Digitaal jeugdwerk voor kwetsbare groepen - Sorrybox
20101122 eu kids online ii belgium - samenvatting (nederlands)
1. BELGIË
Inleiding
In hetgeen volgt staan we stil bij de situatie anno 2010 in
België, zonder evenwel een opsplitsing te maken in het
Nederlands- en Franstalige landsdeel. België kenmerkt
zich in verhouding tot de andere onderzochte landen door
overwegend gemiddelde scores voor zowel internet-
gebruik, internetrisico's, als het aantal online activiteiten
waarbij kinderen betrokken zijn.
Gebruik
België is een land gekenmerkt door gemiddeld internet-
gebruik. Twee op drie kinderen maken dagelijks gebruik
van het internet (65%), slechts 7% gaat maandelijks of
minder vaak online. Op een weekdag spenderen twee op
drie kinderen minstens een uur op het internet. Op
zaterdag en zondag of op vakantiedagen loopt dit op tot
84% van de kinderen.
In vergelijking met andere landen met gemiddeld
internetgebruik zoals Italië, Roemenië en Hongarije,
maken Belgische kinderen minder vaak gebruik van het
internet in hun eigen slaapkamer (32%). De meeste
kinderen (66%) gaan thuis online in een gemeen-
schappelijke ruimte: dit is net iets meer het geval voor
meisjes (92%) dan voor jongens (87%).
Op het vlak van digitale geletterdheid en internet-
vaardigheden stellen we vast dat Belgische kinderen iets
beter scoren dan het Europese gemiddelde (3.4 tegenover
3 op een schaal van 1 tot 8). Vooral als het aankomt op
het blokkeren van ongewenste berichten (72,5%), het
wijzigen van privacy settings (61,5%) en het blokkeren van
ongewenste reclame of junk mail (61%) zijn meer kinderen
in België in staat om dit uit te voeren dan gemiddeld over
de onderzochte landen heen.
Online activiteiten
Net zoals hun leeftijdsgenoten in andere Europese landen
is online filmpjes bekijken de meest populaire internet-
activiteit bij Belgische jongeren (83%). Daarna volgen
activiteiten die niet op entertainment zijn gericht, namelijk
voor schooltaken (75%) en online nieuws lezen of bekijken
(34%).
Wat betreft communicatietoepassingen en het gebruik
ervan gericht op zgn. user-generated content zien we dat
kinderen in België daar vaker mee bezig zijn dan
gemiddeld het geval is in de overige onderzochte landen.
Vooral het gebruik van websites om bestanden uit te
wisselen (27%) en het bijhouden van een blog of online
dagboek (20%) is opvallend populair onder Belgische
jongeren.
Hoewel verschillende Belgische media-organisaties (zoals
de openbare televisiezender KetNet) initiatieven hebben
genomen om kindvriendelijke websites te ontwikkelen,
stellen we vast dat kinderen in België zich toch iets
kritischer opstellen dan gemiddeld ten aanzien van
kwaliteit op het internet. Slechts 36% gaat er helemaal
mee akkoord dat er op het internet voldoende inhoud
wordt aangeboden die goed is voor kinderen van hun
leeftijd.
Ongeveer twee op drie kinderen (63%) hebben een profiel
op een sociale netwerksite. Net zoals in de rest van
Europa neemt het aantal jongeren met een sociaal
netwerkprofiel spectaculair toe tussen 11 en 13 jaar. In de
groep van de 9- tot 10-jarigen heeft 24% een profiel, bij de
13- tot 14-jarigen is dat maar liefst 83,5%. Het aantal
kinderen met meer dan 100 contacten (41%) ligt bijzonder
hoog, hetgeen erop wijst dat Belgische kinderen – meisjes
(43,1%) meer dan jongens (37,6%) -- actieve gebruikers
zijn van sociale netwerksites. Qua privacy settings zien we
dat 28% een publiek profiel heeft. Belgische kinderen, die
gemiddeld twee tot drie identificatiegegevens (zoals foto,
familienaam, adres, telefoonnummer, school, leeftijd) vrij
geven in hun online profiel, blijken dit iets meer te doen
dan leeftijdgenoten in de overige onderzochte landen.
Belgische jongeren geven vaker aan dat ze het op het
internet gemakkelijker vinden om zichzelf te kunnen zijn
(20,5%). Toch gaat slechts zes procent akkoord met het
gegeven het internet te hanteren voor gevoelige kwesties
die ze niet in een persoonlijk gesprek bespreken.
