3. David Goliath
de Zoon van David
uit Bethlehem
gezalfd maar nog
geen koning over
Israël
4. David
Zoon van David
uit Bethlehem
gezalfd maar nog
geen koning
de gigant
(“het Beest”)
van de eindtijd
vijf gelijkenissen…
Goliath
5.
6. 7
… en zie, een vierde dier, VRESELIJK,
SCHRIKWEKKEND en GEWELDIG
STERK; het had GROTE, IJZEREN
tanden: het at en vermaalde, en wat
overbleef, vertrad het met zijn poten…
Daniël 7
1 2 3 4 5
9. 18
… wie verstand heeft, berekene het
getal van het beest, want het is een
getal van een mens, en zijn getal is
ZESHONDERD ZESENZESTIG.
Openbaring 13
1 2 3 4 5
10. 18
… wie verstand heeft, berekene het
getal van het beest, want het is een
getal van een mens, en zijn getal is
zeshonderd zesenzestig.
Openbaring 13
Goliath
Goliath
6
el lang
6
onderdelen genoemd
600
sikkels ijzer (> lans)
1 2 3 4 5
11.
12. Daniël 2 Daniël 7
1e
koninkrijk
2e
koninkrijk
3e
koninkrijk
4e
koninkrijk
koperkoper
ijzerijzer
leeuwleeuw
beerbeer
1 2 3 4 5
13. 36
Zowel LEEUW als BEER heeft uw
knecht (=David) verslagen. En deze
onbesneden Filistijn zal het vergaan
ALS ÉÉN VAN DEZEN…
1Samuël 17
1 2 3 4 5
16. 4
… Wie is aan het beest gelijk? en: Wie
kan er oorlog tegen voeren? 5
En hem
werd een mond gegeven, die grote
woorden en GODSLASTERINGEN
spreekt…
Openbaring 13
1 2 3 4 5
17. 4
… en hem werd macht gegeven dit
TWEEËNVEERTIG maanden lang te
doen.
Openbaring 13
1 2 3 4 5
18. 16
De Filistijn nu kwam des morgens enmorgens en
des avondsdes avonds naar voren en stelde zich
op, VEERTIG dagen lang.
1Samuël 17
1 2 3 4 5
19. 17
En Isaï zeide (= dag 41) tot zijn zoon
David: Neem (…) tien broden en breng
ze vlug naar de legerplaats, naar uw
broeders…
1Samuël 17
1 2 3 4 5
20. 20
Toen stond David des morgens vroeg
op (=dag 42), liet de schapen achter
bij een wachter, laadde op en ging
heen, zoals Isaï hem bevolen had.
1Samuël 17
1 2 3 4 5
21.
22. 34
Terwijl gij bleeft toezien,
raakte, zonder toedoen van
mensenhanden, EEN STEEN
LOS, die het beeld trof aan
de voeten van ijzer en leem
EN DEZE VERBRIJZELDE...
Daniël 2
1 2 3 4 5
23. 35
toen werden tegelijkertijd
het ijzer, het leem, het
koper, het zilver en het goud
verbrijzeld (…) maar DE
STEEN die het beeld
getroffen had, werd tot een
grote berg, die de gehele
aarde vulde.
Daniël 2
1 2 3 4 5
24. 39
Daarop…. 40
nam (David) zijn staf in
de hand, zocht zich VIJF gladde stenen
uit de beekbedding en deed ze in de
herderstas….
1Samuël 17
1 2 3 4 5
25.
26. 42
Toen de Filistijn David in het oog
kreeg en hem bezag, verachtte hij
hem, omdat hij nog jong was; rossig,
schoon van gestalte.
27. 43
De Filistijn zeide tot David: Ben ik
een hond, dat gij met een stok op mij
afkomt? En de Filistijn vervloekte
David bij zijn goden.
28. 44
Ook zeide de Filistijn tot David: Kom
maar eens hier, dan zal ik uw vlees aan
het gevogelte des hemels en aan het
gedierte des velds geven.
29. 45
Maar David zeide tot de Filistijn: Gij
treedt mij tegemoet met zwaard en
speer en werpspies, maar ik treed u
tegemoet in de naam van de HERE der
heerscharen, de God der slagorden van
Israël, die gij getart hebt.
30. 46
DEZE DAGDEZE DAG zal de HERE u in mijn
macht overleveren en ik zal u verslaan
en u het hoofd afhouwen…
31. 46
… op deze dag zal ik de lijken van het
leger der Filistijnen aan het gevogelte
des hemels en aan het gedierte des
velds geven, opdat de gehele aarde
wete, dat Israël een God heeft,
32. 47
en deze gehele menigte wete, dat de
HERE niet verlost door zwaard enniet verlost door zwaard en
speerspeer. Want de strijd is des HEREN en
Hij geeft u in onze macht.
33. 48
Toen de Filistijn tot de aanval
overging en al nader kwam, David
tegemoet, haastte David zich en snelde
op de slagorde toe, de Filistijn
tegemoet,
34. 49
stak zijn hand in de tas, nam er een
steen uit, slingerde die weg en trof de
Filistijn tegen zijn voorhoofd, zodat de
steen in zijn voorhoofd drong, en hij
voorover ter aarde viel.
35. 50
Zo overwon David de Filistijn met een
slinger en een steen; hij versloeg de
Filistijn en doodde hem; en David had
geen zwaard in zijn hand.
36. 51
David snelde toe, bleef bij de Filistijn
staan, greep diens zwaard, trok het uit
de schede en doodde hem. Hij hieuw
hem het hoofd ermee af. Toen de
Filistijnen zagen, dat hun held dood
was, sloegen zij op de vlucht.
37. 52
De mannen van Israël en Juda
sprongen op, hieven een
krijgsgeschreeuw aan …
38. 54
En David nam het hoofd van de
Filistijn en bracht het naar Jeruzalem…
39. Goliath van Gath (?)
33
En zij kwamen aan een plaats,
genaamd GOLGOTHA, dat is de
zogenaamde SCHEDELPLAATS…
Matteüs 27