het lozen van de volgende afvalwaterstromen: - Overloop koelwater - Niet verontreinigd spoelwater uit de installaties - Bluswater - Afvalwater afkomstig van de gaswassers van de perzuur/esterperzuur installatie - Afvalwater uit osmose waterzuiveringsinstallatie - Hemelwater Het lozen van hemelwater wordt geregeld in het Activiteitenbesluit Milieubeheer. Het hemelwater wordt gezamenlijk geloosd met de overige afvalwaterstromen. De afzonderlijke deelstroom van het hemelwater kan niet doelmatig worden bemonsterd. Derhalve is het enkel mogelijk om dit hemelwater te meten aan de eindstroom van de samengestelde lozing. De lozing van het hemelwater wordt meegenomen in de voorschriften van deze vergunning. De overige afvalwaterstromen staan niet als zodanig in het Activiteitenbesluit vermeld en blijven vergunningsplichtig. De lozing bedraagt maximaal 150 m3 /uur. Op basis van artikel 6.17 waterregeling is het brengen van water van minder dan 5000 m3 /uur niet vergunnings- of meldingsplichtig. Aangezien er sprake is van het brengen van stoffen in oppervlaktewater, wordt in deze vergunning wel een eis opgenomen ten aanzien van de geloosde hoeveelheden. Het bedrijf beschikt over een lozingswerk ter hoogte van km 71,610. Via dit lozingswerk wordt al het afvalwater geloosd. Het onttrekkingspunt ter hoogte van km 71,632 en een tweede lozingswerk ter hoogte van km 71,684 worden thans niet gebruikt. Het bedrijf wil al deze werken behouden. 4.2.1 Beschrijving van het oppervlaktewaterlichaam waarin de hande- lingen plaatsvinden De activiteit vindt plaats in het oppervlaktewaterlichaam Zandmaas in de gemeen- te Roermond. Kaderrichtlijn Water Het KRW-waterlichaam Zandmaas behoort tot de categorie rivieren, wordt
  • 13. Pagina 13 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 13 van 34 aangemerkt als een sterk veranderd waterlichaam en valt onder watertype R7, langzaam stromende rivier/nevengeul op zand/klei. Beschrijving rijkswaterstaatwerk De Maas is een typische regenrivier, met een seizoensgebonden afvoerpatroon, dat wordt gekenmerkt door hoge afvoeren in late herfst, winter en vroege voorjaar en lage afvoeren in zomer en vroege herfst. De jaarlijkse Maasafvoeren variëren mee met de jaarlijkse neerslaghoeveelheden, en kunnen van jaar tot jaar sterk verschillen. De Maas heeft zijn bronnen in noordoost Frankrijk. Het belangrijkste voedingsgebied van de rivier ligt in Wallonië. Bij Eijsden stroomt de Maas ons land binnen. De in deze vergunning omschreven handelingen vinden (deels) plaats in de uiterwaarden van de rivier de Maas. De uiterwaarden van de rivier de Maas maken onderdeel uit van het waterstaatswerk de rivier de Maas. Een waterstaatswerk is tevens oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in de Waterwet. Als waterstaatswerk draagt de rivier de Maas zorg voor de goede en snelle afvoer van water, sediment en ijs. Delen van het rivierbed van de Maas fungeren als berging van rivierwater in extreme omstandigheden (hoge afvoeren). 4.2.2 Overzicht afvalwaterstromen De aanvraag heeft betrekking op het in een oppervlaktewaterlichaam brengen van de volgende afvalwaterstromen: - Overloop koelwater - Niet verontreinigd spoelwater uit de installaties - Bluswater - Afvalwater afkomstig van de gaswassers van de perzuur/esterperzuur installatie - Afvalwater uit osmose waterzuiveringsinstallatie - Hemelwater De bovengenoemde afvalwaterstromen worden via één lozingspunt in de rivier de Maas geloosd. In de onderstaande subparagrafen wordt nader op deze afvalwaterstromen en de eventuele zuiveringstechnische voorzieningen ingegaan. 4.2.2.1 Overloop koelwater Voor koeling van de ammoniakkoelmachine in de RQ installatie en voor de proces- stromen in de TAB- en de RQ installatie wordt koelwater gebruikt. Om het gebruik van koelwater te beperken, wordt het koelwater in koeltorens gekoeld en herge- bruikt. Het koelwatercircuit is een gesloten circuit, waarbij af en toe spui van het koelwater plaatsvindt. Dit spuiwater bedraagt zo’n 12.000 m3 /jaar en wordt op de Maas geloosd. Aan het koelwater wordt een corrosie-inhibitor en een biocide toe- gevoegd ter voorkoming van legionella vorming. Zie paragraaf onder Algemene beoordelingssystematiek (ABM) hulpstoffen.
  • 14. Pagina 14 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 14 van 34 4.2.2.2 Niet verontreinigd spoelwater uit de installaties Dit spoelwater is afkomstig uit diverse installaties binnen het bedrijf en is niet verontreinigd. Het spoelwater wordt op de Maas geloosd. 4.2.2.3 Bluswater Om te kunnen voorzien in de behoefte aan brandbluswater is een brandblusnet aangelegd. Dit net wordt gevoed vanuit een voorraadbak en door een pomp conti- nu op druk gehouden. Af en toe dient een gedeelte van dit bluswater te worden gespuid. Dit bluswater wordt op de Maas geloosd. 4.2.2.4 Afvalwater afkomstig van de gaswassers van de perzuur/esterperzuur installatie Organische dampen die vrijkomen door ademverliezen en tijdens het afvullen van de verpakkingen, worden door waterscrubbers (gaswassers) afgevangen. Het wa- ter van de uitloop van deze gaswassers bevat de grondstoffen (organisch zuur en esters) en de eindproducten (organische perzuren en esterperzuren). De belasting aan organische stoffen bedraagt circa 0,1 kg/dag aan CZV. Dit betreft dus een zeer geringe hoeveelheid goed afbreekbare organische stoffen. Dit afvalwater wordt op de Maas geloosd. 4.2.2.5 Afvalwater uit osmose waterzuiveringsinstallatie Voor de aanmaak van gedemineraliseerd water wordt leidingwater gebruikt dat verder wordt gezuiverd in een omgekeerde osmose installatie. Tijdens het osmo- se-proces worden (een deel van de) zouten en andere stoffen door microfiltratie (osmose) uit het water verwijderd. In deze installatie wordt een anti-scalant ge- bruikt. Zie paragraaf onder Algemene beoordelingsmethodiek voor grond- en hulp- stoffen (ABM). Hierbij komt afvalwater vrij dat de ingedikte zouten, antiscalant en andere stoffen bevat. Dit afvalwater wordt op de Maas geloosd. 4.2.2.6 Hemelwater Het hemelwater dat op de verharde terreinen en op de daken van de installaties valt, wordt op de Maas geloosd. Dit hemelwater is in zeer geringe mate verontrei- nigd met kwikhoudende materialen, die door historische verontreinigingen op het bedrijfsterrein aanwezig zijn. 4.2.3 Zuiveringstechnische voorzieningen Solvay Chemie B.V. heeft als brongerichte maatregel genomen dat afvalwater- stromen met een grote milieubelasting apart worden ingezameld en extern ver- werkt. Het huishoudelijk afvalwater wordt naar een communale zuiveringsinstalla- tie afgevoerd. Het overige afvalwater wordt zonder zuiveringstechnische voorzie- ningen naar het oppervlaktewater afgevoerd. Het proceswater is in dermate ge- ringe mate verontreinigd, dat er geen zuiveringstechniek bestaat die een verlaging
