Q Magazine was een kwartaalblad voor Delta Lloyd Groep. Met dit blad, bijgesloten bij het FD of de NRC, communiceerde de financiele dienstverlener tussen 2009 en 2012 met al zijn stakeholders.
Het dubbel bekroonde nummer uit 2011 ging over risico, en vooral over hoe daar mee om te gaan. Met een prachtige serie foto’s van de – toen nog nauwelijks bekende - Vivian Maier.
Beginners Guide to TikTok for Search - Rachel Pearson - We are Tilt __ Bright...
Q1 Magazine 2011 Delta Lloyd Groep
1. Een commerciële bijdrage van Delta Lloyd Groep, verspreid door het Financieele Dagblad
maart 2011
Kwartaalmagazine over financiële
dienstverlening en de toekomst.
www.deltalloydgroep.com
www.qblog.deltalloydgroep.com
Onverzekerbaar? Wat te
doen met overstromingen,
orkanen en ander onvoor-
spelbaar natuurgeweld.
28
Duizend manieren om
naar risico’s te kijken en
zo te begrijpen wat je ziet.
Of juist niet ziet.
14
Risicomanagement.
Over kansen afzetten tegen
gevaar, omgaan met
onzekerheden en cultuur.
8
Over risico
2. risico
=
kans
×
effect
(Deze formule wordt veel gebruikt door verzekeraars. Je bere-
kent risico met statistieken: als je zoveel jaar rookt, heb je zoveel
kans op longkanker en zijn dat de kosten. Maar wat als er geen
statistieken zijn? Hoeveel risico lopen we bijvoorbeeld bij nieuwe
ontwikkelingen als nanotechnologie en genetische modificatie
van voedsel? Of bij zoiets complex als klimaatverandering? Als
het gaat om mogelijke schade in de toekomst is kans noch
effect van risico bekend. Zelfs het oorzakelijke verband kan een
vraagteken zijn. Dan wordt omgaan met risico’s het afwegen van
verwachte opbrengsten tegen mogelijke problemen. Geen zaak
van rekenaars dus, maar van politici en beleidsmakers.)
New York, datum onbekend
toont waar Delta Lloyd Groep voor staat en hoe wij de
wereld om ons heen zien. Wil je meer weten over onze
onderneming, onze merken en onze producten, kijk dan
op www.deltalloydgroep.com.
Meer verhalen over financiële
dienstverlening en de toekomst
op ons blog:
www.qblog.deltalloydgroep.comQ
In dit nummerVoorwoord
Werken aan
de toekomst
Dat wij als financiële dienstverlener
dit keer kiezen voor het thema
Risico, is natuurlijk geen verras
sing. Het omgaan met risico’s ligt
aan de basis van ons bestaan; of
het nou gaat om het overnemen
van risico’s van de mensen die zich
bij ons verzekeren, of over het zo
beheersen van risico’s dat de toe
komst van onze klanten en onze onderneming zo goed
mogelijk is verzekerd. In dit nummer van Q magazine
gaan we uitgebreid in op de rol van risicomanagement
en ons streven naar continuïteit en langetermijnwaar
decreatie voor al onze stakeholders. We zijn er trots op
dat we als branche een belangrijke maatschappelijke
rol spelen. Wij maken dingen mogelijk. Wij stellen men
sen in staat bepaalde risico’s te nemen, bezit te heb
ben, auto te rijden en van hun oude dag te genieten.
Die positieve bijdrage aan de maatschappij willen we
graag blijven leveren.
Wat er gebeurt als er op zoek naar snelle verdiensten
onbeheersbare risico’s worden aangegaan, voelen we
allemaal nog steeds in de nasleep van de kredietcrisis.
Maar het kan ook anders. En dat willen we ook graag
laten zien; dat het belangrijk is om risico’s niet hele
maal uit de weg te gaan. Om vooruit te komen, moet je
ook risico’s nemen. Geen opbrengst zonder risico’s. In
het belang van onze klanten, die zich bij ons verzeke
ren tegen schade of van een mooie toekomst, zullen we
die risico’s steeds zorgvuldig moeten afwegen tegen
de mogelijkheden goede rendementen te realiseren.
Een kwestie van goed ondernemerschap.
Maar het gaat om meer dan de directe uitoefening van
ons vak. We zien ook snelle veranderingen om ons
heen, in de wereld en op de markt, die weer nieuwe en
onbekende risico’s met zich meebrengen. Zoals veel
verhalen in dit magazine laten zien, brengen nieuwe en
onbekende technologieën en onverwachte maatschap
pelijke ontwikkelingen veel onzekerheden met zich
mee. Juist in het belang van onze klanten doen wij elke
dag weer onze uiterste best om daar op tijd antwoor
den op te vinden en de nieuwe kansen en mogelijkhe
den te onderkennen.
Ten slotte: wie over risico praat, loopt algauw op tegen
onbeheersbare factoren als geluk en toeval, subjec
tieve waarnemingen en halve waarheden, en moeilijk
peilbare emoties. Dat maakt het leven leuk en verras
send, maar het kan vast geen kwaad om die onzeker
heden zoveel mogelijk te doorzien. We hopen daar een
bijdrage aan te leveren met de verhalen in ons blad.
Heel veel plezier gewenst met dit Q magazine. En laat
ons vooral weten wat u ervan vindt, op www.qblog.del
talloydgroep.com of cc@deltalloyd.nl.
Paul Medendorp
Raad van Bestuur Delta Lloyd Groep
04 Vivian Maier, fotografe
Ze liet 100.000 prachtige foto’s na, die niemand ooit had
gezien. Het leven op straat, door de camera van een
behoedzame nanny. Zie ook pagina’s 6, 7, 13, 17, 22,
23, 27, 35, 39 en 41. (Coverfoto: Florida, 9 januari 1957)
42 Hoe win je een miljoen?
Jagen op de koffer die je rijk gaat maken.
32 Zwarte zwanen
Over onvoorspelbare gebeurtenissen die alles op z’n
kop zetten, de rol van het toeval en de factor geluk.
De theorieën van Nassim Taleb, volgens wie de kre-
dietcrisis nou juist niet een zwarte zwaan was.
40 Een kleine geschiedenis
van de kansrekening
Over winnen en verliezen, gokken en rekenen. En de
eerste premietabellen op actuariële basis.
36 Waarom de Noord/Zuid-
lijn onbeheersbaar werd
En al die andere projecten ook: mega-ondernemingen
lopen vaak mega uit de hand.
28 Onverzekerbaar?
Natuurrampen en andere extreme risico’s waren tot
voor kort onverzekerbaar. VU-wetenschappers pleiten
voor een andere benadering.
26 Neuro-economie
Over waarom we risico’s nemen. Of juist niet. En wat
een marketeer met die kennis kan doen.
24 Wat zou Nigella doen?
Cheeseburgers of niet? Waarom zouden wij de risico’s
mijden die Nigella Lawson met aanstekelijke gulzigheid
wél neemt? Hoe gevaarlijk leven we eigenlijk?
14 Duizend manieren om
naar risico’s te kijken
Over spinnen en framen van cijfers, onderzoeken die
anders zijn dan ze lijken, en hoe daar doorheen te kijken.
18 Kiezen voor
minimale risico’s
Waarom de deelnemingenfondsen van Delta Lloyd Asset
Management beter presteren dan de huidige markt.
08 Risicomanagement
Emiel Roozen, lid raad van bestuur van Delta Lloyd
Groep, hoogleraar Casper de Vries en anderen over
kansen afzetten tegen gevaar, de dikkestaartentheorie,
voorstellingsvermogen en bedrijfscultuur.
