SlideShare a Scribd company logo
1 of 23
Download to read offline
Een commerciële bijdrage van Delta Lloyd Groep, verspreid door het Financieele Dagblad
maart 2011
Kwartaalmagazine over financiële
­dienstverlening en de toekomst.
www.deltalloydgroep.com
www.qblog.deltalloydgroep.com
Onverzekerbaar? Wat te
doen met overstromingen,
orkanen en ander onvoor-
spelbaar natuurgeweld.
28
Duizend manieren om
naar risico’s te kijken en
zo te begrijpen wat je ziet.
Of juist niet ziet.
14
Risicomanagement.
Over kansen afzetten tegen
gevaar, omgaan met
­on­zekerheden en cultuur.
8
Over risico
risico
=
kans
×
effect
(Deze formule wordt veel gebruikt door verzekeraars. Je bere-
kent risico met ­statistieken: als je zoveel jaar rookt, heb je zoveel
kans op longkanker en zijn dat de kosten. Maar wat als er geen
statistieken zijn? Hoeveel risico lopen we bijvoorbeeld bij nieuwe
ontwikkelingen als nano­technologie en genetische modificatie
van voedsel? Of bij zoiets complex als klimaatverandering? Als
het gaat om ­mogelijke schade in de toekomst is kans noch
effect van risico bekend. Zelfs het oorzakelijke verband kan een
vraagteken zijn. Dan wordt omgaan met risico’s het afwegen van
verwachte opbrengsten ­tegen mogelijke problemen. Geen zaak
van rekenaars dus, maar van politici en beleidsmakers.)
New York, datum onbekend
toont waar Delta Lloyd Groep voor staat en hoe wij de
wereld om ons heen zien. Wil je meer weten over onze
onderneming, onze merken en onze producten, kijk dan
op www.deltalloydgroep.com.
Meer verhalen over financiële
dienst­verlening en de toekomst
op ons blog:
www.qblog.deltalloydgroep.comQ
In dit nummerVoorwoord
Werken aan
de toekomst
Dat wij als financiële dienstverlener
dit keer kiezen voor het thema
­Risico, is natuurlijk geen verras­
sing. Het omgaan met risico’s ligt
aan de basis van ons bestaan; of
het nou gaat om het overnemen
van risico’s van de mensen die zich
bij ons verzekeren, of over het zo
beheersen van risico’s dat de toe­
komst van onze klanten en onze onderneming zo goed
mogelijk is verzekerd. In dit nummer van Q magazine
gaan we uitgebreid in op de rol van risicomanagement
en ons streven naar continuïteit en langetermijnwaar­
decreatie voor al onze stakeholders. We zijn er trots op
dat we als branche een belangrijke maatschappelijke
rol spelen. Wij maken dingen mogelijk. Wij stellen men­
sen in staat bepaalde risico’s te nemen, bezit te heb­
ben, auto te rijden en van hun oude dag te genieten.
Die positieve bijdrage aan de maatschappij willen we
graag blijven leveren.
Wat er gebeurt als er op zoek naar snelle verdiensten
onbeheersbare risico’s worden aangegaan, voelen we
allemaal nog steeds in de nasleep van de kredietcrisis.
Maar het kan ook anders. En dat willen we ook graag
laten zien; dat het belangrijk is om risico’s niet hele­
maal uit de weg te gaan. Om vooruit te komen, moet je
ook risico’s nemen. Geen opbrengst zonder risico’s. In
het belang van onze klanten, die zich bij ons verzeke­
ren tegen schade of van een mooie toekomst, zullen we
die risico’s steeds zorgvuldig moeten afwegen tegen
de mogelijkheden goede rendementen te realiseren.
Een kwestie van goed ondernemerschap.
Maar het gaat om meer dan de directe uitoefening van
ons vak. We zien ook snelle veranderingen om ons
heen, in de wereld en op de markt, die weer nieuwe en
onbekende risico’s met zich meebrengen. Zoals veel
verhalen in dit magazine laten zien, brengen nieuwe en
onbekende technologieën en onverwachte maatschap­
pelijke ontwikkelingen veel onzekerheden met zich
mee. Juist in het belang van onze klanten doen wij elke
dag weer onze uiterste best om daar op tijd antwoor­
den op te vinden en de nieuwe kansen en mogelijkhe­
den te onderkennen.
Ten slotte: wie over risico praat, loopt algauw op tegen
onbeheersbare factoren als geluk en toeval, subjec­
tieve waarnemingen en halve waarheden, en moeilijk
peilbare emoties. Dat maakt het leven leuk en verras­
send, maar het kan vast geen kwaad om die onzeker­
heden zoveel mogelijk te doorzien. We hopen daar een
bijdrage aan te leveren met de verhalen in ons blad.
Heel veel plezier gewenst met dit Q magazine. En laat
ons vooral weten wat u ervan vindt, op www.qblog.del­
talloydgroep.com of cc@deltalloyd.nl.
Paul Medendorp
Raad van Bestuur Delta Lloyd Groep
04	Vivian Maier, fotografe
Ze liet 100.000 prachtige foto’s na, die niemand ooit had
gezien. Het leven op straat, door de camera van een
behoedzame nanny. Zie ook pagina’s 6, 7, 13, 17, 22,
23, 27, 35, 39 en 41. (Coverfoto: Florida, 9 januari 1957) 
42	Hoe win je een miljoen?
Jagen op de koffer die je rijk gaat maken.
32	Zwarte zwanen
Over onvoorspelbare gebeurtenissen die alles op z’n
kop zetten, de rol van het toeval en de factor geluk.
De theorieën van Nassim Taleb, volgens wie de kre-
dietcrisis nou juist niet een zwarte zwaan was.
40	Een kleine geschiedenis
van de kansrekening
Over winnen en verliezen, gokken en rekenen. En de
eerste premietabellen op actuariële basis.
36	Waarom de Noord/Zuid-
lijn onbeheersbaar werd
En al die andere projecten ook: mega-ondernemingen
lopen vaak mega uit de hand.
28	Onverzekerbaar?
Natuurrampen en andere extreme risico’s waren tot
voor kort onverzekerbaar. VU-wetenschappers pleiten
voor een andere benadering.
26	Neuro-economie
Over waarom we risico’s nemen. Of juist niet. En wat
een marketeer met die kennis kan doen.
24	Wat zou Nigella doen?
Cheeseburgers of niet? Waarom zouden wij de risico’s
mijden die Nigella Lawson met aanstekelijke gulzigheid
wél neemt? Hoe gevaarlijk leven we eigenlijk?
14	Duizend manieren om
naar risico’s te kijken
Over spinnen en framen van cijfers, onderzoeken die
anders zijn dan ze lijken, en hoe daar doorheen te kijken.
18	Kiezen voor
minimale risico’s
Waarom de deelnemingenfondsen van Delta Lloyd Asset
Management beter presteren dan de huidige markt.
08	Risico­management
Emiel Roozen, lid raad van bestuur van Delta Lloyd
Groep, hoogleraar Casper de Vries en anderen over
kansen afzetten tegen gevaar, de dikkestaartentheorie,
voorstellingsvermogen en bedrijfscultuur.
2 Q magazine
Zelfportret, New York, 18 oktober 1953
Het verhaal is bijna net zo mooi als haar foto’s.
Op een dag in 2007 koopt John Maloof, een toen
26-jarige makelaar uit Chicago, op een veiling voor
vierhonderd dollar een doos met duizenden, anonieme
negatieven. De doos komt uit een opslagloods, leegge-
ruimd omdat de huur niet meer wordt betaald. Maloof
is geïnteresseerd in de negatieven omdat hij hoopt er
beelden tussen te treffen van een buurt in Chicago waar
hij een boek over aan het schrijven is.
Van de buurt treft hij geen een foto aan. Eigenlijk heeft
hij geen enkel idee van wat hij dan wel aantreft, zal hij
later zeggen. Maar bij het ontwikkelen van de nega-
tieven ziet hij het ene mooie beeld na het andere, een
verzameling foto’s die hem de adem beneemt. Is dit
echt wat hij denkt dat het is: een uniek levenswerk? Op
9 oktober 2009 brengt Maloof zijn ontdekking in de
blogosphere. Hij post een aantal foto’s op Flickr en vraagt
fotografiekenners om advies. Wat moet hij doen met de
foto’s? Zijn ze inderdaad zo goed? Goed genoeg voor
een tentoonstelling, een boek misschien? Of komen dit
soort verzamelingen regelmatig boven water en is het
eigenlijk niks bijzonders?
De reactie is overweldigend: binnen 24 uur komen
er honderden opgewonden commentaren terug. Het
werk wordt vergeleken met dat van grote fotografen als
Robert Frank en Walker Evans. Er wordt met bewonde-
ring gesproken over het scherpe oog van de fotograaf en
de technische perfectie van de beelden. Sommigen zien
het werk zelfs als de beste documentaire straatfoto’s van
de vorige eeuw. Het gonst over het internet en dat is
sindsdien nooit meer gestopt.
Maar wie was deze geheimzinnige fotograaf? Het
veilinghuis weet niet meer te vertellen dan dat de
opslagruimte werd gehuurd door een oude en zieke
dame. Maloof traceert een paar anderen, die ook een
doos uit de opslagruimte hebben verworven, en hij
koopt op wat hij kan. Het archief beslaat al snel zo’n
honderdduizend foto’s, een groot deel zelfs niet eens
ontwikkeld. Zwartwit vooral, maar later ook kleur. En
meer dan honderd 8 mm-filmpjes.
Dan doet hij een ontdekking: ergens diep in een van de
dozen vindt hij een envelop van een fotolaboratorium
met een naam erop gekrabbeld: Vivian Maier. Google
geeft binnen één klik informatie over Vivian Maier – in
de vorm van een overlijdensadvertentie van slechts een
paar dagen eerder.
‘Vivian Maier, proud native of France and Chicago resident
for the last 50 years died peacefully on Monday. Second
mother to John, Lane and Matthew. A free and kindred
spirit who magically touched the lives of all who knew her.
Always ready to give her advice, opinion or a helping hand.
Movie critic and photographer extraordinaire. A truly
special person who will be sorely missed but whose long and
wonderful life we all celebrate and will always remember.’
Vredig gestorven, op 83-jarige leeftijd, na  – zo blijkt
later – een val met haar hoofd op het ijs. Onwetend
van alle opwinding over haar werk, en van de erken-
ning die zou volgen. Sterker: op de overlijdensadver-
tentie staat geen enkele verwijzing naar haar fotowerk.
Stukje bij beetje is het afgelopen jaar het leven van de
fotografe in kaart gebracht, onder meer dankzij de her-
inneringen die de volwassen geworden kinderen uit de
overlijdensadvertentie aan hun oude kindermeisje heb-
ben. ‘Een soort Mary Poppins’, zo wordt ze omschre-
ven. Excentriek en uitgesproken. Bijzonder intelligent.
Van het ene huishouden naar het andere reizend met
200 dozen met fotomateriaal. ‘Ik kom met mijn leven’,
zei ze bij een van haar laatste sollicitaties, ‘en mijn leven
zit in dozen.’
Dat leven begint in 1926, in New York, maar ze bracht
een groot deel van haar kindertijd door in Frankrijk.
In 1951 keerde ze terug naar New York, en in 1956
begint ze te werken als nanny in Chicago, 40 jaar lang.
Ze was bijzonder gesloten en op zichzelf, ongetrouwd,
geen kinderen. Gekleed in te grote jassen en stevige
mannenschoenen. En altijd met een Rolleiflex camera
om haar nek, elk vrij moment fotograferend buiten op
straat, ze fotografeerde zelfs de inhoud van vuilnisbak-
ken. Maar niemand had ooit haar foto’s gezien. Ook
zij zelf heeft veel nooit gezien: een groot deel van de
rolletjes is immers niet eens ontwikkeld.
Een behoedzaam leven. Al tonen haar foto’s dat ze heel
goed begreep hoe de wereld in elkaar zit, wat de gevaren
zijn, de dreigingen. Het zijn de lijnen in het beeld, de
contrasten en de oogopslagen, die je als kijker het gevoel
geven dat de schijnbare rust elk moment kan omslaan in
een storm. Maar ook zag ze liefde om zich heen. Zoals
op dat prachtige verstilde portret van een in hun slaap
omstrengeld echtpaar in de trein. En de schoonheid:
zie de jonge vrouw in haar witte avondjurk die als een
zacht stralende engel het beeld uitloopt. Haarscherp
legt ze al die vluchtige momenten vast, maar altijd met
een ondertoon van ernst en passie. Met een emotie die
ze in haar eigen eenzelvige leven volledig uit de weg lijkt
te zijn gegaan. Al zet ze er met haar dodelijke val op het
ijs toch nog een onverwacht frivool punt achter.
John Maloof heeft nog slechts een heel klein deel van
het werk ontsloten, samen met anderen. Hij werkt aan
een film en een boek, en onlangs opende een grote
tentoonstelling van het werk in het Chicago Cultu-
ral Center: Finding Vivian Maier. Natuurlijk vraagt
hij zich wel eens af of ze blij zou zijn geweest met zijn
bemoeienissen. Haar hele leven heeft ze immers nooit
het risico genomen dat anderen haar werk zouden
beoordelen. Op een cassettebandje vond hij een flard
van een gesprek dat iets van een antwoord geeft. ‘Ik
neem aan dat niets is bedoeld om eeuwig te duren’, zegt
Vivian Maier met haar Franse accent, ‘we moeten
plaats maken voor anderen. Het is een wiel – je springt
op de wagen, gaat tot het einde, en dan heeft iemand
anders dezelfde kans om tot het einde te gaan. Er is
nooit iets nieuws onder de zon.’
www.vivianmaier.blogspot.com
Het behoedzame leven
van Vivian Maier
Haar werk wordt ondertussen door velen bewonderd, maar zelf nam ze
nooit het risico van een beoordeling ervan. Niemand zag gedurende haar
leven iets van de meer dan honderduizend foto’s die Vivian Maier
achterliet. Ook zijzelf niet: een groot deel van haar filmrolletjes is niet eens
ontwikkeld. Maar de excentrieke nanny geeft ons met haar Rolleiflex een
unieke kijk op het leven op straat.
Tekst: Hanneke Savenije
maart 2011 54 Q magazine
Beelden
New York, 1954New York, 1954
maart 2011 76 Q magazine
Risico-
management
Sinds het uitbreken van de financiële crisis zitten de risicomanagers in het
centrum van de macht: de bestuurskamers van bedrijven. Maar wat is pre-
cies goed risicomanagement? De ervaringen van de afgelopen jaren en grote
theoretische doorbraken hebben het vak drastisch veranderd. Over kansen
afzetten tegen gevaar, de ­dikkestaartentheorie en de rol van bedrijfscultuur.
En over het grote belang van voorstellingsvermogen.
Van hoogleraren economie, mensen die
van ingewikkelde rekensommen en
modellen hun beroep hebben gemaakt,
zou je wel een ander antwoord verwach-
ten. Maar Casper de Vries en Eelke de
Jong hoeven geen van beiden langer dan
een seconde na te denken over de vraag
wat het belangrijkst is bij goed risicoma-
nagement: cultuur. Geavanceerde kans-
berekeningen, uitgebreide controlelijsten
of maandelijks bijgestelde analyses, het
helpt bedrijven allemaal bij het beheersen
van risico’s. Maar het gaat vroeg of laat
fout als medewerkers niet aan de bel dur-
ven te trekken.
‘Het gaat erom dat mensen een signaal
durven af te geven en dat zij serieus wor-
den genomen’, zegt De Vries, hoogleraar
risicomanagement aan de Erasmus School
of Economics en program director van
Duisenberg school of finance. ‘Er moeten
natuurlijk wel knopen worden door­
gehakt, dus kan het voorkomen dat de
baas zegt: “Ik weet het, maar we doen het
toch.” Daar is niets mee mis. Maar je
moet wel open staan voor die signalen. ­
Ik heb zelf een tijdje in het management
van deze faculteit gezeten en daar heb
ik geleerd dat cultuur altijd aan de top
begint. Je moet het zélf doen. Het is een
kwestie van integriteit. Klokkenluiders
zijn absoluut noodzakelijk, maar we weten
dat het met hen doorgaans slecht afloopt.’
De Jong, hoogleraar internationale eco­
nomie in Nijmegen en net als De Vries
gespe­cialiseerd in risicomanagement,
gebruikt het woord integriteit niet, maar
het voorbeeld dat hij geeft, spreekt voor
zich. ‘Ik ken een kwaliteitsmanager in
een andere sector. Die moest in december
ineens heel andere definities gaan hante-
ren, omdat andere mensen anders hun
bonussen niet zouden halen. Dat is uiterst
manipulatief.’ Dergelijk gedrag leidt vol-
gens De Jong op den duur onherroepelijk
tot ongelukken.
Moral hazard
Jarenlang werden risicomanagers in het
bedrijfsleven overvleugeld door mensen
die vooral oog hadden voor ‘kansen’.
De bomen leken tot in de hemel te groeien
en wie af en toe opriep tot een beetje
terughoudendheid werd als een zeurpiet
zonder ondernemerszin weg­gezet. In de
financiële wereld werden risico’s in zulke
kleine stukjes gehakt dat ze nauwelijks
meer herkenbaar waren. Met complexe
producten werden grote winsten behaald,
wat de rol van risicomanagement nog ver-
der marginaliseerde. Tot het uit­breken
van de kredietcrisis in 2007. De wereld-
wijd gevoelde schok met enorme eco­
nomische gevolgen positioneerde risico­
managers stevig in de bestuurs­kamers.
Ook in Nederland: aanbevelingen in die
richting van de Adviescommissie Toe-
komst Banken, onder leiding van voor­
malig ING-topman Cees Maas, ­worden
massaal overgenomen.
De twee wetenschappers begrijpen dat het
moeilijk is voorzichtig te blijven als alles
voor de wind gaat. ‘Een bedrijf als de
Rabobank heeft er jaren last van gehad
dat ze erg risicobewust waren’, zegt De
Vries. Producten van de bank waren daar-
door duurder of leverden minder rende-
ment op dan bij concurrenten die meer
risico wilden lopen. ‘Het trieste was
bovendien dat toen het mis ging bij Ice-
save en DSB en andere financiële instel-
lingen, bedrijven als de Rabobank voor
de schade konden opdraaien.’ De Vries
wijst op het gemak waarmee toenmalig
minister van Financiën Wouter Bos twee
dagen na de val van de IJslandse bank Ice-
save, in navolging van zijn Ierse collega,
Tekst: René Bogaarts
Foto: Corb!no
Emiel Roozen (r) en Theo Berg (l)
maart 2011 98 Q magazine
Casper de Vries, hoogleraar risicoma­
nagement aan de Erasmus School of
Economics en program director van de
Duisenberg school of finance: ‘Risico’s
zijn niet per definitie slecht. De samenle­
ving vraagt erom dat er risico’s worden
genomen, je moet risico’s nemen om te
kunnen innoveren.’
Eelke de Jong, hoogleraar internationale
economie in Nijmegen: ‘Vooral in de
luchtvaart en de mijnbouw kent men heel
goed risicomanagement. Niet alleen de
piloot is het haasje als het mis gaat, maar
ook de mecaniciens, de toeleveranciers
of de bestuurders van het bedrijf.’
⁄ We gebruiken ook gewoon ons
gezonde verstand: als je zaken niet meer
kunt begrijpen, zijn ze te riskant⁄
spaarders toezegde dat hun tegoeden tot
honderdduizend euro veilig waren. Voor-
dien waren spaargelden slechts tot twin-
tigduizend euro volledig gegarandeerd.
De Vries: ‘Als ik een bank was geweest,
zou ik hard hebben geprotesteerd.’
Emiel Roozen, als chief financial officer
lid van de raad van bestuur van Delta
Lloyd Groep, constateert hetzelfde.
‘Wij hebben wel wat overeenkomsten met
de Rabobank. We hebben ook een zelf-
standige koers gevaren, onze stem laten
horen. Het is zuur dat we nu de rekening
krijgen gepresenteerd voor het gedrag, de
moral hazard, van sommige instellingen.
We betalen daarvoor rechtstreeks, maar
ook indirect omdat de kapitaaleisen zijn
opgeschroefd en toezichthouders strenger
zijn geworden. En wat misschien nog veel
erger is: de reputatie van de hele branche
heeft eronder geleden.’
Diep in de genen
Delta Lloyd Groep behoort tot de weinige
financiële bedrijven die de crisis zonder
overheidssteun hebben overleefd. Was dat
een kwestie van goed risicomanagement?
Emiel Roozen: ‘Risico’s beheersen is de
kern van ons vak. Verzekeren is niets
anders dan de transformatie van risico’s.
Dat onze klanten er zeker van moeten
kunnen zijn dat ze ook over 30 jaar hun
pensioen krijgen uitbetaald, is een besef
dat diep in onze genen zit. We hebben een
langetermijnverantwoordelijkheid en stu-
ren sterk op risicobeheersing. Onze solva-
biliteit is goed. Wij zijn dus niet meege-
gaan in het steeds meer risico’s nemen
met steeds minder kapitaal. Een activiteit
die je voor de crisis veel zag.’
De sterke kapitaalbasis van Delta Lloyd
Groep heeft volgens Roozen alles te
maken met de wijze waarop de Groep als
belegger opereert. ‘Wij hebben een grote
portefeuille en die beheren we zelf. Dat
gaat niet, zoals bij vele anderen, via asset-
managers in Londen of New York. Dat
gebeurt hier in huis, acht verdiepingen
lager om precies te zijn. Wij hanteren sinds
jaar en dag scenario-analyses, kijken naar
de technische kanten, beschermen onszelf
goed. En we gebruiken ook gewoon ons
gezonde verstand: als je zaken niet meer
kunt begrijpen, zijn ze te riskant.’
Veel andere financiële instellingen zouden
hetzelfde antwoord gegeven kunnen
­hebben. Wat onderscheidt Delta Lloyd
Groep van de concurrenten? Theo Berg,
risk­manager bij Delta Lloyd Groep: ‘We
spelen kort op de bal. We hebben korte
­lijnen. Als hier in de bestuurskamer een
besluit wordt genomen, komen er geen
investment committees meer aan te pas,
geen extra lagen en memo’s en vergade-
ringen – en dat is bij concurrenten wel
eens anders.’ Roozen: ‘Bij Delta Lloyd
Groep is ook niemand eendimensionaal
verantwoordelijk voor risicomanagement.
We bespreken de risico’s als raad van
bestuur met allerlei deskundigen in colle-
giaal overleg. Maar als er een besluit
wordt genomen, wordt het onmiddellijk
uitgevoerd. Als we bijvoorbeeld besluiten
om een bepaald aandeel uit onze porte-
feuille te gooien, wachten we daar niet
mee, want wachten is óók risico nemen.
We hechten aan goed overleg, maar als ­
je bij assetmanagement gaat “polderen”,
ben je niet goed bezig.’
Ook Roozen en Berg benadrukken het
belang van een bedrijfscultuur waarin het
prudent omgaan met risico’s het uitgangs-
punt is. ‘Het gaat niet om regels, maar om
overtuigingen en gedrag’, zegt Berg. ‘Dat
mensen doen wat ze moeten doen als het
nodig is. Dat ze begrijpen waar het om
gaat. Iedereen hier beseft welke risico’s we
lopen. Toen vorig jaar de Mexicaanse
griep uitbrak, hadden we allang een draai-
boek klaarliggen voor het geval het alle-
maal nog erger zou worden. Nu de rente
weer langzaam stijgt, denken wij alweer
na over scenario’s waarin de rente op­­
nieuw gaat dalen.’
Innovatie
Risicomanagement mag Delta Lloyd
Groep dan in de genen zitten, elke keer
als hij het over risicomanagement heeft,
gebruikt Theo Berg zorgvuldig het woord
‘risicorendementmanagement’. ‘Want
we kunnen wel heel erg derisken, maar we
moeten wel return maken’, zegt hij. De
Rotterdamse hoogleraar De Vries is de
eerste om dat te onderschrijven. ‘Risico’s
zijn niet per definitie slecht. De samen­
leving vraagt erom dat er risico’s worden
genomen, je moet risico’s nemen om te
kunnen innoveren.’ De Vries wijst erop
dat ook het vaststellen van de dijkhoogten
in Neder­land een kwestie van afwegen is
geweest. ‘Eén overstroming in de tien­
duizend jaar wordt acceptabel gevonden.
Althans, dat weegt op tegen de absurde
veiligheidsmaatregelen die anders getrof-
fen zouden moeten worden.’
De Vries’ Nijmeegse collega De Jong heeft
juist het tegenovergestelde onderzocht.
‘Soms willen we niet dat zich bepaalde
gebeurtenissen ooit nog voordoen’, zegt
hij. De Jongs onderzoek toonde aan dat
zich weinig rampen voordoen in sectoren
waar betrokkenen zelf direct pijn lijden als
het mis gaat. ‘Vooral in de luchtvaart en
de mijnbouw kent men heel goed risico-
management. Niet alleen de piloot is het
haasje als het misgaat, maar ook de meca-
niciens, de toeleveranciers of de bestuur-
ders van het bedrijf. Na de ramp met het
olieplatform bij Florida moest ook BP-
topman Tony Hayward het veld ruimen.’
Ook dat is volgens De Jong een kwestie
van cultuur. Het is hem onder meer opge-
vallen dat werknemers bij het gasbedrijf
NAM verplicht zijn de leuning vast te
pakken als ze de trap op- of afgaan, dat
auto’s in de parkeergarage altijd met hun
neus naar de uitgang worden geparkeerd
en dat iedereen verplicht is ook ander-
mans rommel op te ruimen. ‘Het is inge-
slepen. Iedereen weet wat de risico’s zijn
en iedereen weet dat ook hí´ verantwoor-
delijk is. Als er bij zo’n bedrijf dan toch
een ramp gebeurt, weet iedereen dat hij
heeft gedaan wat hij kon.’
En als het toch misgaat? ‘Ongelukken
gebeuren vaak in landen waar men het
vanwege het geld niet zo nauw neemt met
de veiligheid. Het besef van risico gaat
weg omdat je geld wilt verdienen.’ Met ­
die wetenschap kijkt De Jong ook naar de
financiële crisis. ‘Bij luchtvaart en mijn-
bouw gaat het om overzichtelijke risico’s.
Op de financiële markten niet. Daar
wordt een product verkocht en is het
klaar. Consumenten zouden daar zelf
meer van moeten weten, maar die hebben
er geen verstand van en willen het eigen-
lijk ook niet weten.’
Reputatie
Daar zit natuurlijk het cruciale verschil
tussen financiële instellingen en bijvoor-
beeld luchtvaartbedrijven. Consumenten
die een pensioen afsluiten, moeten besef-
fen dat er geen harde garanties gegeven
kunnen worden. Daar zijn niet alleen
ontelbaar veel onvoorziene en onbeheers-
bare risico’s, maar de consument wíl ook
dat het pensioenfonds een zeker risico
neemt – want anders heeft hij geen ren-
dement. In luchtvaart ligt dat wat
anders. Een maatschappij die zijn recla-
mes afsluit met de bijsluiter dat veilige
vluchten in het verleden geen garantie
zijn voor de toekomst, zal waarschijnlijk
weinig klanten trekken.
Voor de financiële sector ligt de grote
waarde van De Jongs werk in het besef dat
er dingen misgaan als geld verdienen de
overhand krijgt en belangen van consu-
menten daaraan ondergeschikt worden
gemaakt. Roozen is het daarin hartgron-
dig eens met De Jong. Roozen: ‘De belan-
gen van de klanten gaan boven alles. We
willen vooral transparant zijn. Want onze
reputatie is ons grootste goed. We moeten
alles vermijden wat daar afbreuk aan
doet. Mensen vertrouwen ons hun geld
toe, hun pensioen. Ze moeten erop kun-
nen vertrouwen dat hun vermogen in de
toekomst nog steeds waarde heeft.’
Kenniscentrum
Los van de cultuur gaat het bij risicoma-
nagement eenvoudig gezegd om de balans
tussen de kans dat een gebeurtenis zich
voordoet en de omvang van de schade die
dat teweegbrengt. Volgens De Vries is
Nederland op dit gebied een internatio-
naal erkend kenniscentrum, met dank aan
