1. Terug van weggeweest: Aziatische geldingsdrang
FD 28-06-2014 / pagina 01
Marcel de Boer
Geruzie over onbewoonde eilandjes, onverwerkt oorlogsverleden dat de kop opsteekt. De kans op
een regionaal conflict groeit met de dag.
De Chinese ambassadeur moet de route van zijn ambtswoning naar het Japanse regeringscentrum
in de wijk Kasumigaseki welhaast kunnen dromen. Om de haverklap wordt hij door Tokio op het
matje geroepen om tekst en uitleg te geven over weer een onvergeeflijke actie van Peking.
Begin deze maand mocht deze Cheng Yonghua komen uitleggen waarom enkele Chinese
straaljagers zo rakelings langs militaire vliegtuigen van Japan meenden te moeten vliegen. Slechts
enkele dagen later werd hij weer ontboden, nu om toe te lichten wat er toch achter het onzalige
plan zit om papieren getuigenissen van Chinese ‘troostmeisjes’ bij de Verenigde Naties aan te
bieden voor Unesco ’s Werelderfgoedlijst van Documenten. En, erger nog, getuigenissen mét
nieuwe bewijzen van de actieve Japanse rol bij de ‘Verkrachting van Nanking’.
Waarom moet die ‘negatieve erfenis uit een bepaalde periode’ ineens weer worden opgerakeld,
vroeg de Japanse regering zich publiekelijk af. Hoe kunnen we de onderlinge banden verstevigen
als die documenten dezelfde status krijgen als het Dagboek van Anne Frank en de Magna Carta?
Dit is slechts bedoeld om Japan voor de ogen van onze partners in de regio in een kwaad daglicht
te stellen, aldus Tokio.
De Japanse regering en ook het Japanse publiek willen niets horen over de duizenden vrouwen die
het keizerlijke leger tijdens de Tweede Wereldoorlog dwong tot seksslavernij, noch over de
gruwelijke massamoorden die in China en elders in Azië plaatsvonden. Dit onverwerkt verleden
domineert de laatste tijd het nieuws uit het Verre Oosten. Overal ontstaan fricties tussen landen,
gevoed door historische frustraties zoals de kolonisatie van Korea begin vorige eeuw, de
Konfrontasi tussen Indonesië, Maleisië en Brunei in de vroege jaren 60, grensconflicten tussen
China en India in diezelfde periode en de Chinese inval in Vietnam in 1979.
2. Na enkele decennia waarin iedereen bezig was rijk te worden, krijgen de frustraties
en minderwaardigheidscomplexen plotseling ruim baan en lijkt de aanwezige energie in de landen
te verschuiven naar eng nationalisme en territoriale conflicten. ‘Het is alweer veertig jaar geleden
dat het laatste geweerschot in de regio klonk’, zegt Kongdan Oh, Azië-specialist van de
Amerikaanse denktank Brookings Institution. ‘Maar onder het vreedzame oppervlak is er
wijdverspreid onbehagen en een reëel potentieel voor toekomstige conflicten.
’De Chinese geweldsgolf in het najaar van 2011 tegen alles wat er maar Japans uitzag of Japans
rook, of een vergelijkbare uitbarsting eerder dit jaar in Vietnam tegen Chinese (en later ook
Taiwanese, Japanse en Koreaanse) burgers en bedrijven, tekent de spanningen. Het zijn
ontwikkelingen die een flinke wissel op de economie trekken.
Kongdan Oh ziet in Azië tal van problemen die op zichzelf niet kenmerkend zijn voor de regio.
Milieuvervuiling, intergenerationele onrust door vergrijzing, religieus geweld en
grensoverschrijdende migratie komen wereldwijd voor. Maar juist door de razendsnelle
economische ontwikkeling in Azië is er onder veel groepen mensen onzekerheid ontstaan of ze de
vergaarde welvaart en hun nieuwe manier van leven wel kunnen behouden. Zwakke, veelal niet al
te democratisch gekozen regeringen proberen die onzekerheid te kanaliseren door zich af te zetten
tegen het buitenland, tegen een Japan dat maar niet met zichzelf in het reine kan komen en een
China dat er geen been in ziet de hele regio als zijn achtertuin te beschouwen.
