2. Hypotheek
Herken de vorm
Aflossing blijft hetzelfde lineair
Er wordt niet afgelost spaar
Aflossing +rente jaar 1 = afl+rente jaar 2, etc
annuiteit
4. Reserves
Agioreserve = reserve die is ontstaan doordat
aandelen worden geplaatst voor meer dan de
nominale waarde
Actuele waarde = de waarde van een
productiemiddel op moment van het opstellen van
het jaarverslag. Hierdoor kan het zijn dat de waarde
is gestegen. Dit zorgt ervoor dat de balans niet meer
in evenwicht is. Dit kan recht worden getrokken door
een herwaarderingsreserve aan de rechterzijde erbij
te zetten (bij het eigen vermogen). De waardestijging
is voor de eigenaren bij opheffing.
winstreserve = winst wordt niet altijd uitgekeerd
5. Aandelen
• Nominale waarde = waarde op aandeel
• Beurswaarde= waarde op beurs
• Emissiewaarde waarde bij eerste emissie
• Agio= winst bij eerste emissie
• Intrinsieke waarde = EV/ aantal aandelen
• Cash / stock dividend = stock is in
aandelen. (let op divbel!!)
6. Voorbeeld stock
We gaan van het volgende uit: er wordt € 800.000,- dividend uitgekeerd.
Het stockdividend heeft een waarde van 50% van 800 duizend en het cashdividend heeft
dus
ook een waarde van 50%.
Hoe ziet de winstverdeling er dan uit?
Van de € 800.000,- wordt 50% (€ 400.000,-) uitgekeerd als zijnde aandelen.
De nominale waarde van een aandeel was € 5,-. Er worden dus € 400.000,- / 5 = 80.000
aandelen uitgekeerd. Per aandeel heb je recht op 80.000/ 4mln = 0,02 aandeel.
Er blijft dus over voor cashdividend 800.000,- - 400,000,- = € 400.000,- .
Je moet echter ook de dividendbelasting nog betalen. Deze gaat af van het cashdividend.
Dividendbelasting is 25% * 800.000,- = € 200.000,-. Deze haal je van het cashdividend af
en
blijft er dus over: 400.000,- - 200.000,- = € 200.000,-.
Per aandeel is dat 200.000,- / 4 mln = € 0,05.
7. Dividend berekenen
Er zijn daarvoor 3 manieren:
1) Het dividend is gegeven als een percentage, b.v. uit te keren dividend = 6%,
maar 6% waarvan? Men moet dan 6% nemen van het geplaatste
aandelenkapitaal, dus van het ingelegde geld van de aandeelhouders.
2) Het dividend is gegeven (dit is natuurlijk het gemakkelijkst).
3) Het dividend is gegeven per aandeel. B.v. per aandeel wordt 20 eurocent
dividend betaald. Hoe bepaalt men nu het totaalbedrag? Ten eerste moet je
weten hoeveel aandelen er verkocht zijn. Daar heb je voor nodig de nominale
waarde per aandeel. Die is in de opgave terug te vinden of heel gemakkelijk te
berekenen. Ten tweede heb je het geplaatst aandelen kapitaal nodig.
8. Lease: twee soorten en
eigenschappen
Operational leasing Financial leasing
Korte termijn Lange termijn
Tussentijds opzegbaar Niet tussentijds opzegbaar
Onderhoudskosten e.d.
voor leasemaatschappij
Onderhoudskosten e.d.
voor jezelf
Off balance, staat niet op
balans, maar op Verlies en
winstrekening
On balance, staat wel op
balans en ook op Verlies en
winstrekening
10. Samengestelde interest
Eindwaarde = Waarde van een gestort bedrag
na n periodes aan rente te hebben ontvangen
Kapitaal = Gestort bedrag
Interestpercentage
E = K * (1+i/100)n
Contante waarde = Waarde van een
toekomstig bedrag dat is teruggerekend naar
moment van storting, door ontvangen rente eraf
te trekken.
C = E/(1+i/100)n
12. Economische voorraad
Economische voorraad = voorraad waarover
prijsrisico wordt gelopen. Dit betekent dat je
goed gekocht hebt en dat de prijs daarna
zakt. Je hebt ze dan te duur gekocht. Het
kan echter ook zo zijn dat je niet gekocht
hebt, maar dat de prijs daarna zakt.