de waternoodramp van 1953. ‘Toen moest
worden vastgesteld hoe hoog de dijken
zouden moeten zijn. Een van mijn voor-
gangers hier in Rotterdam, een wiskun-
dige, heeft baanbrekend werk verricht en
de contouren geschetst van de zogeheten
extremewaardentheorie. Soms kun je
namelijk geen kans berekenen, omdat zich
bepaalde gebeurtenissen nooit eerder heb-
maart 2011 1110 Q magazine
Risicomanagement
New York, 28 mei 1954
⁄ Het gaat niet om 
regels, maar om over­
tuigingen en gedrag ⁄
ben voorgedaan. De afgelopen decennia
zijn er op dat terrein theoretisch en prak-
tisch grote vorderingen geboekt.’
De Vries heeft de modellen van zijn leer-
meester verder ontwikkeld en uitgewerkt
voor de financiële sector. In het verleden
ging men bij risicomanagement uit van de
normale grafieken van kansberekening,
waarbij de kans dat zich extreme om-
standigheden zouden voordoen, klein is.
Onderzoek van De Vries toonde echter
aan dat de kans op extremen veel groter
is dan men voorheen aannam.
‘Een normale curve loopt zó’, zegt De
Vries, terwijl hij een regelmatige klokvorm
met korte, dunne uiteinden op het white-
board tekent. ‘Maar dan de kans dat zich
iets extreems voordoet, dat ziet er zó uit’,
en hij tekent een smalle klok met langere
en dikkere uiteinden. ‘Daarom heet dit
de dikkestaartentheorie.’ De kans dat een
karweitje zonder enige tegenslag kan
wor­den afgerond is, wat elke klusser (m/v)
diep in zijn hart wel weet, veel kleiner dan
waarop wordt gehoopt; er doen zich vrij-
wel altijd wel ergens volstrekt onverwachte
tegenslagen voor.
De Vries heeft, zo zegt hij zelf, geluk gehad
dat hij zijn theorie juist had uitgewerkt
toen J.P. Morgan eind jaren tachtig risico’s
begon te inventariseren met de normale
statistische verdeling. Allerlei financiële
instellingen volgden het voorbeeld van de
gerenommeerde Amerikaanse zakenbank,
maar vele beseften dat de kans op uitersten
veel groter was dan voorheen werd
gedacht. En ze besloten de dikkestaarten-
theorie van De Vries toe te passen, die
daarmee wereldwijde erkenning kreeg.
En niet alleen in de financiële wereld.
Inventarisatie van risico’s
De nieuwe risicostrategie van J.P. Morgan
leidde tot het zogeheten Value at Risk-
model (VaR), waarbij het geheel aan risi-
co’s wordt samengevat tot één getal, dat
dagelijks kan worden bijgesteld. Vele finan-
ciële instellingen hanteren het model, al
dan niet gebaseerd op De Vries’ dikke­
staar­tentheorie. Alle bestuurders en spe­
cialisten weten dan precies hoe het bedrijf
er elke dag voorstaat. De Vries heeft in het
verleden al vaker gewaarschuwd dat bedrij-
ven niet blind moeten varen op dat VaR-
getal, maar hij noemt het wel een nuttig
instrument. ‘Het is een samenvatting van
de werkelijkheid, net zoals de temperatuur
in graden Celsius. Maar ja, dat zegt ook
niet alles. Mijn vrouw heeft het eerder
koud dan ik. Een aardbeving van 7 op de
schaal van Richter? Het maakt nogal wat
uit of die aardbeving zich in de woestijn
voordoet of in Tokyo. Over Value at Risk
nadenken is een goede exercitie.’
Ook Delta Lloyd Groep gebruikt de Value
at Risk-methode, maar Roozen en Berg
onderschrijven nadrukkelijk de visie van
De Vries. ‘Je moet natuurlijk precies
weten wat zo’n getal inhoudt, begrijpen
wat de achterliggende risico’s zijn.
Daarom wordt ook elk kwartaal opnieuw
een uitgebreide inventarisatie van alle risi-
co’s voor onze onderneming gemaakt en
besproken’, zegt Berg. Volgens Roozen
heeft Delta Lloyd Groep er na de crisis
van 2001 voor gekozen om alle bezittin-
gen en schulden tegen marktwaarde in de
balans op te nemen. Roozen: ‘Wij hante-
ren een economische balans. What you see
is what you get.’ En hij verwijst naar de
lezing die bestuursvoorzitter Niek Hoek
onlangs hield op Nijenrode. Hoek wees
erop dat in een crisis alleen waardevaste
bezittingen tellen en met instemming
citeerde hij de Amerikaanse ex-minister
van Financiën die de rest bullshit capital
noemde.
Denkoefening
Goed risicomanagement gaat verder dan
het afwegen van kansen en gevolgen, ver-
der dan een goede analyse van alle
beschikbare data. Bedrijven moeten ook
rekening houden met gebeurtenissen die
nooit eerder hebben plaatsgevonden en
die wellicht volgens velen nooit zullen
plaatsvinden. ‘Als je alleen kijkt naar data
uit het ver­leden, ben je niet goed bezig’,
zegt De Vries. ‘Je moet ook ontwikkelin-
gen verzinnen en die door je systeem heen
leiden. Het is een belangrijke denkoefe-
ning, je verzamelt als het ware data voor
de toekomst.’ Zijn collega De Jong wijst
erop dat scenariodenken juist voor ban-
ken en verzekeraars zo belangrijk is,
omdat de financiële markten zo ondoor-
zichtig zijn en er zoveel verschillende
gebeurtenissen van invloed kunnen zijn.
Roozen is het daarmee eens. ‘Er zitten hier
veel mensen die de crises van 1987, 2001
en 2008 hebben meegemaakt. En omdat
we al sinds 1807 bestaan, beschikken we
over tweehonderd jaar aan data. En we
weten ook dat een crisis die zich eerder
heeft voorgedaan, zich nooit exact zal her-
halen. We maken daarom veel gebruik van
scenario’s. We proberen ons voor te stellen
wát er allemaal kan gebeuren. En hoe we
daar op zouden kunnen reageren. Dat
doen we op bestuursniveau en met alle
specialisten. Anticyclisch denken, out of
the box. Dat heeft Delta Lloyd Groep de
afgelopen twee eeuwen ook gedaan.’
maart 2011 1312 Q magazine
Risicomanagement
een zeker gevolg. En dat alles in tekst, mooie tabellen,
cijferreeksen of infographics.
Een voorbeeld. Beschreven door de Amerikaanse
wetenschapper David Spiegelhalter, Professor Risk
aan de universiteit van Cambridge, op zijn blog
‘Understanding Uncertainty’. Samen met collega’s
beoogt Spiegelhalter met zijn blog meer inzicht te
geven in kansen en risico’s, waarschijnlijkheden en
onzekerheden, en vooral in: hoe daar mee om te gaan
in het leven.
In de Verenigde Staten werd in 2007 een onderzoek
gepubliceerd van het World Cancer Research Fund
(WCRF) over de invloed van voedsel en fysieke
activiteiten op kanker (‘Food, Nutrition, Physical
Activity and the Prevention of Cancer: a Global
Perspective’). Ook werden op basis van het groots
opgezette onderzoek tien aanbevelingen aan het
publiek gecommuniceerd.
Eén conclusie van het onderzoek: rood en bewerkt vlees
(zoals ham en bacon) vergroot de kans op darmkanker.
Met daarbij de aanbeveling dat mensen niet meer dan
500 gram rood vlees per week zouden moeten eten.
Het vormde slechts een klein onderdeel van het brede
onderzoek, maar omdat de pers er massaal op dook en
andere interessante gegevens liet liggen, ging de
publieke discussie al snel alleen nog maar over de aan-
beveling rood vlees te laten staan en of ‘er dan niets
meer veilig was om te eten’. Zinnige discussies over de
uitkomsten van het onderzoek en wat te doen met de
daarin gesignaleerde risicofactoren bleven uit. Ster-
ker: commentaren keerden zich hier en daar geërgerd
tegen die ‘betuttelende’ wetenschappers die je een
prettig leven onmogelijk maakten.
Toch is dit niet zo’n typisch geval van de journalis-
tiek die de wetenschap verkeerd begrijpt. Het waren
de afzenders zelf die zich deze reacties hadden aan-
gehaald: het WCRF legde in een poging gehoord te
worden de nadruk in zijn communicatie op een (dis-
cutabele) aanbeveling in plaats van op het afgewo-
gen onderzoek zelf. Een geval van framing dat zich-
zelf in de staart beet dus: uiteindelijk luisterde
niemand meer.
Hetzelfde onderzoek levert nog meer leerzaams op
over de interpretatie van risico’s. Want hoe zit dat nou
precies met dat vlees en die kanker? Volgens het rap-
port werd de kans darmkanker te krijgen met 20 pro-
cent verhoogd als je dagelijks 50 gram bewerkt vlees
zou eten – een lekker broodje ham per dag dus. Dat
klinkt gevaarlijk, maar is het dat ook?
Het hogere risico van 20 procent is een relatief cijfer.
Een doorsneepersoon heeft een kans van ongeveer
5 procent om in het leven darmkanker te krijgen. Eet
die persoon elke dag een broodje ham, dan wordt die
kans dus met 20 procent vergroot en dus geen 5 maar
6 procent. In absolute termen is het risico op darm-
kanker slechts 1 procent gestegen!
Je kan er volgens professor David Spiegelhalter ook
nog anders naar kijken: hoeveel mensen zouden elke
dag van hun leven een flink broodje ham moeten
eten om één extra geval van darmkanker te krijgen?
Daarvoor moet je twee risicocijfers vergelijken: die
van mensen die geen dagelijks broodje ham eten
(5 procent risico) en die van de mensen die dat wel
doen (6 procent risico). De som is deze: 1/(0,06 -
0,05) = 100 en dat betekent: van de 100 mensen die
dagelijks die broodjes ham eten, krijgt er één per-
soon meer darmkanker dan in de groep van 100
mensen zonder broodjes ham. Niet echt indrukwek-
kend en het is maar zeer de vraag of je daar beleid op
aan moet passen.
60%
80%
100%
40%
20%
0%
7%
6%
5%
4%
3%
2%
1%
0%
Als je niet dagelijks een broodje ham eet, is je kans op het krijgen van darmkanker 5%. Eet je wel dagelijks een broodje ham,
dan is de kans dat je darmkanker krijgt 6%.
met broodjes ham met broodjes hamzonder broodjes ham zonder broodjes ham
Duizend
manieren om
naar risico
te kijken
Spinnen en framen. Mooier maken en net iets anders. Dat doen politici
graag, maar ook ­sommige wetenschappers hebben er een handje van. Als
we dit nou zo presenteren, dan komt er ­misschien geld… En de media
schrijven het ­allemaal op. Hoe moeten we als leek nu nuchter inschatten
welk risico we lopen?
W
ist u dat door internationaal terrorisme de
laatste 40 jaar zo’n 15.000 mensen zijn
gedood? Eng, toch? Maar is het u ook
bekend dat er in diezelfde periode jaarlijks één miljoen
mensen zijn overleden aan malaria? En heeft u zich
wel eens afgevraagd waarom de wereld zich veel druk-
ker maakt om het ene (relatief uitzonderlijk terro-
risme) dan het andere (massakiller malaria)? En
waarom u, als u een vakantietrip maakt naar, bijvoor-
beeld, Indonesië, zich meer zorgen maakt het toeval-
lige slachtoffer te worden van een aanslag door
moslim­extremisten dan om geprikt te worden door
een malariamug?
De wetenschap heeft zich er zeker over gebogen: uit
onderzoek is overduidelijk gebleken dat het beoorde-
len van een risoco door mensen alles heeft te maken
met hoe dat risico wordt gecommuniceerd. Waar
wordt het meeste aandacht aan besteed? Welke cijfers
worden gebruikt? Wat wordt juist weggelaten? In welk
kader wordt het geplaatst? Welke woorden gebruikt
men? Zo kun je als argeloze krantenlezer behoorlijk
worden misleid door de vele variaties waarmee
dezelfde risico’s kunnen worden gepresenteerd. Rela-
tief of absoluut, in een positieve of negatieve context
(dat noemen we framing) of met de nadruk op de fijne
gevolgen (spinning dus), als een kanspercentage of als
Tekst: Hanneke Savenije
Hoe we een risico ervaren, kan worden gemanipuleerd door de schaal van een tabel te veranderen – bij de linkertabel lijkt het
gevaar veel groter.
maart 2011 1514 Q magazine
Spinnen en framen
New York, 11 augustus 1954
Denk dus na voor je in cijfers gelooft. In een derde van
de onderzoeken die worden gepubliceerd door het
prestigieuze British Medical Journal blijkt sprake te
zijn van ‘mismatched framing’. Dat wil zeggen: in uit-
komsten worden de opbrengsten overdreven, de geva-
ren kleiner voorgesteld en verkeerde cijfers naast
elkaar gezet zodat ze niet te vergelijken zijn. Zo wor-
den vaak, misschien wel de meest voorkomende truc
bij de presentatie van risicocijfers, relatieve cijfers
gebruikt als het gaat om het communiceren van de
zegeningen van een bepaalde medische behandeling,
terwijl de kansen op ziekte worden gepresenteerd in
absolute getallen.
Ook verwarrend: praten over kansen als het gaat om
het risico iets op te lopen, alsof het om iets oncontro-
leerbaars als de Postcodeloterij gaat. Of een risico pre-
senteren als iets dat zich bij 100 mensen zoals jij zo
vaak of zo vaak voordoet; de toehoorder denkt dan al
gauw dat het hem of haar niet overkomt, want ieder-
een is toch anders? Je kunt over waarschijnlijkheden
spreken in breuken (1/5), in decimalen (0,2), percen-
tages (20 procent) en kans op voorkomen (1 op 5), en
alle varianten blijken een ander effect te sorteren: ze
veranderen de perceptie van de omvang van het risico.
En presenteer je die cijfers dan ook nog in grafieken
waarbij de nadruk óf op het positieve óf het negatieve
wordt gelegd (de kans bijvoorbeeld om iets wel of juist
niet te krijgen), dan vertroebelt de blik op het werke-
lijke risico helemaal.
Risico’s worden dus gespind en geframed. Soms goed-
bedoeld om het gedrag van mensen te veranderen,
soms om geld of aandacht te krijgen, soms per onge-
luk, uit onbegrip, onwetendheid of gewoon domheid.
Dat is goed om te weten, maar het schijnt ook zo te zijn
dat al die informatie uiteindelijk maar een klein deel
bepaalt van iemands perceptie van een risico. Emoties
(denk aan zaken als angst voor slecht nieuws, het
gevoel geen controle te hebben, vertrouwen in de
boodschapper, de mening van vrienden en familie)
spelen een veel en veel grotere rol. En dat is ook goed
en heel erg zinnig om te weten.
Zie ook: www.understandinguncertainty.org
Als je niet dagelijks een broodje ham eet, is je kans
op een leven zonder darmkanker 95%.
Als je niet dagelijks een broodje ham eet, is je kans op het
krijgen van darmkanker 5%.
95%
94%
5%
6%
Eet je dagelijks een broodje ham, dan is je kans
op een leven zonder darmkanker 94%.
Eet je wel dagelijks een broodje ham, dan is de kans dat je
darmkanker krijgt 6%.
Risico wordt anders ervaren wanneer je het positief framed (links, de kans vrij van kanker te blijven) of
juist negatief (rechts, de kans kanker te krijgen).
maart 2011 1716 Q magazine
Spinnen en framen
Drie jaar geleden werden ze nog uitgelachen om hun solide en soms saaie
beleggen, volgens Alex Otto, directievoorzitter van Delta Lloyd Asset
Management. Maar vandaag de dag wordt daar heel anders tegenaan geke-
ken. Met een beleggingsbeleid dat risico’s mini­maliseert wordt aanzienlijk
beter gepresteerd dan de huidige markt. Kern van dat beleid: deelnemingen.
Fondsmanager Angus Steel: ‘We investeren alleen in bedrijven die we echt
door en door kennen.’
Geen enkele
concessie
De afweging van risico’s bij beleggen is een
conjunctuurgevoelige zaak, aldus Alex
Otto, die naast directievoorzitter Van
Delta Lloyd Asset Management ook direc-
teur beleggingen is. ‘In tijden van laagcon-
junctuur focust iedereen op risico; gaat het
goed dan is men bezig met rendementen.
In deze crisistijd hebben mensen genoeg
van booms en zeepbellen, ze willen dat de
downside is afgedekt door een kapitaal­
buffer en ze willen inkomsten. Kortom:
opbrengst zonder te veel risico.’ Maar voor
de beleggers van Delta Lloyd Asset
Management, en vooral voor die van de
deelnemingenfondsen, is die golfbeweging
niet zo interessant. Ongeacht ­­de fluctuaties
in risicoperceptie wordt consistent een op
de lange termijn gerichte strategie gevolgd.
Een vruchtbare combinatie van degelijk-
heid en ondernemerschap volgens Steel,
senior portfoliomanager van het Delta
Lloyd Europees Deelnemingen Fonds.
Gebaseerd op een diepgaande kennis van
bedrijven en van de markt waarin wordt
geopereerd, maar ook op kernwaarden als
openheid en authenticiteit. ‘Een beleg-
gingsstijl waarmee we zoveel mogelijk
waarde op de lange termijn creëren.’
Hoe werkt die beleggings­filosofie
in de praktijk?
Angus Steel: ‘De algemene basisregel bij
beleggen is spreiding. Maar onze risico­
filosofie is een andere. Wij kiezen voor
geconcentreerde portefeuilles. Dat doet
Delta Lloyd in de deelnemingenfondsen.
Daarvan is de ratio dat de benodigde
spreiding juist wordt beperkt in een
­porte­feuille van zo’n 20 à 25 bedrijven.
Bedrijven waarin we geloven en die we
echt door en door kennen, waardoor we
het risico ook heel goed kunnen inschat-
ten. We zitten altijd boven op die bedrij-
ven en kennen ze beter dan welke analist
of portfoliomanager ook. We bezoeken
elke onderneming vier à vijf keer per jaar,
we spreken het management, we analyse-
ren het bedrijf, we volgen het nauwgezet
en we kennen hun markt.’
Alex Otto: ‘De filosofie is daarbij voor al
onze deelnemingenfondsen, zowel de
Neder­landse als de Europese, gelijk: we
focus­sen op de reële waarde van een
bedrijf en niet op de waardering ervan
door de aandelenmarkt, we beleggen
alleen voor de lange termijn en we passen
onze beleggingsprincipes heel consequent
toe. Je hebt een aantal parameters en cri-
teria waarlangs je belegt en die zijn verder
niet onderhandelbaar. Je doet geen enkele
concessie aan je uitgangspunten. Die zelf-
discipline is essentieel – het raakt immers
je belangrijkste activa: je geloofwaardig-
heid en je betrouwbaarheid. Als we van-
daag in een onderneming investeren en de
prijs van het aandeel stijgt morgen met vijf
procent, dan is er echt niemand binnen
ons team die erover peinst om dat belang
te verkopen. Wij zijn geen hit and run
beleggers. Dat is kortetermijndenken, dat
is suboptimaal en staat haaks op onze lan-
getermijnvisie op beleggen.’
En dat houdt in …?
Alex Otto: ‘Dat we een door de kapitaal-
markt ondergewaardeerd aandeel net zo
Tekst: Mark van Harreveld
Foto: Corb!no
Alex Otto (r) en Angus Steel (l)
maart 2011 1918 Q magazine
Beleggen
lang vasthouden tot de beurskoers ervan
overeenkomt met de reële, intrinsieke
waarde van het bedrijf. Dat duurt soms
wel vijf of zes jaar en betekent dus dat je
over economische cycli heen moet kijken.
Maar ook dat we echt een relatie aangaan
met de bedrijven waarin we een belang
nemen. We kopen geen aandelen, wij
kopen een stukje van het bedrijf. We
­worden mede-eigenaar en groeien ook
mee met het bedrijf. Je moet dus over
bedrijfscycli heen kijken en ook accepte-
ren dat bij een crisis de winsten onder
druk komen te staan.’
Angus Steel: ‘Wij willen weten of een
bedrijf gezond is, of het een bewezen en
duurzaam businessmodel hanteert, of het
bedrijf over kerncompetenties beschikt
waarmee het waarde voor zijn klanten
­creëert en of die competenties ook in de
toekomst nog waardevol zullen zijn voor
klanten. We zoeken dus geen speculatieve
groeibedrijven zoals je die tijdens de inter-
netbubbel zag, waar beleggers investeren
in ondernemingen zuiver op basis van toe-
komstige winstgroei. Want hoe ­­dat is
af­gelopen weet iedereen. Je moet boven­
dien nooit beleggen in iets wat je niet kent
of begrijpt.’
Alex Otto: ‘Je koopt harde bezittingen,
iets wat echt waarde heeft, zoals geldstro-
men, fabrieken, voorraden, infrastructuur.
Wij kopen geen lucht: zeventig procent
bestaat uit harde activa en dertig procent
is toekomstige winstgroei. Wat dat betreft
is risicobeheersing eigenlijk al inherent
aan waardebeleggen: je koopt iets wat te
laag gewaardeerd wordt en wat harde
activa heeft. Wat dus een flinke kans heeft
meer waard te worden.’
Angus Steel: ‘Toch is het leeuwendeel
van de beleggers in kleine bedrijven
alleen maar geïnteresseerd in de groei
ervan. ­Wij niet, wij gaan voor de intrin-
sieke waarde van een bedrijf. Wat trou-
wens allerminst wil zeggen dat we tegen
groei zijn, maar die groei moet wél gere-
lateerd zijn aan de kerncompetenties ­
van ­de onderneming. Groei moet logisch,
stabiel en schaalbaar zijn.’
Over wat voor type onder­neming
hebben we het dan?
Angus Steel: ‘Aan een onderneming met
solide kasstromen en een sterke balans.
Een bedrijf dat door het businessmodel
aantoonbaar goed presteert. Die onderne-
ming moet bovendien marktleider zijn of
op zijn minst dominant zijn in haar markt.
Want alleen dan is een onderneming sterk
genoeg om op eigen kracht grip te houden
op haar bestemming. Ongeacht wat de
economie doet. Veel van de bedrijven in
onze portefeuille zijn geraakt door de cri-
sis, maar toch zie je hen heel snel herstel-
len. Ze zijn veerkrachtig, structureel
gezond en hun klanten hebben hen nodig.
Een behoefte verdwijnt namelijk niet
opeens door een crisis. Alleen al daarom
zullen we bijvoorbeeld nooit investeren in
bedrijven op de commodity, die zijn te
afhankelijk van externe factoren en te
conjunctuur­gevoelig. Onze bedrijven zijn
veel minder volatiel: hun eigenschappen
dekken bepaalde risico’s al grotendeels af.’
En waarom maar hoogstens
25 bedrijven?
Angus Steel: ‘Mijn ervaring is dat één
iemand op dit niveau eigenlijk maar zeven
à acht aandelen goed kan kennen. Als je
aandelen hebt in tachtig of negentig
be­drijven, dan is het nauwelijks nog moge-
lijk om daar een solide risicomanagement
tegenover te zetten. Diver­sificatie is welis-
waar een vorm van ­risicospreiding, maar
overdiversificatie is riskant: hoe meer
bedrijven in je beleggingsportefeuille, hoe
minder zicht je hebt op het individuele
bedrijf. Waardoor je risico’s weer groter
worden. 20 tot 25 bedrijven is met een
team nog te overzien. Bedenk wel: beleg-
gers vinden ons fonds inte­ressant en ver-
trouwen ons omdat we begrijpen wat we
kopen en dat ook ­kunnen uitleggen.’
Alex Otto: ‘Wat we trouwens ook regel­
matig doen. De helft van ons werk bestaat
eruit een goede prestatie te leveren, de
andere helft uit het meenemen van onze
klanten, het managen van hun verwach-
tingen, hen laten weten wat we eigenlijk
doen met hun geld. Je gaat namelijk niet
alleen een langetermijnrelatie aan met een
bedrijf, maar ook met je mandaatgever.
Zo gaan we regelmatig met onze cliënten
op bezoek bij bedrijven uit de portefeuille.
Dan gaan we bijvoorbeeld naar fietsfabri-
kant Accell. De beleggers krijgen een
rondleiding, de fondsmanager vertelt
waarom we in dat bedrijf investeren en het
management geeft een presentatie over
hoe het bedrijf draait. Want dat is het
gevoel dat we beleggers willen meegeven:
u belegt niet simpelweg in het Delta Lloyd
Deelnemingen Fonds, maar in Accell! Je
geeft beleggen daarmee een gezicht en
maakt het heel transparant: waar beleg je
in, waarom beleg je ergens in? Dat mede-
eigenaarschap is belangrijk omdat het ­de
betrokkenheid vergroot. Waardoor je
­verstandiger omgaat met risico’s.’
Dat wordt natuurlijk ook bepaald
door de aard van je beleggingsteam.
Angus Steel: ‘Dat is waar. Wij hebben een
klein, hecht team waarvan de leden elkaar
kennen en vertrouwen, maar dat ook zijn
checks-and-balances heeft. Op veel small-
capfondsen, kleinere beursfondsen, zitten
acht of meer fondsmanagers. Dat is te veel:
dan mis je de focus, de concentratie en de,
ik zou haast zeggen, religieuze gedrevenheid
om een goede prestatie neer te zetten.’
Alex Otto: ‘Dat is het: gedrevenheid. De
gepassioneerdheid van professionals die
dit de ultieme vorm van beleggen vinden.
Dit is geen plek voor fondsmanagers die
met een liniaal en een analistenrapport
iets uitrekenen. Onze fondsmanagers zijn
meer ondernemers, mensen die een
bedrijf kunnen triggeren. Die meedenken
met het bestuur. Ik denk dat we daarom
duurzaam zijn en in business blijven: we
leven in de echte wereld.’
Angus Steel: ‘The proof of the pudding is in
the eating. We hebben de technologieboom
overleefd, we zijn goed door de financiële
crisis heen gekomen, we presteren al jaren
beter dan de markt. Dat is geen kwestie
van geluk, maar van beleggingsbeleid dat
risico’s minimaliseert.’
Deelnemingenfondsen
Het Delta Lloyd Deelnemingen Fonds
belegt in kleine en middelgrote Ne­
derlandse beursgenoteerde bedrij­
ven. ­Gezocht wordt naar bedrijven
waarvan het aandeel ondergewaar­
deerd is door analisten en beleggers,
maar waarvan de reële waarde veel
hoger ligt doordat de bedrijven over
stabiele kasstromen, een solide ba­
lans en een bewezen businessmodel
beschikken. Het zijn bedrijven die bo­
vendien een sterke markt­positie heb­
ben, gunstige toe­komst­­per­spec­­tieven
en een aantrekkelijke dividenduitke­
ring, die vervolgens weer aan de klan­
ten van het Deelnemingen Fonds
wordt uitgekeerd. In deze bedrijven
wordt een minimumbelang van vijf
procent genomen, en dat voor een
langere periode. Pas wanneer de prijs
van het aandeel de reële waarde van
het bedrijf weer­spiegelt, wordt het
aandeel verkocht en verdwijnt het
­bedrijf uit de beleggingsporte­­­­feuille.
Met een toevertrouwd vermogen van
ruim 920 miljoen euro belegt het
Delta Lloyd Deelnemingen Fonds in
bedrijven als Imtech, ARCADIS,
Binck Bank, Beter Bed en Exact.
Met het Delta Lloyd Europees Deel­
nemingen Fonds wordt Nederlandse
beleggers de kans geboden om met
­dezelfde filosofie te beleggen in Eu­
ropese bedrijven. Om het deelnemin­
genbeleggen ook toegankelijk te ma­
ken voor Europese klanten is in 2009
het Delta Lloyd European Participa­
tion Fund opgericht. Dat belangrijke
Duitse spelers al investeren in het
fonds en ­­­het ook adviseren aan hun
klanten geeft aan dat het een unieke
propositie is ­in Europa.
Beide deelnemingenfondsen krijgen
van Morningstar een rating van het
maxi­male aantal van 5 sterren. En
Stand­ard  Poor’s heeft de deel­ne­
mingen­fondsen beloond met een
AA-rating.
Angus Steel:
⁄ Je moet nooit beleg-
gen in iets wat je niet
kent of begrijpt ⁄
Alex Otto:
⁄ Risicobeheersing