‘Er is in de regio sprake van een securitisatie van identiteit’, stelt Oh. Dit houdt in dat groepen hun
welzijn als een veiligheidskwestie beginnen te beschouwen en een dreiging vrezen die volgens
Oh‘net zo reëel als een echte militaire aanval kan zijn, of een natuurramp’. Zo ontstaan negatieve
percepties van andere landen die, nu de economische groei in de regio minder vanzelfsprekend
wordt, voortdurend worden versterkt.
Toen de Filipijnen in het najaar van 2013 werden getroffen door tyfoon Haiyan, dacht China dat
een donatie van $ 100.000 voor de wederopbouw wel voldoende zou zijn. Omringende landen
reageerden verontwaardigd. De boosheid over dit ‘schijntje’, dat later schoorvoetend werd
verhoogd tot $ 1,6 mln, werd vervolgens in de hoofden van burgers gekoppeld aan de eenzijdige
instelling van een‘luchtverdedigingszone’ in de Oost-Chinese Zee, iets wat tegelijkertijd speelde. De
verwachting was dat Peking zo’n zone ook in de Zuid-Chinese Zee zou instellen, om het gebied in
zijn greep te krijgen. Zie je wel, klonk het, Peking denkt alleen in termen van invloedssferen, niet
van mensen.
Die gedachte is natuurlijk niet vreemd. In 2012 schetste de toenmalige Chinese president Hu Jintao
immers een toekomstvisie van de Communistische Partij door aan te kondigen dat China een
maritieme macht moest worden. Dit was een bijzonder betoog, want het was voor het eerst in
zeker vijfhonderd jaar dat China liet weten dergelijke aspiraties te hebben.
Om zo’n zeemacht te worden moet de Chinese marine worden uitgebouwd tot een macht die
inzetbaar is tot ver voorbij de ‘eerste eilandenketting’ die Zuid-China, Oost-China en de Gele Zee
van de Grote Oceaan scheidt, zo legt Paul Haenle van denktank Carnegie Endowment de Chinese
gedachtegang uit. ‘Onder Chinese leiders leeft de idee dat China als opkomende mogendheid een
invloedssfeer in Azië moet hebben, vergelijkbaar met de invloed die de VS op het westelijk halfrond
genoten sinds de afkondiging van de Monroe-doctrine.’ Die doctrine uit 1823 verklaarde elke
bemoeienis van Europa met Noord-, Midden- en Zuid-Amerika taboe. Voor de autoriteiten in Peking
geldt met andere woorden iets vergelijkbaars voor de Amerikanen in hun regio.
Een eerste stap in de richting van zo’n invloedssfeer werd eind vorig jaar gezet met de
luchtverdedigingszone. Alle vliegtuigen die door het luchtruim tussen grofweg Taiwan en Zuid-
Korea willen vliegen, moeten zich nu aan allerlei Chinese regels houden op het gebied van
identificatie en radiocommunicatie, dus ook Japanse én Amerikaanse toestellen. De zone strekt zich
uit boven de met Japan betwiste Senkaku-eilanden en enkele eilanden die Zuid-Korea tot zijn
territorium beschouwt. Seoel, dat redelijk goede banden heeft met Peking, concludeerde dan ook
direct dat China ook Koreaans grondgebied gaat opeisen.
De ongerustheid over de zone ebde weg, maar stak dit voorjaar weer de kop op, nadat Rusland
had besloten de Krim te annexeren. ‘We waren erg bang voor een “Poetin-streek” door China’, zegt
fondsmanager Rie Shigekawa van vermogensbeheerder Fidelity. ‘We waren bang dat als China zou
3. zien dat de Russen ermee wegkomen, Peking wel eens de optie zou kunnen kiezen van een
vergelijkbare daad door de Senkaku-eilanden te bezetten.
