10 do's en dont's in een selectie interview

Performance management at PRiMAN
Mar. 11, 2012
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
10 do's en dont's in een selectie interview
1 of 68

More Related Content

Similar to 10 do's en dont's in een selectie interview

Workshop webcare & social mediaWorkshop webcare & social media
Workshop webcare & social mediaElja Daae
Innovatie atelier ncj-workshop veranderkunde-20141009-HenkjanWerktInnovatie atelier ncj-workshop veranderkunde-20141009-HenkjanWerkt
Innovatie atelier ncj-workshop veranderkunde-20141009-HenkjanWerktHenkjan Werkt
Workshop Bbb DownnloadWorkshop Bbb Downnload
Workshop Bbb DownnloadRick Brugts
Het verkoopgesprekHet verkoopgesprek
Het verkoopgesprekBer1976
Geef een boost aan je carrièreGeef een boost aan je carrière
Geef een boost aan je carrièreDirk De Boe
Sollicitatietraining studenten fv 18022013Sollicitatietraining studenten fv 18022013
Sollicitatietraining studenten fv 18022013Freya Roosens

More from PRiMAN

Preso agile talent management (slides walter)Preso agile talent management (slides walter)
Preso agile talent management (slides walter)PRiMAN
NVP inspiratie sessie met Jan Prins (PRiMAN) en Jacco van den BergNVP inspiratie sessie met Jan Prins (PRiMAN) en Jacco van den Berg
NVP inspiratie sessie met Jan Prins (PRiMAN) en Jacco van den BergPRiMAN
Teaser talent performance managementTeaser talent performance management
Teaser talent performance managementPRiMAN
Talent management: selectie & ontwikkelingTalent management: selectie & ontwikkeling
Talent management: selectie & ontwikkelingPRiMAN
Jan baan vs Ton EliasJan baan vs Ton Elias
Jan baan vs Ton EliasPRiMAN
DrijfverenDrijfveren
DrijfverenPRiMAN

