SlideShare a Scribd company logo
1 of 14
Download to read offline
Weet je, wie meneertje
Dingus is?
Meneertje Dingus is een
klein mannetje met een
hele dikke buik.
Bovenop zijn hoofd is hij
zo kaal als een knikker,
maar aan de zijkanten
heeft hij allemaal kleine
zwarte krulletjes.
Op zijn neus staat een
grappig brilletje.
Meneertje Dingus komt
heel vaak in de
problemen, omdat hij
verschrikkelijk domme
dingen doet.
Ik zal je vertellen wat er
gebeurde toen
meneertje Dingus een
keer brood ging kopen.
Op een ochtend wordt
meneertje Dingus wakker.
Hij rekt zich eens lekker
uit.
Brmmelebrmmelebrom
“Hè, wat is dat voor een
gek geluid? En wat voelt
mijn buik raar.
Zit er soms een
brombeest in mijn buik?”
Brmmelebrmmelebrombr
om
Meneertje Dingus wrijft
over zijn dikke buik.
Ineens weet hij het.
“Oh, ik snap het al. Ik heb
natuurlijk honger.
Ik zal maar gauw een
lekkere boterham klaar
gaan maken.”
Meneertje Dingus springt
zijn bed uit en rent naar
de keuken.
Hij pakt een bordje en een mes uit
de kast.
Dan pakt hij de boter en de pot met
pindakaas.
Hij zet alles netjes op de tafel en wil
het brood pakken.
Maar wat is dat nou?
De broodtrommel is helemaal leeg!
Meneertje Dingus kijkt in de
broodtrommel, op de
broodtrommel, achter de
broodtrommel.
Maar nee hoor, er ligt nog geen
kruimeltje brood.
“Oh, wat vervelend” zegt hij
teleurgesteld.
“En ik heb nog wel zo’n honger. Wat
moet ik nou doen?
Hij denkt héél diep na. Hij krijgt er
een rimpel van boven zijn neus.
Het duurt heel lang, wel honderd
tellen, maar dan roept hij blij:
“Wat ben ik toch een sufneus. Ik
moet gewoon brood gaan kopen
natuurlijk.”
Meneertje Dingus pakt een
boodschappentas en zijn
portemonnee en loopt de deur uit.
Maar wat is dat? Brrrrr, wat heeft
hij het koud. En zijn voeten doen
pijn.
Hij kijkt naar beneden en ziet zijn
blote tenen en … zijn pyjamabroek.
O oh Hij is vergeten zich aan te
kleden.
Mopperend gaat hij weer naar
binnen om zich aan te kleden.
Dan staat hij weer buiten, nu met
zijn kleren aan.
Hé, hoe kan dat nou?
Hij heeft het nog steeds koud.
Ach, ach. Nu is hij weer vergeten
om zijn jas aan te doen.
Snel trekt hij zijn jas aan. Zo nu kan
hij gaan.
En nu snel naar de …… Ja waar
koop je nu ook al weer brood?
“Ik weet het” roept hij uit.
“Brood koop je natuurlijk bij de
slager.”
Blij stapt hij de winkel van de slager
binnen.
“Goedemorgen slager. Heeft u voor mij
een halfje bruin?”
De slager trekt zijn wenkbrauwen op.
Dan schudt hij zijn hoofd en zegt met
een zware stem: “Nee, meneer”
“O”, zegt meneertje Dingus. “Hebt u
dan een halfje wit?”
De slager schudt zijn hoofd. “Nee, ook
niet”.
“Sjompie, heeft u dan krentenbollen?
Of van die lekkere croissantjes? Offe
Turks brood? Nee? Stokbrood dan?
Pistoletjes?
Maar bij alles wat hij opnoemt, zegt de
slager “Nee meneer, dat verkoop ik
niet.”
“Maar wat heeft u dan wel?” vraagt
meneertje Dingus ten slotte wanhopig.
“Nou uh, ik heb runderlapjes, gehakt,
worst, ham, speklapjes, lekkere
vleessalade, rollade, biefstuk en nog
veel meer.
Maar geen brood. Dat verkoop ik niet.”
“Nou dan ga ik maar weer.” zegt
meneertje Dingus.
Buiten wrijft hij nog eens over zijn
dikke buik.
“O, wat heb ik een honger.”
Hij kijkt om zich heen. Waar moet hij
nou toch brood gaan kopen?
Schuin aan de overkant ziet hij een
groentewinkel.
Daar kan hij vast wel brood kopen.
Hij kijkt naar links en naar rechts en
steekt dan snel de straat over.
Hij gaat de groentewinkel in.
“Goedemorgen meneer. Zegt u het
maar.” zegt de groenteman.
“Ik wou graag een halfje bruin,
meneer.”
De groenteman kijkt meneertje
Dingus verbaasd aan.