is inherent aan
waardebeleggen ⁄
maart 2011 2120 Q magazine
New York, 2 december 1954New York, 4 november 1955
maart 2011 2322 Q magazine
Wat zou
Nigella doen?
Ons leven is nog nooit zo veilig
geweest, ons voedsel nooit zo gezond.
En toch worden we dag in dag uit van
alle kanten gewaarschuwd voor wat er
allemaal fout kan gaan. En komen er
non-stop aansporingen op ons af om
zaken te laten of juist te doen, willen
we de 100 halen. To eat cheesebur-
gers? Or not to eat cheese­burgers?
That’s the question.
I
n eieren kan dioxine zitten. Dankzij sojapro-
teïnen hebben Japanse vrouwen geen last van
opvliegers in de overgang. Antioxidanten hou-
den ons jong en helpen kanker te voorkomen. Vet en
koolhydraten zijn ongezond. En het is de schuld van
McDonald’s en Coca-Cola dat we steeds minder fruit
eten. Oh ja? Is dat zo? Kloppen al die aannames over
onze eetgewoonten die wij zomaar accepteren? Het
ene is waar, het andere een beetje en soms hebben
we te maken met een regelrechte leugen (de soja van
Japanse vrouwen). Natuurlijk klopt het dat verkeerd
voedsel soms een ernstige bedreiging kan vormen voor
een lang en gezond leven. Eten kan je ziek maken.
Tijdelijk (denk aan salmonella in eieren) of onge-
neeslijk (zoals de vervuilde melkpoeder voor baby’s
in China). Het kan je op den duur ziek maken (alcohol
en tabak). Of je wordt er gewoon te dik van, een van
de meest gevreesde kwalen van deze tijd. Maar wat
moeten we met al die elkaar vaak tegensprekende voe-
dingsinstituten, dieetgoeroes, damesbladen en hijge-
rig schrijvende redacties van wetenschapsbijlagen en
hun onheilsboodschappen? Hoeveel risico’s lopen we
nou eigenlijk in het dagelijks leven? En waarom wordt
ons consumenten steeds meer het gevoel gegeven dat
het boodschappen doen in de supermarkt gelijk staat
aan het betreden van een oorlogsgebied, waar achter
elk schap je gezondheid en kwaliteit van leven onder
vuur wordt genomen?
Het mag een wonder heten dat we nog altijd tamelijk
massaal plezier beleven aan eten. En dat we nog kun-
nen genieten van koks als Nigella Lawson, die in al
haar voluptueuze schoonheid nog steeds onbekom-
merd de potten en pannen uitlikt voor de camera’s.
Misschien juist daarom: hoe heerlijk om ons – tussen
de sportschool en een bord salade door – even te laven
aan het beeld van iemand die zonder schuldgevoel
boter (cholesterol in een pakje!) en suiker (calorie-
ënbommen!) sensueel naar binnen laat glijden en dat
alles gemoedelijk wegspoelt met een paar forse glazen
wijn. Of zou zij elke ochtend een flesje Berry Blaster
innemen, het drankje dat je lever reinigt en je vet ver-
brandt? Dat lijkt niet erg waarschijnlijk.
De kick van risico’s
De Britse socioloog Peter Marsh stelt dat we in het
veiligste tijdperk ooit leven en nog nooit zo gezond
zijn geweest. Hij breekt graag een potje voor wat
‘gezond’ risicovol gedrag. Wat slechte gewoontes hier
en daar lijken in ieder geval psychologisch gezien
minder kwaad aan te richten dan de fanatieke life-
stylecorrectheid van de gezondheidspredikers. Geluk
en vooruitgang vragen om risico’s te nemen, betoogt
hij, en daarom zijn we ook zover gekomen met onze
beschaving.
Net als veel psychologen wijst Marsh erop dat we het
nemen van risico’s ook nodig hebben. Onze hersenen
hebben namelijk nog altijd de mentaliteit van de jager/
verzamelaar – we zijn in het licht van de menselijke
geschiedenis pas uiterst kort geen oermensen meer.
Het zit er nog steeds in om het gevaar (lees: de kick
van adrenaline) op te zoeken. Vandaar de populariteit
van zoiets als de activiteit die geen enkel ander doel
heeft dan thrill seeking en veel geld kost: bungee-
jumpen. Zou dat bij Nigella passen? Weten dat het
niet gezond voor je is en dan genotvol denken: en ik
doe het lekker tóch? Ook de schrijver Dan Gardner
meent in zijn boek Risk, the science and politics of
fear dat onze impulsen nog altijd op het vermijden van
onverwacht gevaar zijn afgesteld. Onze ratio kruipt
daar als een slak achteraan, maar we houden het liefst
vast aan ons intuïtieve geloof. Dat weten de media als
geen ander: slecht nieuws verkoopt nu eenmaal altijd
het beste. Dus wordt elke waarschuwing voor ziektes,
stralingen, gif en foute vetten klakkeloos uitvergroot,
met als toetje de remedie die ons gezond houdt.
Voor alle zekerheid
Onze intuïtie maakt ons naïef en goedgelovig. Fit-
nesspredikers, dieetgoeroes, quasidoktoren en andere
mannen in witte jassen weten precies hoe marketing
werkt en waarschuwen ons voor allerlei risico’s, al dan
niet gewapend met slecht onderbouwde onderzoeken.
We zijn blijkbaar bereid ze te geloven, want in grote
hoeveelheden gaan er potten met superdure voedings-
supplementen over de ­toonbank (waarvan de werking
nooit onomstotelijk is aangetoond), evenals homeo-
pathische kruidenmiddeltjes (idem).
Maar hoe zorgvuldig we in de winkel ook etiketten
spellen, we hebben vaak géén idee wat ze werkelijk
voor ons betekenen. We onthouden ‘iets’ wat we
‘ergens’ hebben gehoord of gelezen en trekken daar
‘voor alle zekerheid’ onze conclusies uit, omdat we
geen overbodige risico’s willen lopen. We prefereren
dit ‘geloof’ boven bewezen feiten.
De emeritus hoogleraar pathologie Sir Colin Berry
signaleert dat dit geloof desastreuze gevolgen voor de
samenleving kan hebben. Die ‘je-weet-maar-nooit’-
houding, die hij het precautionary principle noemt, leidt
tot het tegenovergestelde van objectief wetenschappe-
lijk onderzoek – en tot epidemieën omdat mensen zich
uit angst niet langer laten inenten tegen mazelen of
roodvonk. Het principe kan zelfs tot onzinnige maatre-
gelen leiden: in Groot-Brittannië krijgen schoolkinde-
ren dagelijks één vers stuk fruit omdat fruit zo gezond
is. Qua voedingswaarde is dit een te verwaarlozen bij-
drage, zegt Tom Sanders, hoogleraar voeding en dië-
tiek. Maar het kost jaarlijks wel 52 miljoen pond en is
een logistieke nachtmerrie. Sanders pleit er dan ook
voor om het geld te gebruiken voor bevolkingsgroepen
die echt gebrek aan gezonde voeding hebben of geen
geld voor vers fruit.
Een opgedroogde koe
Alle geleerden zijn het er in ieder geval over eens dat
risico’s nooit honderd procent zijn uit te sluiten als het
op ons dagelijkse voedsel aankomt. We hoeven ons
echter geen angst aan te laten jagen, want uiteinde-
lijk leven wij alweer vijf jaar langer dan de mensen uit
de jaren zeventig en we worden nog steeds gezonder.
Maar je gezonde verstand (overdaad schaadt) gebrui-
ken kan natuurlijk nooit kwaad. En lees er Mark Twain
nog eens op na: ‘There are people who strictly
deprive themselves of each and every eatable,
drinkable and smokeable which has in any way
acquired a shady reputation. They pay this price
for health. And health is all they get out of it. How
strange it is. It is like paying out your whole for-
tune for a cow that has gone dry.’
⁄ Geluk en voor­uitgang
­vragen om
risico’s te nemen ⁄
Tekst: Dido Michielsen
©HollandseHoogte
maart 2011 2524 Q magazine
Dagelijkse risico’s
Plaats onbekend, 22 augustus 1956
De neuro-economie voegt een dimensie toe aan dit
soort onderzoek door gebruik te maken van hersen-
scans. Het is een wetenschap die nog in de kinder-
schoenen staat. Niet alleen is scannen vele malen duur-
der dan het volgen van oogbewegingen of het lichten
van apenschedels (methoden die vroeger vooral wer-
den gebruikt om de werking van hersenen te bestude-
ren), het is ook nogal een verschil of – bijvoorbeeld –
een handelaar zich op een drukke beursvloer bevindt
of doodstil moet liggen in een scanner die in een labo-
ratorium staat opgesteld. En ook al weten neuro-
economen inmiddels dat emoties en rationele beslissin-
gen zich in verschillende compartimenten bevinden en
niet centraal worden aangestuurd, het blijkt vooralsnog
erg moeilijk om bepaalde hersengebieden met zeker-
heid te koppelen aan gedrag en emotie.
Glorieuze toekomst
Wat de neuro-economie ons gaat brengen? Marketeers
zitten natuurlijk te popelen om informatie over hoe
binnenkomende stimuli (denk aan reclame-uitingen)
door onze hersenen op waarde worden geschat. Ban-
ken en verzekeraars kunnen veel beter werk leveren als
ze begrijpen hoe mensen hun vaak irrationele beslui-
ten nemen. Eigenlijk is het in het gehele economische
verkeer uiterst interessant om te weten hoe een con-
sument wikt en weegt. Of hoe een werknemer zich
gedraagt: de Nederlandse professor neuro-economie
Willem Verbeke voorspelde aan het Vlaamse banen-
magazine Vacature dat we binnen vijf jaar via een scan
kunnen aantonen welk soort baan bij iemand past.
‘Met de scan zie je letterlijk in de hersenen – hoe hun
systeem werkt, of iemand autistisch is of psychopaat.
Iedereen verbergt wel iets, onzekerheden en twijfels.
Alles komt naar boven.’ Willem Verbeke beweert zelfs
dat met zo’n scan meesteroplichter Bernard Madoff
ontmaskerd had kunnen worden, nog voor hij iemand
had benadeeld. Hij ziet een opwindende, glorieuze toe-
komst in het verschiet voor zijn vakgebied, zoveel is
duidelijk. Het ultieme risico onder controle krijgen:
de mens.
Hoe onvoorspelbaar is het menselijk
gedrag als het gaat om risico’s? Zijn
sommige mensen gewoon impulsie-
ve waaghalzen en andere niet? Kun je
risicovol gedrag naar veiliger gedrag
sturen? Of onttrekt het zich geheel aan
elke logica?
O
nze hersenen schijnen goed uitgerust te zijn
op het waarnemen van direct gevaar. En een
passende reactie daarop. Psychologen noe-
men dat: fight or fly reaction. Maar als het gaat om
gevaar op de wat langere termijn, dan wordt het over-
levingsmechanisme een stuk onbetrouwbaarder. We
weten logisch dat iets slecht voor ons is, bijvoorbeeld
veel te vet eten of parachutespringen, en toch blij-
ven we het doen. Pubergedrag eigenlijk: zoals bekend
zijn puberhersens nog te weinig ontwikkeld om oor-
zaak en gevolg goed met elkaar te verbinden en zijn
pubers vooral gevoelig voor kicks. Maar ook volwas-
senen blijken behoorlijk irrationeel gedrag te vertonen
als het gaat om risico’s. De onvoorspelbaarheid van
keuzes en beslissingen die dat met zich meebrengt, is
voer voor psychologen, neurowetenschappers én eco-
nomen. Neuro-economie combineert hun onderzoe-
ken en inzichten en dat levert steeds meer interessante
resultaten op.
Scannen in plaats van apenschedels lichten
Vanuit de verbinding van psychologie met economie
weten we al iets over hoe mensen keuzes maken. Zoals
dat omstandigheden en presentatie onze beslissingen
beïnvloeden. Mensen blijken bijvoorbeeld eerder een
risico aan te gaan wanneer ze in blijde verwachting
van iets positiefs zijn: ze verlangen naar de roes van een
overwinning, bijvoorbeeld, of zien stapels fiches opdoe-
men aan een roulettetafel. Maar worden ze van tevoren
uitgebreid op de (eventuele) kosten gewezen, dan wor-
den ze bang voor het onbekende en durven niets meer.
Waarom we
risico’s nemen.
Of juist niet.
Neuro-economie
Tekst: Dido Michielsen
maart 2011 2726 Q magazine
Terwijl klimaatkenners, milieuactivisten
en politici met elkaar in de clinch blijven
gaan over de ernst van de huidige klimaat-
verandering, lijkt één zaak voor iedereen
wel vast te staan: het aantal natuurrampen
neemt toe en zal blijven toenemen. En dus
ook de schade als gevolg daarvan. Niet in
het minst omdat op de plaatsen van onheil
als gevolg ­­van een groeiende wereldbevol-
king ook steeds meer van waarde vernield
kan worden.
Een paar cijfers. De meest uitgebreide
database voor verzekeraars ter wereld, ­die
van de Duitse verzekeraar Munich Re,
laat zien dat het aantal extreme weers-
omstandigheden sinds 1980 is verdrie­
voudigd en dat deze trend zich doorzet.
Volgens het Zwitserse Swiss Re bedroeg
de schade in 2008 bij grootschalige ram-
pen wereldwijd 269 miljard, een vervijf-
voudiging ten opzichte van 2006. Waarbij
het ook nog eens gaat om schade aan ver-
zekerd vermogen: over schade van onver-
zekerden zeggen deze cijfers nog niets.
Op basis van cijfers van het Centrum
voor Verzekeringsstatistiek houdt het
Nederlands Verbond van Verzekeraars
rekening met een toename van schade als
gevolg van klimaatverandering met 6 pro-
cent tot 22 procent in 2050. Volgens een
studie van een door 16 Caraïbische lan-
den gezamenlijk beheerd verzekerings-
fonds loopt een eiland als Jamaica nu al
het risico jaarlijks 6 procent van het bruto
binnenlands product kwijt te raken aan
de schade die door natuurrampen wordt
veroorzaakt, vooral orkanen. Beschouw
dit effect van klimaatverandering in deze
regio maar als een ernstige economische
recessie die nooit meer ophoudt, aldus de
onderzoekers.
Of het nu gaat om overstromingen, orka-
nen of aardbevingen, bij natuurrampen is
de schade eigenlijk altijd enorm. Alleen al
de orkaan Katrina (New Orleans, 2005)
was goed voor een schade van om en nabij
de 50 miljard dollar. De omvang, maar
ook de onvoorspelbaarheid en de onzeker-
heid over de gevolgen van dergelijke ram-
pen, bezorgen ver­zekeraars en overheden
ernstige hoofdbrekens. Hoe bereken je de
risico’s? Hoe schat je kosten in? Wie draait
er op voor de schade? ­Hoe zit het met de
aansprakelijkheid? Het zijn vragen waarop
verzekeraars lang het ­antwoord schuldig
moes­ten blijven. Maar dankzij voortschrij-
dend wetenschappelijk inzicht komen er
steeds meer risico­modellen beschikbaar
die een nieuwe kijk geven op het verzeke-
ren van het voorheen onverzekerbare.
Overstromingen in Nederland
In de nacht van 31 januari 1953 voltrok
zich in Zeeland een ramp van zo’n grote
omvang, dat die voor altijd in ons col-
lectieve geheugen ligt opgeslagen. Meer
dan 1800 doden vielen te betreuren. De
schade aan have en goed was immens.
Omgerekend naar het huidige prijs-
peil zou het neerkomen op een bedrag
dat vergelijkbaar is met de schade van
de orkaan Katrina. Geschrokken door
de omvang van de schade verbood de
rechtsvoorganger van het Verbond van
Verzekeraars de leden voortaan derge-
lijke risico’s te dekken.
Hoewel het verbod later is ingetrokken,
moet Nederland het als een van de wei-
nige landen in Europa nog steeds zonder
overstromingsverzekering doen. Frank-
rijk kent een verplichte verzekering voor
alle inwoners via een opslag in de opstal-
en boedelverzekering. De overheid staat
garant voor het geval dat de schade van
een ramp de spankracht van de verze-
keraars te boven gaat. België heeft enige
jaren geleden het Franse systeem over­
Onver-
zekerbaar?Over watersnoodrampen en andere onvoorspelbare risico’s
Verzekeraars nemen onze risico’s over, voor een prijs die wordt bepaald
door een zorgvuldige inschatting van risico’s. Maar hoe kun je je als ver­
zekeraar indekken tegen de extreme financiële gevolgen van aard­bevingen,
overstromingen, orkanen en ander onvoorspelbaar natuur­geweld? Uit­
sluiten dan maar, zoals tot nu toe meestal gebeurde? Niet nodig, stellen
wetenschappers. Dankzij nieuwe kennis en inzichten lijkt een klimaat­
verzekering ineens een bijzonder goed idee.
Tekst: Gert Hage
Portretten: Friso Keuris
maart 2011 2928 Q magazine
Klimaatverzekering
len. Of men vindt dat de risico’s van én de
kansen op een ramp in Nederland niet of
nauwelijks te bepalen zijn, wegens het ont-
breken van voldoende onderzoeksgegevens.
Of er wordt gedacht dat polishouders meer
risicovol gedrag gaan vertonen omdat de
schade toch wel wordt vergoed.
Het zijn argumenten die ondertussen,
dankzij onder meer de cijfers die Botzen
en Aerts inbrengen, goed kunnen worden
weerlegd. Door het voortschrijdend weten-
schappelijk inzicht komt een betaalbare
overstromingsverzekering in zicht. Wouter
Botzen promoveerde vorig jaar cum laude
met Economics of Insurance against cli-
mate change, een onderzoek onder 1200
huizenbezitters in de rivierendelta naar de
mogelijkheid en wenselijkheid van een der-
gelijke verzekering. ‘Bij een premie van om
en nabij de tien euro per maand kom je uit
op een marktpenetratie van ongeveer 50
procent’, berekende Botzen. ‘Dus er is een
markt voor een overstromingsverzekering,
in tegenstelling tot wat de overheid en de
private verzekeraars altijd dachten.’
Voor een betaalbare premie is het wel
nood­zakelijk dat de overheid participeert
in een publiek-private verzekeringscon-
structie. De lage schades zouden in de
door Botzen voorgestelde constructie
gedragen moeten worden door de huis-
houdens zelf. Voor de schades in de mid-
delste laag komen de private verzekeraars
in beeld en bij extreme onverzekerbare
schade – denk aan schades boven de 1 à
2 miljard euro – zou de overheid als her-
verzekeraar moeten optreden. Verder pleit
Botzen in zijn proefschrift voor een vorm
van premiedifferentiatie. Wie investeert
om zijn huis veiliger en overstromingsbe-
stendiger te maken, moet kunnen rekenen
op een premiekorting, vindt Botzen. ‘Van
een overstromingsverzekering moet ook
een sturende werking uitgaan, zoals in
de VS.’
Liefst een verplichte verzekering
Liefst ziet zowel Botzen als Aerts een
naar Frans voorbeeld verplichte over-
stromingsverzekering voor alle burgers,
vooral nu door de klimaatverandering de
kans toeneemt op extremere weersom-
standigheden. Die verzekering ontslaat de
overheid uiteraard niet van de plicht om
te blijven investeren in dijken en water-
keringen. Aerts: ‘Maar voor zogenaamde
restrisico’s is een overstromingsverzeke-
ring geen overbodig luxe, zeker niet nu
is gebleken dat ze met een gelaagd ver-
zekeringsmodel goed af te dekken zijn.’
Dat de overheid zo terughoudend is met
het introduceren van een dergelijke ver-
zekering, zal te maken hebben met Rijks-
waterstaat, denkt Aerts. ‘Die ziet het als
een ongewenste inmenging op hun ter-
rein van het waterbeheer. Rijkswater-
staat wordt nu door niemand gecontro-
leerd, behalve door zichzelf. Komt er een
publiek-private verzekering, dan kijken de
verzekeraars voortaan over hun schouder
mee en daar zitten ze bij Rijkswaterstaat
niet op te wachten.’
Toch zal ook Nederland op termijn over-
stag gaan, denkt Wouter Botzen. ‘Te
beginnen met een verzekering voor de
buitendijkse gebieden, dat is echt urgent.
Daar is nu niets voor geregeld, terwijl ste-
den steeds vaker op juist die kwetsbare
plekken willen gaan uitbreiden. En de
schades dus steeds groter zullen worden.’
Schultz van Haegen, de nieuwe minis-
ter van Infrastructuur en Milieu, lijkt
dat goed te begrijpen. In haar eerdere
functie van staatssecretaris van Verkeer
en Waterstaat was zij al voorstander van
een dergelijke verzekering. Botzen: ‘Ons
advies aan haar: investeer in dijken,
scherp de bouwvoorschriften aan en
introduceer een verplichte verzekering
met premiedifferentiatie.’
genomen, terwijl Engeland een volledig
private overstromingsverzekering kent. ­
In de Verenigde Staten is er het Natio-
nal Flood Insurance Program (NFIP) dat
door de overheid is opgericht en wordt
beheerd. Het is in principe een vrijwil-
lige verzekering, maar iedereen die woont
in een gebied met een overstromingskans
van minimaal 1 op 100 wordt door de
hypotheekverstrekker verplicht een over-
stromingsverzekering af te sluiten.
Nederland zette indertijd met de Delta-
werken zwaar in op het voorkomen van
nog zo’n watersnoodramp. Beter stevige
dijken, ruime rivieren en robuuste water-
keringen dan een verzekering, luidde de
redenering. Of zoals in het uit 2008 stam-
mende rapport ‘Waterveiligheid in de
21ste eeuw’ valt te lezen: ‘De eerste en
belangrijkste laag van het waterveilig-
heidsbeleid is preventie: het voorkomen
van een overstroming is en blijft de hoog-
ste prioriteit.’ Maar wat als er toch een
overstroming plaatsvindt, zoals in 1993 ­
en 1995 toen de Rijn en de Maas bui-
ten de oevers traden ­of – om een recenter
voorbeeld te noemen – de dijkdoorbraak
in Wilnis? Wie draait er dan op voor de
vaak aanzienlijke schade?
Eindeloze rechtszaken
Door de uit 1998 stammende regeling
Wet tegemoetkoming bij schade bij ram-
pen en zware ongevallen, kortweg Wts,
is het in Nederland vooral het Rijk dat in
geval van schade geld neer moet leggen.
Jeroen Aerts, hoogleraar klimaatrisico’s en
waterbeheer aan de Vrije Universiteit in
Amsterdam, weet te vertellen dat die rege-
ling nogal wat tekortkomingen vertoont,
zo bleek na de ervaring in Wilnis. ‘Hoe-
wel de dijkdoorbraak al zeven jaar geleden
plaatsvond, lopen er nog steeds rechts­
zaken over wie waarvoor verantwoordelijk
is en over de omvang van de compensatie.’
Wat is het probleem? Aerts schetst de
volgende gang van zaken. Eerst moest
de politiek besluiten of er daadwerke-
lijk sprake was van een ramp. Zo ja, dan
treedt de Wts namelijk in werking ‘voor
schade die redelijkerwijs niet te verzeke-
ren is’, wat bij Wilnis uiteindelijk het geval
was. Vervolgens moest worden uitgezocht
of het hoogheemraadschap verantwoor-
delijk kon worden gesteld. Pas toen dit
niets te verwijten viel, kwam een beroep
op de Wts in zicht. Maar de Wts keerde
niet meer dan twee derde van de in totaal
16 miljoen euro aan schade uit, met als
gevolg een stoet eindeloze rechtszaken.
Schadeafhandeling via de Wts betekent
dus forse extra overheadkosten voor de
overheid. Maar belangrijker, aldus Jeroen
Aerts, is dat de regeling geen stimulans
biedt om schade te voorkomen, bijvoor-
beeld door veiliger te bouwen. ‘Het eigen
risico bij een verzekering is een middel
om polishouders aan te sporen risico’s te
reduceren. Het risicobewustzijn van de
Nederlandse burgers is laag omdat het
niet in een premie is uitgedrukt.’ Een
derde bezwaar tegen de Wts is dat door
de klimaatverandering de aanspraak ­op
de regeling zal toenemen, zodat het niet
langer de functie vervult van een inci-
denteel vangnet, maar eerder een nor-
male verzekering wordt tegen weers­
extremen. Al met al, vindt Jeroen Aerts,
voldoende aanleiding om te pleiten voor
de introductie van een verzekerings­
systeem ­voor klimaatveranderingen (de
zogenoemde klimaatverzekering) waarbij
de overheid en de private markt geza-
menlijk optrekken.
Minder schade
En onderzoek geeft hem gelijk. Samen
met Wouter Botzen, als universitair
docent verbonden aan het Instituut voor
Milieuvraagstukken (IVM) van de VU,
keek Jeroen Aerts de afgelopen jaren in
New York naar de overstromingsrisico’s
als gevolg van de klimaatverandering.
Zowel de huidige risico’s als de toekom-
stige risico’s werden op verzoek van het
stadsbestuur in kaart gebracht. Een paar
zaken vielen hen op. Zo bleken er eisen te
worden gesteld aan hoe en waar de huizen
worden gebouwd. Ook worden huiseige­
naren door de verzekeraars verplicht aan
bepaalde minimumeisen te voldoen om het
risico op overstromingsschade te beper-
ken. ‘Die bouwvoorschriften werken’, zegt
Wouter Botzen. ‘Huizen gebouwd volgens
de richtlijnen van de verzekeraars hebben
zes keer minder schade bij een overstro-
ming dan huizen gebouwd voor de ver-
plichte verzekering van kracht werd.’ Een
soortgelijk resultaat kwam uit een onder-
zoek in Duitsland naar voren. Bij de over-
stroming van de Elbe in 2002 bleken ver-
zekerden aanzienlijk minder schade te
hebben dan niet-verzekerden. Vaak zit dat
in relatief kleine aanpassingen, zoals het
ophogen van de stopcontacten, een tegel-
vloer in plaats van een houten vloer en een
cv-installatie die op zolder is geplaatst.
Publiek-private samenwerking
Een overtuigende business case dus. Toch
is de animo voor een verplichte overstro-
mingsverzekering vooralsnog gering. Men
is bang dat de premie te hoog gaat uitval-
Wouter Botzen, als universitair docent
verbonden aan het Instituut voor Milieu­
vraagstukken van de VU: ‘Er is zeker een
markt voor een overstromingsverzekering,
in tegenstelling tot wat de overheid en de
private verzekeraars altijd dachten.’
Jeroen Aerts, hoogleraar klimaatrisico’s
en waterbeheer aan de VU: ‘Dat de over­
heid zo terughoudend is met het introdu­
ceren van een dergelijke verzekering, zal
te maken hebben met Rijkswaterstaat.
Die ziet het als een ongewenste inmen­
ging op hun terrein van het waterbeheer.
Rijkswaterstaat wordt nu door niemand
gecontroleerd, behalve door zichzelf.’
⁄ Alleen al de orkaan Katrina
was goed voor een schade van om
en nabij de 50 miljard dollar ⁄
maart 2011 3130 Q magazine
Volgens Nassim Taleb wordt de wereld
geregeerd door toevalligheden en is
succes op de financiële markten slechts
een kwestie van geluk. En mensen
begrijpen daar helemaal niets van.
W
e denken dat beurshandelaren succesvol zijn
omdat ze zo goed zijn, schreef de Ameri-
kaanse Nassim Taleb in 2004 in zijn baan-
brekende werk Fooled by Randomness: The Hidden Role
of Chance in the Markets and in Life. Maar de waarheid
is, zo stelt hij, dat zo’n succes bijna volledig op toeval
berust.
Stel je voor: 10.000 investment managers wiens suc-
ces volledig berust op de toevalsfactor geluk. Elk jaar
zal de helft van deze groep bestaan uit winnaars en
de andere helft uit verliezers, puur op basis van geluk.
Kop of munt. Na het eerste jaar worden 5000 verliezers
ontslagen en het volgende jaar vliegt weer de helft eruit,
en zo verder. Na 5 jaar hebben we nog 313 winnaars
over. Stuk voor stuk met een indrukwekkende staat van