  • 15. Pagina 15 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 15 van 34 van de desbetreffende concentraties kan bewerkstelligen. Dit geldt eveneens voor het verontreinigd hemelwater van het bedrijfsterrein. Het hemelwater is veront- reinigd door activiteiten uit het verleden. De bedrijfsactiviteiten van Solvay Che- mie B.V. zijn eind 1999 drastisch ingekrompen door de sluiting van de chloorelek- trolyse en alle producties die daaraan gerelateerd waren. De verontreinigde delen van het terrein zijn al deels gesaneerd of worden in de toekomst gesaneerd. Sane- ring van verontreinigd grondwater wordt uitgevoerd met behulp van in-situ tech- nieken die de verontreinigingen in de grondwaterlagen verwijderen. De verontrei- nigde stoffen zijn door depositie op de bedrijfsterreinen neergeslagen en worden met het hemelwater afgevoerd. Ook in het grondwater zijn verontreinigingen aan- getroffen die toe te schrijven zijn aan deze inmiddels ontmantelde productieinstal- laties. Tot deze niet van het huidige productieproces afkomstige verontreinigingen behoren de stoffen arseen, koper, kwik, lood, nikkel en zink alsmede sulfaten en chloriden en de extraheerbare organische halogenen (EOCl). 5. Toetsing van de aanvraag aan de doelstellingen van het waterbeheer De Waterwet omschrijft in artikel 6.21 in samenhang met 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In artikel 2.1 Wtw zijn de algemene doelstel- lingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het waterbeheer: a) voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; b) in samenhang met de bescherming en verbetering van de chemische en eco- logische kwaliteit van watersystemen en c) de vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij ver- gunningverlening. Een vergunning wordt geweigerd indien de doelstellingen van het waterbeheer zich tegen vergunningverlening verzetten en het niet mogelijk is om de belangen van het waterbeheer door het verbinden van voorschriften of beperkingen voldoende te beschermen. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van vei- ligheid, waterkwantiteit, waterkwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Water- wet en in beleidsregels. De vastgestelde normen en het beleid zijn richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellin- gen voor het waterbeheer. Hieronder volgt een beschrijving van het beleid waar- mee bij het beoordelen van de vergunningaanvraag rekening is gehouden.
  • 16. Pagina 16 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 16 van 34 5.1 Beoordeling voor wat betreft het brengen van stoffen in een opper- vlaktewaterlichaam 5.1.1 Regelgeving en beleid Landelijk beleid ten aanzien van emissies Het Nationaal Waterplan houdt vast aan de leidende beginselen van het preventief beleid zoals dat in de tweede helft van de vorige eeuw is ingezet: vermindering van de verontreiniging door het toepassen van beste beschikbare technieken (BBT) en waar nodig en mogelijk verdergaande maatregelen met het oog op het bereiken van de gewenste waterkwaliteit. Voor het kwaliteitsbeheer in Rijkswateren heeft daar- naast de Kaderrichtlijn Water (KRW) een grote sturende betekenis. De KRW vereist dat alle Europese lidstaten streven naar een goede kwaliteit van alle waterlichamen waarop de richtlijn van toepassing is. Deze algemene doelstelling heeft een nadere uitwerking gekregen in het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009. Het eerste beginsel van het preventief beleid ‘vermindering van de verontreiniging’ houdt in dat verontreiniging - ongeacht de stofsoort - zoveel mogelijk wordt beperkt (voorzorgprincipe). De invulling van dit beleidsuitgangspunt bestaat onder meer uit: meer aandacht voor de ketenbenadering (waaronder kringloopsluiting), implemen- tatie van Esbjerg/OSPAR-afspraken (stofspecifieke aanpak emissies), meer aan- dacht voor een integrale milieuafweging en meer aandacht voor prioritering. Invul- ling van het voorzorgsprincipe is ook dat een bedrijf/lozer ten minste ‘de beste be- schikbare technieken’ toepast, zoals vastgelegd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In artikel 1.1 van de Wabo is de volgende definitie voor de ‘beste beschikbare technieken’ gegeven: ‘de voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken, die – kosten en baten in aanmerking genomen – economisch en technisch haalbaar in de bedrijfstak waartoe de inrichting behoort, kunnen worden toegepast, en die voor degene die de inrichting drijft, redelijkerwijs in Nederland of daarbuiten te verkrijgen zijn; daarbij wordt onder technieken mede begrepen het ontwerp van de inrichting, de wijze waarop zij wordt gebouwd en on- derhouden, alsmede de wijze van bedrijfsvoering en de wijze waarop de inrichting buiten gebruik wordt gesteld’. De Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor) bevat de aanwijzing van de Ne- derlandse informatiedocumenten over beste beschikbare technieken (BBT- documenten). Deze zijn weergegeven in tabel 2 van bijlage 1 bij de Mor. De in de bijlage aangewezen BBT-documenten kunnen worden aangemerkt als een adequate invulling van de actuele beste beschikbare technieken die door het bevoegd gezag dienen te worden toegepast bij de vergunningverlening. De gebruikte technieken zijn getoetst aan de uitgangspunten van de beste beschikbare technieken. Het tweede beginsel ‘met het oog op het bereiken van de gewenste waterkwaliteit waar nodig en mogelijk verdergaande maatregelen nemen’ houdt in dat als gevolg van de te vergunnen lozing geen significante verslechtering van de waterkwaliteit-
