Dutch - Testament of Gad.pdf

Filipino Tracts and Literature Society Inc.
Filipino Tracts and Literature Society Inc.Publisher at Filipino Tracts and Literature Society Inc.

Gad, the ninth son of Jacob and Zilpah. Shepherd and strong man but a murderer at heart. Verse 25 is a notable definition of hatred.

Dutch - Testament of Gad.pdf
HOOFDSTUK 1
Gad, de negende zoon van Jakob en
Zilpa. Herder en sterke man, maar een
moordenaar in hart en nieren. Vers 25 is
een opmerkelijke definitie van haat.
1 De kopie van het testament van Gad,
waarin hij in zijn honderdvijfentwintigste
levensjaar tot zijn zonen sprak en tegen
hen zei:
2 Luister, mijn kinderen, ik was de
negende zoon van Jakob, en ik was
moedig in het hoeden van de kudden.
3 Daarom bewaakte ik 's nachts de kudde;
en elke keer dat de leeuw kwam, of de
wolf, of een ander wild dier tegen de
schaapskooi, achtervolgde ik het, en toen
ik het inhaalde, pakte ik zijn voet met
mijn hand en slingerde het op een
steenworp afstand, en doodde het zo.
4 Nu was mijn broer Jozef ruim dertig
dagen bij ons de kudde aan het weiden,
en toen hij nog jong was, werd hij ziek
door de hitte.
5 En hij keerde terug naar Hebron, naar
onze vader, die hem naast zich liet liggen,
omdat hij veel van hem hield.
6 En Jozef vertelde onze vader dat de
zonen van Zilpa en Bilha het beste van de
kudde aan het slachten waren en hen
opaten, tegen het oordeel van Ruben en
Juda in.
7 Want hij zag dat ik een lam uit de bek
van een beer had bevrijd en de beer ter
dood had gebracht; maar we hadden het
lam geslacht, omdat we er bedroefd over
waren dat het niet kon leven, en dat we
het hadden opgegeten.
8 En wat deze kwestie betreft, was ik
vertoornd op Jozef tot de dag dat hij werd
verkocht.
9 En de geest van haat was in mij, en ik
wilde niet met de oren van Jozef horen,
noch met de ogen zien, omdat hij ons
recht in het gezicht berispte en zei dat we
zonder Juda van de kudde aten.
10 Wat hij ook tegen onze vader vertelde,
hij geloofde hem.
11 Ik beken nu mijn gin, mijn kinderen,
dat ik hem vaak wilde vermoorden,
omdat ik hem vanuit mijn hart haatte.
12 Bovendien haatte ik hem nog meer
vanwege zijn dromen; en ik wilde hem
uit het land der levenden likken, zoals
een os het gras van het veld oplikt.
13 Juda verkocht hem in het geheim aan
de Ismaëlieten.
14 Zo heeft de God van onze vaderen
hem uit onze handen bevrijd, zodat wij
geen grote wetteloosheid in Israël zouden
bedrijven.
15 En nu, mijn kinderen, luister naar de
woorden van waarheid om
rechtvaardigheid te bewerkstelligen, en
naar de gehele wet van de Allerhoogste,
en dwaal niet af door de geest van haat,
want het is kwaadaardig in al het
handelen van mensen.
16 Wat een mens ook doet, de hater
verafschuwt hem; en hoewel een mens de
wet van de Heer naleeft, prijst hij hem
niet; Hoewel een mens de Heer vreest en
behagen schept in hetgeen rechtvaardig is,
heeft hij Hem niet lief.
17 Hij veracht de waarheid, hij benijdt
hem die voorspoedig is, hij verwelkomt
kwade uitspraken, hij heeft arrogantie lief,
want haat verblindt zijn ziel; zoals ik
toen ook naar Jozef keek.
18 Pas daarom op, mijn kinderen van
haat, want het veroorzaakt wetteloosheid,
zelfs tegen de Heer Zelf.
19 Want het wil de woorden van Zijn
geboden over de liefde voor zijn naaste
niet horen, en het zondigt tegen God.
20 Want als een broeder struikelt, heeft
het er behagen in dat onmiddellijk aan
alle mensen te verkondigen, en het is
dringend noodzakelijk dat hij daarvoor
wordt berecht, gestraft en ter dood
gebracht.
21 En als het een dienaar is, zet het hem
op tegen zijn meester, en bij elke
verdrukking die het tegen hem bedenkt,
kan hij mogelijk ter dood gebracht
worden.
22 Want haat werkt ook samen met
afgunst tegen hen die voorspoedig zijn:
zolang hij hun succes hoort of ziet,
kwijnt hij altijd weg.
23 Want zoals liefde zelfs de doden
levend zou maken en hen zou
terugroepen die veroordeeld zijn om te
sterven, zo zou haat de levenden doden,
en degenen die dagelijks gezondigd
hadden, zouden niet lijden om te leven.
24 Want de geest van haat werkt in alle
dingen samen met Satan, door de haast
van de geest, tot de dood van de mens;
maar de geest van liefde werkt samen
met de wet van God in lankmoedigheid
tot redding van de mens.
25 Haat is daarom slecht, want het gaat
voortdurend gepaard met liegen en tegen
de waarheid spreken; en het maakt kleine
dingen groot, en zorgt ervoor dat het licht
duisternis is, en noemt het zoete bitter, en
leert laster, en wekt toorn op, en
veroorzaakt oorlog, geweld en alle
hebzucht; het vult het hart met kwaad en