“Sorry hoor, maar dat heb ik niet.”
“Doet u dan maar een half wit
brood, gesneden graag.”
De groenteman kijkt nog
verbaasder. Wat een rare klant is
dat.
“Nee, meneer, dat heb ik ook niet!”
“Croissantjes? Kadetjes, Pistoletjes?
“, probeert meneertje Dingus.
De groenteman wordt een beetje
boos. Houdt dat mannetje hem voor
de gek?
Hij zegt hard: “Dat heb ik niet!”
“Ook geen stokbrood? Of Turks
brood? Of krentenbolletjes?
“Nee” schreeuwt de groenteman
met een knalrood hoofd van
kwaadheid.
“Nou zeg, u hoeft niet zo lelijk
tegen me te doen. Wat heeft u dan
eigenlijk wel?”
“Sla, andijvie, bloemkool,
spinazie, bonen, bietjes,
komkommers, appels,
mandarijnen, sinaasappels en
nog veel meer. Maar geen
brood, ik verkoop geen brood!”
“Nou, dan ga ik wel ergens anders
heen” zucht meneertje Dingus en
Buitengekomen wrijft hij nog maar
eens over zijn rommelende buik
en kreunt: “Wat heb ik een honger,
o ik heb zo’n honger.
Waar moet ik nou toch brood
kopen? Ik weet het niet meer
hoor.”
Hij kijkt naar links. Nee, daar is
geen winkel.
Hij kijkt naar rechts. Hé, wat ziet
hij daar een eindje verder op? Dat
lijkt wel een melkwinkel.
Dáár kan hij natuurlijk brood
kopen.
Meneertje Dingus is zo blij, dat hij
naar de winkel toe huppelt.
Hij zingt erbij: “Ik zag twee beren
broodjes smeren.
O het was een wonder.
Het was een wonder, boven
wonder.
Dat die beren smeren konden.
Hi hi hi
Ha ha ha
Ik eet strakjes brood, ja ja.”
Meneertje Dingus stapt de melkwinkel
in en zegt vrolijk: “Goedemorgen
mevrouw.”
“Ook goedemorgen meneer. Wat kan
ik voor u doen?”
“Ik wou graag een halfje wit en een
halfje bruin, want ik heb een
reuzenhonger”.
“Het spijt me meneer, maar daar kan
ik u niet aan helpen.”
‘Oeps’, denkt meneertje Dingus, ‘Dat
gaat weer mis, geloof ik.’
“Dan heeft u zeker ook geen
stokbrood hè?”
De mevrouw schudt haar hoofd.
“En ook geen croissantjes of
pistoletjes of kadetjes zeker?”
“Nee meneer, dit is een melkwinkel.
Ik verkoop alleen dingen, die van
melk zijn gemaakt.
Ik heb kaas en yoghurt. En
karnemelk en chocoladevla. En
lekkere roomboter natuurlijk.
Maar geen brood. Daarvoor moet u
naar de ba…”
Maar meneertje Dingus hoort haar
niet meer. Hij is al verdrietig de
winkel uitgelopen.
Wéér mislukt. Zijn lege buik rommelt
nu zo hard, dat het wel lijkt of het
onweert daar binnen.
Hij sloft langzaam door de straat, tot
hij bij de speelgoedwinkel komt.
Misschien kan hij daar wel brood
Klingelingeling, doet de deur, als meneertje
Dingus naar binnenstapt.
Er komt onmiddellijk een keurige meneer naar
hem toe lopen.
“Kan ik meneer misschien van dienst zijn?”
zegt hij met een deftige stem.
“Ik wou graag een wit broodje”, zegt
meneertje Dingus zachtjes.
“Een wit bootje?” dat heb ik wel hoor.
Ogenblikje.”
Meneertje Dingus slaakt een zucht van
opluchting. Zou het nu dan toch eindelijk gaan
lukken?
De verkoper loopt de winkel door en pakt van
een plank aan de muur een wit plastic
zeilbootje.
“Kijkt u eens meneer. Een prachtig wit bootje.
Het kost maar 2 euro. Is het een cadeautje?
Zal ik het voor u inpakken?”
Meneertje Dingus kijkt naar het bootje.
“Ik wil geen bootje, ik wil een pistoletje.”
“O, u wilt een pistooltje. Moet het een
waterpistooltje zijn of een klapperpistooltje? Ik
heb hier een heel mooie groene.”
Hij pakt een waterpistool van een andere
plank.
Het geduld van meneertje Dingus is op. Hij
schreeuwt tegen de keurige meneer: “Ik wil
geen pistooltje en ik wil geen bootje. Ik
wil brood. Wit brood, bruin brood,
stokbrood, krentenbrood, kadetjes,
krentenbollen of croissantjes.”
De verkoper wordt nu ook boos. Hij prikt met