  • 17. Pagina 17 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 17 van 34 plaats mag vinden ten opzichte van de bestaande situatie en dat het bereiken van de KRW-doelstellingen niet in gevaar mag worden gebracht. Het is daarom vooral van toepassing op nieuwe lozingen of uitbreidingen van bestaande lozingen. Dit tweede beginsel is uitgewerkt in een emissie-immissiebenadering in het Hand- boek Immissietoets, waarvoor de uitgangspunten zijn vastgesteld door het Natio- naal Water Overleg en waarin een nationale uitwerking is gegeven van EU- richtsnoeren op grond van artikel 4, lid 4 van de Richtlijn prioritaire stoffen. Het Handboek Immissietoets is aangewezen als BBT-document in tabel 2 van bijlage 1 bij de Mor. De immissietoets richt zich op de beoordeling van de gevolgen van een specifieke restlozing op de waterkwaliteit (na toepassing van BBT). De immissie- toets draagt bij aan het verkrijgen van inzicht in het aandeel van een individuele lozing in de totale concentratie van een stof in de mengzone, het betreffende water- lichaam en benedenstrooms. In de Waterwet is de verhouding tussen watervergunningen en de waterplannen nader uitgewerkt. De Waterwet stelt dat met de plannen rekening moet worden gehouden bij de vergunningverlening. (artikel 6.1a Waterbesluit). Verder verwijst de Waterwet voor het kader van de vergunningverlening ook naar het stelsel van milieukwaliteitseisen voor waterkwaliteit (artikel 6.21 in combinatie met artikel 2.1 en 2.10 van de Waterwet en artikel 4 van de KRW). Bij vergunningverlening wordt daarom getoetst aan dezelfde getalswaarden voor de waterkwaliteit die in het kader van het effectgerichte spoor in de vorm van de milieukwaliteitseisen de waterplannen aansturen. De toetsing wordt uitgevoerd op de manier die in het Handboek Immissietoets is aangegeven. De Kaderrichtlijn Water vraagt om te toetsen aan het beginsel van geen achteruit- gang. Voor nieuwe lozingen en uitbreidingen van bestaande lozingen wordt gekeken of de waterbeheerder met het toestaan van de lozing hier aan kan voldoen. Een toetsing aan de ruimte die er is om geen achteruitgang te veroorzaken maakt daar- om onderdeel uit van de immissietoets. Indien toepassing van BBT en eventuele verdergaande maatregelen niet leiden tot het voldoen aan de criteria uit de Immis- sietoets, volgt een analyse van de voorziene maatregelen in combinatie met de verwachte trends in ontwikkeling van de milieukwaliteit voor dat waterlichaam en benedenstrooms gelegen waterlichamen. Op basis daarvan kan eventueel een tijde- lijke verslechtering van de situatie worden toegestaan. Getoetst moet worden of de verlening van de vergunning verenigbaar is met de doelstellingen in artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van de Waterwet. Indien dit niet het geval is wordt een vergunning geweigerd of worden onder voor- waarden aanvullende eisen gesteld. 5.1.2 Overwegingen ten aanzien van de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen (water- kwaliteit) IPPC-inrichting Een hoog niveau van bescherming van het milieu moet worden gerealiseerd door aan deze vergunning voorschriften te verbinden, die nodig zijn om de nadelige ge- volgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken. Daarbij
  • 18. Pagina 18 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 18 van 34 wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aan- merking komende Beste Beschikbare Technieken worden toegepast. In artikel 5.3 en 5.4 van het Besluit omgevingsrecht juncto bijlage 1 van de Rege- ling omgevingsrecht zijn door de Minister van VROM documenten aangewezen die gebruikt moeten worden bij het bepalen van de Beste Beschikbare Technieken (BBT). In artikel 9.2 van de regeling is bepaald dat voor de zogenaamde gpbv- installaties (ook wel IPPC-installaties genoemd) in ieder geval rekening moet worden gehouden met de in tabel 1 van de in de bijlage vastgestelde Europese informatie- documenten over BBT. Verder is in artikel 9.2 van de regeling bepaald dat bij de vergunningverlening tevens de in tabel 2 van de bijlage genoemde Nederlandse informatiedocumenten over BBT moeten worden toegepast. Dit zijn onder andere de zogenaamde bedrijfstakstudierapporten van de Commissie Integraal Waterbeheer en het Landelijk Bestuurlijk Overleg Water. Europese informatiedocumenten Tot medio 2012 werden de best beschikbare technieken weergegeven in zogenoem- de ‘BAT reference documents’, kortweg BREF’s. Met de implementatie van de RIE per 1 januari 2013 worden de BREF’s vervangen door zogenaamde ‘BBT- conclusions’. De eerste BBT-conclusies zijn medio 2012 verschenen. De implemen- tatie van de BBT-conclusie zal geleidelijk plaatsvinden zodat er tijdelijk twee typen documenten gehanteerd zullen worden voor het vaststellen van de beste beschikba- re technieken. In de BREF’s of BBT-conclusies worden voor een IPPC-installaties per bedrijfstak of per activiteit de beste beschikbare technieken weergegeven. De documenten zijn beschikbaar voor elke industriële activiteit die genoemd wordt in Bijlage I van de Richtlijn Industriële Emissies (RIE). Daarnaast zijn er de zogenaamde horizontale BREF’s of BBT-conclusies, waarin de Beste Beschikbare technieken voor een bepaalde activiteit zijn vastgesteld die van toepassing kan zijn voor meerdere industrieën. In Bijlage I van de RIE is aangegeven welke categorieën van industriële activiteiten onder de werkingssfeer van de Richtlijn vallen. In deze bijlage zijn de installaties en activiteiten benoemd. Solvay Chemie B.V. valt met haar activiteiten onder categorie 4.1 onder a en b van bijlage I van de RIE: fabricage van organisch-chemische pro- ducten, zoals eenvoudige koolwaterstoffen. De BREF’s of BBT-conclusies uit de on- derstaande tabel zijn van toepassing voor de onderhavige lozing op oppervlaktewa- ter. Verticale BREF/BBT-conclusie BREF organische fijnchemie Horizontale BREF/BBT-conclusie BREF koelsystemen BREF op- en overslag bulkgoederen BREF afgas- en afvalwaterbehandeling BREF monitoring Toetsing BBT Bij de bepaling van de BBT voor de onderhavige lozingssituatie, zijn de in artikel 5.4 van het Besluit omgevingsrecht vermelde punten en de verplichtingen (zoals die in de artikelen 5.5, 5.6 en 5.7 van het Besluit omgevingsrecht zijn verwoord) speciaal
  • 19. Pagina 19 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 19 van 34 in aanmerking genomen. Daarbij is rekening gehouden met de voorzienbare kosten en baten van maatregelen, en met het voorzorg- en het preventiebeginsel. BREF organische fijnchemie (augustus 2006) Het alkyl-anthrachinon en het (ester)perzuur proces is getoetst aan de BREF. Het hoofdstuk BAT uit deze BREF geldt per januari 2013 als BBT-conclusies. Er wordt voldaan aan deze BREF. Het verdunnen en het verpakken van waterstofperoxide is niet getoetst aan de BREF, omdat bij dit proces geen afvalwater vrijkomt. BREF koelsystemen (december 2001) Het alkyl-anthrachinon is getoetst aan de BREF. De voor de waterlozing relevante thema’s zijn preventie en reductie. Het hoofdstuk BAT uit deze BREF geldt per janu- ari 2013 als BBT-conclusies. Er wordt voldaan aan deze BREF. BREF op- en overslag bulkgoederen (juli 2006) De opslagfaciliteiten zijn getoetst aan de BREF. De voor de waterlozing relevante thema’s zijn preventie en reductie. Het hoofdstuk BAT uit deze BREF geldt per janu- ari 2013 als BBT-conclusies. Er wordt voldaan aan deze BREF. BREF afgas- en