duivels vergif.
26 Deze dingen zeg ik jullie daarom uit
ervaring, mijn kinderen, zodat jullie de
haat, die van de duivel is, kunnen
verdrijven en de liefde van God mogen
aanhangen.
27 Gerechtigheid verdrijft haat,
nederigheid vernietigt afgunst.
28 Want hij die rechtvaardig en nederig
is, schaamt zich om onrechtvaardig te
doen, omdat hij niet door een ander
wordt berispt, maar door zijn eigen hart,
omdat de Heer naar zijn neigingen kijkt.
29 Hij spreekt niet tegen een heilig man,
omdat de vrees voor God de haat
overwint.
30 Omdat hij bang is de Heer te
beledigen, zal hij niemand onrecht
aandoen, zelfs niet in zijn gedachten.
31 Deze dingen leerde ik eindelijk, nadat
ik mij bekeerd had over Jozef.
32 Want waarachtig berouw naar
goddelijke aard vernietigt onwetendheid,
en verdrijft de duisternis, en verlicht de
ogen, en geeft kennis aan de ziel, en leidt
de geest naar verlossing.
33 En de dingen die hij niet van de mens
heeft geleerd, weet hij door bekering.
34 Want God heeft een leverziekte over
mij gebracht; en als de gebeden van mijn
vader Jacob mij niet hadden geholpen,
was het nauwelijks mislukt, maar mijn
geest was vertrokken.
35 Want door welke dingen een mens
daarmee overtreedt, wordt hij ook
gestraft.
36 Omdat dus mijn lever meedogenloos
tegen Jozef werd gericht, heb ik ook in
mijn lever genadeloos geleden en werd ik
voor elf maanden veroordeeld, net zo
lang als ik boos was geweest op Jozef.
HOOFDSTUK 2
Gad spoort zijn luisteraars aan tegen
haat, waaruit blijkt hoezeer het hem in
zoveel problemen heeft gebracht. De
verzen 8 tot en met 11 zijn
gedenkwaardig.
1 En nu, mijn kinderen, spoor ik jullie
aan: heb een ieder zijn broeder lief, en
doe de haat uit jullie hart weg, heb elkaar
lief in daad en in woord, en in de neiging
van de ziel.
2 Want in aanwezigheid van mijn vader
sprak ik vredig met Jozef; en toen ik naar
buiten was gegaan, verduisterde de geest
van haat mijn geest en beroerde mijn ziel
om hem te doden.
3 Heb elkaar lief vanuit het hart; En als
iemand tegen u zondigt, spreek dan op
vredevolle wijze met hem, en houd in uw
ziel geen bedrog vast; en als hij berouw
heeft en belijdt, vergeef hem dan.
4 Maar als hij het ontkent, raak dan niet
in een hartstocht met hem, opdat hij niet
het vergif van u oploopt, zodat hij gaat
vloeken en u dubbel zondigt.
5 Laat niet iemand anders uw geheimen
horen wanneer hij verwikkeld is in een
juridische strijd, opdat hij u niet gaat
haten en uw vijand wordt, en een grote
zonde tegen u begaat; want vaak spreekt
hij u listig aan of houdt hij zich met
kwade bedoelingen met u bezig.
6 En hoewel hij het ontkent en toch een
gevoel van schaamte heeft als hij wordt
terechtgewezen, geef er dan aan toe hem
te berispen.
7 Want wie ontkent, mag zich bekeren
om u niet opnieuw onrecht te berokkenen;
ja, hij kan u ook eren, en vrezen en vrede
met u hebben.
8 En als hij schaamteloos is en volhardt
in zijn verkeerde daden, vergeef hem dan
vanuit het hart en laat de wraak aan God
over.
9 Als iemand meer voorspoed heeft dan
jij, wees dan niet geïrriteerd, maar bid
ook voor hem, zodat hij volmaakte
voorspoed mag hebben.
10 want het is dus opportuun voor jou.
11 En als hij verder wordt verhoogd,
wees dan niet jaloers op hem, bedenk dat
alle vlees zal sterven; en breng lof aan
God, die alle mensen goede en nuttige
dingen geeft.
12 Zoek naar de oordelen van de Heer,
en uw geest zal tot rust komen.
13 En ook al wordt iemand door kwade
middelen rijk, wees, net als Esau, de
broer van mijn vader, niet jaloers; maar
wacht op het einde van de Heer.
14 Want als hij iemand rijkdom ontneemt
die hij op kwade wijze heeft verkregen,
vergeeft Hij hem als hij berouw heeft,
maar wie geen berouw heeft, wordt
bewaard voor de eeuwige straf.
15 Want de arme man, als hij vrij is van
afgunst, behaagt de Heer in alles, hij is
boven alle mensen gezegend, omdat hij
niet de moeite van ijdele mensen heeft.
16 Doe daarom de jaloezie uit uw ziel
weg en heb elkaar lief met oprechtheid
van hart.
17 Vertelt u daarom ook deze dingen aan
uw kinderen, zodat zij Juda en Levi eren,
want uit hen zal de Heer redding voor
Israël doen voortkomen.
18 Want ik weet dat uw kinderen
uiteindelijk van Hem zullen afwijken, en
in goddeloosheid, en ellende en verderf
voor het aangezicht van de Heer zullen
wandelen.
19 En toen hij een tijdje had gerust, zei
hij opnieuw: Mijn kinderen, gehoorzaam
je vader en begraaf mij dicht bij mijn
vaderen.
20 En hij richtte zijn voeten op en viel
vredig in slaap.
21 En na vijf jaar brachten ze hem naar
Hebron en legden hem bij zijn vaderen
neer.