dienst op de beurs.
Die 313 winnaars zullen worden bewonderd en beju-
beld, voor ‘opmerkelijke prestaties’, ‘bijzonder scherp
inzicht’, ‘diepgaand begrip’, ‘een visionaire blik’. Mis-
schien zullen sommige analisten zelfs wijzen naar
beslissende ervaringen in de kindertijd …
Maar dan, het volgende jaar, is ook de helft van die
bejubelde groep een verliezer geworden. Wat gebeurt
er dan? Journalisten en analisten zullen nu met de vin-
ger gaan wijzen naar iets dat het verliezen veroorzaakt.
Het gebrek aan ethiek van de eerdere winnaar. Of zijn
mateloze levensstijl. Of zijn arrogantie. (We kennen
ook hier het mechanisme: Verhoeven van Ahold, Cor
Boonstra van Philips, Rijkman Groenink van ABN
AMRO, stuk voor stuk bejubeld en afgebroken). Maar
Zwarte
zwanen
Tekst: Hanneke Savenije
maart 2011 3332 Q magazine
Over toeval
New York, 18 april 1954
dat is allemaal onzin, volgens Taleb. De financiële won-
derboy viel simpelweg omdat zijn geluk op was. Erger is
dat de gevallen grootheden ondertussen zo overtuigd
waren geraakt van hun slimheid, dat ze hun succes
steeds maar weer dachten te kunnen herhalen, ook met
het geld van anderen. Een ziekte, volgens Taleb: geluk
verwarren met vaardigheid. Een ziekte die overal in de
beurswereld slachtoffers maakt.
Mooiste voorbeeld: het legendarische hedgefonds
Long-Term Capital Management (LTCM), waar de
Nobelprijswinnaars Myron Scholes en Robert Merton
aan het roer stonden. Hun optieprijsformule, een the-
oretisch wiskundig model waarmee optieprijzen bere-
kend zouden kunnen worden en waarmee men markt-
risico’s te slim af leek te zijn, eerder ontwikkeld door
Scholes met Fisher Black, leidde een aantal jaren tot
buitengewone successen. Rendementen van 40 procent
gemiddeld trokken steeds meer kapitaal aan. In 1998
had LTCM een eigen vermogen van 4,72 miljard dol-
lar, plus 124,5 miljard aan geleend kapitaal. Maar toen
brak in 1998 de Russische roebelcrisis uit. Nog in de
nasleep van de Aziëcrisis uit 1997. LTCM werd meege-
zogen in gebeurtenissen die nergens in hun simulaties
voorkwamen en al helemaal niet tegelijkertijd, en het
hedgefonds ging op zo’n spectaculaire wijze onderuit
dat - toen al - zowat het hele financiële systeem ont-
wricht raakte. De les: toeval bestaat en valt nimmer en
nooit uit te sluiten.
Zwarte zwanen noemt Taleb die onvoorspelbare
gebeurtenissen en verschijnselen die alles op zijn kop
zetten. Onbekende risico’s. Zoals de extreem hoge olie-
prijzen in de jaren 70. Ontploffende kerncentrales in
Tsjernobyl en op Three Mile Island in de jaren 80. De
Wall Street-crash van 1987. De terroristische aanslag
op het Wold Trade Center in New York in 2001.
In de Washington Post werden indertijd voor beleggers
een aantal praktische conclusies getrokken uit Taleb’s
Fooled by Randomness, door de commentator James
Glassman. Ook al doe je het goed op de beurs, word
niet overmoedig. Je instinct is net zoveel waard als welke
analyse dan ook. Hecht niet te veel waarde aan bewegin-
gen op de beurs en nieuws over bedrijven. Verwacht niet
dat fondsen het beter doen dan de benchmark simpelweg
omdat ze dat in het verleden deden. Wees altijd verdacht
op zwarte zwanen. Met als belangrijkste tip: stop je geld
in laaggeprijsde indexfondsen of in breed samengestelde
portfolio’s. Met andere woorden: spreid je risico.
Taleb, zelf van huis uit beurshandelaar, leest liever poëzie
dan analyses. Zijn geld verdient hij vooral met het waar-
schuwen van anderen voor onwaarschijnlijke gebeurte-
nissen. Als adviseur, als professor aan het Polytechnic
Institute van de New York University, als schrijver. In
2007, in de aanloop naar de wereldwijde kredietcrisis,
verscheen zijn The Black Swan; The Impact of the Highly
Improbable, een boek waarin hij duidelijk probeerde te
maken dat de wereld op weg was naar een financial melt-
down en dat mede dankzij die meltdown natuurlijk een
onverbiddelijke bestseller werd. Sindsdien wil zelfs de
NASA gebruik maken van zijn inzichten.
Zelf hechtte Nassim Taleb eraan te verklaren dat de
kredietcrisis nou juist net niet een black swan was. In
zijn boek ging hij tekeer tegen economen en bankiers,
die in zijn ogen uiterst gevaarlijk gedrag vertoonden.
Omdat ze in een fantasiewereld leefden, een wereld
waarin de toekomst gecontroleerd zou kunnen wor-
den door verfijnde mathematische modellen en geavan-
ceerde risicomanagementsystemen. Hij haalde er de
woede mee op zijn hals van de financiële wereld, maar
de kredietcrisis gaf hem helemaal gelijk. In een inter-
view in The Sunday Times in de zomer van 2008: ‘Het
was een witte zwaan. Ik wist dat het zou gaan gebeu-
ren en ik had ze gewaarschuwd. Voor Ben Bernanke
(voorzitter van de Federal Reserve) was het een zwarte
zwaan. Ik zou hem dan ook niet aan het stuur laten zit-
ten in mijn auto. Deze jongens zijn gevaarlijk. Ze zijn
niet gekwalificeerd in hun eigen vakgebied.’
En volgens Taleb is het bepaald niet voorbij, dat gevaar.
De Amerikaanse economie blijft in zijn ogen een mon-
sterlijke berg van misvattingen en waanideeën: ‘Ame-
rika is zelf het allergrootste financiële risico.’
Zie ook: Qblog, 15 april 2009;
‘Een wereld zonder zwarte zwanen’
‘The real trouble with this world of ours is not that it is an
un­reasonable world, nor even that it is a reasonable one. The
commonest kind of trouble is that it is nearly reasonable, but not
quite. Life is not an illogicality; yet it is a trap for logicians. It
looks just a little more mathematical and regular than it is; its
exactitude is obvious, but its inexactitude is hidden; its wildness
lies in wait.’
Gilbert K. Chesterton, Orthodoxy (1908)
maart 2011 3534 Q magazine
Over toeval
Waarom de
Noord/Zuidlijn
onbeheersbaar
werd
(en al die andere grote projecten ook)
⁄Wereldwijd lopen
negen van de tien
megaprojecten flink
uit de hand⁄
Enorme budgetoverschrijdingen,
onverwachte technische problemen,
onvoorziene conflicten met betrok-
kenen, foute inschattingen van
opbrengsten, dramatisch uitlopende
planningen: megaprojecten lopen
vaak mega uit de hand. Hoe komt het
toch dat risico’s steeds maar weer
niet worden gezien en de zaken sys-
tematisch veel te rooskleurig worden
voorgesteld?
D
e Deense professor Bent Flyvbjerg, voorheen
hoogleraar aan de TU Delft en nu in Oxford
(Major Project Management), houdt zich
bezig met risico’s bij het managen van grote, com-
plexe processen. Hij legde 258 infrastructurele pro-
jecten uit 20 landen vast in een database en kwam tot
de volgende conclusies: de aanleg van wegen komt
gemiddeld 20 procent duurder uit, tunnels en brug-
gen 34 procent en spoorwegen maar liefst 45 procent.
En honderd procent of meer is bepaald geen uitzon-
dering. Je kunt het ook zo samenvatten: wereldwijd
lopen negen van de tien megaprojecten flink uit de
hand.
Nog niet opgenomen in Flyvbjergs database, maar
geen nieuws voor ons Nederlanders: de Noord/Zuid-
lijn in Amsterdam. In plaats van in 2011 voor 1,3
miljard wordt de nieuwe metro als het verder meezit
in 2017 opgeleverd voor 3,1 miljard. Amsterdam-
mers zien ook met lede ogen aan hoe drie belangrijke
musea – het Rijksmuseum, het Stedelijk Museum
en het Scheepvaartmuseum – nu al jaren gesloten
zijn voor renovatie: door onvoorziene ellende met
vergunningen en technische tegenvallers worstelen
ze met ernstige overschrijdingen van planningen en
budgetten. Ook de Amsterdamse Zuidas lijkt aardig
te gaan passen in Flyvbjergs rijtjes: de magic mile van
Amsterdam brengt de gemeente vooralsnog vooral
kosten in plaats van winst, onder andere door het
niet voorziene overschot aan kantoorruimte. Maar
ook de rest van het land krijgt zijn deel van de mega-
projectendrama’s. Denk alleen al aan de kostenover-
schrijdingen van de hogesnelheidslijn (7 miljard in
plaats van 4,6). En aan de elk jaar hoger wordende
ontwikkelingskosten voor de Joint Strike Fighter
(onlangs weer 1,4 miljard extra op de 6 die er al
stonden). Of neem zoiets tragisch als Blauwestad,
een prestigieus ontwikkelingsproject dat het Gro-
ningse platteland in de vaart der volkeren omhoog
zou gaan stuwen: meer dan honderden miljoenen
euro’s zijn al gespendeerd, maar nog niet de helft
van de kavels is verkocht. Het zou allemaal komen
door de economische crisis, maar insiders weten te
vertellen dat de grote stilte al was neergedaald lang
voordat iemand nog maar van die crisis had gehoord.
Kortom, het lijkt erop dat er overal om ons heen met
gigantische bedragen aan gemeenschapsgeld roulette
wordt gespeeld.
Over-optimisme
Je zou denken dat voortschrijdend inzicht op dit gebied
tot verbetering zou leiden, maar het tegendeel is waar.
Meters rapporten en eindeloze kamerdebatten kun-
nen niet voorkomen dat de geschiedenis zich steeds
weer herhaalt. De complexiteit van het project krijgt
de schuld of de economische recessie. Maar waar ligt
de echte oorzaak? Hebben we te maken met een onver-
mijdelijk natuurverschijnsel?
‘Complexiteit is niet het probleem’, zei Bent Flyvbjerg
vorig jaar in een interview in Intermediair, ‘maar het
feit dat we doen of het er niet is. Je weet zeker dat er
tegenslagen gaan komen, al weet je niet welke precies.’
In 2003 al schreef Flyvbjerg – samen met Nils Bruze-
lius en Werner Rothengatter – het boek Megaprojects
and risk: an anatomy of ambition. De studie maakt ont-
hutsend duidelijk hoe grote projecten vooral worden
bepaald door bestuurders die zich van een plaatsje in
de geschiedenisboeken willen verzekeren en/of politici
die vanuit het centrum van hun macht de kans grijpen
om iets blijvends achter te laten. En het daarbij niet zo
nauw nemen met de risico’s. Ze vallen ten prooi aan
wat Flyvbjerg the planning fallacy (dwaling) noemt: in
hun over-optimisme deinzen ze er niet voor terug de
cijfers en kansen op mislukking wat te flatteren. En ook
al weten ze beter: ze gaan uit van een wereld waarin
alles altijd volgens plan gaat. Ze onderschatten bijna
systematisch de kosten en overschatten even syste-
matisch de opbrengsten. Als missionarissen versprei-
den ze het geloof dat hun project dé oplossing brengt
voor oude, nijpende problemen. Achteraf valt vaak het
woord ‘megalomaan’, maar wie dit vooraf durft uit te
spreken wordt vooral gezien als een spelbreker. En is
een project eenmaal van start gegaan en hebben de
bestuurders hun prestige eraan verbonden, dan wordt
het nog maar zelden afgeblazen.
Strategisch liegen
Flyvbjerg noemt het gedrag van bestuurders die de
zaken mooier voorspiegelen dan ze zijn ‘strategische
misrepresentatie’. Maar hij geeft zelf aan dat dat een
mooie term is voor strategisch liegen. ‘Daar komt het
wel op neer. Voor belanghebbenden is het voorde-
lig om opbrengsten en risico’s verkeerd voor te stel-
len.’ Om de plannen door te kunnen drukken is het
gemakkelijker om later vergeven te worden voor een
overschrijding dan om nu toestemming te krijgen met
een budget dat wél realistisch is, aldus Flyvfbjerg in
Intermediair. In interviews met Britse en Amerikaanse
managers werd dat volgens hem ook toegegeven.
Dat het soms wel goed gaat, zoals bij het architectonisch
uiterst ingewikkelde Guggenheim museum in Bilbao,
dat geheel volgens planning en binnen het budget werd
Tekst: Dido Michielsen
©KeithLoutit
maart 2011 3736 Q magazine
Megaprojecten
Plaats en datum onbekend
De beslissing om de Noord/Zuidlijn aan te
leggen was niet alleen een geval van plan-
ning fallacy van een paar bestuurders, ook
de tijdgeest hielp een handje mee. Eind vo­
rige eeuw was Amsterdam in de greep van
een groot optimisme: dankzij ontwikkelin­
gen in de boortechniek zou het mogelijk zijn
de Noord/Zuidlijn met geboorde tunnelbui­
zen te bouwen, onder straten van de oude
stad door, zonder huizen te slopen. Boven­
dien was de Piet Heintunnel met succes ge­
bouwd, het Oostelijk Havengebied volop in
ontwikkeling en de Amstelveenlijn en de
Ringlijn op tijd en binnen het budget klaar.
Maar binnen enkele jaren werden het bud­
get en de planning van de metro al bijge­
steld. Weg optimisme en weg vertrouwen.
Toen in 2008 twee lekkages op de Vijzel­
gracht enkele panden deden verzakken,
bereikte de reputatie van de Noord/Zuidlijn
een dieptepunt. Het budget was toen al
stapsgewijs gestegen van 1,3 miljard naar
3,1 miljard en de einddatum van 2011 ver­
schoven naar 2017. Een dramatische ont­
wikkeling voor een stadsdienst die het moet
hebben van de steun van de bevolking.
Jan Bijkerk, sinds 2007 Directeur Uitvoe­
ring van de Dienst Noord/Zuidlijn, kan on­
dertussen wel aanwijzen waar het fout
ging. Zijn analyse van wat er had moeten
gebeuren, sluit aan op het recept van
Flyvbjerg: realistisch risico’s inschatten,
accountability en openheid.
‘Toen de Noord/Zuidlijn in 2002 van start
ging, hadden de aannemers volop werk
en weinig werkhonger. De werkzaamhe­
den werden hierdoor steeds meer opge­
knipt in kleinere contracten en verdeeld
over verschillende aannemers. Maar juist
waar zo’n knip zit, moet je de raakvlakken
tussen het ene deel en het andere in strak
managen, want daar gaat het meeste mis.
Door datzelfde gebrek aan werkhonger
en te hoge aanbiedingen trok de ge­
meente Amsterdam naar verhouding te
veel risico’s naar zich toe. Risico’s die de
aannemers zelf het beste konden beheer­
sen, maar de stad niet. En als het mis­
ging, kwam het voor rekening van de pro­
jectorganisatie. Het heeft ons de laatste
jaren veel tijd en geld gekost om een
evenwichtiger risicoverdeling met de aan­
nemers overeen te komen, maar het is
grotendeels gelukt.’
Ook de communicatie werd bijgesteld. Na
jarenlang krampachtig volhouden dat al­
les helemaal onder controle was, is nu
‘openheid’ het nieuwe sleutelwoord. Zelfs
de mogelijke risico’s worden uitgebreid
uiteengezet. Hierbij worden alle middelen
toegepast, van papieren informatie tot en
met websites en social media. Bijkerk:
‘Ook richting pers nemen we tegenwoor­
dig zelf het initiatief. We wachten niet
meer af tot ze ons iets vragen. We laten
de bouw ondergronds van dichtbij bekij­
ken via het Uitkijkpunt op het Rokin en in
de startschacht op het Damrak. Er wor­
den rondleidingen georganiseerd, voor
particulieren, bedrijven en scholen, en
daar is veel animo voor.’
De openheid werkt: de positieve interesse
groeit. Zo vermenigvuldigen zich de
websitebezoeken zodra de tunnelboren
aan worden gezet. Nog beter nieuws: vol­
gens de laatste metingen neemt het aan­
tal Amsterdamse voorstanders van de
metro toe.
De Noord/Zuidlijn wint vertrouwen terug
⁄ Niemand zegt:
als het fout gaat, moeten
ze mij hebben ⁄
Megaprojecten
maart 2011 3938 Q magazine
gebouwd, heeft volgens Flyvbjerg evengoed te maken
met de menselijke factor. Er werkten mensen aan met
ervaring en invloed, die zich zeer bewust waren van
de valkuilen.
Gepast wantrouwen
De oplossingen die de hoogleraar aandraagt om het
strategische liegen de wereld uit te helpen, komen neer
op een gepaste dosis wantrouwen van de politiek en de
mensen die de plannen en budgetten prognosticeren.
De controle op de haalbaarheid van de plannen kan
geschieden op basis van Reference Class Forecasting: de
cijfers en ervaringen opgedaan bij vergelijkbare projec-
ten kunnen een realistische voorspelling doen over de
nieuwe onderneming.
Verder pleit hij voor de ‘bestraffing’ van partijen die
budgetten overschrijden, door daar ook de risico’s
neer te leggen. Zeker in het polderende Nederland is
het vaak moeilijk vast te stellen wie nou waar precies
verantwoordelijk voor is, waardoor de schuld snel op
anderen kan worden geschoven. Vervoersplanoloog
Mig de Jong, een Nederlandse collega van Flyvbjerg
die promotie-onderzoek deed naar succesvolle mega-
projecten, wijt veel problemen juist aan die Neder-
landse consensuscultuur. ‘Niemand zegt: als het fout
gaat, moeten ze mij hebben. Het is altijd een kluwen,
niet eens van mensen, maar van organisaties. We gaan
met twintig partijen rond de tafel en besluiten uitein-
delijk bijna unaniem dat we het gaan doen, zonder dat
iemand hoofdelijk verantwoordelijk is.’
Ook helpt het om betrokkenen en het publiek er vroeg
bij te betrekken, in plaats van zaken geheim te houden
uit angst voor gelobby. Flyvbjerg: ‘Dan krijg je alleen
maar gedoe later, als het veel duurder is om nog wat te
veranderen.’ Realistisch risico’s inschatten, accounta-
bility en openheid maken megaprojecten dus beheers-
baar. Als aan die voorwaarden wordt voldaan, kom je
uit bij een acceptabele hoeveelheid risico’s. Risico’s
waar de mensen rekening mee moeten leren houden
als ‘onvoorzien’: technische complexiteiten en onaan-
gename verrassingen die extra geld kosten en zelfs een
realistisch budget doen overschrijden. En daar moeten
verantwoordelijke bestuurders dan wel weer de durf
voor tonen. Zodat er ook in de toekomst nog grote pro-
jecten van de grond komen.
Is er meer kans om met 1 dobbelsteen
in 4 worpen minstens 1 keer 6 te gooien,
dan in 24 worpen met 2 dobbelstenen
minstens 1 keer dubbelzes? Hoe inzicht
in het dobbelen heeft bijgedragen aan
de hogere risicokunde van het verze-
keren.
O
nze voorvaderen, de Batavieren, wilden graag
een potje dobbelen om hun vrouwen. Of dat
gokken zo populair was omdat ze zo verse
vrouwen hun hut binnenhaalden of juist van gebruikte
exemplaren werden verlost, dat verhaalt de geschiede-
nis niet. Ook weten we niet of ze enig idee hadden van
de kansen die ze hadden bij het gooien van de dobbel-
steen (afgezien natuurlijk van de zekerheid die een vals-
speler zich toe-eigende).
Pas in de veertiende eeuw werd er voor het eerst wis-
kunde op kansspelen losgelaten, zoals blijkt uit een
Italiaans geschrift uit 1380 over hoe de pot verdeeld
moest worden na een vroegtijdig door regen gestaakt
balspel. Maar de echte grondleggers van de kansre-
keningen zoals we die nog steeds beoefenen, zijn de
Franse wiskundigen Blaise Pascal en Pierre de Fermat,
die in 1654 correspondeerden over hetzelfde probleem.
Waarbij Pascal overigens telsystemen inzette die al wer-
den beschreven door de Indische wiskundige Maha-
vira omstreeks het jaar 850. En die baseerde zich weer
op ontdekkingen van jaïnistische geleerden in de eeu-
wen daarvoor.
Toeval en wetmatigheid
Maar er was nog iemand druk bezig met ‘waar-
schijnlijkheidsrekeningen’, zoals het werd genoemd:
de Nederlandse geleerde Christiaan Huygens
(1629 – 1695). Deze zoon van de beroemde dichter en
diplomaat Constantijn Huygens werd in zijn tijd, de
tweede helft van de 17e eeuw, door velen beschouwd
als Europa’s grootste wiskundige en natuurweten-
schapper. Ook hij werd gefascineerd door het toeval
en de mogelijke wetmatigheden die schuilgingen ach-
ter winnen en verliezen bij het dobbelen. In 1660 ver-
scheen zijn ‘Van Rekeningh in Spelen van Geluck’, een
korte verhandeling die schatplichtig was aan het eer-
dere werk van de Franse rekenaars. Huygens schreef:
‘Voorts is te weeten, dat al over eenighen tijdt, sommige van
de Vermaertste Wiskonstenaers van geheel Vranckrijck met
dese soorte van rekeningh zijn besigh geweest, op dat nie-
mandt hier in, de eer van eerste Inventie, die de mijne niet
en is, my toe en schrijve.’
Het zestien pagina’s tellende pamflet zal zeker voor
opwinding hebben gezorgd bij de spelers van de toen
zo populaire gokspelletjes, maar ook interessant is
dat het precies op het juiste moment in de geschiede-
nis verscheen. Handel en scheepsvaart bloeiden in de
Gouden Eeuw van Huygens en in het kielzog daarvan
kwamen ook de eerste verzekeringsmaatschappijen. En
die hadden grote behoefte aan kennis over kansen en
over hoe de risico’s op uitbetaling te berekenen.
Statistiek en premietabellen
Huygens is de eerste die verzekeren direct met kans-
berekening verbindt, nadat zijn broer Lodewijck in
1669 een – overigens niet kloppende – sterftetabel
heeft gemaakt. ‘Hetgeen ik als zeker uit de gegevens van
de tafel kan afleiden is dit, dat hij die zou wedden dat een
pas geboren kind [...] den 16 jarigen leeftijd zal bereiken,
een onvoordeelige zaak doet, want hij heeft 4 slechte kan-
sen tegen 3 goede.’
Omdat bevolkingsgegevens nog nauwelijks werden bij-
gehouden, waren berekeningen als die van broer Lode-
wijck heel moeilijk te maken. Maar vanuit het verze-
keringswezen ontstond grote behoefte aan dergelijke
gegevens en van daar uit ontwikkelde zich in de loop
van de volgende eeuwen de mathematische statistiek.
De in 1807 in Amsterdam opgerichte Hollandsche
Sociëteit van Levensverzekeringen, voorouder van
Delta Lloyd Groep, was een van de allereerste levens-
verzekeringsmaatschappijen die geen speculatieve pre-
mies hanteerden, maar premietabellen opstelden die
waren gebaseerd op wetenschappelijke risicoberekenin-
gen. Op de actuariële basis dus, waar tot op de dag van
vandaag nog mee wordt gewerkt.
Christiaan Huygens: ‘Van Rekeningh in Spelen­
van Geluck’ (1660)
Vertaald en toegelicht door Wim Kleijne,
Epsilon Uitgaven, Utrecht, 1998
Een kleine
geschiedenis van de 
kansrekening
New York, datum onbekend
Tekst: Hanneke Savenije
©CollectieHaagsHistorischMuseum,DenHaag
maart 2011 4140 Q magazine
Gokken en rekenen
A
lex Jacobs zou zich niet van de wijs laten
brengen. Toen de jonge Rotterdamse kunst-
schilder eind 2010 in de finale van het RTL-
programma Miljoenenjacht stond, koos hij expres voor
koffer 13. Het ongeluksgetal. In 26 koffers zaten bedra-
gen tussen 1 cent en 2,5 miljoen euro. Nadat Jacobs
superrationeel volgens een vast patroon 17 niet-gekozen
koffers had opengemaakt, bood de calculerende bank
215.000 euro voor ‘zijn’ nummer 13. Jacobs belde zijn
vriendin – die meteen ‘doen!’ riep – en zei stoer dat hij
voor een hoger bedrag ging. Twee koffers later werd
nog maar 115.000 euro voor zijn koffer geboden. Jacobs
accepteerde.
Sufferd, denken wij, hij had dat bod van 215.000
moeten accepteren! Maar eigenlijk heeft Jacobs zeer
consequent opgetreden: van begin tot eind bijna risi-
coneutraal. Denk even mee. Wie ­volledig risiconeutraal
handelt, mikt steeds op de gemiddelde waarde van de
resterende koffers. Maar dat is alleen aan te raden als je
tientallen keren aan het spelletje mag meedoen. Als je
dat gedrag in een grafiek zet, is de waarde 1 en krijg je
een rechte lijn met een hoek van 45 graden. Daarente-
gen vertaalt het gedrag van mensen die niet zo heel erg
van risico’s houden, zich grafisch in een afvlakkende
boog. Naarmate de inzet stijgt, hebben zij minder zin
in een gokje. Hun risicoprofiel heeft een waarde tus-
sen 1 en 0.
Dit gebeurde er bij Jacobs. Achtereenvolgens gingen
de koffers open met j 400.000, j 10.000, j 1000, j 5,
j 300.000 en j 500, waarna de bank een bod deed
van j 38.000. Daarna speelde hij de koffers weg met
j 750.000, j 10, j 5.000.000, j 75.000 en j 5000.
Hij weigerde een bod van j 42.000. Vervolgens gin-
gen j 200.000, j 100 en j 0,01 open en het bod steeg
naar j 115.000. Dan: j 25.000, j 2500 en j 1 en
een bod van j 215.000. Ten slotte verspeelde Jacobs
j 2.500.000 en j 500.000. Op dat moment accepteerde
hij het bod van j 115.000. In de resterende dichte kof-
fers zat j 1.000.000, j 100.000, j 50, j 20, j 0,50 en
j 0,20.
Uit zijn keuzes kan worden herleid dat Jacobs vrijwel
constant een risicogedrag van 0,75 vertoonde, licht
risicomijdend, maar toch nog steeds dicht bij neutraal.
De bank begon behoorlijk risicomijdend, met enkele
lage biedingen – duidelijk om de speler uit zijn tent te
lokken – en ging pas later wat omhoog. Toen de bank
ook op het risicoprofiel van 0,75 zat, accepteerde Jacobs
het bod van de bank.
Het moet worden gezegd dat Jacobs niet alleen tot het
laatst bijzonder rationeel bleef, maar ook sportief. ‘Toen
ik hierheen kwam, had ik niets. Dit is prachtig.’
Colofon
Q magazine is een uitgave van
Delta Lloyd Groep.
Hoofdredactie
David Brilleslijper (Delta Lloyd Groep)
Redactie en coördinatie
Karin Kortekaas en Patrick Koimans
(Delta Lloyd Groep)
Concept  realisatie
Proof Reputation | consultancy, concept 
creation, www.proof.nl
Artdirection en vormgeving
Atelier van GOG, corporate, cultural 
­editorial design, www.ateliervangog.nl
Aan dit nummer werkten mee
Sylvia Beekhof, René Bogaarts, Corb!no,
Marieke Enter, Gert Hage, Mark van
Harreveld, Hollandse Hoogte, Ritchard
Kelliher, Friso Keuris, John Maloof, Stefan
Laberer, Ilya van Marle, Dido Michielsen,
Edith Plomp, Hanneke Savenije, Lena
Steinborn.
Drukwerk en lithografie
Habo DaCosta
Drukwerkbegeleiding
Alfons Jansen
Redactieadres
cc@deltalloyd.nl
Delta Lloyd Groep
Corporate Communications
Hier FSC-logo platsen
Hoe win
je een miljoen?
©RoyBeusker
Tekst: René Bogaarts
42 Q magazine
Risicoprofiel
Delta Lloyd Groep Toekomst verzekerd
Op www.qblog.deltalloydgroep.com meer over risico’s en gevaren, over
waarschijnlijkheden en onzekerheden, en over de (on)mogelijkheid het toeval de
baas te worden.
Q magazine is het kwartaalblad van Delta Lloyd Groep over financiële dienstverlening en
de toekomst. Alle uitgaven zijn ook terug te vinden op www.deltalloydgroep.com en op
het Q blog: www.qblog.deltalloydgroep.com.
‘Ons
advies:
investeer
in dijken’(PAG. 31)