afvalwaterbehandeling (februari 2003) De hele inrichting is getoetst aan de BREF. Het hoofdstuk BAT uit deze BREF geldt per januari 2013 als BBT-conclusies. Er wordt voldaan aan deze BREF. BREF monitoring (juli 2003) Deze BREF bevat richtlijnen inzake monitoring. Dit is verwerkt in het milieujaarver- slag. Er wordt voldaan aan deze BREF. Risico’s van onvoorziene lozingen De waterkwaliteit van het oppervlaktewaterlichaam kan ernstig verstoord raken als gevolg van industriële onvoorziene lozingen. Ten einde onvoorziene lozingen te voorkomen dan wel te minimaliseren, heeft de CIW het rapport “Integrale aanpak van risico’s van onvoorziene lozingen” opgesteld. Het rapport is in principe van toe- passing op alle situaties die een risico voor het oppervlaktewaterlichaam kunnen vormen. Het beleidskader kan zodoende worden toegepast in het kader van de wa- terwet- en omgevingsvergunningverlening en trajecten in het kader van het Besluit risico’s zware ongevallen (BRZO’99). Het BRZO is de wettelijke implementatie van de Europese Seveso II Richtlijn, die tot doel heeft de risico’s van grote ongevallen met gevaarlijke stoffen in de industrie, voor zowel mens als milieu, zo klein mogelijk te maken. In het kader van de Waterwet betekent dit dat analoog aan de aanpak van reguliere lozingen van afvalwater de emissie-aanpak ook geldt voor onvoorziene lozingen. Primair moet voldaan worden aan de “stand der veiligheidstechniek”. Dit beperkt de kans en/of de omvang van de negatieve effecten van onvoorziene lozingen. Vervol- gens zullen de resterende risico’s in kaart gebracht moeten worden volgens de se- lectiemethodiek voor stoffen en activiteiten verwoord in bijlage 2 van het CIW-
  • 20. Pagina 20 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 20 van 34 rapport. Deze selectie-methodiek is uitgebreid beschreven in het Riza-rapport ”Be- schrijving van de methode voor de selectie van activiteiten binnen inrichtingen ten behoeve van het uitvoeren van studie naar de risico’s van onvoorziene lozingen”. De kansen en de effecten van onvoorziene lozingen worden ingeschat met behulp van het computerprogramma “Proteus II”. In de milieurisicoanalyse (MRA) zijn de risico’s berekend voor het ontvangende op- pervlaktewater. Hieruit blijkt dat de impact van een onvoorziene lozing niet leidt tot een onacceptabel risico voor het ontvangend oppervlaktewater. Het bedrijf beschikt over een bedrijfsnoodplan. Algemene beoordelingsmethodiek voor grond- en hulpstoffen Voor een goede uitvoering van het waterkwaliteitsbeleid is het noodzakelijk om in- zicht te hebben in de mate waarin de in het oppervlaktewater te brengen grond- en hulpstoffen, tussen- en eindproducten een potentieel gevaar vormen voor het aqua- tisch milieu. In mei 2000 is hiervoor door de Commissie Integraal Waterbeheer (CIW) de Algemene Beoordelingsmethodiek voor stoffen en preparaten (hierna ABM) vastgesteld. De ABM hanteert de parameters en criteria uit de geldende Euro- pese stoffen en preparaten regelgeving die zijn vastgelegd in hoofdstuk 9 van de Wet milieubeheer. De ABM deelt voor alle bedrijfstakken op een transparante en eenduidige wijze de in het oppervlaktewater te brengen stoffen en preparaten (hierna stof te noemen) in op grond van de eigenschappen. Daarbij geeft de methodiek aan welke saneringsin- spanning (emissiebeperkende maatregel) bij een bepaalde stof, gezien de eigen- schappen, wenselijk is. Uit de ABM volgt een aanduiding van de waterbezwaarlijk- heid en een suggestie voor de saneringsinspanning (BBT, of waterkwaliteitsaanpak). De ABM is een hulpmiddel bij het vaststellen van de gewenste saneringsinspanning en gaat niet in op het wel of niet gebruiken van een stof, of het beoordelen van de restlozing. De ABM is beschreven in het CIW-rapport "Het beoordelen van stoffen en preparaten voor de uitvoering van het emissiebeleid van water". Zij sluit aan bij de Europese regelgeving inzake het indelen, verpakken en kenmerken van stoffen en preparaten. In de aanvraag zijn de resultaten van de ABM-toets beschreven. In het koelwater worden twee hulpstoffen gebruikt. ReynGard 1025 valt onder waterbezwaarlijk- heidsklasse {11}: weinig schadelijk voor in water levende organismen. ReynCide 350 valt onder waterbezwaarlijkheidsklasse {9}: schadelijk voor in water levende organismen. De hierbij behorende saneringsinspanningen vallen onder aanpak B. Saneringsinspanning B houdt in dat de best uitvoerbare techniek moet worden toe- gepast (thans BBT). In de osmose waterzuiveringsinstallatie wordt een anti-scalant gebruikt. Dit product valt onder waterbezwaarlijkheidsklasse {11}: weinig schadelijk voor in water leven- de organismen en saneringsinspanning B. De in deze vergunning opgenomen voorschriften waarborgen dat wordt voldaan aan de van toepassing zijnde saneringsinspanning.
  • 21. Pagina 21 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 21 van 34 Immissietoets Met de immissietoets wordt nagegaan of de restlozing leidt tot onaanvaardbare con- centraties in het watersysteem, nadat de beste beschikbare technieken (BBT) zijn toegepast om de emissie te reduceren. Bij bestaande lozingen kunnen aanvullende eisen bovenop BBT alleen op grond van de immissietoets worden voorgeschreven als de voor de relevante stoffen in het waterlichaam geldende doelstellingen (hetzij de doelstelling op jaargemiddeldebasis (JG-MKN), hetzij het MTR indien nog geen doelstelling op jaargemiddeldebasis is afgeleid) worden overschreden. In onderstaande tabel worden de jaargemiddelde milieukwaliteitsnorm (JG-MKN), de maximaal aanvaardbare concentratie (MAC-MKN), de werkelijk gemeten actuele achtergrondconcentraties op de Maas in Eijsden van de afgelopen drie jaren (AC gemeten) en de landelijke achtergrondconcentratie (AC landelijk) van de aange- vraagde stoffen vermeld. Parameter JG-MKN in µg/l MAC-MKN in µg/l AC (gemeten) in µg/l AC (landelijk) in µg/l Chemisch zuurstof ver- bruik (CZV) - - 16 mg/l - Kjeldahl stikstof 2,5 mg/l - 3,79 mg/l - Aluminium 12 MTT (A) - 500 36 Arseen 32 MTR (B) - 0,5 1 Koper 3,8 MTR (C) - 3 1,1 Kwik 0,05 0,07 0,003 0,01 Lood 7,2 niet van toepassing 1,1 0,2 Nikkel 20 niet van toepassing 3,0 3,3 Zink AC+7,8 AC+15,6 19,1 2,8 Chloride 200 mg/l MTR (D) - 50 mg/l - Sulfaat 100 mg/l MTR (E) - 21,9 mg/l - Extraheerbare organische halogenen (EOCl) - - - - Onopgeloste bestandde- len - - 11 mg/l - (A) voor aluminium is enkel een MTT beschikbaar. (B) voor arseen is enkel een MTR beschikbaar. (C) voor koper is enkel een MTR beschikbaar. (D) voor chloride is enkel een MTR beschikbaar. (E) voor sulfaat is enkel een MTR beschikbaar.