2 Q magazine
3. Zelfportret, New York, 18 oktober 1953
Het verhaal is bijna net zo mooi als haar foto’s.
Op een dag in 2007 koopt John Maloof, een toen
26-jarige makelaar uit Chicago, op een veiling voor
vierhonderd dollar een doos met duizenden, anonieme
negatieven. De doos komt uit een opslagloods, leegge-
ruimd omdat de huur niet meer wordt betaald. Maloof
is geïnteresseerd in de negatieven omdat hij hoopt er
beelden tussen te treffen van een buurt in Chicago waar
hij een boek over aan het schrijven is.
Van de buurt treft hij geen een foto aan. Eigenlijk heeft
hij geen enkel idee van wat hij dan wel aantreft, zal hij
later zeggen. Maar bij het ontwikkelen van de nega-
tieven ziet hij het ene mooie beeld na het andere, een
verzameling foto’s die hem de adem beneemt. Is dit
echt wat hij denkt dat het is: een uniek levenswerk? Op
9 oktober 2009 brengt Maloof zijn ontdekking in de
blogosphere. Hij post een aantal foto’s op Flickr en vraagt
fotografiekenners om advies. Wat moet hij doen met de
foto’s? Zijn ze inderdaad zo goed? Goed genoeg voor
een tentoonstelling, een boek misschien? Of komen dit
soort verzamelingen regelmatig boven water en is het
eigenlijk niks bijzonders?
De reactie is overweldigend: binnen 24 uur komen
er honderden opgewonden commentaren terug. Het
werk wordt vergeleken met dat van grote fotografen als
Robert Frank en Walker Evans. Er wordt met bewonde-
ring gesproken over het scherpe oog van de fotograaf en
de technische perfectie van de beelden. Sommigen zien
het werk zelfs als de beste documentaire straatfoto’s van
de vorige eeuw. Het gonst over het internet en dat is
sindsdien nooit meer gestopt.
Maar wie was deze geheimzinnige fotograaf? Het
veilinghuis weet niet meer te vertellen dan dat de
opslagruimte werd gehuurd door een oude en zieke
dame. Maloof traceert een paar anderen, die ook een
doos uit de opslagruimte hebben verworven, en hij
koopt op wat hij kan. Het archief beslaat al snel zo’n
honderdduizend foto’s, een groot deel zelfs niet eens
ontwikkeld. Zwartwit vooral, maar later ook kleur. En
meer dan honderd 8 mm-filmpjes.
Dan doet hij een ontdekking: ergens diep in een van de
dozen vindt hij een envelop van een fotolaboratorium
met een naam erop gekrabbeld: Vivian Maier. Google
geeft binnen één klik informatie over Vivian Maier – in
de vorm van een overlijdensadvertentie van slechts een
paar dagen eerder.
‘Vivian Maier, proud native of France and Chicago resident
for the last 50 years died peacefully on Monday. Second
mother to John, Lane and Matthew. A free and kindred
spirit who magically touched the lives of all who knew her.
Always ready to give her advice, opinion or a helping hand.
Movie critic and photographer extraordinaire. A truly
special person who will be sorely missed but whose long and
wonderful life we all celebrate and will always remember.’
Vredig gestorven, op 83-jarige leeftijd, na – zo blijkt
later – een val met haar hoofd op het ijs. Onwetend
van alle opwinding over haar werk, en van de erken-
ning die zou volgen. Sterker: op de overlijdensadver-
tentie staat geen enkele verwijzing naar haar fotowerk.
Stukje bij beetje is het afgelopen jaar het leven van de
fotografe in kaart gebracht, onder meer dankzij de her-
inneringen die de volwassen geworden kinderen uit de
overlijdensadvertentie aan hun oude kindermeisje heb-
ben. ‘Een soort Mary Poppins’, zo wordt ze omschre-
ven. Excentriek en uitgesproken. Bijzonder intelligent.
Van het ene huishouden naar het andere reizend met
200 dozen met fotomateriaal. ‘Ik kom met mijn leven’,
zei ze bij een van haar laatste sollicitaties, ‘en mijn leven
zit in dozen.’
Dat leven begint in 1926, in New York, maar ze bracht
een groot deel van haar kindertijd door in Frankrijk.
In 1951 keerde ze terug naar New York, en in 1956
begint ze te werken als nanny in Chicago, 40 jaar lang.
Ze was bijzonder gesloten en op zichzelf, ongetrouwd,
geen kinderen. Gekleed in te grote jassen en stevige
mannenschoenen. En altijd met een Rolleiflex camera
om haar nek, elk vrij moment fotograferend buiten op
straat, ze fotografeerde zelfs de inhoud van vuilnisbak-
ken. Maar niemand had ooit haar foto’s gezien. Ook
zij zelf heeft veel nooit gezien: een groot deel van de
rolletjes is immers niet eens ontwikkeld.
Een behoedzaam leven. Al tonen haar foto’s dat ze heel
goed begreep hoe de wereld in elkaar zit, wat de gevaren
zijn, de dreigingen. Het zijn de lijnen in het beeld, de
contrasten en de oogopslagen, die je als kijker het gevoel
geven dat de schijnbare rust elk moment kan omslaan in
een storm. Maar ook zag ze liefde om zich heen. Zoals
op dat prachtige verstilde portret van een in hun slaap
omstrengeld echtpaar in de trein. En de schoonheid:
zie de jonge vrouw in haar witte avondjurk die als een
zacht stralende engel het beeld uitloopt. Haarscherp
legt ze al die vluchtige momenten vast, maar altijd met
een ondertoon van ernst en passie. Met een emotie die
ze in haar eigen eenzelvige leven volledig uit de weg lijkt
te zijn gegaan. Al zet ze er met haar dodelijke val op het
ijs toch nog een onverwacht frivool punt achter.
John Maloof heeft nog slechts een heel klein deel van
het werk ontsloten, samen met anderen. Hij werkt aan
een film en een boek, en onlangs opende een grote
tentoonstelling van het werk in het Chicago Cultu-
ral Center: Finding Vivian Maier. Natuurlijk vraagt
hij zich wel eens af of ze blij zou zijn geweest met zijn
bemoeienissen. Haar hele leven heeft ze immers nooit
het risico genomen dat anderen haar werk zouden
beoordelen. Op een cassettebandje vond hij een flard
van een gesprek dat iets van een antwoord geeft. ‘Ik
neem aan dat niets is bedoeld om eeuwig te duren’, zegt
Vivian Maier met haar Franse accent, ‘we moeten
plaats maken voor anderen. Het is een wiel – je springt
op de wagen, gaat tot het einde, en dan heeft iemand
anders dezelfde kans om tot het einde te gaan. Er is
nooit iets nieuws onder de zon.’
www.vivianmaier.blogspot.com
Het behoedzame leven
van Vivian Maier
Haar werk wordt ondertussen door velen bewonderd, maar zelf nam ze
nooit het risico van een beoordeling ervan. Niemand zag gedurende haar
leven iets van de meer dan honderduizend foto’s die Vivian Maier
achterliet. Ook zijzelf niet: een groot deel van haar filmrolletjes is niet eens
ontwikkeld. Maar de excentrieke nanny geeft ons met haar Rolleiflex een
unieke kijk op het leven op straat.