More Related Content

Featured

2024 State of Marketing Report – by Hubspot
2024 State of Marketing Report – by Hubspot2024 State of Marketing Report – by Hubspot
2024 State of Marketing Report – by HubspotMarius Sescu
 
Everything You Need To Know About ChatGPT
Everything You Need To Know About ChatGPTEverything You Need To Know About ChatGPT
Everything You Need To Know About ChatGPTExpeed Software
 
Product Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
Product Design Trends in 2024 | Teenage EngineeringsProduct Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
Product Design Trends in 2024 | Teenage EngineeringsPixeldarts
 
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental HealthHow Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental HealthThinkNow
 
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdfAI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdfmarketingartwork
 
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024Neil Kimberley
 
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)contently
 
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024Albert Qian
 
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie InsightsSocial Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie InsightsKurio // The Social Media Age(ncy)
 
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024Search Engine Journal
 
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summarySpeakerHub
 
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd Clark Boyd
 
Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next Tessa Mero
 
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search IntentGoogle's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search IntentLily Ray
 
Time Management & Productivity - Best Practices
Time Management & Productivity -  Best PracticesTime Management & Productivity -  Best Practices
Time Management & Productivity - Best PracticesVit Horky
 
The six step guide to practical project management
The six step guide to practical project managementThe six step guide to practical project management
The six step guide to practical project managementMindGenius
 
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...RachelPearson36
 

Featured (20)

2024 State of Marketing Report – by Hubspot
2024 State of Marketing Report – by Hubspot2024 State of Marketing Report – by Hubspot
2024 State of Marketing Report – by Hubspot
 
Everything You Need To Know About ChatGPT
Everything You Need To Know About ChatGPTEverything You Need To Know About ChatGPT
Everything You Need To Know About ChatGPT
 
Product Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
Product Design Trends in 2024 | Teenage EngineeringsProduct Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
Product Design Trends in 2024 | Teenage Engineerings
 
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental HealthHow Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
How Race, Age and Gender Shape Attitudes Towards Mental Health
 
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdfAI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
AI Trends in Creative Operations 2024 by Artwork Flow.pdf
 
Skeleton Culture Code
Skeleton Culture CodeSkeleton Culture Code
Skeleton Culture Code
 
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
PEPSICO Presentation to CAGNY Conference Feb 2024
 
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
Content Methodology: A Best Practices Report (Webinar)
 
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
How to Prepare For a Successful Job Search for 2024
 
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie InsightsSocial Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
Social Media Marketing Trends 2024 // The Global Indie Insights
 
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
Trends In Paid Search: Navigating The Digital Landscape In 2024
 
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
5 Public speaking tips from TED - Visualized summary
 
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
ChatGPT and the Future of Work - Clark Boyd
 
Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next Getting into the tech field. what next
Getting into the tech field. what next
 
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search IntentGoogle's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
Google's Just Not That Into You: Understanding Core Updates & Search Intent
 
How to have difficult conversations
How to have difficult conversations How to have difficult conversations
How to have difficult conversations
 
Introduction to Data Science
Introduction to Data ScienceIntroduction to Data Science
Introduction to Data Science
 
Time Management & Productivity - Best Practices
Time Management & Productivity -  Best PracticesTime Management & Productivity -  Best Practices
Time Management & Productivity - Best Practices
 
The six step guide to practical project management
The six step guide to practical project managementThe six step guide to practical project management
The six step guide to practical project management
 