  • 22. Pagina 22 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 22 van 34 Uit de immissietoets blijkt dat er geen sprake is van significante effecten ten opzich- te van de MKN (>10%). Ook leidt de lozing naar verwachting niet tot acuut toxische effecten voor waterorganismen en/of in het sediment levende organismen binnen de mengzone. De immissietoets is uitgevoerd op grond van volgende uitgangspunten: - geloosd debiet: 150 m3 /uur, komt overeen met 0,04 m3 /s - breedte Maas: 90 m - diepte Maas: 5 m - diameter lozingspijp: 0,95 m - er is sprake van een bestaande lozing en deels nieuwe lozing. Zeer zorgwekkende stoffen De stoffen kwik, lood en nikkel komen voor op de lijst van zeer zorgwekkende stoffen (ZZS). Deze stoffen zijn gevaarlijk voor mens en milieu, omdat ze bijvoor- beeld kankerverwekkend zijn, de voortplanting belemmeren of zich in de voedsel- keten ophopen. De lozing van ZZS dienen te worden geminimaliseerd en emissie- beperkende maatregelen in de vergunning te worden opgenomen. De stoffen op de ZZS-lijst zijn geselecteerd op basis van verschillende Europese wetgeving en verdragen. De aangevraagde concentraties, dagvracht en jaarvracht zijn dermate laag dat geen zuiveringstechnieken voorhanden zijn om deze waarden verder te reduceren. De aangevraagde maximale jaarvrachten voor kwik (0,1 kg), lood (1,2 kg) en nikkel (1,4 kg) zijn dermate laag dat wordt voldaan aan het zoveel als mogelijk minimaliseren van deze stoffen. Wijziging CZV Door het bedrijf wordt een wijziging aangevraagd van de concentratie in het VRG5 etmaalmonster. Het betreft een wijziging van 50 mg/l naar 150 mg/l. De oorzaak van een verhoogd CZV gehalte is het gevolg van het lozen van overloopwater van het calamiteitenbassin peroxy. In dit calamiteitenbassin worden alle deelstromen vanuit de peroxy afdelingen opgevangen inclusief het regenwater van naastgele- gen gebouwen. Bij een te hoog niveau wordt het teveel aan water in het calamitei- tenbassin overgepompt en geloosd op het oppervlaktewater. Uit onderzoek van het bedrijf blijkt dat het calamiteitenbassin een duidelijke groene waas vertoont die afkomstig is van algen die in het bassin groeien. Het bassin bevat vrij veel organisch materiaal dat afkomstig is van bladeren van omliggende bomen. De algen in het bassin kunnen worden vernietigd door bv. waterstofperoxide toe te voegen. Dit wordt vanuit milieu-oogpunt niet wenselijk geacht. Derhalve wordt de lozingseis van CZV in het VRG5 etmaalmonster aangepast naar 150 mg/l. Wijziging chloride Door het bedrijf wordt een wijziging aangevraagd van de concentratie in het VRG5 etmaalmonster. Het betreft een wijziging van 70 mg/l naar 150 mg/l. In 2010 is het bedrijf overgegaan van het gebruik van grondwater naar leidingwater voor de demiwaterbereiding. Het demiwater wordt bereid uit leidingwater door middel van reversed osmose (RO). De bereiding van het demiwater uit leidingwater is hetzelf- de als die van grondwater, alleen de extra zuiveringstap voor het verwijderen van ijzer is komen te vervallen. Het permeaat van de RO installatie is het demiwater,
  • 23. Pagina 23 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 23 van 34 het retentaat dat een concentraat is van de in het leidingwater aanwezige stoffen wordt op het oppervlaktewater geloosd. Uit analysegegevens van de afgelopen jaren blijkt dat in het retentaat meer chloride aanwezig is dan ten tijde van de bereiding van grondwater. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt bestaat geen bezwaar tegen een ruimere lozingseis voor chloride. Voor zoutlozingen zoals chloride is voornamelijk de geloosde dagvracht en jaarvracht van belang. Die blijft ongewij- zigd. Wijziging sulfaat Door het bedrijf wordt een wijziging aangevraagd van de concentratie in het VRG5 etmaalmonster. Het betreft een wijziging van 70 mg/l naar 150 mg/l. Voor sulfaat geldt een identieke redenering als voor chloride. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt bestaat geen bezwaar tegen een ruimere lozingseis voor sulfaat. Overweging met betrekking tot de temperatuur Sinds 21 juni 2005 is het CIW rapport “beoordelingssystematiek warmtelozingen” vastgesteld. Dit rapport beoordeelt thermische lozingen op basis van de emissie- immissieaanpak. Belangrijke uitgangspunten zijn minimalisatie van de ecologische gevolgen van de opwarming van het oppervlaktewater en van de inname van op- pervlaktewater voor koeldoeleinden. In het rapport wordt geconcludeerd dat mini- malisatie van het debiet grotere voordelen voor het aquatische milieu lijkt op te leveren dan strikte limitering van de lozingstemperatuur. Door minimalisatie van het debiet worden minder organismen ingezogen, wordt het gebruik van chemicaliën gereduceerd en wordt er minder energie verbruikt. In dit rapport worden een aantal berekeningsmethodes aangedragen om de lozing van warmte te beoordelen. De totale afvalwaterstroom heeft meestal een andere temperatuur dan de tempera- tuur van het Maaswater. ’s Winters is de temperatuur hoger dan die van de Maas, ’s zomers is de temperatuur lager dan die van de Maas. In 2013 bedroeg de warmte- belasting 0,0025 MWth. Dit komt overeen met een temperatuurverhoging van 0,014 °C. Deze verhoging is dermate gering dat het door mij weinig zinvol wordt geacht om een warmtevracht in deze vergunning op te nemen, mede gezien de inspanning die moet worden gedaan om deze warmtevracht te registreren en te monitoren. Derhalve wordt in deze vergunning volstaan met het opnemen van een maximale lozingstemperatuur van 30 °C. Overweging met betrekking tot bestrijdingsmiddelen In 1997 heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat het `Actieprogramma Diffuse bronnen’ ondertekend. Hierin wordt een aantal acties beschreven, dat door alle betrokken instanties wordt uitgevoerd. Een uitwerking van deze acties betreft de terugdringing van het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen. Het gebruik van alternatieve middelen, zoals branden en borstelen wordt zoveel mogelijk gestimuleerd. Solvay Chemie B.V. maakt momenteel gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen voor onkruidbestrijding op het bedrijfsterrein (round-up en rupsenbestrijding). In deze vergunning zal een voorschrift worden opgenomen dat het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen zoveel als mogelijk moet worden beperkt.