zijn vinger in de buik van meneertje Dingus en
zegt kwaad:
“Meneer, dit is een speelgoedwinkel. Ik
verkoop speelgoed. Poppen, ballen,
spelcomputers, lego, puzzels, spelletjes.
Maar geen brood. Ik verkoop geen brood.
Mijn winkel uit en snel.”
Hij duwt meneertje Dingus hardhandig de deur
uit.
Beteuterd staat meneertje Dingus op
straat.
Hij wrijft wanhopig over zijn lege
hongerige buik.
Hij weet het echt niet meer. Waar moet hij
nou toch brood kopen?
“Hé, meneertje Dingus. Bent u aan de
wandel? Maar wat kijkt u sip. Is er iets aan
de hand?
Meneertje Dingus kijkt op. Hij ziet de
politieagent, die bij hem in de straat
woont.
“Ik heb honger.” zegt hij. Ik heb geen
brood meer in huis.
“Nou dan koopt u toch gewoon brood. Of
heeft u geen geld meer?
“Jawel.” Meneertje Dingus laat zijn dikke
portemonnee zien. “Maar ik kan nergens
brood kopen.
Ik ben al bij de slager geweest, bij de
groenteman, bij de melkwinkel en zelfs bij
de speelgoedwinkel.
Maar nergens hebben ze brood.”
De agent begint bulderend te lachen.
“Nou zeg”, zegt meneertje Dingus nijdig,
“U hoeft me niet uit te lachen." Het is heel
erg hoor.”
“Meneertje Dingus, meneertje Dingus, wat
bent u toch een ontzettende domme
oliebol.” De agent veegt de tranen uit zijn
ogen van het lachen.
“En nou scheldt u me nog uit ook” zet
meneertje Dingus verontwaardigd.
“Sorry, sorry” zegt de agent. “Maar
meneertje Dingus, brood koop je toch niet
bij de slager of bij de groenteman? Haha,
of bij de melkwinkel of de
speelgoedwinkel?” Hij rolt over de grond
van het lachen.
”Brood koop je bij de bakker,
koekenbakker”
“O ja, dat is waar ook. Dank u wel hoor. Ik
ga er gelijk heen.” En meneertje Dingus
holt weg. Op naar de bakker!
Bij de bakker is het erg druk. Meneertje
Dingus wiebelt ongeduldig van zijn ene
voet op zijn andere.
Hè hè, eindelijk is hij aan de beurt.
“Wat zal het zijn?” vraagt de
winkeljuffrouw vriendelijk.
Ja, wat moet hij nu ook al weer hebben?
Hij is helemaal in de war geraakt van al
die verkeerde winkels waar hij is
geweest.
“Doet u mij maar een biefstukje.” zegt
hij.
De winkeljuffrouw zet grote ogen op.
“Dat hebben we niet, meneer.”
“O nee, ik bedoel eigenlijk een
komkommer.”
“Het spijt me, maar die verkopen we ook
niet.”
“Nee, ik bedoelde eigenlijk een pak vla.
O nee, een gameboy. O help, ik weet het
niet meer.” zucht meneertje Dingus.
“Meneer, dit is een bakker. We verkopen
wit brood, bruin brood, stokbrood, Turks
brood, krentenbollen, kadetjes,
croissantjes, pistoletjes,
maanzaadbolletjes en…”
“Ik weet het weer.” roept meneertje
Dingus blij. “Brood, dat was het. Ik wil
graag heel veel brood. Doet u maar een
heel wit brood en een heel bruin brood
en een stokbrood en 7 croissantjes en 10
krentenbollen.
De winkeljuffrouw pakt twee grote tassen
en doet al het brood erin.
Meneertje Dingus loopt zo vlug als hij
kan naar huis.
Eindelijk zal hij zijn hongerige buikje
kunnen vol eten.
Met zijn jas nog aan besmeert hij
5 witte boterhammen met
pindakaas.
Daarna belegt hij 5 bruine
boterhammen met kaas.
Op de 7 croissantjes smeert hij
lekkere aardbeienjam en
chocolade pasta en op de
krentenbollen een dikke laag
boter.
Dan trekt hij zijn jas uit en gaat
heerlijk zitten smullen.
Als alles op is, is zijn buik nog veel
dikker dan anders.
“Hèhè, dat was lekker.”
Hij gaapt eens flink “Hoewah, ik
wist niet dat je zo moe kon
worden van brood halen en
ontbijten.
Ik denk dat ik maar weer naar bed
ga, lekker slapen.”
En dat doet meneertje Dingus.
Ook al is het nog ochtend, hij
kruipt gewoon weer in zijn bed.
Welterusten meneertje
Dingus.
Tot een volgende keer!