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
 

Q1 Magazine 2011 Delta Lloyd Groep

  • 1. Een commerciële bijdrage van Delta Lloyd Groep, verspreid door het Financieele Dagblad maart 2011 Kwartaalmagazine over financiële ­dienstverlening en de toekomst. www.deltalloydgroep.com www.qblog.deltalloydgroep.com Onverzekerbaar? Wat te doen met overstromingen, orkanen en ander onvoor- spelbaar natuurgeweld. 28 Duizend manieren om naar risico’s te kijken en zo te begrijpen wat je ziet. Of juist niet ziet. 14 Risicomanagement. Over kansen afzetten tegen gevaar, omgaan met ­on­zekerheden en cultuur. 8 Over risico
  • 2. risico = kans × effect (Deze formule wordt veel gebruikt door verzekeraars. Je bere- kent risico met ­statistieken: als je zoveel jaar rookt, heb je zoveel kans op longkanker en zijn dat de kosten. Maar wat als er geen statistieken zijn? Hoeveel risico lopen we bijvoorbeeld bij nieuwe ontwikkelingen als nano­technologie en genetische modificatie van voedsel? Of bij zoiets complex als klimaatverandering? Als het gaat om ­mogelijke schade in de toekomst is kans noch effect van risico bekend. Zelfs het oorzakelijke verband kan een vraagteken zijn. Dan wordt omgaan met risico’s het afwegen van verwachte opbrengsten ­tegen mogelijke problemen. Geen zaak van rekenaars dus, maar van politici en beleidsmakers.) New York, datum onbekend toont waar Delta Lloyd Groep voor staat en hoe wij de wereld om ons heen zien. Wil je meer weten over onze onderneming, onze merken en onze producten, kijk dan op www.deltalloydgroep.com. Meer verhalen over financiële dienst­verlening en de toekomst op ons blog: www.qblog.deltalloydgroep.comQ In dit nummerVoorwoord Werken aan de toekomst Dat wij als financiële dienstverlener dit keer kiezen voor het thema ­Risico, is natuurlijk geen verras­ sing. Het omgaan met risico’s ligt aan de basis van ons bestaan; of het nou gaat om het overnemen van risico’s van de mensen die zich bij ons verzekeren, of over het zo beheersen van risico’s dat de toe­ komst van onze klanten en onze onderneming zo goed mogelijk is verzekerd. In dit nummer van Q magazine gaan we uitgebreid in op de rol van risicomanagement en ons streven naar continuïteit en langetermijnwaar­ decreatie voor al onze stakeholders. We zijn er trots op dat we als branche een belangrijke maatschappelijke rol spelen. Wij maken dingen mogelijk. Wij stellen men­ sen in staat bepaalde risico’s te nemen, bezit te heb­ ben, auto te rijden en van hun oude dag te genieten. Die positieve bijdrage aan de maatschappij willen we graag blijven leveren. Wat er gebeurt als er op zoek naar snelle verdiensten onbeheersbare risico’s worden aangegaan, voelen we allemaal nog steeds in de nasleep van de kredietcrisis. Maar het kan ook anders. En dat willen we ook graag laten zien; dat het belangrijk is om risico’s niet hele­ maal uit de weg te gaan. Om vooruit te komen, moet je ook risico’s nemen. Geen opbrengst zonder risico’s. In het belang van onze klanten, die zich bij ons verzeke­ ren tegen schade of van een mooie toekomst, zullen we die risico’s steeds zorgvuldig moeten afwegen tegen de mogelijkheden goede rendementen te realiseren. Een kwestie van goed ondernemerschap. Maar het gaat om meer dan de directe uitoefening van ons vak. We zien ook snelle veranderingen om ons heen, in de wereld en op de markt, die weer nieuwe en onbekende risico’s met zich meebrengen. Zoals veel verhalen in dit magazine laten zien, brengen nieuwe en onbekende technologieën en onverwachte maatschap­ pelijke ontwikkelingen veel onzekerheden met zich mee. Juist in het belang van onze klanten doen wij elke dag weer onze uiterste best om daar op tijd antwoor­ den op te vinden en de nieuwe kansen en mogelijkhe­ den te onderkennen. Ten slotte: wie over risico praat, loopt algauw op tegen onbeheersbare factoren als geluk en toeval, subjec­ tieve waarnemingen en halve waarheden, en moeilijk peilbare emoties. Dat maakt het leven leuk en verras­ send, maar het kan vast geen kwaad om die onzeker­ heden zoveel mogelijk te doorzien. We hopen daar een bijdrage aan te leveren met de verhalen in ons blad. Heel veel plezier gewenst met dit Q magazine. En laat ons vooral weten wat u ervan vindt, op www.qblog.del­ talloydgroep.com of cc@deltalloyd.nl. Paul Medendorp Raad van Bestuur Delta Lloyd Groep 04 Vivian Maier, fotografe Ze liet 100.000 prachtige foto’s na, die niemand ooit had gezien. Het leven op straat, door de camera van een behoedzame nanny. Zie ook pagina’s 6, 7, 13, 17, 22, 23, 27, 35, 39 en 41. (Coverfoto: Florida, 9 januari 1957)  42 Hoe win je een miljoen? Jagen op de koffer die je rijk gaat maken. 32 Zwarte zwanen Over onvoorspelbare gebeurtenissen die alles op z’n kop zetten, de rol van het toeval en de factor geluk. De theorieën van Nassim Taleb, volgens wie de kre- dietcrisis nou juist niet een zwarte zwaan was. 40 Een kleine geschiedenis van de kansrekening Over winnen en verliezen, gokken en rekenen. En de eerste premietabellen op actuariële basis. 36 Waarom de Noord/Zuid- lijn onbeheersbaar werd En al die andere projecten ook: mega-ondernemingen lopen vaak mega uit de hand. 28 Onverzekerbaar? Natuurrampen en andere extreme risico’s waren tot voor kort onverzekerbaar. VU-wetenschappers pleiten voor een andere benadering. 26 Neuro-economie Over waarom we risico’s nemen. Of juist niet. En wat een marketeer met die kennis kan doen. 24 Wat zou Nigella doen? Cheeseburgers of niet? Waarom zouden wij de risico’s mijden die Nigella Lawson met aanstekelijke gulzigheid wél neemt? Hoe gevaarlijk leven we eigenlijk? 14 Duizend manieren om naar risico’s te kijken Over spinnen en framen van cijfers, onderzoeken die anders zijn dan ze lijken, en hoe daar doorheen te kijken. 18 Kiezen voor minimale risico’s Waarom de deelnemingenfondsen van Delta Lloyd Asset Management beter presteren dan de huidige markt. 08 Risico­management Emiel Roozen, lid raad van bestuur van Delta Lloyd Groep, hoogleraar Casper de Vries en anderen over kansen afzetten tegen gevaar, de dikkestaartentheorie, voorstellingsvermogen en bedrijfscultuur. 2 Q magazine
  • 3. Zelfportret, New York, 18 oktober 1953 Het verhaal is bijna net zo mooi als haar foto’s. Op een dag in 2007 koopt John Maloof, een toen 26-jarige makelaar uit Chicago, op een veiling voor vierhonderd dollar een doos met duizenden, anonieme negatieven. De doos komt uit een opslagloods, leegge- ruimd omdat de huur niet meer wordt betaald. Maloof is geïnteresseerd in de negatieven omdat hij hoopt er beelden tussen te treffen van een buurt in Chicago waar hij een boek over aan het schrijven is. Van de buurt treft hij geen een foto aan. Eigenlijk heeft hij geen enkel idee van wat hij dan wel aantreft, zal hij later zeggen. Maar bij het ontwikkelen van de nega- tieven ziet hij het ene mooie beeld na het andere, een verzameling foto’s die hem de adem beneemt. Is dit echt wat hij denkt dat het is: een uniek levenswerk? Op 9 oktober 2009 brengt Maloof zijn ontdekking in de blogosphere. Hij post een aantal foto’s op Flickr en vraagt fotografiekenners om advies. Wat moet hij doen met de foto’s? Zijn ze inderdaad zo goed? Goed genoeg voor een tentoonstelling, een boek misschien? Of komen dit soort verzamelingen regelmatig boven water en is het eigenlijk niks bijzonders? De reactie is overweldigend: binnen 24 uur komen er honderden opgewonden commentaren terug. Het werk wordt vergeleken met dat van grote fotografen als Robert Frank en Walker Evans. Er wordt met bewonde- ring gesproken over het scherpe oog van de fotograaf en de technische perfectie van de beelden. Sommigen zien het werk zelfs als de beste documentaire straatfoto’s van de vorige eeuw. Het gonst over het internet en dat is sindsdien nooit meer gestopt. Maar wie was deze geheimzinnige fotograaf? Het veilinghuis weet niet meer te vertellen dan dat de opslagruimte werd gehuurd door een oude en zieke dame. Maloof traceert een paar anderen, die ook een doos uit de opslagruimte hebben verworven, en hij koopt op wat hij kan. Het archief beslaat al snel zo’n honderdduizend foto’s, een groot deel zelfs niet eens ontwikkeld. Zwartwit vooral, maar later ook kleur. En meer dan honderd 8 mm-filmpjes. Dan doet hij een ontdekking: ergens diep in een van de dozen vindt hij een envelop van een fotolaboratorium met een naam erop gekrabbeld: Vivian Maier. Google geeft binnen één klik informatie over Vivian Maier – in de vorm van een overlijdensadvertentie van slechts een paar dagen eerder. ‘Vivian Maier, proud native of France and Chicago resident for the last 50 years died peacefully on Monday. Second mother to John, Lane and Matthew. A free and kindred spirit who magically touched the lives of all who knew her. Always ready to give her advice, opinion or a helping hand. Movie critic and photographer extraordinaire. A truly special person who will be sorely missed but whose long and wonderful life we all celebrate and will always remember.’ Vredig gestorven, op 83-jarige leeftijd, na  – zo blijkt later – een val met haar hoofd op het ijs. Onwetend van alle opwinding over haar werk, en van de erken- ning die zou volgen. Sterker: op de overlijdensadver- tentie staat geen enkele verwijzing naar haar fotowerk. Stukje bij beetje is het afgelopen jaar het leven van de fotografe in kaart gebracht, onder meer dankzij de her- inneringen die de volwassen geworden kinderen uit de overlijdensadvertentie aan hun oude kindermeisje heb- ben. ‘Een soort Mary Poppins’, zo wordt ze omschre- ven. Excentriek en uitgesproken. Bijzonder intelligent. Van het ene huishouden naar het andere reizend met 200 dozen met fotomateriaal. ‘Ik kom met mijn leven’, zei ze bij een van haar laatste sollicitaties, ‘en mijn leven zit in dozen.’ Dat leven begint in 1926, in New York, maar ze bracht een groot deel van haar kindertijd door in Frankrijk. In 1951 keerde ze terug naar New York, en in 1956 begint ze te werken als nanny in Chicago, 40 jaar lang. Ze was bijzonder gesloten en op zichzelf, ongetrouwd, geen kinderen. Gekleed in te grote jassen en stevige mannenschoenen. En altijd met een Rolleiflex camera om haar nek, elk vrij moment fotograferend buiten op straat, ze fotografeerde zelfs de inhoud van vuilnisbak- ken. Maar niemand had ooit haar foto’s gezien. Ook zij zelf heeft veel nooit gezien: een groot deel van de rolletjes is immers niet eens ontwikkeld. Een behoedzaam leven. Al tonen haar foto’s dat ze heel goed begreep hoe de wereld in elkaar zit, wat de gevaren zijn, de dreigingen. Het zijn de lijnen in het beeld, de contrasten en de oogopslagen, die je als kijker het gevoel geven dat de schijnbare rust elk moment kan omslaan in een storm. Maar ook zag ze liefde om zich heen. Zoals op dat prachtige verstilde portret van een in hun slaap omstrengeld echtpaar in de trein. En de schoonheid: zie de jonge vrouw in haar witte avondjurk die als een zacht stralende engel het beeld uitloopt. Haarscherp legt ze al die vluchtige momenten vast, maar altijd met een ondertoon van ernst en passie. Met een emotie die ze in haar eigen eenzelvige leven volledig uit de weg lijkt te zijn gegaan. Al zet ze er met haar dodelijke val op het ijs toch nog een onverwacht frivool punt achter. John Maloof heeft nog slechts een heel klein deel van het werk ontsloten, samen met anderen. Hij werkt aan een film en een boek, en onlangs opende een grote tentoonstelling van het werk in het Chicago Cultu- ral Center: Finding Vivian Maier. Natuurlijk vraagt hij zich wel eens af of ze blij zou zijn geweest met zijn bemoeienissen. Haar hele leven heeft ze immers nooit het risico genomen dat anderen haar werk zouden beoordelen. Op een cassettebandje vond hij een flard van een gesprek dat iets van een antwoord geeft. ‘Ik neem aan dat niets is bedoeld om eeuwig te duren’, zegt Vivian Maier met haar Franse accent, ‘we moeten plaats maken voor anderen. Het is een wiel – je springt op de wagen, gaat tot het einde, en dan heeft iemand anders dezelfde kans om tot het einde te gaan. Er is nooit iets nieuws onder de zon.’ www.vivianmaier.blogspot.com Het behoedzame leven van Vivian Maier Haar werk wordt ondertussen door velen bewonderd, maar zelf nam ze nooit het risico van een beoordeling ervan. Niemand zag gedurende haar leven iets van de meer dan honderduizend foto’s die Vivian Maier achterliet. Ook zijzelf niet: een groot deel van haar filmrolletjes is niet eens ontwikkeld. Maar de excentrieke nanny geeft ons met haar Rolleiflex een unieke kijk op het leven op straat. Tekst: Hanneke Savenije maart 2011 54 Q magazine Beelden
  • 4. New York, 1954New York, 1954 maart 2011 76 Q magazine
  • 5. Risico- management Sinds het uitbreken van de financiële crisis zitten de risicomanagers in het centrum van de macht: de bestuurskamers van bedrijven. Maar wat is pre- cies goed risicomanagement? De ervaringen van de afgelopen jaren en grote theoretische doorbraken hebben het vak drastisch veranderd. Over kansen afzetten tegen gevaar, de ­dikkestaartentheorie en de rol van bedrijfscultuur. En over het grote belang van voorstellingsvermogen. Van hoogleraren economie, mensen die van ingewikkelde rekensommen en modellen hun beroep hebben gemaakt, zou je wel een ander antwoord verwach- ten. Maar Casper de Vries en Eelke de Jong hoeven geen van beiden langer dan een seconde na te denken over de vraag wat het belangrijkst is bij goed risicoma- nagement: cultuur. Geavanceerde kans- berekeningen, uitgebreide controlelijsten of maandelijks bijgestelde analyses, het helpt bedrijven allemaal bij het beheersen van risico’s. Maar het gaat vroeg of laat fout als medewerkers niet aan de bel dur- ven te trekken. ‘Het gaat erom dat mensen een signaal durven af te geven en dat zij serieus wor- den genomen’, zegt De Vries, hoogleraar risicomanagement aan de Erasmus School of Economics en program director van Duisenberg school of finance. ‘Er moeten natuurlijk wel knopen worden door­ gehakt, dus kan het voorkomen dat de baas zegt: “Ik weet het, maar we doen het toch.” Daar is niets mee mis. Maar je moet wel open staan voor die signalen. ­ Ik heb zelf een tijdje in het management van deze faculteit gezeten en daar heb ik geleerd dat cultuur altijd aan de top begint. Je moet het zélf doen. Het is een kwestie van integriteit. Klokkenluiders zijn absoluut noodzakelijk, maar we weten dat het met hen doorgaans slecht afloopt.’ De Jong, hoogleraar internationale eco­ nomie in Nijmegen en net als De Vries gespe­cialiseerd in risicomanagement, gebruikt het woord integriteit niet, maar het voorbeeld dat hij geeft, spreekt voor zich. ‘Ik ken een kwaliteitsmanager in een andere sector. Die moest in december ineens heel andere definities gaan hante- ren, omdat andere mensen anders hun bonussen niet zouden halen. Dat is uiterst manipulatief.’ Dergelijk gedrag leidt vol- gens De Jong op den duur onherroepelijk tot ongelukken. Moral hazard Jarenlang werden risicomanagers in het bedrijfsleven overvleugeld door mensen die vooral oog hadden voor ‘kansen’. De bomen leken tot in de hemel te groeien en wie af en toe opriep tot een beetje terughoudendheid werd als een zeurpiet zonder ondernemerszin weg­gezet. In de financiële wereld werden risico’s in zulke kleine stukjes gehakt dat ze nauwelijks meer herkenbaar waren. Met complexe producten werden grote winsten behaald, wat de rol van risicomanagement nog ver- der marginaliseerde. Tot het uit­breken van de kredietcrisis in 2007. De wereld- wijd gevoelde schok met enorme eco­ nomische gevolgen positioneerde risico­ managers stevig in de bestuurs­kamers. Ook in Nederland: aanbevelingen in die richting van de Adviescommissie Toe- komst Banken, onder leiding van voor­ malig ING-topman Cees Maas, ­worden massaal overgenomen. De twee wetenschappers begrijpen dat het moeilijk is voorzichtig te blijven als alles voor de wind gaat. ‘Een bedrijf als de Rabobank heeft er jaren last van gehad dat ze erg risicobewust waren’, zegt De Vries. Producten van de bank waren daar- door duurder of leverden minder rende- ment op dan bij concurrenten die meer risico wilden lopen. ‘Het trieste was bovendien dat toen het mis ging bij Ice- save en DSB en andere financiële instel- lingen, bedrijven als de Rabobank voor de schade konden opdraaien.’ De Vries wijst op het gemak waarmee toenmalig minister van Financiën Wouter Bos twee dagen na de val van de IJslandse bank Ice- save, in navolging van zijn Ierse collega, Tekst: René Bogaarts Foto: Corb!no Emiel Roozen (r) en Theo Berg (l) maart 2011 98 Q magazine
  • 6. Casper de Vries, hoogleraar risicoma­ nagement aan de Erasmus School of Economics en program director van de Duisenberg school of finance: ‘Risico’s zijn niet per definitie slecht. De samenle­ ving vraagt erom dat er risico’s worden genomen, je moet risico’s nemen om te kunnen innoveren.’ Eelke de Jong, hoogleraar internationale economie in Nijmegen: ‘Vooral in de luchtvaart en de mijnbouw kent men heel goed risicomanagement. Niet alleen de piloot is het haasje als het mis gaat, maar ook de mecaniciens, de toeleveranciers of de bestuurders van het bedrijf.’ ⁄ We gebruiken ook gewoon ons gezonde verstand: als je zaken niet meer kunt begrijpen, zijn ze te riskant⁄ spaarders toezegde dat hun tegoeden tot honderdduizend euro veilig waren. Voor- dien waren spaargelden slechts tot twin- tigduizend euro volledig gegarandeerd. De Vries: ‘Als ik een bank was geweest, zou ik hard hebben geprotesteerd.’ Emiel Roozen, als chief financial officer lid van de raad van bestuur van Delta Lloyd Groep, constateert hetzelfde. ‘Wij hebben wel wat overeenkomsten met de Rabobank. We hebben ook een zelf- standige koers gevaren, onze stem laten horen. Het is zuur dat we nu de rekening krijgen gepresenteerd voor het gedrag, de moral hazard, van sommige instellingen. We betalen daarvoor rechtstreeks, maar ook indirect omdat de kapitaaleisen zijn opgeschroefd en toezichthouders strenger zijn geworden. En wat misschien nog veel erger is: de reputatie van de hele branche heeft eronder geleden.’ Diep in de genen Delta Lloyd Groep behoort tot de weinige financiële bedrijven die de crisis zonder overheidssteun hebben overleefd. Was dat een kwestie van goed risicomanagement? Emiel Roozen: ‘Risico’s beheersen is de kern van ons vak. Verzekeren is niets anders dan de transformatie van risico’s. Dat onze klanten er zeker van moeten kunnen zijn dat ze ook over 30 jaar hun pensioen krijgen uitbetaald, is een besef dat diep in onze genen zit. We hebben een langetermijnverantwoordelijkheid en stu- ren sterk op risicobeheersing. Onze solva- biliteit is goed. Wij zijn dus niet meege- gaan in het steeds meer risico’s nemen met steeds minder kapitaal. Een activiteit die je voor de crisis veel zag.’ De sterke kapitaalbasis van Delta Lloyd Groep heeft volgens Roozen alles te maken met de wijze waarop de Groep als belegger opereert. ‘Wij hebben een grote portefeuille en die beheren we zelf. Dat gaat niet, zoals bij vele anderen, via asset- managers in Londen of New York. Dat gebeurt hier in huis, acht verdiepingen lager om precies te zijn. Wij hanteren sinds jaar en dag scenario-analyses, kijken naar de technische kanten, beschermen onszelf goed. En we gebruiken ook gewoon ons gezonde verstand: als je zaken niet meer kunt begrijpen, zijn ze te riskant.’ Veel andere financiële instellingen zouden hetzelfde antwoord gegeven kunnen ­hebben. Wat onderscheidt Delta Lloyd Groep van de concurrenten? Theo Berg, risk­manager bij Delta Lloyd Groep: ‘We spelen kort op de bal. We hebben korte ­lijnen. Als hier in de bestuurskamer een besluit wordt genomen, komen er geen investment committees meer aan te pas, geen extra lagen en memo’s en vergade- ringen – en dat is bij concurrenten wel eens anders.’ Roozen: ‘Bij Delta Lloyd Groep is ook niemand eendimensionaal verantwoordelijk voor risicomanagement. We bespreken de risico’s als raad van bestuur met allerlei deskundigen in colle- giaal overleg. Maar als er een besluit wordt genomen, wordt het onmiddellijk uitgevoerd. Als we bijvoorbeeld besluiten om een bepaald aandeel uit onze porte- feuille te gooien, wachten we daar niet mee, want wachten is óók risico nemen. We hechten aan goed overleg, maar als ­ je bij assetmanagement gaat “polderen”, ben je niet goed bezig.’ Ook Roozen en Berg benadrukken het belang van een bedrijfscultuur waarin het prudent omgaan met risico’s het uitgangs- punt is. ‘Het gaat niet om regels, maar om overtuigingen en gedrag’, zegt Berg. ‘Dat mensen doen wat ze moeten doen als het nodig is. Dat ze begrijpen waar het om gaat. Iedereen hier beseft welke risico’s we lopen. Toen vorig jaar de Mexicaanse griep uitbrak, hadden we allang een draai- boek klaarliggen voor het geval het alle- maal nog erger zou worden. Nu de rente weer langzaam stijgt, denken wij alweer na over scenario’s waarin de rente op­­ nieuw gaat dalen.’ Innovatie Risicomanagement mag Delta Lloyd Groep dan in de genen zitten, elke keer als hij het over risicomanagement heeft, gebruikt Theo Berg zorgvuldig het woord ‘risicorendementmanagement’. ‘Want we kunnen wel heel erg derisken, maar we moeten wel return maken’, zegt hij. De Rotterdamse hoogleraar De Vries is de eerste om dat te onderschrijven. ‘Risico’s zijn niet per definitie slecht. De samen­ leving vraagt erom dat er risico’s worden genomen, je moet risico’s nemen om te kunnen innoveren.’ De Vries wijst erop dat ook het vaststellen van de dijkhoogten in Neder­land een kwestie van afwegen is geweest. ‘Eén overstroming in de tien­ duizend jaar wordt acceptabel gevonden. Althans, dat weegt op tegen de absurde veiligheidsmaatregelen die anders getrof- fen zouden moeten worden.’ De Vries’ Nijmeegse collega De Jong heeft juist het tegenovergestelde onderzocht. ‘Soms willen we niet dat zich bepaalde gebeurtenissen ooit nog voordoen’, zegt hij. De Jongs onderzoek toonde aan dat zich weinig rampen voordoen in sectoren waar betrokkenen zelf direct pijn lijden als het mis gaat. ‘Vooral in de luchtvaart en de mijnbouw kent men heel goed risico- management. Niet alleen de piloot is het haasje als het misgaat, maar ook de meca- niciens, de toeleveranciers of de bestuur- ders van het bedrijf. Na de ramp met het olieplatform bij Florida moest ook BP- topman Tony Hayward het veld ruimen.’ Ook dat is volgens De Jong een kwestie van cultuur. Het is hem onder meer opge- vallen dat werknemers bij het gasbedrijf NAM verplicht zijn de leuning vast te pakken als ze de trap op- of afgaan, dat auto’s in de parkeergarage altijd met hun neus naar de uitgang worden geparkeerd en dat iedereen verplicht is ook ander- mans rommel op te ruimen. ‘Het is inge- slepen. Iedereen weet wat de risico’s zijn en iedereen weet dat ook hí´ verantwoor- delijk is. Als er bij zo’n bedrijf dan toch een ramp gebeurt, weet iedereen dat hij heeft gedaan wat hij kon.’ En als het toch misgaat? ‘Ongelukken gebeuren vaak in landen waar men het vanwege het geld niet zo nauw neemt met de veiligheid. Het besef van risico gaat weg omdat je geld wilt verdienen.’ Met ­ die wetenschap kijkt De Jong ook naar de financiële crisis. ‘Bij luchtvaart en mijn- bouw gaat het om overzichtelijke risico’s. Op de financiële markten niet. Daar wordt een product verkocht en is het klaar. Consumenten zouden daar zelf meer van moeten weten, maar die hebben er geen verstand van en willen het eigen- lijk ook niet weten.’ Reputatie Daar zit natuurlijk het cruciale verschil tussen financiële instellingen en bijvoor- beeld luchtvaartbedrijven. Consumenten die een pensioen afsluiten, moeten besef- fen dat er geen harde garanties gegeven kunnen worden. Daar zijn niet alleen ontelbaar veel onvoorziene en onbeheers- bare risico’s, maar de consument wíl ook dat het pensioenfonds een zeker risico neemt – want anders heeft hij geen ren- dement. In luchtvaart ligt dat wat anders. Een maatschappij die zijn recla- mes afsluit met de bijsluiter dat veilige vluchten in het verleden geen garantie zijn voor de toekomst, zal waarschijnlijk weinig klanten trekken. Voor de financiële sector ligt de grote waarde van De Jongs werk in het besef dat er dingen misgaan als geld verdienen de overhand krijgt en belangen van consu- menten daaraan ondergeschikt worden gemaakt. Roozen is het daarin hartgron- dig eens met De Jong. Roozen: ‘De belan- gen van de klanten gaan boven alles. We willen vooral transparant zijn. Want onze reputatie is ons grootste goed. We moeten alles vermijden wat daar afbreuk aan doet. Mensen vertrouwen ons hun geld toe, hun pensioen. Ze moeten erop kun- nen vertrouwen dat hun vermogen in de toekomst nog steeds waarde heeft.’ Kenniscentrum Los van de cultuur gaat het bij risicoma- nagement eenvoudig gezegd om de balans tussen de kans dat een gebeurtenis zich voordoet en de omvang van de schade die dat teweegbrengt. Volgens De Vries is Nederland op dit gebied een internatio- naal erkend kenniscentrum, met dank aan de waternoodramp van 1953. ‘Toen moest worden vastgesteld hoe hoog de dijken zouden moeten zijn. Een van mijn voor- gangers hier in Rotterdam, een wiskun- dige, heeft baanbrekend werk verricht en de contouren geschetst van de zogeheten extremewaardentheorie. Soms kun je namelijk geen kans berekenen, omdat zich bepaalde gebeurtenissen nooit eerder heb- maart 2011 1110 Q magazine Risicomanagement
  • 7. New York, 28 mei 1954 ⁄ Het gaat niet om  regels, maar om over­ tuigingen en gedrag ⁄ ben voorgedaan. De afgelopen decennia zijn er op dat terrein theoretisch en prak- tisch grote vorderingen geboekt.’ De Vries heeft de modellen van zijn leer- meester verder ontwikkeld en uitgewerkt voor de financiële sector. In het verleden ging men bij risicomanagement uit van de normale grafieken van kansberekening, waarbij de kans dat zich extreme om- standigheden zouden voordoen, klein is. Onderzoek van De Vries toonde echter aan dat de kans op extremen veel groter is dan men voorheen aannam. ‘Een normale curve loopt zó’, zegt De Vries, terwijl hij een regelmatige klokvorm met korte, dunne uiteinden op het white- board tekent. ‘Maar dan de kans dat zich iets extreems voordoet, dat ziet er zó uit’, en hij tekent een smalle klok met langere en dikkere uiteinden. ‘Daarom heet dit de dikkestaartentheorie.’ De kans dat een karweitje zonder enige tegenslag kan wor­den afgerond is, wat elke klusser (m/v) diep in zijn hart wel weet, veel kleiner dan waarop wordt gehoopt; er doen zich vrij- wel altijd wel ergens volstrekt onverwachte tegenslagen voor. De Vries heeft, zo zegt hij zelf, geluk gehad dat hij zijn theorie juist had uitgewerkt toen J.P. Morgan eind jaren tachtig risico’s begon te inventariseren met de normale statistische verdeling. Allerlei financiële instellingen volgden het voorbeeld van de gerenommeerde Amerikaanse zakenbank, maar vele beseften dat de kans op uitersten veel groter was dan voorheen werd gedacht. En ze besloten de dikkestaarten- theorie van De Vries toe te passen, die daarmee wereldwijde erkenning kreeg. En niet alleen in de financiële wereld. Inventarisatie van risico’s De nieuwe risicostrategie van J.P. Morgan leidde tot het zogeheten Value at Risk- model (VaR), waarbij het geheel aan risi- co’s wordt samengevat tot één getal, dat dagelijks kan worden bijgesteld. Vele finan- ciële instellingen hanteren het model, al dan niet gebaseerd op De Vries’ dikke­ staar­tentheorie. Alle bestuurders en spe­ cialisten weten dan precies hoe het bedrijf er elke dag voorstaat. De Vries heeft in het verleden al vaker gewaarschuwd dat bedrij- ven niet blind moeten varen op dat VaR- getal, maar hij noemt het wel een nuttig instrument. ‘Het is een samenvatting van de werkelijkheid, net zoals de temperatuur in graden Celsius. Maar ja, dat zegt ook niet alles. Mijn vrouw heeft het eerder koud dan ik. Een aardbeving van 7 op de schaal van Richter? Het maakt nogal wat uit of die aardbeving zich in de woestijn voordoet of in Tokyo. Over Value at Risk nadenken is een goede exercitie.’ Ook Delta Lloyd Groep gebruikt de Value at Risk-methode, maar Roozen en Berg onderschrijven nadrukkelijk de visie van De Vries. ‘Je moet natuurlijk precies weten wat zo’n getal inhoudt, begrijpen wat de achterliggende risico’s zijn. Daarom wordt ook elk kwartaal opnieuw een uitgebreide inventarisatie van alle risi- co’s voor onze onderneming gemaakt en besproken’, zegt Berg. Volgens Roozen heeft Delta Lloyd Groep er na de crisis van 2001 voor gekozen om alle bezittin- gen en schulden tegen marktwaarde in de balans op te nemen. Roozen: ‘Wij hante- ren een economische balans. What you see is what you get.’ En hij verwijst naar de lezing die bestuursvoorzitter Niek Hoek onlangs hield op Nijenrode. Hoek wees erop dat in een crisis alleen waardevaste bezittingen tellen en met instemming citeerde hij de Amerikaanse ex-minister van Financiën die de rest bullshit capital noemde. Denkoefening Goed risicomanagement gaat verder dan het afwegen van kansen en gevolgen, ver- der dan een goede analyse van alle beschikbare data. Bedrijven moeten ook rekening houden met gebeurtenissen die nooit eerder hebben plaatsgevonden en die wellicht volgens velen nooit zullen plaatsvinden. ‘Als je alleen kijkt naar data uit het ver­leden, ben je niet goed bezig’, zegt De Vries. ‘Je moet ook ontwikkelin- gen verzinnen en die door je systeem heen leiden. Het is een belangrijke denkoefe- ning, je verzamelt als het ware data voor de toekomst.’ Zijn collega De Jong wijst erop dat scenariodenken juist voor ban- ken en verzekeraars zo belangrijk is, omdat de financiële markten zo ondoor- zichtig zijn en er zoveel verschillende gebeurtenissen van invloed kunnen zijn. Roozen is het daarmee eens. ‘Er zitten hier veel mensen die de crises van 1987, 2001 en 2008 hebben meegemaakt. En omdat we al sinds 1807 bestaan, beschikken we over tweehonderd jaar aan data. En we weten ook dat een crisis die zich eerder heeft voorgedaan, zich nooit exact zal her- halen. We maken daarom veel gebruik van scenario’s. We proberen ons voor te stellen wát er allemaal kan gebeuren. En hoe we daar op zouden kunnen reageren. Dat doen we op bestuursniveau en met alle specialisten. Anticyclisch denken, out of the box. Dat heeft Delta Lloyd Groep de afgelopen twee eeuwen ook gedaan.’ maart 2011 1312 Q magazine Risicomanagement
  • 8. een zeker gevolg. En dat alles in tekst, mooie tabellen, cijferreeksen of infographics. Een voorbeeld. Beschreven door de Amerikaanse wetenschapper David Spiegelhalter, Professor Risk aan de universiteit van Cambridge, op zijn blog ‘Understanding Uncertainty’. Samen met collega’s beoogt Spiegelhalter met zijn blog meer inzicht te geven in kansen en risico’s, waarschijnlijkheden en onzekerheden, en vooral in: hoe daar mee om te gaan in het leven. In de Verenigde Staten werd in 2007 een onderzoek gepubliceerd van het World Cancer Research Fund (WCRF) over de invloed van voedsel en fysieke activiteiten op kanker (‘Food, Nutrition, Physical Activity and the Prevention of Cancer: a Global Perspective’). Ook werden op basis van het groots opgezette onderzoek tien aanbevelingen aan het publiek gecommuniceerd. Eén conclusie van het onderzoek: rood en bewerkt vlees (zoals ham en bacon) vergroot de kans op darmkanker. Met daarbij de aanbeveling dat mensen niet meer dan 500 gram rood vlees per week zouden moeten eten. Het vormde slechts een klein onderdeel van het brede onderzoek, maar omdat de pers er massaal op dook en andere interessante gegevens liet liggen, ging de publieke discussie al snel alleen nog maar over de aan- beveling rood vlees te laten staan en of ‘er dan niets meer veilig was om te eten’. Zinnige discussies over de uitkomsten van het onderzoek en wat te doen met de daarin gesignaleerde risicofactoren bleven uit. Ster- ker: commentaren keerden zich hier en daar geërgerd tegen die ‘betuttelende’ wetenschappers die je een prettig leven onmogelijk maakten. Toch is dit niet zo’n typisch geval van de journalis- tiek die de wetenschap verkeerd begrijpt. Het waren de afzenders zelf die zich deze reacties hadden aan- gehaald: het WCRF legde in een poging gehoord te worden de nadruk in zijn communicatie op een (dis- cutabele) aanbeveling in plaats van op het afgewo- gen onderzoek zelf. Een geval van framing dat zich- zelf in de staart beet dus: uiteindelijk luisterde niemand meer. Hetzelfde onderzoek levert nog meer leerzaams op over de interpretatie van risico’s. Want hoe zit dat nou precies met dat vlees en die kanker? Volgens het rap- port werd de kans darmkanker te krijgen met 20 pro- cent verhoogd als je dagelijks 50 gram bewerkt vlees zou eten – een lekker broodje ham per dag dus. Dat klinkt gevaarlijk, maar is het dat ook? Het hogere risico van 20 procent is een relatief cijfer. Een doorsneepersoon heeft een kans van ongeveer 5 procent om in het leven darmkanker te krijgen. Eet die persoon elke dag een broodje ham, dan wordt die kans dus met 20 procent vergroot en dus geen 5 maar 6 procent. In absolute termen is het risico op darm- kanker slechts 1 procent gestegen! Je kan er volgens professor David Spiegelhalter ook nog anders naar kijken: hoeveel mensen zouden elke dag van hun leven een flink broodje ham moeten eten om één extra geval van darmkanker te krijgen? Daarvoor moet je twee risicocijfers vergelijken: die van mensen die geen dagelijks broodje ham eten (5 procent risico) en die van de mensen die dat wel doen (6 procent risico). De som is deze: 1/(0,06 - 0,05) = 100 en dat betekent: van de 100 mensen die dagelijks die broodjes ham eten, krijgt er één per- soon meer darmkanker dan in de groep van 100 mensen zonder broodjes ham. Niet echt indrukwek- kend en het is maar zeer de vraag of je daar beleid op aan moet passen. 60% 80% 100% 40% 20% 0% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% 0% Als je niet dagelijks een broodje ham eet, is je kans op het krijgen van darmkanker 5%. Eet je wel dagelijks een broodje ham, dan is de kans dat je darmkanker krijgt 6%. met broodjes ham met broodjes hamzonder broodjes ham zonder broodjes ham Duizend manieren om naar risico te kijken Spinnen en framen. Mooier maken en net iets anders. Dat doen politici graag, maar ook ­sommige wetenschappers hebben er een handje van. Als we dit nou zo presenteren, dan komt er ­misschien geld… En de media schrijven het ­allemaal op. Hoe moeten we als leek nu nuchter inschatten welk risico we lopen? W ist u dat door internationaal terrorisme de laatste 40 jaar zo’n 15.000 mensen zijn gedood? Eng, toch? Maar is het u ook bekend dat er in diezelfde periode jaarlijks één miljoen mensen zijn overleden aan malaria? En heeft u zich wel eens afgevraagd waarom de wereld zich veel druk- ker maakt om het ene (relatief uitzonderlijk terro- risme) dan het andere (massakiller malaria)? En waarom u, als u een vakantietrip maakt naar, bijvoor- beeld, Indonesië, zich meer zorgen maakt het toeval- lige slachtoffer te worden van een aanslag door moslim­extremisten dan om geprikt te worden door een malariamug? De wetenschap heeft zich er zeker over gebogen: uit onderzoek is overduidelijk gebleken dat het beoorde- len van een risoco door mensen alles heeft te maken met hoe dat risico wordt gecommuniceerd. Waar wordt het meeste aandacht aan besteed? Welke cijfers worden gebruikt? Wat wordt juist weggelaten? In welk kader wordt het geplaatst? Welke woorden gebruikt men? Zo kun je als argeloze krantenlezer behoorlijk worden misleid door de vele variaties waarmee dezelfde risico’s kunnen worden gepresenteerd. Rela- tief of absoluut, in een positieve of negatieve context (dat noemen we framing) of met de nadruk op de fijne gevolgen (spinning dus), als een kanspercentage of als Tekst: Hanneke Savenije Hoe we een risico ervaren, kan worden gemanipuleerd door de schaal van een tabel te veranderen – bij de linkertabel lijkt het gevaar veel groter. maart 2011 1514 Q magazine Spinnen en framen