  • 24. Pagina 24 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 24 van 34 5.1.3 Overwegingen ten aanzien van de maatschappelijke functievervul- ling door watersystemen De aanvraag is niet in strijd met de maatschappelijke functievervulling van het waterstaatswerk, gelet op de functies die aan het waterstaatswerk worden toege- kend. 5.2 Beoordeling voor wat betreft het gebruik maken van een rijkswater- staatswerk en/of bijbehorende beschermingszone 5.2.1 Regelgeving en beleid De hoofdlijnen van het nationale waterbeleid ten aanzien van veiligheid en het doelmatig gebruik van waterstaatswerken en de manier waarop daarbij rekening moet worden gehouden met de ecologische doelstellingen die gelden voor KRW- waterlichamen zijn vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP), planperiode 2009- 2015. Een nadere uitwerking en onderbouwing van de beleidskeuzes en de realisatie op het gebied van waterveiligheid vindt plaats in de Beleidsnota Waterveiligheid. Specifieke eisen ten aanzien van het veilig en doelmatig gebruik van rijkswater- staatwerken en/of bijbehorende beschermingszones zijn uitgewerkt in de Beleidslijn Grote Rivieren. Het Beheer- en ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2009-2015 (BPRW) vertaalt dit beleid door naar het beheer van de rijkswateren, met een onderverdeling naar func- tie en naar watersysteem. Bovendien bevat het BPRW 2009-2015 een toetsingska- der voor individuele besluiten, dat gebruikt wordt bij het toetsen en beoordelen van vergunningen voor het gebruik van waterstaatswerken. Hierin is vastgelegd op wel- ke manier deze aanvragen getoetst worden aan de ecologische doelstellingen die op grond van het BPRW 2009-2015 gelden voor KRW-waterlichamen. 5.2.2 Overwegingen t.a.v. de beperking van overstromingen, waterover- last en waterschaarste (veiligheid en waterkwantiteit) De beheersgrenzen voor het waterstaatkundig beheersaspect van het rijkswater- staatswerk de rivier de Maas worden bepaald door het Waterbesluit en de Water- regeling. Het bedrijfsterrein van Solvay Chemie B.V. ligt niet in het gebied waar- voor een vergunningplicht geldt vanuit de waterstaatkundige beheerstaak. Op 24 december 1976 mijn kenmerk nr. 13161 is door mij een vergunning ver- leend op grond van de Rivierenwet voor het behouden van een riooluitmonding in het zomerbed aan de rechteroever van de rivier de Maas bij het afstandcijfer 71,640. Op 29 mei 1985 mijn kenmerk nr. 7245 is door mij een vergunning verleend op grond van de Rivierenwet voor het maken van twee buisleidingen aan de rechter- oever van de rivier de Maas bij de afstandcijfers 71,632 en 71,684. Deze twee buisleidingen betreffen een wateronttrekking en een riooluitmonding. Op de teke- ning behorende bij deze vergunning blijft de hierboven genoemde en op 23 de- cember 1976 vergunde riooluitmonding op afstandcijfer 71,640 behouden. Bij nazicht blijkt dit afstandcijfer niet te kloppen; de juiste waarde is afstandcijfer
  • 25. Pagina 25 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 25 van 34 71,610. Bij verlening van deze vergunning is de vergunning van 24 december 1976 ingetrokken. Op 11 april 2003 mijn kenmerk nr. DLB 2003/5937 is door mij een vergunning verleend op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken voor het behouden van werken. De tekening met de hierboven vermelde uitmondingen zijn in deze vergunning behouden. Bij verlening van deze vergunning is de vergunning van 29 mei 1985 ingetrokken. Op 22 april 2005 mijn kenmerk VW 2005/695 is door mij een vergunning verleend op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken voor het behouden van wer- ken. Deze vergunning is verleend aan NV Solvic voor het behouden van zinkers en buizen ten behoeve van een pekeltransportleiding. Bij verlening van deze vergun- ning is de vergunning van 11 april 2003 ingetrokken. Op 22 april 2005 mijn kenmerk VW 2005/696 is door mij een vergunning verleend op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken voor het behouden van een aanlegsteiger met vier meerstoelen en zes meerpalen met bijbehorende werken in het rivierbed van de rivier de Maas tussen km 71 en km 72. Alhoewel dit in de voorschriften niet expliciet is aangegeven, worden de buisleidingen wel vernoemd op de bij deze vergunning behorende tekeningen. Middels deze vergunning zijn de bestaande uitmondingen en onttrekkingspunt thans vergund. De voorschriften uit de hierboven vermelde vergunningen wordt in deze waterver- gunning overgenomen, voor zover relevant en nog van toepassing en gemoderni- seerd. Verder worden een aantal algemene voorschriften met betrekking tot het rijkswaterstaatswerk in deze vergunning opgenomen. 5.2.3 Overwegingen t.a.v. de maatschappelijke functievervulling door watersystemen De aanvraag is niet in strijd met de maatschappelijke functievervulling van het waterstaatswerk, gelet op de functies die aan het waterstaatswerk worden toege- kend. 5.6 Geldigheid/Tijdelijkheid van de vergunning Het geloosde afvalwater bevat onder meer de gevaarlijke stoffen kwik en EOCl. Beide stoffen komen voor op lijst I van richtlijn 2006/11/EG (kwik en kwikverbin- dingen; organische halogeenverbindingen en stoffen waaruit in water dergelijke verbindingen kunnen ontstaan) waarvoor grenswaarden zijn vastgesteld ingevolge artikel 6 van die richtlijn. Op grond van artikel 6.1 van de Waterregeling mag de vergunning slechts worden verleend voor een beperkte duur. In verband hiermee is deze vergunning aan een termijn, ten hoogste tien jaar, gebonden. In deze vergunning is een geldigheidstermijn opgenomen tot uiterlijk 1 juni 2025. Met artikel 6.1 van de Waterregeling is beoogd hetzelfde te regelen als was opge- nomen in de Regeling tijdelijke vergunning voor lozing van zwarte lijst stoffen (15- 09-2003/HDJZ/WAT/2003-1822). In deze Regeling was opgenomen in de toelich-
  • 26. Pagina 26 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 26 van 34 ting: “Voor wat betreft de vraag in welke gevallen bij lozing van stoffen in mi- nuscule hoeveelheden al dan niet sprake is van een lozing van zwarte lijst stof- fen, brengt de onderhavige regeling geen wijziging ten opzichte van de tot nog toe gevolgde interpretatie, die is neergelegd in hoofdstuk III, paragraaf 4.9.1, van het CIW Handboek Wvo-vergunningverlening (Commissie Integraal water- beheer, Den Haag, 1999). Dit handboek bevat richtlijnen die kunnen worden gekwalificeerd als algemeen erkend beleid voor de betrokken bestuursorga- nen.” Daarenboven is het CIW Handboek Wvo-vergunningverlening opgenomen in tabel 2 van bijlage 1 bij de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor), waarin de bij vergunningverlening toe te passen BBT-documenten zijn opge- nomen. 