More Related Content

Viewers also liked

Qué puede pasar si fumo
Qué puede pasar si fumoQué puede pasar si fumo
Qué puede pasar si fumoYemima PH
 
How to use web in your job and company search
How to use web in your job and company searchHow to use web in your job and company search
How to use web in your job and company searchUmit SENER
 
Normal radiographic variants of immature skeleton
Normal radiographic variants of immature skeletonNormal radiographic variants of immature skeleton
Normal radiographic variants of immature skeletonRajeev Ks
 
Introduction to Search Marketing - Search Engine Optimisation
Introduction to Search Marketing - Search Engine OptimisationIntroduction to Search Marketing - Search Engine Optimisation
Introduction to Search Marketing - Search Engine OptimisationRhys Downard
 
Search Engine Marketing (PPC)
Search Engine Marketing (PPC)Search Engine Marketing (PPC)
Search Engine Marketing (PPC)Rhys Downard
 

Viewers also liked (6)

Qué puede pasar si fumo
Qué puede pasar si fumoQué puede pasar si fumo
Qué puede pasar si fumo
 
How to use web in your job and company search
How to use web in your job and company searchHow to use web in your job and company search
How to use web in your job and company search
 
Normal radiographic variants of immature skeleton
Normal radiographic variants of immature skeletonNormal radiographic variants of immature skeleton
Normal radiographic variants of immature skeleton
 
Introduction to Search Marketing - Search Engine Optimisation
Introduction to Search Marketing - Search Engine OptimisationIntroduction to Search Marketing - Search Engine Optimisation
Introduction to Search Marketing - Search Engine Optimisation
 
4.excretion system
4.excretion system4.excretion system
4.excretion system
 
Search Engine Marketing (PPC)
Search Engine Marketing (PPC)Search Engine Marketing (PPC)
Search Engine Marketing (PPC)
 