Tekst: Hanneke Savenije
maart 2011 54 Q magazine
Beelden
5. Risico-
management
Sinds het uitbreken van de financiële crisis zitten de risicomanagers in het
centrum van de macht: de bestuurskamers van bedrijven. Maar wat is pre-
cies goed risicomanagement? De ervaringen van de afgelopen jaren en grote
theoretische doorbraken hebben het vak drastisch veranderd. Over kansen
afzetten tegen gevaar, de dikkestaartentheorie en de rol van bedrijfscultuur.
En over het grote belang van voorstellingsvermogen.
Van hoogleraren economie, mensen die
van ingewikkelde rekensommen en
modellen hun beroep hebben gemaakt,
zou je wel een ander antwoord verwach-
ten. Maar Casper de Vries en Eelke de
Jong hoeven geen van beiden langer dan
een seconde na te denken over de vraag
wat het belangrijkst is bij goed risicoma-
nagement: cultuur. Geavanceerde kans-
berekeningen, uitgebreide controlelijsten
of maandelijks bijgestelde analyses, het
helpt bedrijven allemaal bij het beheersen
van risico’s. Maar het gaat vroeg of laat
fout als medewerkers niet aan de bel dur-
ven te trekken.
‘Het gaat erom dat mensen een signaal
durven af te geven en dat zij serieus wor-
den genomen’, zegt De Vries, hoogleraar
risicomanagement aan de Erasmus School
of Economics en program director van
Duisenberg school of finance. ‘Er moeten
natuurlijk wel knopen worden door
gehakt, dus kan het voorkomen dat de
baas zegt: “Ik weet het, maar we doen het
toch.” Daar is niets mee mis. Maar je
moet wel open staan voor die signalen.
Ik heb zelf een tijdje in het management
van deze faculteit gezeten en daar heb
ik geleerd dat cultuur altijd aan de top
begint. Je moet het zélf doen. Het is een
kwestie van integriteit. Klokkenluiders
zijn absoluut noodzakelijk, maar we weten
dat het met hen doorgaans slecht afloopt.’
De Jong, hoogleraar internationale eco
nomie in Nijmegen en net als De Vries
gespecialiseerd in risicomanagement,
gebruikt het woord integriteit niet, maar
het voorbeeld dat hij geeft, spreekt voor
zich. ‘Ik ken een kwaliteitsmanager in
een andere sector. Die moest in december
ineens heel andere definities gaan hante-
ren, omdat andere mensen anders hun
bonussen niet zouden halen. Dat is uiterst
manipulatief.’ Dergelijk gedrag leidt vol-
gens De Jong op den duur onherroepelijk
tot ongelukken.
Moral hazard
Jarenlang werden risicomanagers in het
bedrijfsleven overvleugeld door mensen
die vooral oog hadden voor ‘kansen’.
De bomen leken tot in de hemel te groeien
en wie af en toe opriep tot een beetje
terughoudendheid werd als een zeurpiet
zonder ondernemerszin weggezet. In de
financiële wereld werden risico’s in zulke
kleine stukjes gehakt dat ze nauwelijks
meer herkenbaar waren. Met complexe
producten werden grote winsten behaald,
wat de rol van risicomanagement nog ver-
der marginaliseerde. Tot het uitbreken
van de kredietcrisis in 2007. De wereld-
wijd gevoelde schok met enorme eco
nomische gevolgen positioneerde risico
managers stevig in de bestuurskamers.
Ook in Nederland: aanbevelingen in die
richting van de Adviescommissie Toe-
komst Banken, onder leiding van voor
malig ING-topman Cees Maas, worden
massaal overgenomen.
De twee wetenschappers begrijpen dat het
moeilijk is voorzichtig te blijven als alles
voor de wind gaat. ‘Een bedrijf als de
Rabobank heeft er jaren last van gehad
dat ze erg risicobewust waren’, zegt De
Vries. Producten van de bank waren daar-
door duurder of leverden minder rende-
ment op dan bij concurrenten die meer
risico wilden lopen. ‘Het trieste was
bovendien dat toen het mis ging bij Ice-
save en DSB en andere financiële instel-
lingen, bedrijven als de Rabobank voor
de schade konden opdraaien.’ De Vries
wijst op het gemak waarmee toenmalig
minister van Financiën Wouter Bos twee
dagen na de val van de IJslandse bank Ice-
save, in navolging van zijn Ierse collega,
Tekst: René Bogaarts
Foto: Corb!no
Emiel Roozen (r) en Theo Berg (l)
maart 2011 98 Q magazine
6. Casper de Vries, hoogleraar risicoma
nagement aan de Erasmus School of
Economics en program director van de
Duisenberg school of finance: ‘Risico’s
zijn niet per definitie slecht. De samenle
ving vraagt erom dat er risico’s worden
genomen, je moet risico’s nemen om te
kunnen innoveren.’
Eelke de Jong, hoogleraar internationale
economie in Nijmegen: ‘Vooral in de
luchtvaart en de mijnbouw kent men heel
goed risicomanagement. Niet alleen de
piloot is het haasje als het mis gaat, maar
ook de mecaniciens, de toeleveranciers
of de bestuurders van het bedrijf.’
⁄ We gebruiken ook gewoon ons
gezonde verstand: als je zaken niet meer
kunt begrijpen, zijn ze te riskant⁄
spaarders toezegde dat hun tegoeden tot
honderdduizend euro veilig waren. Voor-
dien waren spaargelden slechts tot twin-
tigduizend euro volledig gegarandeerd.
De Vries: ‘Als ik een bank was geweest,
zou ik hard hebben geprotesteerd.’
Emiel Roozen, als chief financial officer
lid van de raad van bestuur van Delta
Lloyd Groep, constateert hetzelfde.
‘Wij hebben wel wat overeenkomsten met
de Rabobank. We hebben ook een zelf-
standige koers gevaren, onze stem laten
horen. Het is zuur dat we nu de rekening
krijgen gepresenteerd voor het gedrag, de
moral hazard, van sommige instellingen.
We betalen daarvoor rechtstreeks, maar
ook indirect omdat de kapitaaleisen zijn
opgeschroefd en toezichthouders strenger
zijn geworden. En wat misschien nog veel
erger is: de reputatie van de hele branche
heeft eronder geleden.’
Diep in de genen
Delta Lloyd Groep behoort tot de weinige
financiële bedrijven die de crisis zonder
overheidssteun hebben overleefd. Was dat
een kwestie van goed risicomanagement?
Emiel Roozen: ‘Risico’s beheersen is de
kern van ons vak. Verzekeren is niets
anders dan de transformatie van risico’s.
Dat onze klanten er zeker van moeten
kunnen zijn dat ze ook over 30 jaar hun
pensioen krijgen uitbetaald, is een besef
dat diep in onze genen zit. We hebben een
langetermijnverantwoordelijkheid en stu-
ren sterk op risicobeheersing. Onze solva-
biliteit is goed. Wij zijn dus niet meege-
gaan in het steeds meer risico’s nemen
met steeds minder kapitaal. Een activiteit
die je voor de crisis veel zag.’
De sterke kapitaalbasis van Delta Lloyd
Groep heeft volgens Roozen alles te
maken met de wijze waarop de Groep als
belegger opereert. ‘Wij hebben een grote
portefeuille en die beheren we zelf. Dat
gaat niet, zoals bij vele anderen, via asset-
managers in Londen of New York. Dat
gebeurt hier in huis, acht verdiepingen
lager om precies te zijn. Wij hanteren sinds
jaar en dag scenario-analyses, kijken naar
de technische kanten, beschermen onszelf
goed. En we gebruiken ook gewoon ons
gezonde verstand: als je zaken niet meer
kunt begrijpen, zijn ze te riskant.’