Recommended

Romeinen 1 by
Romeinen 1Romeinen 1
Romeinen 1Bertus Keuter
448 views8 slides

More Related Content

Similar to Dutch - Testament of Gad.pdf

Geloof het of niet by
Geloof het of nietGeloof het of niet
Geloof het of nietvader Jakob
290 views29 slides
20181231, 19.30 Uw wil geschiede in 2019 by
20181231, 19.30 Uw wil geschiede in 201920181231, 19.30 Uw wil geschiede in 2019
20181231, 19.30 Uw wil geschiede in 2019Noordwolde, Friesland
51 views68 slides
20170827 19.00 Noordwolde zingt by
20170827 19.00 Noordwolde zingt20170827 19.00 Noordwolde zingt
20170827 19.00 Noordwolde zingtNoordwolde, Friesland
71 views71 slides
vGKN Noordwolde 26 april 2009, 09.30 by
vGKN Noordwolde 26 april 2009, 09.30vGKN Noordwolde 26 april 2009, 09.30
vGKN Noordwolde 26 april 2009, 09.30Noordwolde, Friesland
258 views84 slides
Kolosse (13) by
Kolosse (13)Kolosse (13)
Kolosse (13)André Piet
643 views39 slides

More from Filipino Tracts and Literature Society Inc.

More from Filipino Tracts and Literature Society Inc.(20)

