6. Jezus zat in Zijn eigen huis
en leerde de farizeeën en
wetgeleerden
7. die van alle dorpen van Galilea en Judea
en uit Jeruzalem gekomen waren.
8. En zie, mannen brachten op een bed een man die verlamd was, en
zij probeerden hem binnen te brengen en voor Hem neer te leggen
Lucas 5:18
9. maar toen zij door de menigte geen mogelijkheid vonden om hem
naar binnen te brengen …...... Lucas 5:19
10. klommen zij het dak op en lieten hem, door de tegels, met het
ligbed neer in het midden, vóór Jezus.
Lucas 5:19b
door de tegels:
Genesis 11:3
Babel – tichelen
Exodus 1:14
tichelen bakken
Jesaja 9:10
tichelen zijn
gevallen…
11. En toen Hij hun geloof zag, zei Hij tegen hem:
mens, je zonden zijn je vergeven. Lucas 5:20
hun geloof: 4 + 1
Marcus 2:3
12. En toen Hij hun geloof zag, zei Hij tegen hem:
mens(heid), uw zonden zijn je vergeven. Lucas 5:20
vergeving van zonden:
(van)af-lating
zonden: missers
13. En de schriftgeleerden en de Farizeeën redeneerden: Wie is deze? Hij
spreekt lastering! Wie kan zonden vergeven dan God alleen?
Lucas 5:21
14. Maar Jezus, die hun overwegingen
kende, antwoordde en zei tegen hen:
Wat redeneren jullie in jullie hart?
Lucas 5:22
U kent…mijn zitten en mijn opstaan
U begrijpt van ver mijn gedachten
Psalm 139:2
15. Wat is gemakkelijker, te zeggen: Je zonden zijn je vergeven, of:
sta op en wandel? Lucas 5:23
sta op = opwekken
16. Maar opdat jullie weten dat de Zoon des mensen macht heeft op
de aarde om zonden te vergeven (zei Hij tegen de verlamde): Ik zeg
je, sta op, neem uw draagbed op en ga naar jouw huis. Lucas 5:24
Eigen huis
huis van de
Zoon des mensen
Jouw huis
17. Maar opdat jullie weten dat de Zoon des mensen macht heeft op
de aarde om zonden te vergeven (zei Hij tegen de verlamde): Ik zeg
je, sta op, neem uw draagbed op en ga naar jouw huis. Lucas 5:24
Zoon van Adam
= erfgenaam
macht = volmacht,
gedelegeerde autoriteit
(ver)losser
18. En hij stond onmiddellijk voor hun ogen op, en nam waarop hij
gelegen had, ging hij naar zijn huis, God verheerlijkend. Lucas 5:25
doel van zijn verlamd zijn:
tot verheerlijking van God,
dat de werken van God in
hem openbaar worden
Johannes 9:3
19. En ontsteltenis greep hen allen aan en zij verheerlijkten God, en
werden vervuld met vrees en zeiden: Wij hebben vandaag
paradoxale dingen gezien. Lucas 5:26
ontsteltenis (extase):
verwondering over de woorden van genade Lucas 4:22
zij stonden versteld van Zijn onderricht Lucas 4:32
Wonder = teken: Hij is de Zoon van Adam