Veel andere financiële instellingen zouden
hetzelfde antwoord gegeven kunnen
hebben. Wat onderscheidt Delta Lloyd
Groep van de concurrenten? Theo Berg,
riskmanager bij Delta Lloyd Groep: ‘We
spelen kort op de bal. We hebben korte
lijnen. Als hier in de bestuurskamer een
besluit wordt genomen, komen er geen
investment committees meer aan te pas,
geen extra lagen en memo’s en vergade-
ringen – en dat is bij concurrenten wel
eens anders.’ Roozen: ‘Bij Delta Lloyd
Groep is ook niemand eendimensionaal
verantwoordelijk voor risicomanagement.
We bespreken de risico’s als raad van
bestuur met allerlei deskundigen in colle-
giaal overleg. Maar als er een besluit
wordt genomen, wordt het onmiddellijk
uitgevoerd. Als we bijvoorbeeld besluiten
om een bepaald aandeel uit onze porte-
feuille te gooien, wachten we daar niet
mee, want wachten is óók risico nemen.
We hechten aan goed overleg, maar als
je bij assetmanagement gaat “polderen”,
ben je niet goed bezig.’
Ook Roozen en Berg benadrukken het
belang van een bedrijfscultuur waarin het
prudent omgaan met risico’s het uitgangs-
punt is. ‘Het gaat niet om regels, maar om
overtuigingen en gedrag’, zegt Berg. ‘Dat
mensen doen wat ze moeten doen als het
nodig is. Dat ze begrijpen waar het om
gaat. Iedereen hier beseft welke risico’s we
lopen. Toen vorig jaar de Mexicaanse
griep uitbrak, hadden we allang een draai-
boek klaarliggen voor het geval het alle-
maal nog erger zou worden. Nu de rente
weer langzaam stijgt, denken wij alweer
na over scenario’s waarin de rente op
nieuw gaat dalen.’
Innovatie
Risicomanagement mag Delta Lloyd
Groep dan in de genen zitten, elke keer
als hij het over risicomanagement heeft,
gebruikt Theo Berg zorgvuldig het woord
‘risicorendementmanagement’. ‘Want
we kunnen wel heel erg derisken, maar we
moeten wel return maken’, zegt hij. De
Rotterdamse hoogleraar De Vries is de
eerste om dat te onderschrijven. ‘Risico’s
zijn niet per definitie slecht. De samen
leving vraagt erom dat er risico’s worden
genomen, je moet risico’s nemen om te
kunnen innoveren.’ De Vries wijst erop
dat ook het vaststellen van de dijkhoogten
in Nederland een kwestie van afwegen is
geweest. ‘Eén overstroming in de tien
duizend jaar wordt acceptabel gevonden.
Althans, dat weegt op tegen de absurde
veiligheidsmaatregelen die anders getrof-
fen zouden moeten worden.’
De Vries’ Nijmeegse collega De Jong heeft
juist het tegenovergestelde onderzocht.
‘Soms willen we niet dat zich bepaalde
gebeurtenissen ooit nog voordoen’, zegt
hij. De Jongs onderzoek toonde aan dat
zich weinig rampen voordoen in sectoren
waar betrokkenen zelf direct pijn lijden als
het mis gaat. ‘Vooral in de luchtvaart en
de mijnbouw kent men heel goed risico-
management. Niet alleen de piloot is het
haasje als het misgaat, maar ook de meca-
niciens, de toeleveranciers of de bestuur-
ders van het bedrijf. Na de ramp met het
olieplatform bij Florida moest ook BP-
topman Tony Hayward het veld ruimen.’
Ook dat is volgens De Jong een kwestie
van cultuur. Het is hem onder meer opge-
vallen dat werknemers bij het gasbedrijf
NAM verplicht zijn de leuning vast te
pakken als ze de trap op- of afgaan, dat
auto’s in de parkeergarage altijd met hun
neus naar de uitgang worden geparkeerd
en dat iedereen verplicht is ook ander-
mans rommel op te ruimen. ‘Het is inge-
slepen. Iedereen weet wat de risico’s zijn
en iedereen weet dat ook hí´ verantwoor-
delijk is. Als er bij zo’n bedrijf dan toch
een ramp gebeurt, weet iedereen dat hij
heeft gedaan wat hij kon.’
En als het toch misgaat? ‘Ongelukken
gebeuren vaak in landen waar men het
vanwege het geld niet zo nauw neemt met
de veiligheid. Het besef van risico gaat
weg omdat je geld wilt verdienen.’ Met
die wetenschap kijkt De Jong ook naar de
financiële crisis. ‘Bij luchtvaart en mijn-
bouw gaat het om overzichtelijke risico’s.
Op de financiële markten niet. Daar
wordt een product verkocht en is het
klaar. Consumenten zouden daar zelf
meer van moeten weten, maar die hebben
er geen verstand van en willen het eigen-
lijk ook niet weten.’
Reputatie
Daar zit natuurlijk het cruciale verschil
tussen financiële instellingen en bijvoor-
beeld luchtvaartbedrijven. Consumenten
die een pensioen afsluiten, moeten besef-
fen dat er geen harde garanties gegeven
kunnen worden. Daar zijn niet alleen
ontelbaar veel onvoorziene en onbeheers-
bare risico’s, maar de consument wíl ook
dat het pensioenfonds een zeker risico
neemt – want anders heeft hij geen ren-
dement. In luchtvaart ligt dat wat
anders. Een maatschappij die zijn recla-
mes afsluit met de bijsluiter dat veilige
vluchten in het verleden geen garantie
zijn voor de toekomst, zal waarschijnlijk
weinig klanten trekken.
Voor de financiële sector ligt de grote
waarde van De Jongs werk in het besef dat
er dingen misgaan als geld verdienen de
overhand krijgt en belangen van consu-
menten daaraan ondergeschikt worden
gemaakt. Roozen is het daarin hartgron-
dig eens met De Jong. Roozen: ‘De belan-
gen van de klanten gaan boven alles. We
willen vooral transparant zijn. Want onze
reputatie is ons grootste goed. We moeten
alles vermijden wat daar afbreuk aan
doet. Mensen vertrouwen ons hun geld
toe, hun pensioen. Ze moeten erop kun-
nen vertrouwen dat hun vermogen in de
toekomst nog steeds waarde heeft.’
Kenniscentrum
Los van de cultuur gaat het bij risicoma-
nagement eenvoudig gezegd om de balans
tussen de kans dat een gebeurtenis zich
voordoet en de omvang van de schade die
dat teweegbrengt. Volgens De Vries is
Nederland op dit gebied een internatio-
naal erkend kenniscentrum, met dank aan
de waternoodramp van 1953. ‘Toen moest
worden vastgesteld hoe hoog de dijken
zouden moeten zijn. Een van mijn voor-
gangers hier in Rotterdam, een wiskun-
dige, heeft baanbrekend werk verricht en
de contouren geschetst van de zogeheten
extremewaardentheorie. Soms kun je
namelijk geen kans berekenen, omdat zich
bepaalde gebeurtenissen nooit eerder heb-
maart 2011 1110 Q magazine
Risicomanagement
7. New York, 28 mei 1954
⁄ Het gaat niet om
regels, maar om over
tuigingen en gedrag ⁄
ben voorgedaan. De afgelopen decennia
zijn er op dat terrein theoretisch en prak-
tisch grote vorderingen geboekt.’