Blootstelling aan seksueel
getinte beelden
In België geven 17% van de 9- tot 16-jarigen aan het
afgelopen jaar seksueel getinte beelden te hebben gezien
op het internet. In vergelijking met de andere onderzochte
landen is dit percentage noch hoog noch laag, wat erop
wijst dat België een gemiddeld risicoland is.
2. Belgische ouders zijn iets vaker geneigd om te denken dat
hun kind nog niet werd blootgesteld aan seksuele
inhouden op het internet, hoewel hun kind te kennen gaf
dat dit wel al het geval was (46% voor België versus 41%
voor Europa).
Ongeveer één derde van de kinderen (31%) die online
blootgesteld werden aan seksueel getinte beelden voelden
zich daar niet comfortabel bij. De algemene trend hierbij is:
hoe ouder het kind, des te minder hinder het hiervan
ondervindt. Jongere kinderen ervaren meer hinder en
ongemakkelijkheid, die bovendien langer blijven hangen.
Meisjes geven ook vaker aan zich te storen aan
pornografische beelden.
“Ik had met Cedric een spelletjessite ingevuld en we
kwamen op iets van seks, en overal op het scherm
verscheen dat.” (jongen, 11 jaar)
Belgische kinderen lijken een eerder passieve houding aan
te nemen ten aanzien van pornografisch materiaal; meer
dan de helft (55%) besluit om niets te doen na
blootstelling, en slechts 10,5% probeert het probleem aan
te pakken. Belgische jongeren geven ongeveer even vaak
als in andere landen aan erover te praten met iemand
(56%): gesprekspartner is het meest een vriend (53,8%),
gevolgd door moeder of vader (46,2%).
Verzenden en ontvangen van
seksueel getinte berichten
(sexting)
De cijfers voor België sluiten aan bij het Europese
gemiddelde, wat er opnieuw op wijst dat België een
gemiddeld risicoland is: 11% van de kinderen hebben het
afgelopen jaar seksueel getinte berichten gezien of
ontvangen, en 3% heeft zelf dit type berichten verstuurd.
Jongens zijn hier over het algemeen iets actiever mee
bezig dan meisjes, maar het is vooral de leeftijd die hierin
een bepalende rol speelt. Van de jongeren die met sexting
te maken hebben gekregen, behoort 59% tot de groep van
de 15- tot 16-jarigen.
“Een persoon vroeg me met de webcam mijn borsten te
tonen.” (meisje, 11 jaar)
Belgische ouders lijken het sexting-fenomeen sterker te
onderschatten dan ouders in andere landen. Meer dan de
helft van de ouders (53%) van wie het kind te maken heeft
gehad met online seksueel getinte boodschappen beweert
geen idee te hebben of hun kind hiermee geconfronteerd
is geweest of niet. Dit is opmerkelijk en meteen het
hoogste percentage in Europa.
Relatief weinig kinderen in België (15%) geven aan dat ze
deze seksueel getinte boodschappen vervelend vinden.
We stellen een uitgesproken sekseverschil vast: 22,6%
van de meisjes geeft aan hierdoor gestoord te worden,
terwijl dit geldt voor slechts 10,6 % van de jongens.
De reacties op seksueel getinte boodschappen zijn erg
uiteenlopend. Opvallend is wel dat ongeveer één op vier
helemaal niets doet. Net als in de rest van Europa is er
met iemand over praten ook voor Belgische jongeren
(68%) een vaak gebruikte strategie. De meest toegepaste
online coping strategieën zijn de afzender blokkeren en de
berichten in kwestie verwijderen. Dit ligt in de lijn van de
Europese bevindingen.
Cyberpesten
We stellen vast dat 17% van de Belgische kinderen het
afgelopen jaar gepest werd; 6% heeft specifiek te maken
gehad met cyberpesten. Er zijn geen opvallende
verschillen vastgesteld qua leeftijd en geslacht. Ongeveer
één op drie slachtoffers van cyberpesten (36%) geeft aan
daar erg onder geleden te hebben.
“De leugens die worden verspreid. Cyberpesten, het komt
toch steeds vaker voor.” (meisje, 14 jaar)
Iets meer dan de helft van de Belgische ouders (55%) van
wie het kind is gepest denkt ten onrechte dat hun kind niet
het slachtoffer is geworden van cyberpesten. Dit cijfer is
vergelijkbaar met het Europees gemiddelde (56%). We
concluderen dus dat nog steeds heel wat ouders zich
onvoldoende bewust zijn van het probleem van
cyberpesten.