Dutch - Testament of Gad.pdf

  • 2. HOOFDSTUK 1 Gad, de negende zoon van Jakob en Zilpa. Herder en sterke man, maar een moordenaar in hart en nieren. Vers 25 is een opmerkelijke definitie van haat. 1 De kopie van het testament van Gad, waarin hij in zijn honderdvijfentwintigste levensjaar tot zijn zonen sprak en tegen hen zei: 2 Luister, mijn kinderen, ik was de negende zoon van Jakob, en ik was moedig in het hoeden van de kudden. 3 Daarom bewaakte ik 's nachts de kudde; en elke keer dat de leeuw kwam, of de wolf, of een ander wild dier tegen de schaapskooi, achtervolgde ik het, en toen ik het inhaalde, pakte ik zijn voet met mijn hand en slingerde het op een steenworp afstand, en doodde het zo. 4 Nu was mijn broer Jozef ruim dertig dagen bij ons de kudde aan het weiden, en toen hij nog jong was, werd hij ziek door de hitte. 5 En hij keerde terug naar Hebron, naar onze vader, die hem naast zich liet liggen, omdat hij veel van hem hield. 6 En Jozef vertelde onze vader dat de zonen van Zilpa en Bilha het beste van de kudde aan het slachten waren en hen opaten, tegen het oordeel van Ruben en Juda in. 7 Want hij zag dat ik een lam uit de bek van een beer had bevrijd en de beer ter dood had gebracht; maar we hadden het lam geslacht, omdat we er bedroefd over waren dat het niet kon leven, en dat we het hadden opgegeten. 8 En wat deze kwestie betreft, was ik vertoornd op Jozef tot de dag dat hij werd verkocht. 9 En de geest van haat was in mij, en ik wilde niet met de oren van Jozef horen, noch met de ogen zien, omdat hij ons recht in het gezicht berispte en zei dat we zonder Juda van de kudde aten. 10 Wat hij ook tegen onze vader vertelde, hij geloofde hem. 11 Ik beken nu mijn gin, mijn kinderen, dat ik hem vaak wilde vermoorden, omdat ik hem vanuit mijn hart haatte. 12 Bovendien haatte ik hem nog meer vanwege zijn dromen; en ik wilde hem uit het land der levenden likken, zoals een os het gras van het veld oplikt. 13 Juda verkocht hem in het geheim aan de Ismaëlieten. 14 Zo heeft de God van onze vaderen hem uit onze handen bevrijd, zodat wij geen grote wetteloosheid in Israël zouden bedrijven. 15 En nu, mijn kinderen, luister naar de woorden van waarheid om rechtvaardigheid te bewerkstelligen, en naar de gehele wet van de Allerhoogste, en dwaal niet af door de geest van haat, want het is kwaadaardig in al het handelen van mensen. 16 Wat een mens ook doet, de hater verafschuwt hem; en hoewel een mens de wet van de Heer naleeft, prijst hij hem niet; Hoewel een mens de Heer vreest en behagen schept in hetgeen rechtvaardig is, heeft hij Hem niet lief. 17 Hij veracht de waarheid, hij benijdt hem die voorspoedig is, hij verwelkomt kwade uitspraken, hij heeft arrogantie lief, want haat verblindt zijn ziel; zoals ik toen ook naar Jozef keek. 18 Pas daarom op, mijn kinderen van haat, want het veroorzaakt wetteloosheid, zelfs tegen de Heer Zelf. 19 Want het wil de woorden van Zijn geboden over de liefde voor zijn naaste niet horen, en het zondigt tegen God. 20 Want als een broeder struikelt, heeft het er behagen in dat onmiddellijk aan
  • 3. alle mensen te verkondigen, en het is dringend noodzakelijk dat hij daarvoor wordt berecht, gestraft en ter dood gebracht. 21 En als het een dienaar is, zet het hem op tegen zijn meester, en bij elke verdrukking die het tegen hem bedenkt, kan hij mogelijk ter dood gebracht worden. 22 Want haat werkt ook samen met afgunst tegen hen die voorspoedig zijn: zolang hij hun succes hoort of ziet, kwijnt hij altijd weg. 23 Want zoals liefde zelfs de doden levend zou maken en hen zou terugroepen die veroordeeld zijn om te sterven, zo zou haat de levenden doden, en degenen die dagelijks gezondigd hadden, zouden niet lijden om te leven. 24 Want de geest van haat werkt in alle dingen samen met Satan, door de haast van de geest, tot de dood van de mens; maar de geest van liefde werkt samen met de wet van God in lankmoedigheid tot redding van de mens. 25 Haat is daarom slecht, want het gaat voortdurend gepaard met liegen en tegen de waarheid spreken; en het maakt kleine dingen groot, en zorgt ervoor dat het licht duisternis is, en noemt het zoete bitter, en leert laster, en wekt toorn op, en veroorzaakt oorlog, geweld en alle hebzucht; het vult het hart met kwaad en duivels vergif. 26 Deze dingen zeg ik jullie daarom uit ervaring, mijn kinderen, zodat jullie de haat, die van de duivel is, kunnen verdrijven en de liefde van God mogen aanhangen. 