De Vries heeft de modellen van zijn leer-
meester verder ontwikkeld en uitgewerkt
voor de financiële sector. In het verleden
ging men bij risicomanagement uit van de
normale grafieken van kansberekening,
waarbij de kans dat zich extreme om-
standigheden zouden voordoen, klein is.
Onderzoek van De Vries toonde echter
aan dat de kans op extremen veel groter
is dan men voorheen aannam.
‘Een normale curve loopt zó’, zegt De
Vries, terwijl hij een regelmatige klokvorm
met korte, dunne uiteinden op het white-
board tekent. ‘Maar dan de kans dat zich
iets extreems voordoet, dat ziet er zó uit’,
en hij tekent een smalle klok met langere
en dikkere uiteinden. ‘Daarom heet dit
de dikkestaartentheorie.’ De kans dat een
karweitje zonder enige tegenslag kan
worden afgerond is, wat elke klusser (m/v)
diep in zijn hart wel weet, veel kleiner dan
waarop wordt gehoopt; er doen zich vrij-
wel altijd wel ergens volstrekt onverwachte
tegenslagen voor.
De Vries heeft, zo zegt hij zelf, geluk gehad
dat hij zijn theorie juist had uitgewerkt
toen J.P. Morgan eind jaren tachtig risico’s
begon te inventariseren met de normale
statistische verdeling. Allerlei financiële
instellingen volgden het voorbeeld van de
gerenommeerde Amerikaanse zakenbank,
maar vele beseften dat de kans op uitersten
veel groter was dan voorheen werd
gedacht. En ze besloten de dikkestaarten-
theorie van De Vries toe te passen, die
daarmee wereldwijde erkenning kreeg.
En niet alleen in de financiële wereld.
Inventarisatie van risico’s
De nieuwe risicostrategie van J.P. Morgan
leidde tot het zogeheten Value at Risk-
model (VaR), waarbij het geheel aan risi-
co’s wordt samengevat tot één getal, dat
dagelijks kan worden bijgesteld. Vele finan-
ciële instellingen hanteren het model, al
dan niet gebaseerd op De Vries’ dikke
staartentheorie. Alle bestuurders en spe
cialisten weten dan precies hoe het bedrijf
er elke dag voorstaat. De Vries heeft in het
verleden al vaker gewaarschuwd dat bedrij-
ven niet blind moeten varen op dat VaR-
getal, maar hij noemt het wel een nuttig
instrument. ‘Het is een samenvatting van
de werkelijkheid, net zoals de temperatuur
in graden Celsius. Maar ja, dat zegt ook
niet alles. Mijn vrouw heeft het eerder
koud dan ik. Een aardbeving van 7 op de
schaal van Richter? Het maakt nogal wat
uit of die aardbeving zich in de woestijn
voordoet of in Tokyo. Over Value at Risk
nadenken is een goede exercitie.’
Ook Delta Lloyd Groep gebruikt de Value
at Risk-methode, maar Roozen en Berg
onderschrijven nadrukkelijk de visie van
De Vries. ‘Je moet natuurlijk precies
weten wat zo’n getal inhoudt, begrijpen
wat de achterliggende risico’s zijn.
Daarom wordt ook elk kwartaal opnieuw
een uitgebreide inventarisatie van alle risi-
co’s voor onze onderneming gemaakt en
besproken’, zegt Berg. Volgens Roozen
heeft Delta Lloyd Groep er na de crisis
van 2001 voor gekozen om alle bezittin-
gen en schulden tegen marktwaarde in de
balans op te nemen. Roozen: ‘Wij hante-
ren een economische balans. What you see
is what you get.’ En hij verwijst naar de
lezing die bestuursvoorzitter Niek Hoek
onlangs hield op Nijenrode. Hoek wees
erop dat in een crisis alleen waardevaste
bezittingen tellen en met instemming
citeerde hij de Amerikaanse ex-minister
van Financiën die de rest bullshit capital
noemde.
Denkoefening
Goed risicomanagement gaat verder dan
het afwegen van kansen en gevolgen, ver-
der dan een goede analyse van alle
beschikbare data. Bedrijven moeten ook
rekening houden met gebeurtenissen die
nooit eerder hebben plaatsgevonden en
die wellicht volgens velen nooit zullen
plaatsvinden. ‘Als je alleen kijkt naar data
uit het verleden, ben je niet goed bezig’,
zegt De Vries. ‘Je moet ook ontwikkelin-
gen verzinnen en die door je systeem heen
leiden. Het is een belangrijke denkoefe-
ning, je verzamelt als het ware data voor
de toekomst.’ Zijn collega De Jong wijst
erop dat scenariodenken juist voor ban-
ken en verzekeraars zo belangrijk is,
omdat de financiële markten zo ondoor-
zichtig zijn en er zoveel verschillende
gebeurtenissen van invloed kunnen zijn.
Roozen is het daarmee eens. ‘Er zitten hier
veel mensen die de crises van 1987, 2001
en 2008 hebben meegemaakt. En omdat
we al sinds 1807 bestaan, beschikken we
over tweehonderd jaar aan data. En we
weten ook dat een crisis die zich eerder
heeft voorgedaan, zich nooit exact zal her-
halen. We maken daarom veel gebruik van
scenario’s. We proberen ons voor te stellen
wát er allemaal kan gebeuren. En hoe we
daar op zouden kunnen reageren. Dat
doen we op bestuursniveau en met alle
specialisten. Anticyclisch denken, out of
the box. Dat heeft Delta Lloyd Groep de
afgelopen twee eeuwen ook gedaan.’
maart 2011 1312 Q magazine
Risicomanagement
8. een zeker gevolg. En dat alles in tekst, mooie tabellen,
cijferreeksen of infographics.
Een voorbeeld. Beschreven door de Amerikaanse
wetenschapper David Spiegelhalter, Professor Risk
aan de universiteit van Cambridge, op zijn blog
‘Understanding Uncertainty’. Samen met collega’s
beoogt Spiegelhalter met zijn blog meer inzicht te
geven in kansen en risico’s, waarschijnlijkheden en
onzekerheden, en vooral in: hoe daar mee om te gaan
in het leven.
In de Verenigde Staten werd in 2007 een onderzoek
gepubliceerd van het World Cancer Research Fund
(WCRF) over de invloed van voedsel en fysieke
activiteiten op kanker (‘Food, Nutrition, Physical
Activity and the Prevention of Cancer: a Global
Perspective’). Ook werden op basis van het groots
opgezette onderzoek tien aanbevelingen aan het
publiek gecommuniceerd.
Eén conclusie van het onderzoek: rood en bewerkt vlees
(zoals ham en bacon) vergroot de kans op darmkanker.
Met daarbij de aanbeveling dat mensen niet meer dan
500 gram rood vlees per week zouden moeten eten.
Het vormde slechts een klein onderdeel van het brede
onderzoek, maar omdat de pers er massaal op dook en
andere interessante gegevens liet liggen, ging de
publieke discussie al snel alleen nog maar over de aan-
beveling rood vlees te laten staan en of ‘er dan niets
meer veilig was om te eten’. Zinnige discussies over de
uitkomsten van het onderzoek en wat te doen met de
daarin gesignaleerde risicofactoren bleven uit. Ster-
ker: commentaren keerden zich hier en daar geërgerd
tegen die ‘betuttelende’ wetenschappers die je een
prettig leven onmogelijk maakten.