Meneertje dingus voor facebook

  • 1.
  • 2. Weet je, wie meneertje Dingus is? Meneertje Dingus is een klein mannetje met een hele dikke buik. Bovenop zijn hoofd is hij zo kaal als een knikker, maar aan de zijkanten heeft hij allemaal kleine zwarte krulletjes. Op zijn neus staat een grappig brilletje. Meneertje Dingus komt heel vaak in de problemen, omdat hij verschrikkelijk domme dingen doet. Ik zal je vertellen wat er gebeurde toen meneertje Dingus een keer brood ging kopen.
  • 3. Op een ochtend wordt meneertje Dingus wakker. Hij rekt zich eens lekker uit. Brmmelebrmmelebrom “Hè, wat is dat voor een gek geluid? En wat voelt mijn buik raar. Zit er soms een brombeest in mijn buik?” Brmmelebrmmelebrombr om Meneertje Dingus wrijft over zijn dikke buik. Ineens weet hij het. “Oh, ik snap het al. Ik heb natuurlijk honger. Ik zal maar gauw een lekkere boterham klaar gaan maken.” Meneertje Dingus springt zijn bed uit en rent naar de keuken.
  • 4. Hij pakt een bordje en een mes uit de kast. Dan pakt hij de boter en de pot met pindakaas. Hij zet alles netjes op de tafel en wil het brood pakken. Maar wat is dat nou? De broodtrommel is helemaal leeg! Meneertje Dingus kijkt in de broodtrommel, op de broodtrommel, achter de broodtrommel. Maar nee hoor, er ligt nog geen kruimeltje brood. “Oh, wat vervelend” zegt hij teleurgesteld. “En ik heb nog wel zo’n honger. Wat moet ik nou doen? Hij denkt héél diep na. Hij krijgt er een rimpel van boven zijn neus. Het duurt heel lang, wel honderd tellen, maar dan roept hij blij: “Wat ben ik toch een sufneus. Ik moet gewoon brood gaan kopen natuurlijk.”
  • 5. Meneertje Dingus pakt een boodschappentas en zijn portemonnee en loopt de deur uit. Maar wat is dat? Brrrrr, wat heeft hij het koud. En zijn voeten doen pijn. Hij kijkt naar beneden en ziet zijn blote tenen en … zijn pyjamabroek. O oh Hij is vergeten zich aan te kleden. Mopperend gaat hij weer naar binnen om zich aan te kleden. Dan staat hij weer buiten, nu met zijn kleren aan. Hé, hoe kan dat nou? Hij heeft het nog steeds koud. Ach, ach. Nu is hij weer vergeten om zijn jas aan te doen. Snel trekt hij zijn jas aan. Zo nu kan hij gaan. En nu snel naar de …… Ja waar koop je nu ook al weer brood? “Ik weet het” roept hij uit. “Brood koop je natuurlijk bij de slager.”
  • 6. Blij stapt hij de winkel van de slager binnen. “Goedemorgen slager. Heeft u voor mij een halfje bruin?” De slager trekt zijn wenkbrauwen op. Dan schudt hij zijn hoofd en zegt met een zware stem: “Nee, meneer” “O”, zegt meneertje Dingus. “Hebt u dan een halfje wit?” De slager schudt zijn hoofd. “Nee, ook niet”. “Sjompie, heeft u dan krentenbollen? Of van die lekkere croissantjes? Offe Turks brood? Nee? Stokbrood dan? Pistoletjes? Maar bij alles wat hij opnoemt, zegt de slager “Nee meneer, dat verkoop ik niet.” “Maar wat heeft u dan wel?” vraagt meneertje Dingus ten slotte wanhopig. “Nou uh, ik heb runderlapjes, gehakt, worst, ham, speklapjes, lekkere vleessalade, rollade, biefstuk en nog veel meer. Maar geen brood. Dat verkoop ik niet.” “Nou dan ga ik maar weer.” zegt meneertje Dingus. Buiten wrijft hij nog eens over zijn dikke buik. “O, wat heb ik een honger.” Hij kijkt om zich heen. Waar moet hij nou toch brood gaan kopen? Schuin aan de overkant ziet hij een groentewinkel. Daar kan hij vast wel brood kopen. Hij kijkt naar links en naar rechts en steekt dan snel de straat over.