10 do's en dont's in een selectie interview

Editor's Notes

  1. \n\n
  2. Optimaal inzetten en ontwikkelen van de medewerkers\n\nIedereen heeft talenten\n\nDe kunst is om ze in te zetten\n\nMarc Lammers\n\nLionel Messi\n\nA org hire A people\nB org hire C people\n\nKwaliteit is meest stimulerende factor. Sterker dan mentale en persoonlijke weerzin\n
  3. Optimaal inzetten en ontwikkelen van de medewerkers\n\nIedereen heeft talenten\n\nDe kunst is om ze in te zetten\n\nMarc Lammers\n\nLionel Messi\n\nA org hire A people\nB org hire C people\n\nKwaliteit is meest stimulerende factor. Sterker dan mentale en persoonlijke weerzin\n
  4. Optimaal inzetten en ontwikkelen van de medewerkers\n\nIedereen heeft talenten\n\nDe kunst is om ze in te zetten\n\nMarc Lammers\n\nLionel Messi\n\nA org hire A people\nB org hire C people\n\nKwaliteit is meest stimulerende factor. Sterker dan mentale en persoonlijke weerzin\n
  5. Optimaal inzetten en ontwikkelen van de medewerkers\n\nIedereen heeft talenten\n\nDe kunst is om ze in te zetten\n\nMarc Lammers\n\nLionel Messi\n\nA org hire A people\nB org hire C people\n\nKwaliteit is meest stimulerende factor. Sterker dan mentale en persoonlijke weerzin\n
  6. Hoe dieper hoe moeilijker ontwikkelbaar\n\nBij sommigen mensen zie je sneller wat voor vlees je in de kuip hebt dan bij de ander\n\nGedrag is eenvoudig observeerbaar\n\nOorzaak van dat gedrag is veel lastiger. \n\nProbleem van traditioneel assessment. Solliciatie gesprek. \n\n\n\n
  7. Hoe dieper hoe moeilijker ontwikkelbaar\n\nBij sommigen mensen zie je sneller wat voor vlees je in de kuip hebt dan bij de ander\n\nGedrag is eenvoudig observeerbaar\n\nOorzaak van dat gedrag is veel lastiger. \n\nProbleem van traditioneel assessment. Solliciatie gesprek. \n\n\n\n
  8. Hoe dieper hoe moeilijker ontwikkelbaar\n\nBij sommigen mensen zie je sneller wat voor vlees je in de kuip hebt dan bij de ander\n\nGedrag is eenvoudig observeerbaar\n\nOorzaak van dat gedrag is veel lastiger. \n\nProbleem van traditioneel assessment. Solliciatie gesprek. \n\n\n\n
  9. Hoe dieper hoe moeilijker ontwikkelbaar\n\nBij sommigen mensen zie je sneller wat voor vlees je in de kuip hebt dan bij de ander\n\nGedrag is eenvoudig observeerbaar\n\nOorzaak van dat gedrag is veel lastiger. \n\nProbleem van traditioneel assessment. Solliciatie gesprek. \n\n\n\n
  10. Hoe dieper hoe moeilijker ontwikkelbaar\n\nBij sommigen mensen zie je sneller wat voor vlees je in de kuip hebt dan bij de ander\n\nGedrag is eenvoudig observeerbaar\n\nOorzaak van dat gedrag is veel lastiger. \n\nProbleem van traditioneel assessment. Solliciatie gesprek. \n\n\n\n
  11. \n\n
  12. .Primacy effect\n 1e indruk bepaalt het eindbeeld\n Halo- en Horneffect\n Positie / negatieve indrukken worden gegeneraliseerd naar andere eigenschappen\nBijvoorbeeld: een docent geeft wiskunde en fysica. Een bepaalde student heeft een zeer goed examen wiskunde afgelegd. Automatisch gaat de docent, wanneer diezelfde student bij het examen fysica een fout maakt, denken dat het een vergissing is en hij wel beter weet, terwijl bij een andere student het antwoord als fout zal worden ervaren.\nDit verschijnsel werd geformuleerd door de psycholoog Edward Thorndike in 1920.\n\nContrasteffect\n Beïnvloeding door eerdere kandidaten. Bijv. \nNegatieve informatiebias\n Negatieve aspecten worden zwaarder beoordeeld dan de positieve\n \nInterviewer sollicitant simularity\n Kandidaten worden beter beoordeeld als ze qua gedrag en persoonlijkheid meer overeenkomen met de interviewer\nUiterlijke kenmerken en (sekse)stereotypering\n Uiterlijke on/aantrekkelijkheid reduceert objectiviteit van interviewer\nIn 1975 werd door Clifford aangetoond dat fysiek aantrekkelijke personen intelligenter worden geschat\n\nEr zijn veel beroepen waarbij men het niet van de eerste indruk moet hebben, maar daar wel vaak op beoordeeld wordt.\n\n\n\n
  13. .Primacy effect\n 1e indruk bepaalt het eindbeeld\n Halo- en Horneffect\n Positie / negatieve indrukken worden gegeneraliseerd naar andere eigenschappen\nBijvoorbeeld: een docent geeft wiskunde en fysica. Een bepaalde student heeft een zeer goed examen wiskunde afgelegd. Automatisch gaat de docent, wanneer diezelfde student bij het examen fysica een fout maakt, denken dat het een vergissing is en hij wel beter weet, terwijl bij een andere student het antwoord als fout zal worden ervaren.\nDit verschijnsel werd geformuleerd door de psycholoog Edward Thorndike in 1920.\n\nContrasteffect\n Beïnvloeding door eerdere kandidaten. Bijv. \nNegatieve informatiebias\n Negatieve aspecten worden zwaarder beoordeeld dan de positieve\n \nInterviewer sollicitant simularity\n Kandidaten worden beter beoordeeld als ze qua gedrag en persoonlijkheid meer overeenkomen met de interviewer\nUiterlijke kenmerken en (sekse)stereotypering\n Uiterlijke on/aantrekkelijkheid reduceert objectiviteit van interviewer\nIn 1975 werd door Clifford aangetoond dat fysiek aantrekkelijke personen intelligenter worden geschat\n\nEr zijn veel beroepen waarbij men het niet van de eerste indruk moet hebben, maar daar wel vaak op beoordeeld wordt.\n\n\n\n
  14. .Primacy effect\n 1e indruk bepaalt het eindbeeld\n Halo- en Horneffect\n Positie / negatieve indrukken worden gegeneraliseerd naar andere eigenschappen\nBijvoorbeeld: een docent geeft wiskunde en fysica. Een bepaalde student heeft een zeer goed examen wiskunde afgelegd. Automatisch gaat de docent, wanneer diezelfde student bij het examen fysica een fout maakt, denken dat het een vergissing is en hij wel beter weet, terwijl bij een andere student het antwoord als fout zal worden ervaren.\nDit verschijnsel werd geformuleerd door de psycholoog Edward Thorndike in 1920.\n\nContrasteffect\n Beïnvloeding door eerdere kandidaten. Bijv. \nNegatieve informatiebias\n Negatieve aspecten worden zwaarder beoordeeld dan de positieve\n \nInterviewer sollicitant simularity\n Kandidaten worden beter beoordeeld als ze qua gedrag en persoonlijkheid meer overeenkomen met de interviewer\nUiterlijke kenmerken en (sekse)stereotypering\n Uiterlijke on/aantrekkelijkheid reduceert objectiviteit van interviewer\nIn 1975 werd door Clifford aangetoond dat fysiek aantrekkelijke personen intelligenter worden geschat\n\nEr zijn veel beroepen waarbij men het niet van de eerste indruk moet hebben, maar daar wel vaak op beoordeeld wordt.\n\n\n\n