Toch is dit niet zo’n typisch geval van de journalis-
tiek die de wetenschap verkeerd begrijpt. Het waren
de afzenders zelf die zich deze reacties hadden aan-
gehaald: het WCRF legde in een poging gehoord te
worden de nadruk in zijn communicatie op een (dis-
cutabele) aanbeveling in plaats van op het afgewo-
gen onderzoek zelf. Een geval van framing dat zich-
zelf in de staart beet dus: uiteindelijk luisterde
niemand meer.
Hetzelfde onderzoek levert nog meer leerzaams op
over de interpretatie van risico’s. Want hoe zit dat nou
precies met dat vlees en die kanker? Volgens het rap-
port werd de kans darmkanker te krijgen met 20 pro-
cent verhoogd als je dagelijks 50 gram bewerkt vlees
zou eten – een lekker broodje ham per dag dus. Dat
klinkt gevaarlijk, maar is het dat ook?
Het hogere risico van 20 procent is een relatief cijfer.
Een doorsneepersoon heeft een kans van ongeveer
5 procent om in het leven darmkanker te krijgen. Eet
die persoon elke dag een broodje ham, dan wordt die
kans dus met 20 procent vergroot en dus geen 5 maar
6 procent. In absolute termen is het risico op darm-
kanker slechts 1 procent gestegen!
Je kan er volgens professor David Spiegelhalter ook
nog anders naar kijken: hoeveel mensen zouden elke
dag van hun leven een flink broodje ham moeten
eten om één extra geval van darmkanker te krijgen?
Daarvoor moet je twee risicocijfers vergelijken: die
van mensen die geen dagelijks broodje ham eten
(5 procent risico) en die van de mensen die dat wel
doen (6 procent risico). De som is deze: 1/(0,06 -
0,05) = 100 en dat betekent: van de 100 mensen die
dagelijks die broodjes ham eten, krijgt er één per-
soon meer darmkanker dan in de groep van 100
mensen zonder broodjes ham. Niet echt indrukwek-
kend en het is maar zeer de vraag of je daar beleid op
aan moet passen.
60%
80%
100%
40%
20%
0%
7%
6%
5%
4%
3%
2%
1%
0%
Als je niet dagelijks een broodje ham eet, is je kans op het krijgen van darmkanker 5%. Eet je wel dagelijks een broodje ham,
dan is de kans dat je darmkanker krijgt 6%.
met broodjes ham met broodjes hamzonder broodjes ham zonder broodjes ham
Duizend
manieren om
naar risico
te kijken
Spinnen en framen. Mooier maken en net iets anders. Dat doen politici
graag, maar ook sommige wetenschappers hebben er een handje van. Als
we dit nou zo presenteren, dan komt er misschien geld… En de media
schrijven het allemaal op. Hoe moeten we als leek nu nuchter inschatten
welk risico we lopen?
W
ist u dat door internationaal terrorisme de
laatste 40 jaar zo’n 15.000 mensen zijn
gedood? Eng, toch? Maar is het u ook
bekend dat er in diezelfde periode jaarlijks één miljoen
mensen zijn overleden aan malaria? En heeft u zich
wel eens afgevraagd waarom de wereld zich veel druk-
ker maakt om het ene (relatief uitzonderlijk terro-
risme) dan het andere (massakiller malaria)? En
waarom u, als u een vakantietrip maakt naar, bijvoor-
beeld, Indonesië, zich meer zorgen maakt het toeval-
lige slachtoffer te worden van een aanslag door
moslimextremisten dan om geprikt te worden door
een malariamug?
De wetenschap heeft zich er zeker over gebogen: uit
onderzoek is overduidelijk gebleken dat het beoorde-
len van een risoco door mensen alles heeft te maken
met hoe dat risico wordt gecommuniceerd. Waar
wordt het meeste aandacht aan besteed? Welke cijfers
worden gebruikt? Wat wordt juist weggelaten? In welk
kader wordt het geplaatst? Welke woorden gebruikt
men? Zo kun je als argeloze krantenlezer behoorlijk
worden misleid door de vele variaties waarmee
dezelfde risico’s kunnen worden gepresenteerd. Rela-
tief of absoluut, in een positieve of negatieve context
(dat noemen we framing) of met de nadruk op de fijne
gevolgen (spinning dus), als een kanspercentage of als
Tekst: Hanneke Savenije
Hoe we een risico ervaren, kan worden gemanipuleerd door de schaal van een tabel te veranderen – bij de linkertabel lijkt het
gevaar veel groter.
maart 2011 1514 Q magazine
Spinnen en framen
9. New York, 11 augustus 1954
Denk dus na voor je in cijfers gelooft. In een derde van
de onderzoeken die worden gepubliceerd door het
prestigieuze British Medical Journal blijkt sprake te
zijn van ‘mismatched framing’. Dat wil zeggen: in uit-
komsten worden de opbrengsten overdreven, de geva-
ren kleiner voorgesteld en verkeerde cijfers naast
elkaar gezet zodat ze niet te vergelijken zijn. Zo wor-
den vaak, misschien wel de meest voorkomende truc
bij de presentatie van risicocijfers, relatieve cijfers
gebruikt als het gaat om het communiceren van de
zegeningen van een bepaalde medische behandeling,
terwijl de kansen op ziekte worden gepresenteerd in
absolute getallen.
Ook verwarrend: praten over kansen als het gaat om
het risico iets op te lopen, alsof het om iets oncontro-
leerbaars als de Postcodeloterij gaat. Of een risico pre-
senteren als iets dat zich bij 100 mensen zoals jij zo
vaak of zo vaak voordoet; de toehoorder denkt dan al
gauw dat het hem of haar niet overkomt, want ieder-
een is toch anders? Je kunt over waarschijnlijkheden
spreken in breuken (1/5), in decimalen (0,2), percen-
tages (20 procent) en kans op voorkomen (1 op 5), en
alle varianten blijken een ander effect te sorteren: ze
veranderen de perceptie van de omvang van het risico.
En presenteer je die cijfers dan ook nog in grafieken
waarbij de nadruk óf op het positieve óf het negatieve
wordt gelegd (de kans bijvoorbeeld om iets wel of juist
niet te krijgen), dan vertroebelt de blik op het werke-
lijke risico helemaal.
Risico’s worden dus gespind en geframed. Soms goed-
bedoeld om het gedrag van mensen te veranderen,
soms om geld of aandacht te krijgen, soms per onge-
luk, uit onbegrip, onwetendheid of gewoon domheid.
Dat is goed om te weten, maar het schijnt ook zo te zijn
dat al die informatie uiteindelijk maar een klein deel
bepaalt van iemands perceptie van een risico. Emoties
(denk aan zaken als angst voor slecht nieuws, het
gevoel geen controle te hebben, vertrouwen in de
boodschapper, de mening van vrienden en familie)
spelen een veel en veel grotere rol. En dat is ook goed
en heel erg zinnig om te weten.
Zie ook: www.understandinguncertainty.org
Als je niet dagelijks een broodje ham eet, is je kans
op een leven zonder darmkanker 95%.
Als je niet dagelijks een broodje ham eet, is je kans op het
krijgen van darmkanker 5%.
95%
94%
5%
6%
Eet je dagelijks een broodje ham, dan is je kans
op een leven zonder darmkanker 94%.
Eet je wel dagelijks een broodje ham, dan is de kans dat je
darmkanker krijgt 6%.
Risico wordt anders ervaren wanneer je het positief framed (links, de kans vrij van kanker te blijven) of
juist negatief (rechts, de kans kanker te krijgen).
maart 2011 1716 Q magazine
Spinnen en framen
10. Drie jaar geleden werden ze nog uitgelachen om hun solide en soms saaie
beleggen, volgens Alex Otto, directievoorzitter van Delta Lloyd Asset
Management. Maar vandaag de dag wordt daar heel anders tegenaan geke-
ken. Met een beleggingsbeleid dat risico’s minimaliseert wordt aanzienlijk
beter gepresteerd dan de huidige markt. Kern van dat beleid: deelnemingen.