  • 9. New York, 11 augustus 1954 Denk dus na voor je in cijfers gelooft. In een derde van de onderzoeken die worden gepubliceerd door het prestigieuze British Medical Journal blijkt sprake te zijn van ‘mismatched framing’. Dat wil zeggen: in uit- komsten worden de opbrengsten overdreven, de geva- ren kleiner voorgesteld en verkeerde cijfers naast elkaar gezet zodat ze niet te vergelijken zijn. Zo wor- den vaak, misschien wel de meest voorkomende truc bij de presentatie van risicocijfers, relatieve cijfers gebruikt als het gaat om het communiceren van de zegeningen van een bepaalde medische behandeling, terwijl de kansen op ziekte worden gepresenteerd in absolute getallen. Ook verwarrend: praten over kansen als het gaat om het risico iets op te lopen, alsof het om iets oncontro- leerbaars als de Postcodeloterij gaat. Of een risico pre- senteren als iets dat zich bij 100 mensen zoals jij zo vaak of zo vaak voordoet; de toehoorder denkt dan al gauw dat het hem of haar niet overkomt, want ieder- een is toch anders? Je kunt over waarschijnlijkheden spreken in breuken (1/5), in decimalen (0,2), percen- tages (20 procent) en kans op voorkomen (1 op 5), en alle varianten blijken een ander effect te sorteren: ze veranderen de perceptie van de omvang van het risico. En presenteer je die cijfers dan ook nog in grafieken waarbij de nadruk óf op het positieve óf het negatieve wordt gelegd (de kans bijvoorbeeld om iets wel of juist niet te krijgen), dan vertroebelt de blik op het werke- lijke risico helemaal. Risico’s worden dus gespind en geframed. Soms goed- bedoeld om het gedrag van mensen te veranderen, soms om geld of aandacht te krijgen, soms per onge- luk, uit onbegrip, onwetendheid of gewoon domheid. Dat is goed om te weten, maar het schijnt ook zo te zijn dat al die informatie uiteindelijk maar een klein deel bepaalt van iemands perceptie van een risico. Emoties (denk aan zaken als angst voor slecht nieuws, het gevoel geen controle te hebben, vertrouwen in de boodschapper, de mening van vrienden en familie) spelen een veel en veel grotere rol. En dat is ook goed en heel erg zinnig om te weten. Zie ook: www.understandinguncertainty.org Als je niet dagelijks een broodje ham eet, is je kans op een leven zonder darmkanker 95%. Als je niet dagelijks een broodje ham eet, is je kans op het krijgen van darmkanker 5%. 95% 94% 5% 6% Eet je dagelijks een broodje ham, dan is je kans op een leven zonder darmkanker 94%. Eet je wel dagelijks een broodje ham, dan is de kans dat je darmkanker krijgt 6%. Risico wordt anders ervaren wanneer je het positief framed (links, de kans vrij van kanker te blijven) of juist negatief (rechts, de kans kanker te krijgen). maart 2011 1716 Q magazine Spinnen en framen
  • 10. Drie jaar geleden werden ze nog uitgelachen om hun solide en soms saaie beleggen, volgens Alex Otto, directievoorzitter van Delta Lloyd Asset Management. Maar vandaag de dag wordt daar heel anders tegenaan geke- ken. Met een beleggingsbeleid dat risico’s mini­maliseert wordt aanzienlijk beter gepresteerd dan de huidige markt. Kern van dat beleid: deelnemingen. Fondsmanager Angus Steel: ‘We investeren alleen in bedrijven die we echt door en door kennen.’ Geen enkele concessie De afweging van risico’s bij beleggen is een conjunctuurgevoelige zaak, aldus Alex Otto, die naast directievoorzitter Van Delta Lloyd Asset Management ook direc- teur beleggingen is. ‘In tijden van laagcon- junctuur focust iedereen op risico; gaat het goed dan is men bezig met rendementen. In deze crisistijd hebben mensen genoeg van booms en zeepbellen, ze willen dat de downside is afgedekt door een kapitaal­ buffer en ze willen inkomsten. Kortom: opbrengst zonder te veel risico.’ Maar voor de beleggers van Delta Lloyd Asset Management, en vooral voor die van de deelnemingenfondsen, is die golfbeweging niet zo interessant. Ongeacht ­­de fluctuaties in risicoperceptie wordt consistent een op de lange termijn gerichte strategie gevolgd. Een vruchtbare combinatie van degelijk- heid en ondernemerschap volgens Steel, senior portfoliomanager van het Delta Lloyd Europees Deelnemingen Fonds. Gebaseerd op een diepgaande kennis van bedrijven en van de markt waarin wordt geopereerd, maar ook op kernwaarden als openheid en authenticiteit. ‘Een beleg- gingsstijl waarmee we zoveel mogelijk waarde op de lange termijn creëren.’ Hoe werkt die beleggings­filosofie in de praktijk? Angus Steel: ‘De algemene basisregel bij beleggen is spreiding. Maar onze risico­ filosofie is een andere. Wij kiezen voor geconcentreerde portefeuilles. Dat doet Delta Lloyd in de deelnemingenfondsen. Daarvan is de ratio dat de benodigde spreiding juist wordt beperkt in een ­porte­feuille van zo’n 20 à 25 bedrijven. Bedrijven waarin we geloven en die we echt door en door kennen, waardoor we het risico ook heel goed kunnen inschat- ten. We zitten altijd boven op die bedrij- ven en kennen ze beter dan welke analist of portfoliomanager ook. We bezoeken elke onderneming vier à vijf keer per jaar, we spreken het management, we analyse- ren het bedrijf, we volgen het nauwgezet en we kennen hun markt.’ Alex Otto: ‘De filosofie is daarbij voor al onze deelnemingenfondsen, zowel de Neder­landse als de Europese, gelijk: we focus­sen op de reële waarde van een bedrijf en niet op de waardering ervan door de aandelenmarkt, we beleggen alleen voor de lange termijn en we passen onze beleggingsprincipes heel consequent toe. Je hebt een aantal parameters en cri- teria waarlangs je belegt en die zijn verder niet onderhandelbaar. Je doet geen enkele concessie aan je uitgangspunten. Die zelf- discipline is essentieel – het raakt immers je belangrijkste activa: je geloofwaardig- heid en je betrouwbaarheid. Als we van- daag in een onderneming investeren en de prijs van het aandeel stijgt morgen met vijf procent, dan is er echt niemand binnen ons team die erover peinst om dat belang te verkopen. Wij zijn geen hit and run beleggers. Dat is kortetermijndenken, dat is suboptimaal en staat haaks op onze lan- getermijnvisie op beleggen.’ En dat houdt in …? Alex Otto: ‘Dat we een door de kapitaal- markt ondergewaardeerd aandeel net zo Tekst: Mark van Harreveld Foto: Corb!no Alex Otto (r) en Angus Steel (l) maart 2011 1918 Q magazine
  • 11. Beleggen lang vasthouden tot de beurskoers ervan overeenkomt met de reële, intrinsieke waarde van het bedrijf. Dat duurt soms wel vijf of zes jaar en betekent dus dat je over economische cycli heen moet kijken. Maar ook dat we echt een relatie aangaan met de bedrijven waarin we een belang nemen. We kopen geen aandelen, wij kopen een stukje van het bedrijf. We ­worden mede-eigenaar en groeien ook mee met het bedrijf. Je moet dus over bedrijfscycli heen kijken en ook accepte- ren dat bij een crisis de winsten onder druk komen te staan.’ Angus Steel: ‘Wij willen weten of een bedrijf gezond is, of het een bewezen en duurzaam businessmodel hanteert, of het bedrijf over kerncompetenties beschikt waarmee het waarde voor zijn klanten ­creëert en of die competenties ook in de toekomst nog waardevol zullen zijn voor klanten. We zoeken dus geen speculatieve groeibedrijven zoals je die tijdens de inter- netbubbel zag, waar beleggers investeren in ondernemingen zuiver op basis van toe- komstige winstgroei. Want hoe ­­dat is af­gelopen weet iedereen. Je moet boven­ dien nooit beleggen in iets wat je niet kent of begrijpt.’ Alex Otto: ‘Je koopt harde bezittingen, iets wat echt waarde heeft, zoals geldstro- men, fabrieken, voorraden, infrastructuur. Wij kopen geen lucht: zeventig procent bestaat uit harde activa en dertig procent is toekomstige winstgroei. Wat dat betreft is risicobeheersing eigenlijk al inherent aan waardebeleggen: je koopt iets wat te laag gewaardeerd wordt en wat harde activa heeft. Wat dus een flinke kans heeft meer waard te worden.’ Angus Steel: ‘Toch is het leeuwendeel van de beleggers in kleine bedrijven alleen maar geïnteresseerd in de groei ervan. ­Wij niet, wij gaan voor de intrin- sieke waarde van een bedrijf. Wat trou- wens allerminst wil zeggen dat we tegen groei zijn, maar die groei moet wél gere- lateerd zijn aan de kerncompetenties ­ van ­de onderneming. Groei moet logisch, stabiel en schaalbaar zijn.’ Over wat voor type onder­neming hebben we het dan? Angus Steel: ‘Aan een onderneming met solide kasstromen en een sterke balans. Een bedrijf dat door het businessmodel aantoonbaar goed presteert. Die onderne- ming moet bovendien marktleider zijn of op zijn minst dominant zijn in haar markt. Want alleen dan is een onderneming sterk genoeg om op eigen kracht grip te houden op haar bestemming. Ongeacht wat de economie doet. Veel van de bedrijven in onze portefeuille zijn geraakt door de cri- sis, maar toch zie je hen heel snel herstel- len. Ze zijn veerkrachtig, structureel gezond en hun klanten hebben hen nodig. Een behoefte verdwijnt namelijk niet opeens door een crisis. Alleen al daarom zullen we bijvoorbeeld nooit investeren in bedrijven op de commodity, die zijn te afhankelijk van externe factoren en te conjunctuur­gevoelig. Onze bedrijven zijn veel minder volatiel: hun eigenschappen dekken bepaalde risico’s al grotendeels af.’ En waarom maar hoogstens 25 bedrijven? Angus Steel: ‘Mijn ervaring is dat één iemand op dit niveau eigenlijk maar zeven à acht aandelen goed kan kennen. Als je aandelen hebt in tachtig of negentig be­drijven, dan is het nauwelijks nog moge- lijk om daar een solide risicomanagement tegenover te zetten. Diver­sificatie is welis- waar een vorm van ­risicospreiding, maar overdiversificatie is riskant: hoe meer bedrijven in je beleggingsportefeuille, hoe minder zicht je hebt op het individuele bedrijf. Waardoor je risico’s weer groter worden. 20 tot 25 bedrijven is met een team nog te overzien. Bedenk wel: beleg- gers vinden ons fonds inte­ressant en ver- trouwen ons omdat we begrijpen wat we kopen en dat ook ­kunnen uitleggen.’ Alex Otto: ‘Wat we trouwens ook regel­ matig doen. De helft van ons werk bestaat eruit een goede prestatie te leveren, de andere helft uit het meenemen van onze klanten, het managen van hun verwach- tingen, hen laten weten wat we eigenlijk doen met hun geld. Je gaat namelijk niet alleen een langetermijnrelatie aan met een bedrijf, maar ook met je mandaatgever. Zo gaan we regelmatig met onze cliënten op bezoek bij bedrijven uit de portefeuille. Dan gaan we bijvoorbeeld naar fietsfabri- kant Accell. De beleggers krijgen een rondleiding, de fondsmanager vertelt waarom we in dat bedrijf investeren en het management geeft een presentatie over hoe het bedrijf draait. Want dat is het gevoel dat we beleggers willen meegeven: u belegt niet simpelweg in het Delta Lloyd Deelnemingen Fonds, maar in Accell! Je geeft beleggen daarmee een gezicht en maakt het heel transparant: waar beleg je in, waarom beleg je ergens in? Dat mede- eigenaarschap is belangrijk omdat het ­de betrokkenheid vergroot. Waardoor je ­verstandiger omgaat met risico’s.’ Dat wordt natuurlijk ook bepaald door de aard van je beleggingsteam. Angus Steel: ‘Dat is waar. Wij hebben een klein, hecht team waarvan de leden elkaar kennen en vertrouwen, maar dat ook zijn checks-and-balances heeft. Op veel small- capfondsen, kleinere beursfondsen, zitten acht of meer fondsmanagers. Dat is te veel: dan mis je de focus, de concentratie en de, ik zou haast zeggen, religieuze gedrevenheid om een goede prestatie neer te zetten.’ Alex Otto: ‘Dat is het: gedrevenheid. De gepassioneerdheid van professionals die dit de ultieme vorm van beleggen vinden. Dit is geen plek voor fondsmanagers die met een liniaal en een analistenrapport iets uitrekenen. Onze fondsmanagers zijn meer ondernemers, mensen die een bedrijf kunnen triggeren. Die meedenken met het bestuur. Ik denk dat we daarom duurzaam zijn en in business blijven: we leven in de echte wereld.’ Angus Steel: ‘The proof of the pudding is in the eating. We hebben de technologieboom overleefd, we zijn goed door de financiële crisis heen gekomen, we presteren al jaren beter dan de markt. Dat is geen kwestie van geluk, maar van beleggingsbeleid dat risico’s minimaliseert.’ Deelnemingenfondsen Het Delta Lloyd Deelnemingen Fonds belegt in kleine en middelgrote Ne­ derlandse beursgenoteerde bedrij­ ven. ­Gezocht wordt naar bedrijven waarvan het aandeel ondergewaar­ deerd is door analisten en beleggers, maar waarvan de reële waarde veel hoger ligt doordat de bedrijven over stabiele kasstromen, een solide ba­ lans en een bewezen businessmodel beschikken. Het zijn bedrijven die bo­ vendien een sterke markt­positie heb­ ben, gunstige toe­komst­­per­spec­­tieven en een aantrekkelijke dividenduitke­ ring, die vervolgens weer aan de klan­ ten van het Deelnemingen Fonds wordt uitgekeerd. In deze bedrijven wordt een minimumbelang van vijf procent genomen, en dat voor een langere periode. Pas wanneer de prijs van het aandeel de reële waarde van het bedrijf weer­spiegelt, wordt het aandeel verkocht en verdwijnt het ­bedrijf uit de beleggingsporte­­­­feuille. Met een toevertrouwd vermogen van ruim 920 miljoen euro belegt het Delta Lloyd Deelnemingen Fonds in bedrijven als Imtech, ARCADIS, Binck Bank, Beter Bed en Exact. Met het Delta Lloyd Europees Deel­ nemingen Fonds wordt Nederlandse beleggers de kans geboden om met ­dezelfde filosofie te beleggen in Eu­ ropese bedrijven. Om het deelnemin­ genbeleggen ook toegankelijk te ma­ ken voor Europese klanten is in 2009 het Delta Lloyd European Participa­ tion Fund opgericht. Dat belangrijke Duitse spelers al investeren in het fonds en ­­­het ook adviseren aan hun klanten geeft aan dat het een unieke propositie is ­in Europa. Beide deelnemingenfondsen krijgen van Morningstar een rating van het maxi­male aantal van 5 sterren. En Stand­ard Poor’s heeft de deel­ne­ mingen­fondsen beloond met een AA-rating. Angus Steel: ⁄ Je moet nooit beleg- gen in iets wat je niet kent of begrijpt ⁄ Alex Otto: ⁄ Risicobeheersing is inherent aan waardebeleggen ⁄ maart 2011 2120 Q magazine
  • 12. New York, 2 december 1954New York, 4 november 1955 maart 2011 2322 Q magazine
  • 13. Wat zou Nigella doen? Ons leven is nog nooit zo veilig geweest, ons voedsel nooit zo gezond. En toch worden we dag in dag uit van alle kanten gewaarschuwd voor wat er allemaal fout kan gaan. En komen er non-stop aansporingen op ons af om zaken te laten of juist te doen, willen we de 100 halen. To eat cheesebur- gers? Or not to eat cheese­burgers? That’s the question. I n eieren kan dioxine zitten. Dankzij sojapro- teïnen hebben Japanse vrouwen geen last van opvliegers in de overgang. Antioxidanten hou- den ons jong en helpen kanker te voorkomen. Vet en koolhydraten zijn ongezond. En het is de schuld van McDonald’s en Coca-Cola dat we steeds minder fruit eten. Oh ja? Is dat zo? Kloppen al die aannames over onze eetgewoonten die wij zomaar accepteren? Het ene is waar, het andere een beetje en soms hebben we te maken met een regelrechte leugen (de soja van Japanse vrouwen). Natuurlijk klopt het dat verkeerd voedsel soms een ernstige bedreiging kan vormen voor een lang en gezond leven. Eten kan je ziek maken. Tijdelijk (denk aan salmonella in eieren) of onge- neeslijk (zoals de vervuilde melkpoeder voor baby’s in China). Het kan je op den duur ziek maken (alcohol en tabak). Of je wordt er gewoon te dik van, een van de meest gevreesde kwalen van deze tijd. Maar wat moeten we met al die elkaar vaak tegensprekende voe- dingsinstituten, dieetgoeroes, damesbladen en hijge- rig schrijvende redacties van wetenschapsbijlagen en hun onheilsboodschappen? Hoeveel risico’s lopen we nou eigenlijk in het dagelijks leven? En waarom wordt ons consumenten steeds meer het gevoel gegeven dat het boodschappen doen in de supermarkt gelijk staat aan het betreden van een oorlogsgebied, waar achter elk schap je gezondheid en kwaliteit van leven onder vuur wordt genomen? Het mag een wonder heten dat we nog altijd tamelijk massaal plezier beleven aan eten. En dat we nog kun- nen genieten van koks als Nigella Lawson, die in al haar voluptueuze schoonheid nog steeds onbekom- merd de potten en pannen uitlikt voor de camera’s. Misschien juist daarom: hoe heerlijk om ons – tussen de sportschool en een bord salade door – even te laven aan het beeld van iemand die zonder schuldgevoel boter (cholesterol in een pakje!) en suiker (calorie- ënbommen!) sensueel naar binnen laat glijden en dat alles gemoedelijk wegspoelt met een paar forse glazen wijn. Of zou zij elke ochtend een flesje Berry Blaster innemen, het drankje dat je lever reinigt en je vet ver- brandt? Dat lijkt niet erg waarschijnlijk. De kick van risico’s De Britse socioloog Peter Marsh stelt dat we in het veiligste tijdperk ooit leven en nog nooit zo gezond zijn geweest. Hij breekt graag een potje voor wat ‘gezond’ risicovol gedrag. Wat slechte gewoontes hier en daar lijken in ieder geval psychologisch gezien minder kwaad aan te richten dan de fanatieke life- stylecorrectheid van de gezondheidspredikers. Geluk en vooruitgang vragen om risico’s te nemen, betoogt hij, en daarom zijn we ook zover gekomen met onze beschaving. Net als veel psychologen wijst Marsh erop dat we het nemen van risico’s ook nodig hebben. Onze hersenen hebben namelijk nog altijd de mentaliteit van de jager/ verzamelaar – we zijn in het licht van de menselijke geschiedenis pas uiterst kort geen oermensen meer. Het zit er nog steeds in om het gevaar (lees: de kick van adrenaline) op te zoeken. Vandaar de populariteit van zoiets als de activiteit die geen enkel ander doel heeft dan thrill seeking en veel geld kost: bungee- jumpen. Zou dat bij Nigella passen? Weten dat het niet gezond voor je is en dan genotvol denken: en ik doe het lekker tóch? Ook de schrijver Dan Gardner meent in zijn boek Risk, the science and politics of fear dat onze impulsen nog altijd op het vermijden van onverwacht gevaar zijn afgesteld. Onze ratio kruipt daar als een slak achteraan, maar we houden het liefst vast aan ons intuïtieve geloof. Dat weten de media als geen ander: slecht nieuws verkoopt nu eenmaal altijd het beste. Dus wordt elke waarschuwing voor ziektes, stralingen, gif en foute vetten klakkeloos uitvergroot, met als toetje de remedie die ons gezond houdt. Voor alle zekerheid Onze intuïtie maakt ons naïef en goedgelovig. Fit- nesspredikers, dieetgoeroes, quasidoktoren en andere mannen in witte jassen weten precies hoe marketing werkt en waarschuwen ons voor allerlei risico’s, al dan niet gewapend met slecht onderbouwde onderzoeken. We zijn blijkbaar bereid ze te geloven, want in grote hoeveelheden gaan er potten met superdure voedings- supplementen over de ­toonbank (waarvan de werking nooit onomstotelijk is aangetoond), evenals homeo- pathische kruidenmiddeltjes (idem). Maar hoe zorgvuldig we in de winkel ook etiketten spellen, we hebben vaak géén idee wat ze werkelijk voor ons betekenen. We onthouden ‘iets’ wat we ‘ergens’ hebben gehoord of gelezen en trekken daar ‘voor alle zekerheid’ onze conclusies uit, omdat we geen overbodige risico’s willen lopen. We prefereren dit ‘geloof’ boven bewezen feiten. De emeritus hoogleraar pathologie Sir Colin Berry signaleert dat dit geloof desastreuze gevolgen voor de samenleving kan hebben. Die ‘je-weet-maar-nooit’- houding, die hij het precautionary principle noemt, leidt tot het tegenovergestelde van objectief wetenschappe- lijk onderzoek – en tot epidemieën omdat mensen zich uit angst niet langer laten inenten tegen mazelen of roodvonk. Het principe kan zelfs tot onzinnige maatre- gelen leiden: in Groot-Brittannië krijgen schoolkinde- ren dagelijks één vers stuk fruit omdat fruit zo gezond is. Qua voedingswaarde is dit een te verwaarlozen bij- drage, zegt Tom Sanders, hoogleraar voeding en dië- tiek. Maar het kost jaarlijks wel 52 miljoen pond en is een logistieke nachtmerrie. Sanders pleit er dan ook voor om het geld te gebruiken voor bevolkingsgroepen die echt gebrek aan gezonde voeding hebben of geen geld voor vers fruit. Een opgedroogde koe Alle geleerden zijn het er in ieder geval over eens dat risico’s nooit honderd procent zijn uit te sluiten als het op ons dagelijkse voedsel aankomt. We hoeven ons echter geen angst aan te laten jagen, want uiteinde- lijk leven wij alweer vijf jaar langer dan de mensen uit de jaren zeventig en we worden nog steeds gezonder. Maar je gezonde verstand (overdaad schaadt) gebrui- ken kan natuurlijk nooit kwaad. En lees er Mark Twain nog eens op na: ‘There are people who strictly deprive themselves of each and every eatable, drinkable and smokeable which has in any way acquired a shady reputation. They pay this price for health. And health is all they get out of it. How strange it is. It is like paying out your whole for- tune for a cow that has gone dry.’ ⁄ Geluk en voor­uitgang ­vragen om risico’s te nemen ⁄ Tekst: Dido Michielsen ©HollandseHoogte maart 2011 2524 Q magazine Dagelijkse risico’s
  • 14. Plaats onbekend, 22 augustus 1956 De neuro-economie voegt een dimensie toe aan dit soort onderzoek door gebruik te maken van hersen- scans. Het is een wetenschap die nog in de kinder- schoenen staat. Niet alleen is scannen vele malen duur- der dan het volgen van oogbewegingen of het lichten van apenschedels (methoden die vroeger vooral wer- den gebruikt om de werking van hersenen te bestude- ren), het is ook nogal een verschil of – bijvoorbeeld – een handelaar zich op een drukke beursvloer bevindt of doodstil moet liggen in een scanner die in een labo- ratorium staat opgesteld. En ook al weten neuro- economen inmiddels dat emoties en rationele beslissin- gen zich in verschillende compartimenten bevinden en niet centraal worden aangestuurd, het blijkt vooralsnog erg moeilijk om bepaalde hersengebieden met zeker- heid te koppelen aan gedrag en emotie. Glorieuze toekomst Wat de neuro-economie ons gaat brengen? Marketeers zitten natuurlijk te popelen om informatie over hoe binnenkomende stimuli (denk aan reclame-uitingen) door onze hersenen op waarde worden geschat. Ban- ken en verzekeraars kunnen veel beter werk leveren als ze begrijpen hoe mensen hun vaak irrationele beslui- ten nemen. Eigenlijk is het in het gehele economische verkeer uiterst interessant om te weten hoe een con- sument wikt en weegt. Of hoe een werknemer zich gedraagt: de Nederlandse professor neuro-economie Willem Verbeke voorspelde aan het Vlaamse banen- magazine Vacature dat we binnen vijf jaar via een scan kunnen aantonen welk soort baan bij iemand past. ‘Met de scan zie je letterlijk in de hersenen – hoe hun systeem werkt, of iemand autistisch is of psychopaat. Iedereen verbergt wel iets, onzekerheden en twijfels. Alles komt naar boven.’ Willem Verbeke beweert zelfs dat met zo’n scan meesteroplichter Bernard Madoff ontmaskerd had kunnen worden, nog voor hij iemand had benadeeld. Hij ziet een opwindende, glorieuze toe- komst in het verschiet voor zijn vakgebied, zoveel is duidelijk. Het ultieme risico onder controle krijgen: de mens. Hoe onvoorspelbaar is het menselijk gedrag als het gaat om risico’s? Zijn sommige mensen gewoon impulsie- ve waaghalzen en andere niet? Kun je risicovol gedrag naar veiliger gedrag sturen? Of onttrekt het zich geheel aan elke logica? O nze hersenen schijnen goed uitgerust te zijn op het waarnemen van direct gevaar. En een passende reactie daarop. Psychologen noe- men dat: fight or fly reaction. Maar als het gaat om gevaar op de wat langere termijn, dan wordt het over- levingsmechanisme een stuk onbetrouwbaarder. We weten logisch dat iets slecht voor ons is, bijvoorbeeld veel te vet eten of parachutespringen, en toch blij- ven we het doen. Pubergedrag eigenlijk: zoals bekend zijn puberhersens nog te weinig ontwikkeld om oor- zaak en gevolg goed met elkaar te verbinden en zijn pubers vooral gevoelig voor kicks. Maar ook volwas- senen blijken behoorlijk irrationeel gedrag te vertonen als het gaat om risico’s. De onvoorspelbaarheid van keuzes en beslissingen die dat met zich meebrengt, is voer voor psychologen, neurowetenschappers én eco- nomen. Neuro-economie combineert hun onderzoe- ken en inzichten en dat levert steeds meer interessante resultaten op. Scannen in plaats van apenschedels lichten Vanuit de verbinding van psychologie met economie weten we al iets over hoe mensen keuzes maken. Zoals dat omstandigheden en presentatie onze beslissingen beïnvloeden. Mensen blijken bijvoorbeeld eerder een risico aan te gaan wanneer ze in blijde verwachting van iets positiefs zijn: ze verlangen naar de roes van een overwinning, bijvoorbeeld, of zien stapels fiches opdoe- men aan een roulettetafel. Maar worden ze van tevoren uitgebreid op de (eventuele) kosten gewezen, dan wor- den ze bang voor het onbekende en durven niets meer. Waarom we risico’s nemen. Of juist niet. Neuro-economie Tekst: Dido Michielsen maart 2011 2726 Q magazine
  • 15. Terwijl klimaatkenners, milieuactivisten en politici met elkaar in de clinch blijven gaan over de ernst van de huidige klimaat- verandering, lijkt één zaak voor iedereen wel vast te staan: het aantal natuurrampen neemt toe en zal blijven toenemen. En dus ook de schade als gevolg daarvan. Niet in het minst omdat op de plaatsen van onheil als gevolg ­­van een groeiende wereldbevol- king ook steeds meer van waarde vernield kan worden. Een paar cijfers. De meest uitgebreide database voor verzekeraars ter wereld, ­die van de Duitse verzekeraar Munich Re, laat zien dat het aantal extreme weers- omstandigheden sinds 1980 is verdrie­ voudigd en dat deze trend zich doorzet. Volgens het Zwitserse Swiss Re bedroeg de schade in 2008 bij grootschalige ram- pen wereldwijd 269 miljard, een vervijf- voudiging ten opzichte van 2006. Waarbij het ook nog eens gaat om schade aan ver- zekerd vermogen: over schade van onver- zekerden zeggen deze cijfers nog niets. Op basis van cijfers van het Centrum voor Verzekeringsstatistiek houdt het Nederlands Verbond van Verzekeraars rekening met een toename van schade als gevolg van klimaatverandering met 6 pro- cent tot 22 procent in 2050. Volgens een studie van een door 16 Caraïbische lan- den gezamenlijk beheerd verzekerings- fonds loopt een eiland als Jamaica nu al het risico jaarlijks 6 procent van het bruto binnenlands product kwijt te raken aan de schade die door natuurrampen wordt veroorzaakt, vooral orkanen. Beschouw dit effect van klimaatverandering in deze regio maar als een ernstige economische recessie die nooit meer ophoudt, aldus de onderzoekers. Of het nu gaat om overstromingen, orka- nen of aardbevingen, bij natuurrampen is de schade eigenlijk altijd enorm. Alleen al de orkaan Katrina (New Orleans, 2005) was goed voor een schade van om en nabij de 50 miljard dollar. De omvang, maar ook de onvoorspelbaarheid en de onzeker- heid over de gevolgen van dergelijke ram- pen, bezorgen ver­zekeraars en overheden ernstige hoofdbrekens. Hoe bereken je de risico’s? Hoe schat je kosten in? Wie draait er op voor de schade? ­Hoe zit het met de aansprakelijkheid? Het zijn vragen waarop verzekeraars lang het ­antwoord schuldig moes­ten blijven. Maar dankzij voortschrij- dend wetenschappelijk inzicht komen er steeds meer risico­modellen beschikbaar die een nieuwe kijk geven op het verzeke- ren van het voorheen onverzekerbare. Overstromingen in Nederland In de nacht van 31 januari 1953 voltrok zich in Zeeland een ramp van zo’n grote omvang, dat die voor altijd in ons col- lectieve geheugen ligt opgeslagen. Meer dan 1800 doden vielen te betreuren. De schade aan have en goed was immens. Omgerekend naar het huidige prijs- peil zou het neerkomen op een bedrag dat vergelijkbaar is met de schade van de orkaan Katrina. Geschrokken door de omvang van de schade verbood de rechtsvoorganger van het Verbond van Verzekeraars de leden voortaan derge- lijke risico’s te dekken. Hoewel het verbod later is ingetrokken, moet Nederland het als een van de wei- nige landen in Europa nog steeds zonder overstromingsverzekering doen. Frank- rijk kent een verplichte verzekering voor alle inwoners via een opslag in de opstal- en boedelverzekering. De overheid staat garant voor het geval dat de schade van een ramp de spankracht van de verze- keraars te boven gaat. België heeft enige jaren geleden het Franse systeem over­ Onver- zekerbaar?Over watersnoodrampen en andere onvoorspelbare risico’s Verzekeraars nemen onze risico’s over, voor een prijs die wordt bepaald door een zorgvuldige inschatting van risico’s. Maar hoe kun je je als ver­ zekeraar indekken tegen de extreme financiële gevolgen van aard­bevingen, overstromingen, orkanen en ander onvoorspelbaar natuur­geweld? Uit­ sluiten dan maar, zoals tot nu toe meestal gebeurde? Niet nodig, stellen wetenschappers. Dankzij nieuwe kennis en inzichten lijkt een klimaat­ verzekering ineens een bijzonder goed idee. Tekst: Gert Hage Portretten: Friso Keuris maart 2011 2928 Q magazine