13. fifo-lifo
First in First out = de goederen die als eerst
binnenkomen worden als eerste verkocht
Last in First out = de goederen die als
laatste binnenkomen worden als eerst weer
verkocht
Zorg ervoor dat je bij de eerst verkoop
begint. Haal de goederen van de voorraad
af en ga verder met de volgende verkoop.
23. Externe balans
• Aanschafwaarde, afschrijvingen en
boekwaarde bij vaste activa
• Debiteuren(kern) en voorraad (ijzeren)
• Mav, aip en gav
• Voorzieningen (vv) reserves (ev)
24. Staat van baten en
lasten/rekening/transitorische
posten
Ontvangsten = als er geld wordt ontvangen in kas of op de bank
Uitgaven = als er geld uit de kas of van de bank van het bedrijf
verdwijnt
Baten = Ontvangsten die je in een bepaalde periode hoort te
ontvangen, dit wijkt af van de ontvangsten doordat er bedragen
vooruit ontvangen zijn of nog moeten worden ontvangen. Verder
is de ontvangst van een lening geen bate.
Lasten = uitgaven die je in een bepaalde periode hoort te
betalen, dit wijkt af van de uitgaven doordat er bedragen vooruit
betaald zijn of nog moeten worden betaald. Verder is de
aflossing van een lening en de aanschaf van vaste activa geen
last, terwijl afschrijvingskosten juist wel lasten zijn, maar geen
uitgaven.
25. Bate/Last
Ontvangst
begin v/h jaar nog te ontvangen -
eind v/h jaar nog te ontvangen +
begin v/h jaar vooruit ontvangen +
eind v/h jaar vooruit ontvangen -
Bate
Uitgave
begin v/h jaar nog te betalen -
eind v/h jaar nog te betalen +
begin v/h jaar vooruit betaald +
eind v/h jaar vooruit betaald -
Last
Van ontvangst naar bate Begin v/h jaar Eind v/h jaar
Vooruitontvangen + -
Nog te ontvangen - +
Van uitgave naar last Begin v/h jaar Eind v/h jaar
Vooruitbetaald + -
Nog te betalen - +
27. Liquiditeit
= de mate waarin de onderneming haar korte
termijnverplichtingen kunnen worden terugbetaald.
Current Ratio = (Vlottende activa + Liquide
middelen)/Kort vreemd vermogen
Quick Ratio = (Vlottende activa zonder voorraad +
Liquide middelen)/Kort vreemd vermogen
Doordat de voorraad misschien niet goed te verkopen is
of doordat je niet goed weet wat deze opbrengt.
Dit is met name voor leveranciers van belang om die het
meest KVV verstrekken. Daarnaast is er nog de bank die
rekening courant krediet verstrekken, voor wie dit dan
ook een belangrijke maatstaf is.
Cash flow = Nettowinst (na VPB) + afschrijvingen
28. Solvabiliteit
= de mate waarin de onderneming aan alle schulden kan
voldoen.
Solvabiliteit = Totale activa/vreemd vermogen * 100%
Solvabiliteit = Totale vermogen/vreemd vermogen *
100%
Solvabiliteit = Eigen vermogen/vreemd vermogen * 100%
Dit is met name voor de bank en de obligatiehouders van
belang, omdat zij het grootste deel van het vreemd
vermogen verschaffen. Dit is namelijk het lang vreemd
vermogen wat bijna altijd meer is dan het kort vreemd
vermogen.
29. Rentabiliteit
Rentabiliteit eigen vermogen = Nettowinst na VPB/Gemiddeld Eigen
vermogen*100%
Rentabiliteit totaal vermogen = Nettowinst +interestlasten *100%
Gemiddeld Totale vermogen
Dit is met name van belang voor eigen vermogen verschaffers, omdat
zij maar af moeten wachten wat het rendement op hun belegging is.
Er kan op drie manier worden gekeken naar de kengetallen, namelijk:
1. Vergelijking met branchegenoten
2. Vergelijking met vuistregels (getallen die over het algemeen als
goed worden beschouwd)
3. Vergelijking van de getallen in de tijd.
Deze laatste is de meest gebruikte in de examens. Je moet dat kijken
wat bijvoorbeeld de liquiditeitsontwikkeling is in een bepaald jaar.
Gebruik bij het beantwoorden van vragen zonder berekening ervoor dat
je de formule opschrijft. Behandel daarna alle onderdelen ervan en trek
je conclusie.