’Zo’n stap zou passen in het vigerende strategisch beleid van de landen in de regio, dat
veiligheidsdeskundigen met ‘brinkmanship’ aanduiden. Dat Engelse woord voor stuurmanskunst
heeft een connotatie. Het verwijst ook naar ‘the brink’, de rand van de afgrond. In een spel waarin
twee partijen tegenover elkaar staan, kan de ene macht de andere tot concessies dwingen door
een crisis te creëren. Beide partijen weten dat een oorlog geen winnaar kent. Maar als de
tegenstander begint te denken dat er wel eens een ongeluk kan plaatsvinden, dan kan hij buigen
en het spel verliezen.
Zo wordt buitenlands beleid een… ‘zero-sum game’, waarbij de winst van de een het verlies van de
ander is, stelt Koichi Hamada, hoogleraar aan Yale University en economisch adviseur van de
Japanse premier, in een recente bijdrage aan Project Syndicate. Duidelijk is dat in disputen over
territoria, of in discussies over gebeurtenissen in het verleden, niet beide partijen volledig hun zin
kunnen krijgen. Er kan zo een klimaat van wantrouwen ontstaan, dat via politieke miscalculaties
tot echte ongelukken leidt.
Wantrouwen
Nu de economische groei in Azië minder vanzelfsprekend wordt, ontstaan in de regio negatieve
percepties van andere landen. De angst voor een Chinees militair avontuur in de Oost-Chinese Zee
is inmiddels weer wat weggezakt. China besloot de pijlen te richten op de Zuid-Chinese Zee en een
olieplatform naar de wateren van de Paracel-eilanden te sturen, die door Vietnam worden
geclaimd.‘Kennelijk durfden ze de confrontatie met Japan niet aan’, stelt Shigekawa.‘Japanse
bedrijven zijn te grote investeerders en creëren zo veel banen, dat de economische consequenties
van een gewapend conflict te groot zouden zijn.’ Dat neemt niet weg dat Japanse bedrijven de
laatste jaren een stuk voorzichtiger zijn in hun relaties met China. Ze hebben hun investeringen er
inmiddels gehalveerd, terwijl de bedragen die in Zuidoost-Azië zijn gestoken bijna verdrievoudigd
zijn en nu ongeveer drieënhalf keer hoger liggen dan de investeringen in China. Deze verschuiving
gaat gepaard met een diplomatiek offensief van premier Shinzo Abe om bilateraal de banden met
de landen rondom China te versterken.
Aangezien de VS dit op de achtergrond stimuleren, krijgt China ondertussen wel meer en meer het
gevoel met een containmentpolitiek te worden geconfronteerd. In die Koude Oorlogsfeer kan
Peking mogelijk nog meer de eigen weg proberen te volgen, waardoor de spanningen slechts
toenemen. Dit zou moeten worden voorkomen, stelt Hamada. Peking zal moeten inzien dat
internationale onrust simpelweg arbeidsplaatsen kost. Minder buitenlandse investeringen betekent
dat er minder kennis, technologie en dus bedrijvigheid naar China vloeit. Tegelijkertijd krijgt Japan
door de onrust niet de kans om China de technieken te bieden die nodig zijn om de Chinese
luchtvervuiling te reduceren. Deze vervuiling waait grotendeels naar de Japanse archipel.
Omdat er zowel in Japan als in China en Korea een nationalist aan het roer staat, ziet Hamada
kansen voor normalisering van de verhoudingen.‘Er bestaat een soort ijzeren wet dat slechts
nationalistische haviken de relaties met hun buren substantieel kunnen verbeteren’, stelt de
econoom. Denk aan het bezoek van de Amerikaanse president Richard Nixon aan China in 1972, of
de beëindiging van de Franse oorlog in Algerije door Charles de Gaulle.‘Misschien heb je leiders als
Abe in Japan, Xi Jinping in China en Park Geun-hye, leiders van wie de patriottische geloofsbrieven
buiten kijf staan, nodig om Aziës“zero-sum games” te transformeren tot een win-winbeleid.’