  • 7. Hij gaat de groentewinkel in. “Goedemorgen meneer. Zegt u het maar.” zegt de groenteman. “Ik wou graag een halfje bruin, meneer.” De groenteman kijkt meneertje Dingus verbaasd aan. “Sorry hoor, maar dat heb ik niet.” “Doet u dan maar een half wit brood, gesneden graag.” De groenteman kijkt nog verbaasder. Wat een rare klant is dat. “Nee, meneer, dat heb ik ook niet!” “Croissantjes? Kadetjes, Pistoletjes? “, probeert meneertje Dingus. De groenteman wordt een beetje boos. Houdt dat mannetje hem voor de gek? Hij zegt hard: “Dat heb ik niet!” “Ook geen stokbrood? Of Turks brood? Of krentenbolletjes? “Nee” schreeuwt de groenteman met een knalrood hoofd van kwaadheid. “Nou zeg, u hoeft niet zo lelijk tegen me te doen. Wat heeft u dan eigenlijk wel?” “Sla, andijvie, bloemkool, spinazie, bonen, bietjes, komkommers, appels, mandarijnen, sinaasappels en nog veel meer. Maar geen brood, ik verkoop geen brood!” “Nou, dan ga ik wel ergens anders heen” zucht meneertje Dingus en
  • 8. Buitengekomen wrijft hij nog maar eens over zijn rommelende buik en kreunt: “Wat heb ik een honger, o ik heb zo’n honger. Waar moet ik nou toch brood kopen? Ik weet het niet meer hoor.” Hij kijkt naar links. Nee, daar is geen winkel. Hij kijkt naar rechts. Hé, wat ziet hij daar een eindje verder op? Dat lijkt wel een melkwinkel. Dáár kan hij natuurlijk brood kopen. Meneertje Dingus is zo blij, dat hij naar de winkel toe huppelt. Hij zingt erbij: “Ik zag twee beren broodjes smeren. O het was een wonder. Het was een wonder, boven wonder. Dat die beren smeren konden. Hi hi hi Ha ha ha Ik eet strakjes brood, ja ja.”
  • 9. Meneertje Dingus stapt de melkwinkel in en zegt vrolijk: “Goedemorgen mevrouw.” “Ook goedemorgen meneer. Wat kan ik voor u doen?” “Ik wou graag een halfje wit en een halfje bruin, want ik heb een reuzenhonger”. “Het spijt me meneer, maar daar kan ik u niet aan helpen.” ‘Oeps’, denkt meneertje Dingus, ‘Dat gaat weer mis, geloof ik.’ “Dan heeft u zeker ook geen stokbrood hè?” De mevrouw schudt haar hoofd. “En ook geen croissantjes of pistoletjes of kadetjes zeker?” “Nee meneer, dit is een melkwinkel. Ik verkoop alleen dingen, die van melk zijn gemaakt. Ik heb kaas en yoghurt. En karnemelk en chocoladevla. En lekkere roomboter natuurlijk. Maar geen brood. Daarvoor moet u naar de ba…” Maar meneertje Dingus hoort haar niet meer. Hij is al verdrietig de winkel uitgelopen. Wéér mislukt. Zijn lege buik rommelt nu zo hard, dat het wel lijkt of het onweert daar binnen. Hij sloft langzaam door de straat, tot hij bij de speelgoedwinkel komt. Misschien kan hij daar wel brood
  • 10. Klingelingeling, doet de deur, als meneertje Dingus naar binnenstapt. Er komt onmiddellijk een keurige meneer naar hem toe lopen. “Kan ik meneer misschien van dienst zijn?” zegt hij met een deftige stem. “Ik wou graag een wit broodje”, zegt meneertje Dingus zachtjes. “Een wit bootje?” dat heb ik wel hoor. Ogenblikje.” Meneertje Dingus slaakt een zucht van opluchting. Zou het nu dan toch eindelijk gaan lukken? De verkoper loopt de winkel door en pakt van een plank aan de muur een wit plastic zeilbootje. “Kijkt u eens meneer. Een prachtig wit bootje. Het kost maar 2 euro. Is het een cadeautje? Zal ik het voor u inpakken?” Meneertje Dingus kijkt naar het bootje. “Ik wil geen bootje, ik wil een pistoletje.” “O, u wilt een pistooltje. Moet het een waterpistooltje zijn of een klapperpistooltje? Ik heb hier een heel mooie groene.” Hij pakt een waterpistool van een andere plank. Het geduld van meneertje Dingus is op. Hij schreeuwt tegen de keurige meneer: “Ik wil geen pistooltje en ik wil geen bootje. Ik wil brood. Wit brood, bruin brood, stokbrood, krentenbrood, kadetjes, krentenbollen of croissantjes.” De verkoper wordt nu ook boos. Hij prikt met zijn vinger in de buik van meneertje Dingus en zegt kwaad: “Meneer, dit is een speelgoedwinkel. Ik verkoop speelgoed. Poppen, ballen, spelcomputers, lego, puzzels, spelletjes. Maar geen brood. Ik verkoop geen brood. Mijn winkel uit en snel.” Hij duwt meneertje Dingus hardhandig de deur uit.