  • 16. Klimaatverzekering len. Of men vindt dat de risico’s van én de kansen op een ramp in Nederland niet of nauwelijks te bepalen zijn, wegens het ont- breken van voldoende onderzoeksgegevens. Of er wordt gedacht dat polishouders meer risicovol gedrag gaan vertonen omdat de schade toch wel wordt vergoed. Het zijn argumenten die ondertussen, dankzij onder meer de cijfers die Botzen en Aerts inbrengen, goed kunnen worden weerlegd. Door het voortschrijdend weten- schappelijk inzicht komt een betaalbare overstromingsverzekering in zicht. Wouter Botzen promoveerde vorig jaar cum laude met Economics of Insurance against cli- mate change, een onderzoek onder 1200 huizenbezitters in de rivierendelta naar de mogelijkheid en wenselijkheid van een der- gelijke verzekering. ‘Bij een premie van om en nabij de tien euro per maand kom je uit op een marktpenetratie van ongeveer 50 procent’, berekende Botzen. ‘Dus er is een markt voor een overstromingsverzekering, in tegenstelling tot wat de overheid en de private verzekeraars altijd dachten.’ Voor een betaalbare premie is het wel nood­zakelijk dat de overheid participeert in een publiek-private verzekeringscon- structie. De lage schades zouden in de door Botzen voorgestelde constructie gedragen moeten worden door de huis- houdens zelf. Voor de schades in de mid- delste laag komen de private verzekeraars in beeld en bij extreme onverzekerbare schade – denk aan schades boven de 1 à 2 miljard euro – zou de overheid als her- verzekeraar moeten optreden. Verder pleit Botzen in zijn proefschrift voor een vorm van premiedifferentiatie. Wie investeert om zijn huis veiliger en overstromingsbe- stendiger te maken, moet kunnen rekenen op een premiekorting, vindt Botzen. ‘Van een overstromingsverzekering moet ook een sturende werking uitgaan, zoals in de VS.’ Liefst een verplichte verzekering Liefst ziet zowel Botzen als Aerts een naar Frans voorbeeld verplichte over- stromingsverzekering voor alle burgers, vooral nu door de klimaatverandering de kans toeneemt op extremere weersom- standigheden. Die verzekering ontslaat de overheid uiteraard niet van de plicht om te blijven investeren in dijken en water- keringen. Aerts: ‘Maar voor zogenaamde restrisico’s is een overstromingsverzeke- ring geen overbodig luxe, zeker niet nu is gebleken dat ze met een gelaagd ver- zekeringsmodel goed af te dekken zijn.’ Dat de overheid zo terughoudend is met het introduceren van een dergelijke ver- zekering, zal te maken hebben met Rijks- waterstaat, denkt Aerts. ‘Die ziet het als een ongewenste inmenging op hun ter- rein van het waterbeheer. Rijkswater- staat wordt nu door niemand gecontro- leerd, behalve door zichzelf. Komt er een publiek-private verzekering, dan kijken de verzekeraars voortaan over hun schouder mee en daar zitten ze bij Rijkswaterstaat niet op te wachten.’ Toch zal ook Nederland op termijn over- stag gaan, denkt Wouter Botzen. ‘Te beginnen met een verzekering voor de buitendijkse gebieden, dat is echt urgent. Daar is nu niets voor geregeld, terwijl ste- den steeds vaker op juist die kwetsbare plekken willen gaan uitbreiden. En de schades dus steeds groter zullen worden.’ Schultz van Haegen, de nieuwe minis- ter van Infrastructuur en Milieu, lijkt dat goed te begrijpen. In haar eerdere functie van staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat was zij al voorstander van een dergelijke verzekering. Botzen: ‘Ons advies aan haar: investeer in dijken, scherp de bouwvoorschriften aan en introduceer een verplichte verzekering met premiedifferentiatie.’ genomen, terwijl Engeland een volledig private overstromingsverzekering kent. ­ In de Verenigde Staten is er het Natio- nal Flood Insurance Program (NFIP) dat door de overheid is opgericht en wordt beheerd. Het is in principe een vrijwil- lige verzekering, maar iedereen die woont in een gebied met een overstromingskans van minimaal 1 op 100 wordt door de hypotheekverstrekker verplicht een over- stromingsverzekering af te sluiten. Nederland zette indertijd met de Delta- werken zwaar in op het voorkomen van nog zo’n watersnoodramp. Beter stevige dijken, ruime rivieren en robuuste water- keringen dan een verzekering, luidde de redenering. Of zoals in het uit 2008 stam- mende rapport ‘Waterveiligheid in de 21ste eeuw’ valt te lezen: ‘De eerste en belangrijkste laag van het waterveilig- heidsbeleid is preventie: het voorkomen van een overstroming is en blijft de hoog- ste prioriteit.’ Maar wat als er toch een overstroming plaatsvindt, zoals in 1993 ­ en 1995 toen de Rijn en de Maas bui- ten de oevers traden ­of – om een recenter voorbeeld te noemen – de dijkdoorbraak in Wilnis? Wie draait er dan op voor de vaak aanzienlijke schade? Eindeloze rechtszaken Door de uit 1998 stammende regeling Wet tegemoetkoming bij schade bij ram- pen en zware ongevallen, kortweg Wts, is het in Nederland vooral het Rijk dat in geval van schade geld neer moet leggen. Jeroen Aerts, hoogleraar klimaatrisico’s en waterbeheer aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, weet te vertellen dat die rege- ling nogal wat tekortkomingen vertoont, zo bleek na de ervaring in Wilnis. ‘Hoe- wel de dijkdoorbraak al zeven jaar geleden plaatsvond, lopen er nog steeds rechts­ zaken over wie waarvoor verantwoordelijk is en over de omvang van de compensatie.’ Wat is het probleem? Aerts schetst de volgende gang van zaken. Eerst moest de politiek besluiten of er daadwerke- lijk sprake was van een ramp. Zo ja, dan treedt de Wts namelijk in werking ‘voor schade die redelijkerwijs niet te verzeke- ren is’, wat bij Wilnis uiteindelijk het geval was. Vervolgens moest worden uitgezocht of het hoogheemraadschap verantwoor- delijk kon worden gesteld. Pas toen dit niets te verwijten viel, kwam een beroep op de Wts in zicht. Maar de Wts keerde niet meer dan twee derde van de in totaal 16 miljoen euro aan schade uit, met als gevolg een stoet eindeloze rechtszaken. Schadeafhandeling via de Wts betekent dus forse extra overheadkosten voor de overheid. Maar belangrijker, aldus Jeroen Aerts, is dat de regeling geen stimulans biedt om schade te voorkomen, bijvoor- beeld door veiliger te bouwen. ‘Het eigen risico bij een verzekering is een middel om polishouders aan te sporen risico’s te reduceren. Het risicobewustzijn van de Nederlandse burgers is laag omdat het niet in een premie is uitgedrukt.’ Een derde bezwaar tegen de Wts is dat door de klimaatverandering de aanspraak ­op de regeling zal toenemen, zodat het niet langer de functie vervult van een inci- denteel vangnet, maar eerder een nor- male verzekering wordt tegen weers­ extremen. Al met al, vindt Jeroen Aerts, voldoende aanleiding om te pleiten voor de introductie van een verzekerings­ systeem ­voor klimaatveranderingen (de zogenoemde klimaatverzekering) waarbij de overheid en de private markt geza- menlijk optrekken. Minder schade En onderzoek geeft hem gelijk. Samen met Wouter Botzen, als universitair docent verbonden aan het Instituut voor Milieuvraagstukken (IVM) van de VU, keek Jeroen Aerts de afgelopen jaren in New York naar de overstromingsrisico’s als gevolg van de klimaatverandering. Zowel de huidige risico’s als de toekom- stige risico’s werden op verzoek van het stadsbestuur in kaart gebracht. Een paar zaken vielen hen op. Zo bleken er eisen te worden gesteld aan hoe en waar de huizen worden gebouwd. Ook worden huiseige­ naren door de verzekeraars verplicht aan bepaalde minimumeisen te voldoen om het risico op overstromingsschade te beper- ken. ‘Die bouwvoorschriften werken’, zegt Wouter Botzen. ‘Huizen gebouwd volgens de richtlijnen van de verzekeraars hebben zes keer minder schade bij een overstro- ming dan huizen gebouwd voor de ver- plichte verzekering van kracht werd.’ Een soortgelijk resultaat kwam uit een onder- zoek in Duitsland naar voren. Bij de over- stroming van de Elbe in 2002 bleken ver- zekerden aanzienlijk minder schade te hebben dan niet-verzekerden. Vaak zit dat in relatief kleine aanpassingen, zoals het ophogen van de stopcontacten, een tegel- vloer in plaats van een houten vloer en een cv-installatie die op zolder is geplaatst. Publiek-private samenwerking Een overtuigende business case dus. Toch is de animo voor een verplichte overstro- mingsverzekering vooralsnog gering. Men is bang dat de premie te hoog gaat uitval- Wouter Botzen, als universitair docent verbonden aan het Instituut voor Milieu­ vraagstukken van de VU: ‘Er is zeker een markt voor een overstromingsverzekering, in tegenstelling tot wat de overheid en de private verzekeraars altijd dachten.’ Jeroen Aerts, hoogleraar klimaatrisico’s en waterbeheer aan de VU: ‘Dat de over­ heid zo terughoudend is met het introdu­ ceren van een dergelijke verzekering, zal te maken hebben met Rijkswaterstaat. Die ziet het als een ongewenste inmen­ ging op hun terrein van het waterbeheer. Rijkswaterstaat wordt nu door niemand gecontroleerd, behalve door zichzelf.’ ⁄ Alleen al de orkaan Katrina was goed voor een schade van om en nabij de 50 miljard dollar ⁄ maart 2011 3130 Q magazine
  • 17. Volgens Nassim Taleb wordt de wereld geregeerd door toevalligheden en is succes op de financiële markten slechts een kwestie van geluk. En mensen begrijpen daar helemaal niets van. W e denken dat beurshandelaren succesvol zijn omdat ze zo goed zijn, schreef de Ameri- kaanse Nassim Taleb in 2004 in zijn baan- brekende werk Fooled by Randomness: The Hidden Role of Chance in the Markets and in Life. Maar de waarheid is, zo stelt hij, dat zo’n succes bijna volledig op toeval berust. Stel je voor: 10.000 investment managers wiens suc- ces volledig berust op de toevalsfactor geluk. Elk jaar zal de helft van deze groep bestaan uit winnaars en de andere helft uit verliezers, puur op basis van geluk. Kop of munt. Na het eerste jaar worden 5000 verliezers ontslagen en het volgende jaar vliegt weer de helft eruit, en zo verder. Na 5 jaar hebben we nog 313 winnaars over. Stuk voor stuk met een indrukwekkende staat van dienst op de beurs. Die 313 winnaars zullen worden bewonderd en beju- beld, voor ‘opmerkelijke prestaties’, ‘bijzonder scherp inzicht’, ‘diepgaand begrip’, ‘een visionaire blik’. Mis- schien zullen sommige analisten zelfs wijzen naar beslissende ervaringen in de kindertijd … Maar dan, het volgende jaar, is ook de helft van die bejubelde groep een verliezer geworden. Wat gebeurt er dan? Journalisten en analisten zullen nu met de vin- ger gaan wijzen naar iets dat het verliezen veroorzaakt. Het gebrek aan ethiek van de eerdere winnaar. Of zijn mateloze levensstijl. Of zijn arrogantie. (We kennen ook hier het mechanisme: Verhoeven van Ahold, Cor Boonstra van Philips, Rijkman Groenink van ABN AMRO, stuk voor stuk bejubeld en afgebroken). Maar Zwarte zwanen Tekst: Hanneke Savenije maart 2011 3332 Q magazine Over toeval
  • 18. New York, 18 april 1954 dat is allemaal onzin, volgens Taleb. De financiële won- derboy viel simpelweg omdat zijn geluk op was. Erger is dat de gevallen grootheden ondertussen zo overtuigd waren geraakt van hun slimheid, dat ze hun succes steeds maar weer dachten te kunnen herhalen, ook met het geld van anderen. Een ziekte, volgens Taleb: geluk verwarren met vaardigheid. Een ziekte die overal in de beurswereld slachtoffers maakt. Mooiste voorbeeld: het legendarische hedgefonds Long-Term Capital Management (LTCM), waar de Nobelprijswinnaars Myron Scholes en Robert Merton aan het roer stonden. Hun optieprijsformule, een the- oretisch wiskundig model waarmee optieprijzen bere- kend zouden kunnen worden en waarmee men markt- risico’s te slim af leek te zijn, eerder ontwikkeld door Scholes met Fisher Black, leidde een aantal jaren tot buitengewone successen. Rendementen van 40 procent gemiddeld trokken steeds meer kapitaal aan. In 1998 had LTCM een eigen vermogen van 4,72 miljard dol- lar, plus 124,5 miljard aan geleend kapitaal. Maar toen brak in 1998 de Russische roebelcrisis uit. Nog in de nasleep van de Aziëcrisis uit 1997. LTCM werd meege- zogen in gebeurtenissen die nergens in hun simulaties voorkwamen en al helemaal niet tegelijkertijd, en het hedgefonds ging op zo’n spectaculaire wijze onderuit dat - toen al - zowat het hele financiële systeem ont- wricht raakte. De les: toeval bestaat en valt nimmer en nooit uit te sluiten. Zwarte zwanen noemt Taleb die onvoorspelbare gebeurtenissen en verschijnselen die alles op zijn kop zetten. Onbekende risico’s. Zoals de extreem hoge olie- prijzen in de jaren 70. Ontploffende kerncentrales in Tsjernobyl en op Three Mile Island in de jaren 80. De Wall Street-crash van 1987. De terroristische aanslag op het Wold Trade Center in New York in 2001. In de Washington Post werden indertijd voor beleggers een aantal praktische conclusies getrokken uit Taleb’s Fooled by Randomness, door de commentator James Glassman. Ook al doe je het goed op de beurs, word niet overmoedig. Je instinct is net zoveel waard als welke analyse dan ook. Hecht niet te veel waarde aan bewegin- gen op de beurs en nieuws over bedrijven. Verwacht niet dat fondsen het beter doen dan de benchmark simpelweg omdat ze dat in het verleden deden. Wees altijd verdacht op zwarte zwanen. Met als belangrijkste tip: stop je geld in laaggeprijsde indexfondsen of in breed samengestelde portfolio’s. Met andere woorden: spreid je risico. Taleb, zelf van huis uit beurshandelaar, leest liever poëzie dan analyses. Zijn geld verdient hij vooral met het waar- schuwen van anderen voor onwaarschijnlijke gebeurte- nissen. Als adviseur, als professor aan het Polytechnic Institute van de New York University, als schrijver. In 2007, in de aanloop naar de wereldwijde kredietcrisis, verscheen zijn The Black Swan; The Impact of the Highly Improbable, een boek waarin hij duidelijk probeerde te maken dat de wereld op weg was naar een financial melt- down en dat mede dankzij die meltdown natuurlijk een onverbiddelijke bestseller werd. Sindsdien wil zelfs de NASA gebruik maken van zijn inzichten. Zelf hechtte Nassim Taleb eraan te verklaren dat de kredietcrisis nou juist net niet een black swan was. In zijn boek ging hij tekeer tegen economen en bankiers, die in zijn ogen uiterst gevaarlijk gedrag vertoonden. Omdat ze in een fantasiewereld leefden, een wereld waarin de toekomst gecontroleerd zou kunnen wor- den door verfijnde mathematische modellen en geavan- ceerde risicomanagementsystemen. Hij haalde er de woede mee op zijn hals van de financiële wereld, maar de kredietcrisis gaf hem helemaal gelijk. In een inter- view in The Sunday Times in de zomer van 2008: ‘Het was een witte zwaan. Ik wist dat het zou gaan gebeu- ren en ik had ze gewaarschuwd. Voor Ben Bernanke (voorzitter van de Federal Reserve) was het een zwarte zwaan. Ik zou hem dan ook niet aan het stuur laten zit- ten in mijn auto. Deze jongens zijn gevaarlijk. Ze zijn niet gekwalificeerd in hun eigen vakgebied.’ En volgens Taleb is het bepaald niet voorbij, dat gevaar. De Amerikaanse economie blijft in zijn ogen een mon- sterlijke berg van misvattingen en waanideeën: ‘Ame- rika is zelf het allergrootste financiële risico.’ Zie ook: Qblog, 15 april 2009; ‘Een wereld zonder zwarte zwanen’ ‘The real trouble with this world of ours is not that it is an un­reasonable world, nor even that it is a reasonable one. The commonest kind of trouble is that it is nearly reasonable, but not quite. Life is not an illogicality; yet it is a trap for logicians. It looks just a little more mathematical and regular than it is; its exactitude is obvious, but its inexactitude is hidden; its wildness lies in wait.’ Gilbert K. Chesterton, Orthodoxy (1908) maart 2011 3534 Q magazine Over toeval
  • 19. Waarom de Noord/Zuidlijn onbeheersbaar werd (en al die andere grote projecten ook) ⁄Wereldwijd lopen negen van de tien megaprojecten flink uit de hand⁄ Enorme budgetoverschrijdingen, onverwachte technische problemen, onvoorziene conflicten met betrok- kenen, foute inschattingen van opbrengsten, dramatisch uitlopende planningen: megaprojecten lopen vaak mega uit de hand. Hoe komt het toch dat risico’s steeds maar weer niet worden gezien en de zaken sys- tematisch veel te rooskleurig worden voorgesteld? D e Deense professor Bent Flyvbjerg, voorheen hoogleraar aan de TU Delft en nu in Oxford (Major Project Management), houdt zich bezig met risico’s bij het managen van grote, com- plexe processen. Hij legde 258 infrastructurele pro- jecten uit 20 landen vast in een database en kwam tot de volgende conclusies: de aanleg van wegen komt gemiddeld 20 procent duurder uit, tunnels en brug- gen 34 procent en spoorwegen maar liefst 45 procent. En honderd procent of meer is bepaald geen uitzon- dering. Je kunt het ook zo samenvatten: wereldwijd lopen negen van de tien megaprojecten flink uit de hand. Nog niet opgenomen in Flyvbjergs database, maar geen nieuws voor ons Nederlanders: de Noord/Zuid- lijn in Amsterdam. In plaats van in 2011 voor 1,3 miljard wordt de nieuwe metro als het verder meezit in 2017 opgeleverd voor 3,1 miljard. Amsterdam- mers zien ook met lede ogen aan hoe drie belangrijke musea – het Rijksmuseum, het Stedelijk Museum en het Scheepvaartmuseum – nu al jaren gesloten zijn voor renovatie: door onvoorziene ellende met vergunningen en technische tegenvallers worstelen ze met ernstige overschrijdingen van planningen en budgetten. Ook de Amsterdamse Zuidas lijkt aardig te gaan passen in Flyvbjergs rijtjes: de magic mile van Amsterdam brengt de gemeente vooralsnog vooral kosten in plaats van winst, onder andere door het niet voorziene overschot aan kantoorruimte. Maar ook de rest van het land krijgt zijn deel van de mega- projectendrama’s. Denk alleen al aan de kostenover- schrijdingen van de hogesnelheidslijn (7 miljard in plaats van 4,6). En aan de elk jaar hoger wordende ontwikkelingskosten voor de Joint Strike Fighter (onlangs weer 1,4 miljard extra op de 6 die er al stonden). Of neem zoiets tragisch als Blauwestad, een prestigieus ontwikkelingsproject dat het Gro- ningse platteland in de vaart der volkeren omhoog zou gaan stuwen: meer dan honderden miljoenen euro’s zijn al gespendeerd, maar nog niet de helft van de kavels is verkocht. Het zou allemaal komen door de economische crisis, maar insiders weten te vertellen dat de grote stilte al was neergedaald lang voordat iemand nog maar van die crisis had gehoord. Kortom, het lijkt erop dat er overal om ons heen met gigantische bedragen aan gemeenschapsgeld roulette wordt gespeeld. Over-optimisme Je zou denken dat voortschrijdend inzicht op dit gebied tot verbetering zou leiden, maar het tegendeel is waar. Meters rapporten en eindeloze kamerdebatten kun- nen niet voorkomen dat de geschiedenis zich steeds weer herhaalt. De complexiteit van het project krijgt de schuld of de economische recessie. Maar waar ligt de echte oorzaak? Hebben we te maken met een onver- mijdelijk natuurverschijnsel? ‘Complexiteit is niet het probleem’, zei Bent Flyvbjerg vorig jaar in een interview in Intermediair, ‘maar het feit dat we doen of het er niet is. Je weet zeker dat er tegenslagen gaan komen, al weet je niet welke precies.’ In 2003 al schreef Flyvbjerg – samen met Nils Bruze- lius en Werner Rothengatter – het boek Megaprojects and risk: an anatomy of ambition. De studie maakt ont- hutsend duidelijk hoe grote projecten vooral worden bepaald door bestuurders die zich van een plaatsje in de geschiedenisboeken willen verzekeren en/of politici die vanuit het centrum van hun macht de kans grijpen om iets blijvends achter te laten. En het daarbij niet zo nauw nemen met de risico’s. Ze vallen ten prooi aan wat Flyvbjerg the planning fallacy (dwaling) noemt: in hun over-optimisme deinzen ze er niet voor terug de cijfers en kansen op mislukking wat te flatteren. En ook al weten ze beter: ze gaan uit van een wereld waarin alles altijd volgens plan gaat. Ze onderschatten bijna systematisch de kosten en overschatten even syste- matisch de opbrengsten. Als missionarissen versprei- den ze het geloof dat hun project dé oplossing brengt voor oude, nijpende problemen. Achteraf valt vaak het woord ‘megalomaan’, maar wie dit vooraf durft uit te spreken wordt vooral gezien als een spelbreker. En is een project eenmaal van start gegaan en hebben de bestuurders hun prestige eraan verbonden, dan wordt het nog maar zelden afgeblazen. Strategisch liegen Flyvbjerg noemt het gedrag van bestuurders die de zaken mooier voorspiegelen dan ze zijn ‘strategische misrepresentatie’. Maar hij geeft zelf aan dat dat een mooie term is voor strategisch liegen. ‘Daar komt het wel op neer. Voor belanghebbenden is het voorde- lig om opbrengsten en risico’s verkeerd voor te stel- len.’ Om de plannen door te kunnen drukken is het gemakkelijker om later vergeven te worden voor een overschrijding dan om nu toestemming te krijgen met een budget dat wél realistisch is, aldus Flyvfbjerg in Intermediair. In interviews met Britse en Amerikaanse managers werd dat volgens hem ook toegegeven. Dat het soms wel goed gaat, zoals bij het architectonisch uiterst ingewikkelde Guggenheim museum in Bilbao, dat geheel volgens planning en binnen het budget werd Tekst: Dido Michielsen ©KeithLoutit maart 2011 3736 Q magazine Megaprojecten
  • 20. Plaats en datum onbekend De beslissing om de Noord/Zuidlijn aan te leggen was niet alleen een geval van plan- ning fallacy van een paar bestuurders, ook de tijdgeest hielp een handje mee. Eind vo­ rige eeuw was Amsterdam in de greep van een groot optimisme: dankzij ontwikkelin­ gen in de boortechniek zou het mogelijk zijn de Noord/Zuidlijn met geboorde tunnelbui­ zen te bouwen, onder straten van de oude stad door, zonder huizen te slopen. Boven­ dien was de Piet Heintunnel met succes ge­ bouwd, het Oostelijk Havengebied volop in ontwikkeling en de Amstelveenlijn en de Ringlijn op tijd en binnen het budget klaar. Maar binnen enkele jaren werden het bud­ get en de planning van de metro al bijge­ steld. Weg optimisme en weg vertrouwen. Toen in 2008 twee lekkages op de Vijzel­ gracht enkele panden deden verzakken, bereikte de reputatie van de Noord/Zuidlijn een dieptepunt. Het budget was toen al stapsgewijs gestegen van 1,3 miljard naar 3,1 miljard en de einddatum van 2011 ver­ schoven naar 2017. Een dramatische ont­ wikkeling voor een stadsdienst die het moet hebben van de steun van de bevolking. Jan Bijkerk, sinds 2007 Directeur Uitvoe­ ring van de Dienst Noord/Zuidlijn, kan on­ dertussen wel aanwijzen waar het fout ging. Zijn analyse van wat er had moeten gebeuren, sluit aan op het recept van Flyvbjerg: realistisch risico’s inschatten, accountability en openheid. ‘Toen de Noord/Zuidlijn in 2002 van start ging, hadden de aannemers volop werk en weinig werkhonger. De werkzaamhe­ den werden hierdoor steeds meer opge­ knipt in kleinere contracten en verdeeld over verschillende aannemers. Maar juist waar zo’n knip zit, moet je de raakvlakken tussen het ene deel en het andere in strak managen, want daar gaat het meeste mis. Door datzelfde gebrek aan werkhonger en te hoge aanbiedingen trok de ge­ meente Amsterdam naar verhouding te veel risico’s naar zich toe. Risico’s die de aannemers zelf het beste konden beheer­ sen, maar de stad niet. En als het mis­ ging, kwam het voor rekening van de pro­ jectorganisatie. Het heeft ons de laatste jaren veel tijd en geld gekost om een evenwichtiger risicoverdeling met de aan­ nemers overeen te komen, maar het is grotendeels gelukt.’ Ook de communicatie werd bijgesteld. Na jarenlang krampachtig volhouden dat al­ les helemaal onder controle was, is nu ‘openheid’ het nieuwe sleutelwoord. Zelfs de mogelijke risico’s worden uitgebreid uiteengezet. Hierbij worden alle middelen toegepast, van papieren informatie tot en met websites en social media. Bijkerk: ‘Ook richting pers nemen we tegenwoor­ dig zelf het initiatief. We wachten niet meer af tot ze ons iets vragen. We laten de bouw ondergronds van dichtbij bekij­ ken via het Uitkijkpunt op het Rokin en in de startschacht op het Damrak. Er wor­ den rondleidingen georganiseerd, voor particulieren, bedrijven en scholen, en daar is veel animo voor.’ De openheid werkt: de positieve interesse groeit. Zo vermenigvuldigen zich de websitebezoeken zodra de tunnelboren aan worden gezet. Nog beter nieuws: vol­ gens de laatste metingen neemt het aan­ tal Amsterdamse voorstanders van de metro toe. De Noord/Zuidlijn wint vertrouwen terug ⁄ Niemand zegt: als het fout gaat, moeten ze mij hebben ⁄ Megaprojecten maart 2011 3938 Q magazine gebouwd, heeft volgens Flyvbjerg evengoed te maken met de menselijke factor. Er werkten mensen aan met ervaring en invloed, die zich zeer bewust waren van de valkuilen. Gepast wantrouwen De oplossingen die de hoogleraar aandraagt om het strategische liegen de wereld uit te helpen, komen neer op een gepaste dosis wantrouwen van de politiek en de mensen die de plannen en budgetten prognosticeren. De controle op de haalbaarheid van de plannen kan geschieden op basis van Reference Class Forecasting: de cijfers en ervaringen opgedaan bij vergelijkbare projec- ten kunnen een realistische voorspelling doen over de nieuwe onderneming. Verder pleit hij voor de ‘bestraffing’ van partijen die budgetten overschrijden, door daar ook de risico’s neer te leggen. Zeker in het polderende Nederland is het vaak moeilijk vast te stellen wie nou waar precies verantwoordelijk voor is, waardoor de schuld snel op anderen kan worden geschoven. Vervoersplanoloog Mig de Jong, een Nederlandse collega van Flyvbjerg die promotie-onderzoek deed naar succesvolle mega- projecten, wijt veel problemen juist aan die Neder- landse consensuscultuur. ‘Niemand zegt: als het fout gaat, moeten ze mij hebben. Het is altijd een kluwen, niet eens van mensen, maar van organisaties. We gaan met twintig partijen rond de tafel en besluiten uitein- delijk bijna unaniem dat we het gaan doen, zonder dat iemand hoofdelijk verantwoordelijk is.’ Ook helpt het om betrokkenen en het publiek er vroeg bij te betrekken, in plaats van zaken geheim te houden uit angst voor gelobby. Flyvbjerg: ‘Dan krijg je alleen maar gedoe later, als het veel duurder is om nog wat te veranderen.’ Realistisch risico’s inschatten, accounta- bility en openheid maken megaprojecten dus beheers- baar. Als aan die voorwaarden wordt voldaan, kom je uit bij een acceptabele hoeveelheid risico’s. Risico’s waar de mensen rekening mee moeten leren houden als ‘onvoorzien’: technische complexiteiten en onaan- gename verrassingen die extra geld kosten en zelfs een realistisch budget doen overschrijden. En daar moeten verantwoordelijke bestuurders dan wel weer de durf voor tonen. Zodat er ook in de toekomst nog grote pro- jecten van de grond komen.
  • 21. Is er meer kans om met 1 dobbelsteen in 4 worpen minstens 1 keer 6 te gooien, dan in 24 worpen met 2 dobbelstenen minstens 1 keer dubbelzes? Hoe inzicht in het dobbelen heeft bijgedragen aan de hogere risicokunde van het verze- keren. O nze voorvaderen, de Batavieren, wilden graag een potje dobbelen om hun vrouwen. Of dat gokken zo populair was omdat ze zo verse vrouwen hun hut binnenhaalden of juist van gebruikte exemplaren werden verlost, dat verhaalt de geschiede- nis niet. Ook weten we niet of ze enig idee hadden van de kansen die ze hadden bij het gooien van de dobbel- steen (afgezien natuurlijk van de zekerheid die een vals- speler zich toe-eigende). Pas in de veertiende eeuw werd er voor het eerst wis- kunde op kansspelen losgelaten, zoals blijkt uit een Italiaans geschrift uit 1380 over hoe de pot verdeeld moest worden na een vroegtijdig door regen gestaakt balspel. Maar de echte grondleggers van de kansre- keningen zoals we die nog steeds beoefenen, zijn de Franse wiskundigen Blaise Pascal en Pierre de Fermat, die in 1654 correspondeerden over hetzelfde probleem. Waarbij Pascal overigens telsystemen inzette die al wer- den beschreven door de Indische wiskundige Maha- vira omstreeks het jaar 850. En die baseerde zich weer op ontdekkingen van jaïnistische geleerden in de eeu- wen daarvoor. Toeval en wetmatigheid Maar er was nog iemand druk bezig met ‘waar- schijnlijkheidsrekeningen’, zoals het werd genoemd: de Nederlandse geleerde Christiaan Huygens (1629 – 1695). Deze zoon van de beroemde dichter en diplomaat Constantijn Huygens werd in zijn tijd, de tweede helft van de 17e eeuw, door velen beschouwd als Europa’s grootste wiskundige en natuurweten- schapper. Ook hij werd gefascineerd door het toeval en de mogelijke wetmatigheden die schuilgingen ach- ter winnen en verliezen bij het dobbelen. In 1660 ver- scheen zijn ‘Van Rekeningh in Spelen van Geluck’, een korte verhandeling die schatplichtig was aan het eer- dere werk van de Franse rekenaars. Huygens schreef: ‘Voorts is te weeten, dat al over eenighen tijdt, sommige van de Vermaertste Wiskonstenaers van geheel Vranckrijck met dese soorte van rekeningh zijn besigh geweest, op dat nie- mandt hier in, de eer van eerste Inventie, die de mijne niet en is, my toe en schrijve.’ Het zestien pagina’s tellende pamflet zal zeker voor opwinding hebben gezorgd bij de spelers van de toen zo populaire gokspelletjes, maar ook interessant is dat het precies op het juiste moment in de geschiede- nis verscheen. Handel en scheepsvaart bloeiden in de Gouden Eeuw van Huygens en in het kielzog daarvan kwamen ook de eerste verzekeringsmaatschappijen. En die hadden grote behoefte aan kennis over kansen en over hoe de risico’s op uitbetaling te berekenen. Statistiek en premietabellen Huygens is de eerste die verzekeren direct met kans- berekening verbindt, nadat zijn broer Lodewijck in 1669 een – overigens niet kloppende – sterftetabel heeft gemaakt. ‘Hetgeen ik als zeker uit de gegevens van de tafel kan afleiden is dit, dat hij die zou wedden dat een pas geboren kind [...] den 16 jarigen leeftijd zal bereiken, een onvoordeelige zaak doet, want hij heeft 4 slechte kan- sen tegen 3 goede.’ Omdat bevolkingsgegevens nog nauwelijks werden bij- gehouden, waren berekeningen als die van broer Lode- wijck heel moeilijk te maken. Maar vanuit het verze- keringswezen ontstond grote behoefte aan dergelijke gegevens en van daar uit ontwikkelde zich in de loop van de volgende eeuwen de mathematische statistiek. De in 1807 in Amsterdam opgerichte Hollandsche Sociëteit van Levensverzekeringen, voorouder van Delta Lloyd Groep, was een van de allereerste levens- verzekeringsmaatschappijen die geen speculatieve pre- mies hanteerden, maar premietabellen opstelden die waren gebaseerd op wetenschappelijke risicoberekenin- gen. Op de actuariële basis dus, waar tot op de dag van vandaag nog mee wordt gewerkt. Christiaan Huygens: ‘Van Rekeningh in Spelen­ van Geluck’ (1660) Vertaald en toegelicht door Wim Kleijne, Epsilon Uitgaven, Utrecht, 1998 Een kleine geschiedenis van de  kansrekening New York, datum onbekend Tekst: Hanneke Savenije ©CollectieHaagsHistorischMuseum,DenHaag maart 2011 4140 Q magazine Gokken en rekenen
  • 22. A lex Jacobs zou zich niet van de wijs laten brengen. Toen de jonge Rotterdamse kunst- schilder eind 2010 in de finale van het RTL- programma Miljoenenjacht stond, koos hij expres voor koffer 13. Het ongeluksgetal. In 26 koffers zaten bedra- gen tussen 1 cent en 2,5 miljoen euro. Nadat Jacobs superrationeel volgens een vast patroon 17 niet-gekozen koffers had opengemaakt, bood de calculerende bank 215.000 euro voor ‘zijn’ nummer 13. Jacobs belde zijn vriendin – die meteen ‘doen!’ riep – en zei stoer dat hij voor een hoger bedrag ging. Twee koffers later werd nog maar 115.000 euro voor zijn koffer geboden. Jacobs accepteerde. Sufferd, denken wij, hij had dat bod van 215.000 moeten accepteren! Maar eigenlijk heeft Jacobs zeer consequent opgetreden: van begin tot eind bijna risi- coneutraal. Denk even mee. Wie ­volledig risiconeutraal handelt, mikt steeds op de gemiddelde waarde van de resterende koffers. Maar dat is alleen aan te raden als je tientallen keren aan het spelletje mag meedoen. Als je dat gedrag in een grafiek zet, is de waarde 1 en krijg je een rechte lijn met een hoek van 45 graden. Daarente- gen vertaalt het gedrag van mensen die niet zo heel erg van risico’s houden, zich grafisch in een afvlakkende boog. Naarmate de inzet stijgt, hebben zij minder zin in een gokje. Hun risicoprofiel heeft een waarde tus- sen 1 en 0. Dit gebeurde er bij Jacobs. Achtereenvolgens gingen de koffers open met j 400.000, j 10.000, j 1000, j 5, j 300.000 en j 500, waarna de bank een bod deed van j 38.000. Daarna speelde hij de koffers weg met j 750.000, j 10, j 5.000.000, j 75.000 en j 5000. Hij weigerde een bod van j 42.000. Vervolgens gin- gen j 200.000, j 100 en j 0,01 open en het bod steeg naar j 115.000. Dan: j 25.000, j 2500 en j 1 en een bod van j 215.000. Ten slotte verspeelde Jacobs j 2.500.000 en j 500.000. Op dat moment accepteerde hij het bod van j 115.000. In de resterende dichte kof- fers zat j 1.000.000, j 100.000, j 50, j 20, j 0,50 en j 0,20. Uit zijn keuzes kan worden herleid dat Jacobs vrijwel constant een risicogedrag van 0,75 vertoonde, licht risicomijdend, maar toch nog steeds dicht bij neutraal. De bank begon behoorlijk risicomijdend, met enkele lage biedingen – duidelijk om de speler uit zijn tent te lokken – en ging pas later wat omhoog. Toen de bank ook op het risicoprofiel van 0,75 zat, accepteerde Jacobs het bod van de bank. Het moet worden gezegd dat Jacobs niet alleen tot het laatst bijzonder rationeel bleef, maar ook sportief. ‘Toen ik hierheen kwam, had ik niets. Dit is prachtig.’ Colofon Q magazine is een uitgave van Delta Lloyd Groep. Hoofdredactie David Brilleslijper (Delta Lloyd Groep) Redactie en coördinatie Karin Kortekaas en Patrick Koimans (Delta Lloyd Groep) Concept realisatie Proof Reputation | consultancy, concept creation, www.proof.nl Artdirection en vormgeving Atelier van GOG, corporate, cultural ­editorial design, www.ateliervangog.nl Aan dit nummer werkten mee Sylvia Beekhof, René Bogaarts, Corb!no, Marieke Enter, Gert Hage, Mark van Harreveld, Hollandse Hoogte, Ritchard Kelliher, Friso Keuris, John Maloof, Stefan Laberer, Ilya van Marle, Dido Michielsen, Edith Plomp, Hanneke Savenije, Lena Steinborn. Drukwerk en lithografie Habo DaCosta Drukwerkbegeleiding Alfons Jansen Redactieadres cc@deltalloyd.nl Delta Lloyd Groep Corporate Communications Hier FSC-logo platsen Hoe win je een miljoen? ©RoyBeusker Tekst: René Bogaarts 42 Q magazine Risicoprofiel
  • 23. Delta Lloyd Groep Toekomst verzekerd Op www.qblog.deltalloydgroep.com meer over risico’s en gevaren, over waarschijnlijkheden en onzekerheden, en over de (on)mogelijkheid het toeval de baas te worden. Q magazine is het kwartaalblad van Delta Lloyd Groep over financiële dienstverlening en de toekomst. Alle uitgaven zijn ook terug te vinden op www.deltalloydgroep.com en op het Q blog: www.qblog.deltalloydgroep.com. ‘Ons advies: investeer in dijken’(PAG. 31)