6 Procedure 6.1 Algemeen De Waterwet bepaalt dat op de voorbereiding van een beschikking tot het verle- nen van een vergunning voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterli- chaam of het zich ontdoen van stoffen de uniforme openbare voorbereidingspro- cedure van afdeling 3.4 van de Awb en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing zijn. In het Waterbesluit zijn hierop uitzonderingen gemaakt. Een der- gelijke uitzondering is in dit geval niet van toepassing, zodat niet de reguliere voorbereidingsprocedure kan worden gevolgd. Er heeft een gecoördineerde voorbereiding plaatsgevonden met de provincie Lim- burg met betrekking tot de vergunning voor het oprichten of wijzigen van een in- richting op grond van de Wabo. Beide bevoegde gezagen zijn conform het gestelde in de artikelen 6.27, lid 4, Wtw in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over de inhoudelijke samenhang tussen de Wabo en de Waterwet-aanvragen en over de ontwerp-beschikkingen. De samenhang tussen de Waterwet- en de Wabo-aanvraag is niet van dien aard dat deze invloed heeft gehad op de inhoud van de onderhavige watervergunning. Over de inhoud van de aanvragen en de inhoud van de onderscheiden vergunningen heeft regelmatig overleg plaatsgevonden met Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg. Op deze wijze is er zorg voor gedragen dat de beide vergunningen in lijn zijn met elkaar en elkaar aanvullen. 6.2 Ter inzagelegging ontwerpbesluit Teneinde eventuele belanghebbenden in de gelegenheid te stellen van de on- derhavige aanvraag kennis te nemen en zienswijzen in te dienen, hebben de onderhavige aanvraag en ontwerpbesluit conform het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht vanaf 7 mei 2015 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
  • 27. Pagina 27 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 27 van 34 7 Overige relevante zaken Verontreinigingsheffing Een afschrift van deze vergunning wordt voorts verstuurd aan Het Bureau Veront- reinigingsheffing Rijkswateren. Mogelijk dat verontreinigingsheffingen verschuldigd zijn als gevolg van het gebruik van deze vergunning. 8. Conclusie De in de vergunning opgenomen voorschriften waarborgen dat de doelstellingen van het waterbeheer voldoende worden beschermd. Op grond van de overwegin- gen bestaan er daarom geen bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde ver- gunning. 9. Ondertekening DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, Namens deze, hoofd Vergunningverlening Rijkswaterstaat Zuid-Nederland,
  • 28. Pagina 28 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 28 van 34 10. Mededelingen Voor meer informatie over dit besluit kunt u terecht bij de in dit besluit genoemde contactpersoon. De contactgegevens staan in de begeleidende brief bij dit besluit. De contactpersoon kan uw vragen beantwoorden en het besluit met u doornemen. Om te bepalen of u meer informatie wilt, kunnen de volgende vragen en aandachtspunten u helpen: - Is de inhoud van het besluit duidelijk en is helder wat het concreet voor u betekent? - Kunt u beoordelen of besluit inhoudelijk juist is of niet? Of heeft u behoefte aan een toelichting? - Kloppen de gegevens over u in het besluit en heeft u alle gegevens verstrekt? Ook wanneer u andere vragen heeft over het besluit of de procedure, of wanneer u zich op een of andere manier heeft gestoord aan de wijze waarop bij de besluitvorming met u of uw belangen is omgegaan, kunt u contact opnemen. Bent u het niet eens met dit besluit? Dan kunt u op grond van de Algemene wet bestuursrecht beroep indienen bij de bestuursrechter. Met deze procedure legt u de zaak aan de rechter voor om te bepalen of Rijkswaterstaat het juiste besluit heeft genomen. U moet hiervoor wel belanghebbende bij het besluit zijn. De volgende vragen en aandachtspunten kunnen u helpen bij het opstellen van een beroepschrift: - Wat zijn de redenen dat u het met het besluit niet eens bent? - Welk doel wilt u met uw beroep bereiken? - Is het u voldoende duidelijk wat een beroepsprocedure inhoudt en weet u of u met deze procedure uw doel kunt bereiken? Kunt u uw doel op een andere, wellicht eenvoudigere wijze bereiken? Hoe dient u beroep in? Om in beroep te gaan bij de bestuursrechter moet u binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt, een beroepschrift indienen. U kunt uw beroepschrift sturen naar de rechtbank in het gebied waar u woont. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of organisatie een beroepschrift indient dan kunt u het beroepschrift sturen naar de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de organisatie is ingeschreven. In het beroepschrift moet in ieder geval het volgende staan: - uw naam en adres; - een duidelijke omschrijving van het besluit waartegen u beroep instelt (bij- voorbeeld door de datum en het kenmerk van het besluit te vermelden) en zo mogelijk een kopie van het besluit; - de reden waarom u beroep instelt; - de datum en uw handtekening. Voor de behandeling van een beroepschrift wordt een bedrag aan griffierecht in rekening gebracht. Het indienen van een beroepschrift heeft geen schorsende werking. Dat betekent dat het besluit blijft gelden in de tijd dat uw beroep in behandeling is. Als u dit niet wilt, bijvoorbeeld omdat het besluit onherstelbare gevolgen heeft voor u, dan
  • 29. Pagina 29 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 29 van 34 kunt u een verzoek om voorlopige voorziening indienen. U doet dit door de Voorzieningenrechter van de rechtbank in het gebied waar u woont te vragen een voorlopige voorziening te treffen. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of organisatie een voorlopige voorziening aanvraagt kunt u een voorlopige voorziening aanvragen bij de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de organisatie is ingeschreven. De rechtbank zal daarvoor griffierecht in rekening brengen. U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. Het hebben van deze vergunning ontslaat de houder niet van de verplichting om de redelijkerwijs mogelijke maatregelen te treffen teneinde te voorkomen dat derden of de Staat ten gevolge van het gebruik maken van de vergunning schade lijden. Een afschrift van deze vergunning is verzonden aan: 1. het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg, postbus 5700 te 6202 MA Maastricht; 2. het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Roer- mond, postbus 900, 6040 AX Roermond; 3. Rijkswaterstaat bureau verontreinigingsheffing, postbus 20906 te 2500 EX Den Haag. Vergunninghouder moet er rekening mee houden dat er naast de onderhavige vergunning, voor de handelingen waarop de vergunning betrekking heeft, te- vens een vergunning en/of ontheffing en/of meldingsplicht vereist kan zijn op grond van andere wetten en/of verordeningen. Ingevolge artikel 6.24 van de Waterwet geldt deze vergunning tevens voor de rechtsopvolgers van de vergunninghouder. De rechtsopvolger van de vergun- ninghouder dient binnen vier weken nadat de vergunning voor hem is gaan gelden, daarvan mededeling te doen aan de waterbeheerder.
