2. 100 V. Chr. - Oorsprong
De oorsprong van de oester ligt in China.
Honderd jaar voor Christus kwam de oester via
de Romeinen in Europa, de oesterkweek. Ze
verzamelden larven en zetten die uit op rotsen
in zee om te volgroeien tot consumptieoester.
3. 100 V. Chr. - Oorsprong
Romeinen importeerden wilde oesters uit
Frankrijk, Schotland en het Byzantijnse Rijk. Ze
legden de basis voor het systeem van
kwaliteitsoesters. In Nederland werd
oesterkweek geleerd van de Fransen.
4. 1850 - Veel geleerd van Fransen
De oesterbanken in Frankrijk dreigden te
overwoekeren met wilde oesters. Een bioloog
kwam met de oplossing na een studie in Italië.
Hij kwam met dakpannen waar oesterlarven
zich aan hechtten, waardoor de kweek
gecontroleerd kon worden.
5. 1853 – Oestercultuur bij wet vast
Napoleon III legde de oestercultuur bij wet vast
en kwam met kweekvergunningen. Van 1
september tot en met 3 april mochten de
oesters geoogst worden.
6. 1860 – Visserij in Waddenzee
Oesterkweek in Frankrijk leverde onvoldoende
op. De regering besloot leveranciers te zoeken.
Nederland kwam in beeld. Vanaf 1860 was er
oestervisserij op wilde banken in
Zuiderzee/Oosterlijke Waddenzee. Daar was
overbevissing, waardoor Zeeland als
productiegebied werd gelanceerd, want hier
groeiden oesters van oorsprong.
7. 1870 – Fransen onder druk
Private investeerders zetten de Fransen onder
druk, waardoor de overheid in 1870 besloot de
oestergronden in de Oosterschelde te
verhuren.
8. 1886 – Recessie in oestersector
Na 1885 was er recessie in de oestersector:
huren waren te sterk verhoogd. Marktprijs en
consumtie daalden. Er waren mensen
overleden na eten besmette oester.
9. 1886 – Bevolking Yerseke stijgt
De laatste publieke gronden werden verhuurd
als kweekgronden. Oesterteelt kwam in handen
van rijke investeerders buiten Zeeland. De
nieuwe industrie maakte een grote groei door.
De bevolking in Yerseke steeg mede door deze
groei tussen 1849 en 1885 van 770 naar 4.469.
10. 1906 – Sanering sector
Sanering in de oestersector, met name
hygiëne. Export stijgt.
11. 1963 – Strenge winter
Tot 1963 is de oesterproductie stabiel. In 1962-
63 stierf 80 procent van de oesters door de
strenge winter. Ook werd de Oosterschelde
ingedamd waardoor 160 kwekers uit de sector
stapten.
12. 1964 – Import Japanse oester
Import Japanse oester, vanwege grote sterfte.
Tien grotere bedrijven, die zich ook toelegden
op de handel van andere schelpdieren,
besloten hun percelen niet in te leveren. Nadat
besloten was een stormvloedkering in
Oosterschelde te bouwen, konden zij hun
bedrijf voortzetten.
13. 1970 – Grote oestersterfte
Franse platte oester wordt getroffen door ziekte
Bonamiasis. Groot deel oesters sterft,
waardoor wordt uitgeweken naar Japanse
oester. Die oesters plantte zich massaal voort,
waardoor productie toenam.
14. 1970 – Zeeuwse oesters
De Japanse oester bleek van zeer goede
kwaliteit te zijn en niet gevoelig voor
Bonamiasis. Inmiddels heeft de Japanse oester
zich helemaal aan de Oosterschelde
aangepast. Kwekers hebben hun eigen
kweekmethoden ontwikkeld. Er kan dus met
recht gesproken worden van Zeeuwse oesters.