  • 11. Beteuterd staat meneertje Dingus op straat. Hij wrijft wanhopig over zijn lege hongerige buik. Hij weet het echt niet meer. Waar moet hij nou toch brood kopen? “Hé, meneertje Dingus. Bent u aan de wandel? Maar wat kijkt u sip. Is er iets aan de hand? Meneertje Dingus kijkt op. Hij ziet de politieagent, die bij hem in de straat woont. “Ik heb honger.” zegt hij. Ik heb geen brood meer in huis. “Nou dan koopt u toch gewoon brood. Of heeft u geen geld meer? “Jawel.” Meneertje Dingus laat zijn dikke portemonnee zien. “Maar ik kan nergens brood kopen. Ik ben al bij de slager geweest, bij de groenteman, bij de melkwinkel en zelfs bij de speelgoedwinkel. Maar nergens hebben ze brood.” De agent begint bulderend te lachen. “Nou zeg”, zegt meneertje Dingus nijdig, “U hoeft me niet uit te lachen." Het is heel erg hoor.” “Meneertje Dingus, meneertje Dingus, wat bent u toch een ontzettende domme oliebol.” De agent veegt de tranen uit zijn ogen van het lachen. “En nou scheldt u me nog uit ook” zet meneertje Dingus verontwaardigd. “Sorry, sorry” zegt de agent. “Maar meneertje Dingus, brood koop je toch niet bij de slager of bij de groenteman? Haha, of bij de melkwinkel of de speelgoedwinkel?” Hij rolt over de grond van het lachen. ”Brood koop je bij de bakker, koekenbakker” “O ja, dat is waar ook. Dank u wel hoor. Ik ga er gelijk heen.” En meneertje Dingus holt weg. Op naar de bakker!
  • 12. Bij de bakker is het erg druk. Meneertje Dingus wiebelt ongeduldig van zijn ene voet op zijn andere. Hè hè, eindelijk is hij aan de beurt. “Wat zal het zijn?” vraagt de winkeljuffrouw vriendelijk. Ja, wat moet hij nu ook al weer hebben? Hij is helemaal in de war geraakt van al die verkeerde winkels waar hij is geweest. “Doet u mij maar een biefstukje.” zegt hij. De winkeljuffrouw zet grote ogen op. “Dat hebben we niet, meneer.” “O nee, ik bedoel eigenlijk een komkommer.” “Het spijt me, maar die verkopen we ook niet.” “Nee, ik bedoelde eigenlijk een pak vla. O nee, een gameboy. O help, ik weet het niet meer.” zucht meneertje Dingus. “Meneer, dit is een bakker. We verkopen wit brood, bruin brood, stokbrood, Turks brood, krentenbollen, kadetjes, croissantjes, pistoletjes, maanzaadbolletjes en…” “Ik weet het weer.” roept meneertje Dingus blij. “Brood, dat was het. Ik wil graag heel veel brood. Doet u maar een heel wit brood en een heel bruin brood en een stokbrood en 7 croissantjes en 10 krentenbollen. De winkeljuffrouw pakt twee grote tassen en doet al het brood erin. Meneertje Dingus loopt zo vlug als hij kan naar huis. Eindelijk zal hij zijn hongerige buikje kunnen vol eten.
  • 13. Met zijn jas nog aan besmeert hij 5 witte boterhammen met pindakaas. Daarna belegt hij 5 bruine boterhammen met kaas. Op de 7 croissantjes smeert hij lekkere aardbeienjam en chocolade pasta en op de krentenbollen een dikke laag boter. Dan trekt hij zijn jas uit en gaat heerlijk zitten smullen. Als alles op is, is zijn buik nog veel dikker dan anders. “Hèhè, dat was lekker.” Hij gaapt eens flink “Hoewah, ik wist niet dat je zo moe kon worden van brood halen en ontbijten. Ik denk dat ik maar weer naar bed ga, lekker slapen.” En dat doet meneertje Dingus. Ook al is het nog ochtend, hij kruipt gewoon weer in zijn bed.