  • 30. Pagina 30 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 30 van 34 Bijlage 1, Begripsbepalingen Behorende bij de vergunning van de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van heden, nr. RWS-2015/27865. In deze vergunning wordt verstaan onder: 1. ’Aanvraag’: De aan deze vergunning ten grondslag liggende aanvraag is op 30 oktober 2014 binnengekomen bij de Minister van Infrastructuur en Milieu en geregistreerd onder nummer RWS-2014/44890; 2. ‘Bevoegd gezag’: de hoofdingenieur-directeur Rijkswaterstaat Zuid-Nederland namens de Minister van Infrastructuur en Milieu (p.a. Rijkswaterstaat); 3. ‘vergunninghouder’: diegene die krachtens deze vergunning handelingen ver- richt; 4. ‘Waterbeheerder’: de minister van Infrastructuur en Milieu, per adres de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat Zuid-Nederland, postbus 25, 6200 MA Maastricht; 5. ‘Afvalwater’: water waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen; 6. ‘BPRW 2009-2015’: het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren 2009- 2015, zoals dat op 22 december 2009 in werking is getreden (te downloaden van www.rijkswaterstaat.nl); 7. ‘Concentratie’: het gehalte van een (som-)parameter, uitgedrukt in mg/l of mg/l; 8. ‘Dagvracht’: de vracht uitgedrukt in kg per etmaal bepaald als het product van de gedurende een etmaal geloosde hoeveelheid afvalwater en de concentratie in een etmaalmonster over datzelfde etmaal; 9. ‘Etmaalmonster’: een representatief genomen monster van het afvalwater over een periode van 24 uur; 10. ‘Gemiddelde concentratie’: het voortschrijdend rekenkundig gemiddelde van 5 opeenvolgende concentraties in etmaalmonsters waarbij de etmaalmonsters niet noodzakelijkerwijs aaneengesloten genomen behoeven te zijn; 11. ‘Het afvalwaterwerk’: de voorziening die is aangelegd of wordt gebruikt voor de inzameling en lozing van afvalwater; 12. ‘IPPC-installatie’: Installatie voor industriële activiteiten als bedoeld in bijlage 1 van richtlijn nr. 2010/75/EU van het Europees parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies. 13. ‘Jaarvracht’: de vracht uitgedrukt in kg per jaar bepaald als het voortschrij- dend rekenkundig gemiddelde van 8 dagvrachten vermenigvuldigd met het aantal lozingsdagen in de achterliggende periode van 365 dagen; 14. ‘Kaderrichtlijn Water (KRW)’: richtlijn 2000/60/EG van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid; 15. ‘KRW-waterlichaam’: volgens artikel 2, lid 10, van de richtlijn 2000/60/EG is een KRW-waterlichaam een te onderscheiden oppervlaktewater van aanzienlij- ke omvang, zoals een meer, een waterbekken, een stroom, een rivier, een kanaal, een deel van een stroom, rivier of kanaal, een overgangswater of een strook kustwater; 16. ‘Lozingspunt’: een punt van waaruit afvalwater in het oppervlaktewaterli- chaam wordt geloosd/gebracht;
  • 31. Pagina 31 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 31 van 34 17. ‘Meetpunt’: een intern controlepunt; 18. ‘Ongewoon voorval’: een voorval waardoor nadelige gevolgen voor het opper- vlaktewaterlichaam zijn ontstaan of dreigen te ontstaan; 19. ‘Oppervlaktewaterlichaam’: samenhangend geheel van vrij aan het aardop- pervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bij- behorende bodem, oevers en, voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens de Wtw, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna; 20. ‘Steekmonster’: een op enig moment genomen monster van het afvalwater; 21. ‘Empirische lozingseis’: lozingseis die is bepaald op basis van een historische meetreeks van de concentraties stoffen in de lozing;
  • 32. Pagina 32 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 32 van 34 Bijlage 2, Analysevoorschriften Behorende bij de vergunning van de minister van Infrastructuur en Milieu van heden, nr. RWS-2015/27865. De in deze vergunning genoemde stoffen en/of parameters dienen te worden be- paald volgens de voorschriften, vermeld in de 'methoden voor de analyse voor afvalwater' van het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI): De monstername ten behoeve van de emissiemetingen ter controle van de nale- ving van de emissie-eisen voor het lozen wordt uitgevoerd volgens NEN-6600-1 en de conservering van het monster wordt uitgevoerd volgens NEN-EN-ISO 5667-3. Stof/parameter NEN-nummer Zuurgraad NEN-EN-ISO 10523 Chemisch zuurstof verbruik (CZV) NEN 6633 Kjeldahl stikstof NEN 6646 Aluminium NEN 6966 Arseen NEN 6966 Koper NEN 6966 Kwik NEN-EN-1483 Lood NEN 6966 Nikkel NEN 6966 Zink NEN 6966 Chloride NEN-EN-ISO 15682 Sulfaat NEN-EN-ISO 10304-2 Extraheerbare organische halogenen (EOCl) NEN 6676 Onopgeloste bestanddelen NEN-EN 872 Een wijziging in het normblad treedt automatisch inwerking 6 weken nadat de wijziging in de Staatscourant is gepubliceerd. Indien de vergunninghouder een andere, vergelijkbare methode wil gebruiken, behoeft dit voorafgaand de schrifte- lijke toestemming van de waterbeheerder.
  • 33. Pagina 33 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 33 van 34 Bijlage 3, Hulpstoffen Behorende bij de vergunning van de minister van Infrastructuur en Milieu van heden, nr. RWS-2015/27865. Hulpstof Jaarverbruik in kg ReynGard 1025 2000 ReynCide 350 500 Antiscalant 225
  • 34. Pagina 34 van 34 Datum Nummer RWS-2015/27865 Pagina 34 van 34 Bijlage 4, Tekening Behorende bij de vergunning van de minister van Infrastructuur en Milieu van heden, nr. RWS-2015/27865. Tekening nr. 1504-17987