Ten aanzien van cyberpesten stellen Belgische kinderen
zich assertiever op: ongeveer vier op tien kinderen
proberen het probleem op te lossen, terwijl één op vier
hoopt dat het vanzelf over gaat. Qua oplossing zet 73% de
stap om er met iemand over te praten. Er zijn hieromtrent
geen uitgesproken verschillen tussen België en de andere
Europese landen. De vaakst gebruikte online coping
strategieën zijn: de afzender blokkeren (50%) en de
desbetreffende berichten verwijderen (45%). In vergelijking
met andere landen kiezen Belgische jongeren minder vaak
voor de drastische strategie om op te houden het internet
te gebruiken (5%).
3. Contact met en ontmoeten van
onbekenden
In België hebben 27% van de kinderen ooit contact gehad
op het internet met iemand die zij nog nooit in het echte
leven hadden ontmoet; 11% heeft ooit een ontmoeting
georganiseerd met een online contactpersoon. Deze cijfers
liggen iets hoger dan het Europees gemiddelde, maar
bevestigen opnieuw de status van België als gemiddeld
risicoland.
Er zijn geen verschillen tussen jongens en meisjes, hoewel
de risico’s hier doorgaans het hoogst zijn voor meisjes.
Contacten leggen met onbekenden is iets waar tieners,
ook in België, zich steeds vaker mee bezighouden
naarmate ze ouder worden: van 9% bij de 9- tot 10-jarigen
tot 43% bij de 15- tot 16-jarigen.
“Als een onbekende mij toevoegt, ben ik altijd wantrouwig
en denk ik meteen aan een pedofiel.” (meisje, 14 jaar)
Net zoals in de meeste Europese landen onderschatten de
Belgische ouders de ernst van de situatie. Bij de kinderen
die reeds een online contactpersoon hebben ontmoet,
denkt de meerderheid (61%) van de ouders immers dat
hun kind nog geen afspraak heeft gemaakt met een online
contact.
Andere risicofactoren
De percentages voor blootstelling aan zogenaamde
negatieve user-generated content zoals haat-
boodschappen (9,5%) en websites pro anorexia (6%), over
zelfverminking (4%), drugs (3,5%) of zelfmoord (2,5%)
liggen voor België iets lager dan het gemiddelde in de
andere onderzochte landen.
Inzake misbruik van persoonlijke gegevens zijn de
Belgische jongeren ongeveer even vaak het slachtoffer als
hun leeftijdsgenoten in de rest van Europa; 7% geeft aan
dat zijn/haar paswoord ooit misbruikt werd en 4% kreeg te
maken met iemand die op een ongepaste manier
persoonlijke informatie gebruikte.
In vergelijking met de andere onderzochte landen, zijn
Belgische kinderen minder vaak van mening dat het
internet risicovol is voor andere kinderen van hun leeftijd
(45% versus 55%). Het percentage kinderen dat na
blootstelling aan online risico's daadwerkelijk
geconfronteerd werd met negatieve gevolgen ligt iets lager
dan het gemiddelde voor Europa (10% versus 12%), maar
het verschil is hier minder uitgesproken.
Conclusie
Hoewel België zich qua dagelijks internetgebruik situeert
rond het Europees gemiddelde, kunnen we stellen dat
verhoudingsgewijs relatief weinig Belgische kinderen
blootgesteld worden aan online risico's. Het ziet er dus
naar uit dat gemiddeld gebruik en gemiddeld risico zullen
evolueren naar veelgebruik in combinatie met een
gemiddeld risico.
Deze vaststelling maakt van België een interessante case,
omdat het aantoont dat het mogelijk is om blootstelling aan
online risico’s beperkt te houden zonder dat dit gepaard
hoeft te gaan met een inperking van het internetgebruik
van het kind. Verdere analyses moeten uitwijzen welke
factoren er aan de basis liggen voor deze positie van
België. Factoren die mogelijk een rol spelen zijn de
tussenkomst van de ouders en de aanwezigheid van
beleidsinitiatieven en/of campagnes gericht op veilig
internetgebruik. Deze kunnen kinderen aanzetten tot het
gebruik van bepaalde coping strategieën, waardoor ze
beter in staat zijn om zichzelf te beschermen tegen online
risico's.
We merken hierbij op dat er mogelijk sprake is van
onderrapportering wanneer het gaat om blootstelling aan
de vier bovenstaande online risico’s (met name seks-
gerelateerde activiteiten). In verschillende recente
Vlaamse studies (waarbij ook iets oudere jongeren zijn
ondervraagd en het gebruik van online toepassingen niet
noodzakelijk werd gekoppeld aan activiteiten tijdens het
laatste jaar) zijn de risicopercentages opvallend hoger
(Vandoninck e.a., 2010; D’hanens e.a., 2010; Walrave
e.a., 2008). Deze laatste studies kwamen tot stand via
scholensurveys die op hun beurt mogelijk overrapportering
in de hand werken.