Fondsmanager Angus Steel: ‘We investeren alleen in bedrijven die we echt
door en door kennen.’
Geen enkele
concessie
De afweging van risico’s bij beleggen is een
conjunctuurgevoelige zaak, aldus Alex
Otto, die naast directievoorzitter Van
Delta Lloyd Asset Management ook direc-
teur beleggingen is. ‘In tijden van laagcon-
junctuur focust iedereen op risico; gaat het
goed dan is men bezig met rendementen.
In deze crisistijd hebben mensen genoeg
van booms en zeepbellen, ze willen dat de
downside is afgedekt door een kapitaal
buffer en ze willen inkomsten. Kortom:
opbrengst zonder te veel risico.’ Maar voor
de beleggers van Delta Lloyd Asset
Management, en vooral voor die van de
deelnemingenfondsen, is die golfbeweging
niet zo interessant. Ongeacht de fluctuaties
in risicoperceptie wordt consistent een op
de lange termijn gerichte strategie gevolgd.
Een vruchtbare combinatie van degelijk-
heid en ondernemerschap volgens Steel,
senior portfoliomanager van het Delta
Lloyd Europees Deelnemingen Fonds.
Gebaseerd op een diepgaande kennis van
bedrijven en van de markt waarin wordt
geopereerd, maar ook op kernwaarden als
openheid en authenticiteit. ‘Een beleg-
gingsstijl waarmee we zoveel mogelijk
waarde op de lange termijn creëren.’
Hoe werkt die beleggingsfilosofie
in de praktijk?
Angus Steel: ‘De algemene basisregel bij
beleggen is spreiding. Maar onze risico
filosofie is een andere. Wij kiezen voor
geconcentreerde portefeuilles. Dat doet
Delta Lloyd in de deelnemingenfondsen.
Daarvan is de ratio dat de benodigde
spreiding juist wordt beperkt in een
portefeuille van zo’n 20 à 25 bedrijven.
Bedrijven waarin we geloven en die we
echt door en door kennen, waardoor we
het risico ook heel goed kunnen inschat-
ten. We zitten altijd boven op die bedrij-
ven en kennen ze beter dan welke analist
of portfoliomanager ook. We bezoeken
elke onderneming vier à vijf keer per jaar,
we spreken het management, we analyse-
ren het bedrijf, we volgen het nauwgezet
en we kennen hun markt.’
Alex Otto: ‘De filosofie is daarbij voor al
onze deelnemingenfondsen, zowel de
Nederlandse als de Europese, gelijk: we
focussen op de reële waarde van een
bedrijf en niet op de waardering ervan
door de aandelenmarkt, we beleggen
alleen voor de lange termijn en we passen
onze beleggingsprincipes heel consequent
toe. Je hebt een aantal parameters en cri-
teria waarlangs je belegt en die zijn verder
niet onderhandelbaar. Je doet geen enkele
concessie aan je uitgangspunten. Die zelf-
discipline is essentieel – het raakt immers
je belangrijkste activa: je geloofwaardig-
heid en je betrouwbaarheid. Als we van-
daag in een onderneming investeren en de
prijs van het aandeel stijgt morgen met vijf
procent, dan is er echt niemand binnen
ons team die erover peinst om dat belang
te verkopen. Wij zijn geen hit and run
beleggers. Dat is kortetermijndenken, dat
is suboptimaal en staat haaks op onze lan-
getermijnvisie op beleggen.’
En dat houdt in …?
Alex Otto: ‘Dat we een door de kapitaal-
markt ondergewaardeerd aandeel net zo
Tekst: Mark van Harreveld
Foto: Corb!no
Alex Otto (r) en Angus Steel (l)
maart 2011 1918 Q magazine
11. Beleggen
lang vasthouden tot de beurskoers ervan
overeenkomt met de reële, intrinsieke
waarde van het bedrijf. Dat duurt soms
wel vijf of zes jaar en betekent dus dat je
over economische cycli heen moet kijken.
Maar ook dat we echt een relatie aangaan
met de bedrijven waarin we een belang
nemen. We kopen geen aandelen, wij
kopen een stukje van het bedrijf. We
worden mede-eigenaar en groeien ook
mee met het bedrijf. Je moet dus over
bedrijfscycli heen kijken en ook accepte-
ren dat bij een crisis de winsten onder
druk komen te staan.’
Angus Steel: ‘Wij willen weten of een
bedrijf gezond is, of het een bewezen en
duurzaam businessmodel hanteert, of het
bedrijf over kerncompetenties beschikt
waarmee het waarde voor zijn klanten
creëert en of die competenties ook in de
toekomst nog waardevol zullen zijn voor
klanten. We zoeken dus geen speculatieve
groeibedrijven zoals je die tijdens de inter-
netbubbel zag, waar beleggers investeren
in ondernemingen zuiver op basis van toe-
komstige winstgroei. Want hoe dat is
afgelopen weet iedereen. Je moet boven
dien nooit beleggen in iets wat je niet kent
of begrijpt.’
Alex Otto: ‘Je koopt harde bezittingen,
iets wat echt waarde heeft, zoals geldstro-
men, fabrieken, voorraden, infrastructuur.
Wij kopen geen lucht: zeventig procent
bestaat uit harde activa en dertig procent
is toekomstige winstgroei. Wat dat betreft
is risicobeheersing eigenlijk al inherent
aan waardebeleggen: je koopt iets wat te
laag gewaardeerd wordt en wat harde
activa heeft. Wat dus een flinke kans heeft
meer waard te worden.’
Angus Steel: ‘Toch is het leeuwendeel
van de beleggers in kleine bedrijven
alleen maar geïnteresseerd in de groei
ervan. Wij niet, wij gaan voor de intrin-
sieke waarde van een bedrijf. Wat trou-
wens allerminst wil zeggen dat we tegen
groei zijn, maar die groei moet wél gere-
lateerd zijn aan de kerncompetenties
van de onderneming. Groei moet logisch,
stabiel en schaalbaar zijn.’
Over wat voor type onderneming
hebben we het dan?
Angus Steel: ‘Aan een onderneming met
solide kasstromen en een sterke balans.
Een bedrijf dat door het businessmodel
aantoonbaar goed presteert. Die onderne-
ming moet bovendien marktleider zijn of
op zijn minst dominant zijn in haar markt.
Want alleen dan is een onderneming sterk
genoeg om op eigen kracht grip te houden
op haar bestemming. Ongeacht wat de
economie doet. Veel van de bedrijven in
onze portefeuille zijn geraakt door de cri-
sis, maar toch zie je hen heel snel herstel-
len. Ze zijn veerkrachtig, structureel
gezond en hun klanten hebben hen nodig.
Een behoefte verdwijnt namelijk niet
opeens door een crisis. Alleen al daarom
zullen we bijvoorbeeld nooit investeren in
bedrijven op de commodity, die zijn te
afhankelijk van externe factoren en te
conjunctuurgevoelig. Onze bedrijven zijn
veel minder volatiel: hun eigenschappen
dekken bepaalde risico’s al grotendeels af.’
En waarom maar hoogstens
25 bedrijven?