  15. .Primacy effect\n 1e indruk bepaalt het eindbeeld\n Halo- en Horneffect\n Positie / negatieve indrukken worden gegeneraliseerd naar andere eigenschappen\nBijvoorbeeld: een docent geeft wiskunde en fysica. Een bepaalde student heeft een zeer goed examen wiskunde afgelegd. Automatisch gaat de docent, wanneer diezelfde student bij het examen fysica een fout maakt, denken dat het een vergissing is en hij wel beter weet, terwijl bij een andere student het antwoord als fout zal worden ervaren.\nDit verschijnsel werd geformuleerd door de psycholoog Edward Thorndike in 1920.\n\nContrasteffect\n Beïnvloeding door eerdere kandidaten. Bijv. \nNegatieve informatiebias\n Negatieve aspecten worden zwaarder beoordeeld dan de positieve\n \nInterviewer sollicitant simularity\n Kandidaten worden beter beoordeeld als ze qua gedrag en persoonlijkheid meer overeenkomen met de interviewer\nUiterlijke kenmerken en (sekse)stereotypering\n Uiterlijke on/aantrekkelijkheid reduceert objectiviteit van interviewer\nIn 1975 werd door Clifford aangetoond dat fysiek aantrekkelijke personen intelligenter worden geschat\n\nEr zijn veel beroepen waarbij men het niet van de eerste indruk moet hebben, maar daar wel vaak op beoordeeld wordt.\n\n\n\n
  16. .Primacy effect\n 1e indruk bepaalt het eindbeeld\n Halo- en Horneffect\n Positie / negatieve indrukken worden gegeneraliseerd naar andere eigenschappen\nBijvoorbeeld: een docent geeft wiskunde en fysica. Een bepaalde student heeft een zeer goed examen wiskunde afgelegd. Automatisch gaat de docent, wanneer diezelfde student bij het examen fysica een fout maakt, denken dat het een vergissing is en hij wel beter weet, terwijl bij een andere student het antwoord als fout zal worden ervaren.\nDit verschijnsel werd geformuleerd door de psycholoog Edward Thorndike in 1920.\n\nContrasteffect\n Beïnvloeding door eerdere kandidaten. Bijv. \nNegatieve informatiebias\n Negatieve aspecten worden zwaarder beoordeeld dan de positieve\n \nInterviewer sollicitant simularity\n Kandidaten worden beter beoordeeld als ze qua gedrag en persoonlijkheid meer overeenkomen met de interviewer\nUiterlijke kenmerken en (sekse)stereotypering\n Uiterlijke on/aantrekkelijkheid reduceert objectiviteit van interviewer\nIn 1975 werd door Clifford aangetoond dat fysiek aantrekkelijke personen intelligenter worden geschat\n\nEr zijn veel beroepen waarbij men het niet van de eerste indruk moet hebben, maar daar wel vaak op beoordeeld wordt.\n\n\n\n
  17. .Primacy effect\n 1e indruk bepaalt het eindbeeld\n Halo- en Horneffect\n Positie / negatieve indrukken worden gegeneraliseerd naar andere eigenschappen\nBijvoorbeeld: een docent geeft wiskunde en fysica. Een bepaalde student heeft een zeer goed examen wiskunde afgelegd. Automatisch gaat de docent, wanneer diezelfde student bij het examen fysica een fout maakt, denken dat het een vergissing is en hij wel beter weet, terwijl bij een andere student het antwoord als fout zal worden ervaren.\nDit verschijnsel werd geformuleerd door de psycholoog Edward Thorndike in 1920.\n\nContrasteffect\n Beïnvloeding door eerdere kandidaten. Bijv. \nNegatieve informatiebias\n Negatieve aspecten worden zwaarder beoordeeld dan de positieve\n \nInterviewer sollicitant simularity\n Kandidaten worden beter beoordeeld als ze qua gedrag en persoonlijkheid meer overeenkomen met de interviewer\nUiterlijke kenmerken en (sekse)stereotypering\n Uiterlijke on/aantrekkelijkheid reduceert objectiviteit van interviewer\nIn 1975 werd door Clifford aangetoond dat fysiek aantrekkelijke personen intelligenter worden geschat\n\nEr zijn veel beroepen waarbij men het niet van de eerste indruk moet hebben, maar daar wel vaak op beoordeeld wordt.\n\n\n\n
  18. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  19. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  20. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  21. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  22. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  23. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  24. \n\n
  25. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  26. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  27. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  28. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  29. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  30. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  31. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  32. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  33. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  34. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  35. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  36. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  37. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  38. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  39. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  40. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  41. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  42. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  43. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  44. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  45. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  46. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  47. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  48. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  49. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  50. Informatieoverdracht\n Verbale informatie (10% van de boodschap);Wat er feitelijk wordt gezegd\n Paralinguïstische informatie (30% van de boodschap);Wat er wordt toegevoegd, intonatie, accent, interpunctie, stemvolume, tempo etc\n Non verbale informatie (60 % van de uiteindelijke betekenis);Lichaamshouding, beweging, gelaatsuitdrukkingen, kleding, etc\n\n\n
  51. \n\n
  52. Pagina 185 boek\n
  53. Pagina 185 boek\n
  54. Pagina 185 boek\n
  55. Pagina 185 boek\n
  56. \n\n
  57. \n\n
  58. \n\n