27 Gerechtigheid verdrijft haat, nederigheid vernietigt afgunst. 28 Want hij die rechtvaardig en nederig is, schaamt zich om onrechtvaardig te doen, omdat hij niet door een ander wordt berispt, maar door zijn eigen hart, omdat de Heer naar zijn neigingen kijkt. 29 Hij spreekt niet tegen een heilig man, omdat de vrees voor God de haat overwint. 30 Omdat hij bang is de Heer te beledigen, zal hij niemand onrecht aandoen, zelfs niet in zijn gedachten. 31 Deze dingen leerde ik eindelijk, nadat ik mij bekeerd had over Jozef. 32 Want waarachtig berouw naar goddelijke aard vernietigt onwetendheid, en verdrijft de duisternis, en verlicht de ogen, en geeft kennis aan de ziel, en leidt de geest naar verlossing. 33 En de dingen die hij niet van de mens heeft geleerd, weet hij door bekering. 34 Want God heeft een leverziekte over mij gebracht; en als de gebeden van mijn vader Jacob mij niet hadden geholpen, was het nauwelijks mislukt, maar mijn geest was vertrokken. 35 Want door welke dingen een mens daarmee overtreedt, wordt hij ook gestraft. 36 Omdat dus mijn lever meedogenloos tegen Jozef werd gericht, heb ik ook in mijn lever genadeloos geleden en werd ik voor elf maanden veroordeeld, net zo lang als ik boos was geweest op Jozef. HOOFDSTUK 2 Gad spoort zijn luisteraars aan tegen haat, waaruit blijkt hoezeer het hem in zoveel problemen heeft gebracht. De verzen 8 tot en met 11 zijn gedenkwaardig. 1 En nu, mijn kinderen, spoor ik jullie aan: heb een ieder zijn broeder lief, en doe de haat uit jullie hart weg, heb elkaar
  • 4. lief in daad en in woord, en in de neiging van de ziel. 2 Want in aanwezigheid van mijn vader sprak ik vredig met Jozef; en toen ik naar buiten was gegaan, verduisterde de geest van haat mijn geest en beroerde mijn ziel om hem te doden. 3 Heb elkaar lief vanuit het hart; En als iemand tegen u zondigt, spreek dan op vredevolle wijze met hem, en houd in uw ziel geen bedrog vast; en als hij berouw heeft en belijdt, vergeef hem dan. 4 Maar als hij het ontkent, raak dan niet in een hartstocht met hem, opdat hij niet het vergif van u oploopt, zodat hij gaat vloeken en u dubbel zondigt. 5 Laat niet iemand anders uw geheimen horen wanneer hij verwikkeld is in een juridische strijd, opdat hij u niet gaat haten en uw vijand wordt, en een grote zonde tegen u begaat; want vaak spreekt hij u listig aan of houdt hij zich met kwade bedoelingen met u bezig. 6 En hoewel hij het ontkent en toch een gevoel van schaamte heeft als hij wordt terechtgewezen, geef er dan aan toe hem te berispen. 7 Want wie ontkent, mag zich bekeren om u niet opnieuw onrecht te berokkenen; ja, hij kan u ook eren, en vrezen en vrede met u hebben. 8 En als hij schaamteloos is en volhardt in zijn verkeerde daden, vergeef hem dan vanuit het hart en laat de wraak aan God over. 9 Als iemand meer voorspoed heeft dan jij, wees dan niet geïrriteerd, maar bid ook voor hem, zodat hij volmaakte voorspoed mag hebben. 10 want het is dus opportuun voor jou. 11 En als hij verder wordt verhoogd, wees dan niet jaloers op hem, bedenk dat alle vlees zal sterven; en breng lof aan God, die alle mensen goede en nuttige dingen geeft. 12 Zoek naar de oordelen van de Heer, en uw geest zal tot rust komen. 13 En ook al wordt iemand door kwade middelen rijk, wees, net als Esau, de broer van mijn vader, niet jaloers; maar wacht op het einde van de Heer. 14 Want als hij iemand rijkdom ontneemt die hij op kwade wijze heeft verkregen, vergeeft Hij hem als hij berouw heeft, maar wie geen berouw heeft, wordt bewaard voor de eeuwige straf. 15 Want de arme man, als hij vrij is van afgunst, behaagt de Heer in alles, hij is boven alle mensen gezegend, omdat hij niet de moeite van ijdele mensen heeft. 16 Doe daarom de jaloezie uit uw ziel weg en heb elkaar lief met oprechtheid van hart. 17 Vertelt u daarom ook deze dingen aan uw kinderen, zodat zij Juda en Levi eren, want uit hen zal de Heer redding voor Israël doen voortkomen. 18 Want ik weet dat uw kinderen uiteindelijk van Hem zullen afwijken, en in goddeloosheid, en ellende en verderf voor het aangezicht van de Heer zullen wandelen. 19 En toen hij een tijdje had gerust, zei hij opnieuw: Mijn kinderen, gehoorzaam je vader en begraaf mij dicht bij mijn vaderen. 20 En hij richtte zijn voeten op en viel vredig in slaap. 21 En na vijf jaar brachten ze hem naar Hebron en legden hem bij zijn vaderen neer.