Angus Steel: ‘Mijn ervaring is dat één
iemand op dit niveau eigenlijk maar zeven
à acht aandelen goed kan kennen. Als je
aandelen hebt in tachtig of negentig
bedrijven, dan is het nauwelijks nog moge-
lijk om daar een solide risicomanagement
tegenover te zetten. Diversificatie is welis-
waar een vorm van risicospreiding, maar
overdiversificatie is riskant: hoe meer
bedrijven in je beleggingsportefeuille, hoe
minder zicht je hebt op het individuele
bedrijf. Waardoor je risico’s weer groter
worden. 20 tot 25 bedrijven is met een
team nog te overzien. Bedenk wel: beleg-
gers vinden ons fonds interessant en ver-
trouwen ons omdat we begrijpen wat we
kopen en dat ook kunnen uitleggen.’
Alex Otto: ‘Wat we trouwens ook regel
matig doen. De helft van ons werk bestaat
eruit een goede prestatie te leveren, de
andere helft uit het meenemen van onze
klanten, het managen van hun verwach-
tingen, hen laten weten wat we eigenlijk
doen met hun geld. Je gaat namelijk niet
alleen een langetermijnrelatie aan met een
bedrijf, maar ook met je mandaatgever.
Zo gaan we regelmatig met onze cliënten
op bezoek bij bedrijven uit de portefeuille.
Dan gaan we bijvoorbeeld naar fietsfabri-
kant Accell. De beleggers krijgen een
rondleiding, de fondsmanager vertelt
waarom we in dat bedrijf investeren en het
management geeft een presentatie over
hoe het bedrijf draait. Want dat is het
gevoel dat we beleggers willen meegeven:
u belegt niet simpelweg in het Delta Lloyd
Deelnemingen Fonds, maar in Accell! Je
geeft beleggen daarmee een gezicht en
maakt het heel transparant: waar beleg je
in, waarom beleg je ergens in? Dat mede-
eigenaarschap is belangrijk omdat het de
betrokkenheid vergroot. Waardoor je
verstandiger omgaat met risico’s.’
Dat wordt natuurlijk ook bepaald
door de aard van je beleggingsteam.
Angus Steel: ‘Dat is waar. Wij hebben een
klein, hecht team waarvan de leden elkaar
kennen en vertrouwen, maar dat ook zijn
checks-and-balances heeft. Op veel small-
capfondsen, kleinere beursfondsen, zitten
acht of meer fondsmanagers. Dat is te veel:
dan mis je de focus, de concentratie en de,
ik zou haast zeggen, religieuze gedrevenheid
om een goede prestatie neer te zetten.’
Alex Otto: ‘Dat is het: gedrevenheid. De
gepassioneerdheid van professionals die
dit de ultieme vorm van beleggen vinden.
Dit is geen plek voor fondsmanagers die
met een liniaal en een analistenrapport
iets uitrekenen. Onze fondsmanagers zijn
meer ondernemers, mensen die een
bedrijf kunnen triggeren. Die meedenken
met het bestuur. Ik denk dat we daarom
duurzaam zijn en in business blijven: we
leven in de echte wereld.’
Angus Steel: ‘The proof of the pudding is in
the eating. We hebben de technologieboom
overleefd, we zijn goed door de financiële
crisis heen gekomen, we presteren al jaren
beter dan de markt. Dat is geen kwestie
van geluk, maar van beleggingsbeleid dat
risico’s minimaliseert.’
Deelnemingenfondsen
Het Delta Lloyd Deelnemingen Fonds
belegt in kleine en middelgrote Ne
derlandse beursgenoteerde bedrij
ven. Gezocht wordt naar bedrijven
waarvan het aandeel ondergewaar
deerd is door analisten en beleggers,
maar waarvan de reële waarde veel
hoger ligt doordat de bedrijven over
stabiele kasstromen, een solide ba
lans en een bewezen businessmodel
beschikken. Het zijn bedrijven die bo
vendien een sterke marktpositie heb
ben, gunstige toekomstperspectieven
en een aantrekkelijke dividenduitke
ring, die vervolgens weer aan de klan
ten van het Deelnemingen Fonds
wordt uitgekeerd. In deze bedrijven
wordt een minimumbelang van vijf
procent genomen, en dat voor een
langere periode. Pas wanneer de prijs
van het aandeel de reële waarde van
het bedrijf weerspiegelt, wordt het
aandeel verkocht en verdwijnt het
bedrijf uit de beleggingsportefeuille.
Met een toevertrouwd vermogen van
ruim 920 miljoen euro belegt het
Delta Lloyd Deelnemingen Fonds in
bedrijven als Imtech, ARCADIS,
Binck Bank, Beter Bed en Exact.
Met het Delta Lloyd Europees Deel
nemingen Fonds wordt Nederlandse
beleggers de kans geboden om met
dezelfde filosofie te beleggen in Eu
ropese bedrijven. Om het deelnemin
genbeleggen ook toegankelijk te ma
ken voor Europese klanten is in 2009
het Delta Lloyd European Participa
tion Fund opgericht. Dat belangrijke
Duitse spelers al investeren in het
fonds en het ook adviseren aan hun
klanten geeft aan dat het een unieke
propositie is in Europa.
Beide deelnemingenfondsen krijgen
van Morningstar een rating van het
maximale aantal van 5 sterren. En
Standard Poor’s heeft de deelne
mingenfondsen beloond met een
AA-rating.
Angus Steel:
⁄ Je moet nooit beleg-
gen in iets wat je niet
kent of begrijpt ⁄
Alex Otto:
⁄ Risicobeheersing
is inherent aan
waardebeleggen ⁄
maart 2011 2120 Q magazine
12. New York, 2 december 1954New York, 4 november 1955
maart 2011 2322 Q magazine
14. Plaats onbekend, 22 augustus 1956
De neuro-economie voegt een dimensie toe aan dit
soort onderzoek door gebruik te maken van hersen-
scans. Het is een wetenschap die nog in de kinder-
schoenen staat. Niet alleen is scannen vele malen duur-
der dan het volgen van oogbewegingen of het lichten
van apenschedels (methoden die vroeger vooral wer-
den gebruikt om de werking van hersenen te bestude-
ren), het is ook nogal een verschil of – bijvoorbeeld –
een handelaar zich op een drukke beursvloer bevindt
of doodstil moet liggen in een scanner die in een labo-
ratorium staat opgesteld. En ook al weten neuro-
economen inmiddels dat emoties en rationele beslissin-
gen zich in verschillende compartimenten bevinden en
niet centraal worden aangestuurd, het blijkt vooralsnog
erg moeilijk om bepaalde hersengebieden met zeker-
heid te koppelen aan gedrag en emotie.
Glorieuze toekomst
Wat de neuro-economie ons gaat brengen? Marketeers
zitten natuurlijk te popelen om informatie over hoe
binnenkomende stimuli (denk aan reclame-uitingen)
door onze hersenen op waarde worden geschat. Ban-
ken en verzekeraars kunnen veel beter werk leveren als
ze begrijpen hoe mensen hun vaak irrationele beslui-
ten nemen. Eigenlijk is het in het gehele economische
verkeer uiterst interessant om te weten hoe een con-
sument wikt en weegt. Of hoe een werknemer zich
gedraagt: de Nederlandse professor neuro-economie
Willem Verbeke voorspelde aan het Vlaamse banen-
magazine Vacature dat we binnen vijf jaar via een scan
kunnen aantonen welk soort baan bij iemand past.
‘Met de scan zie je letterlijk in de hersenen – hoe hun
systeem werkt, of iemand autistisch is of psychopaat.
Iedereen verbergt wel iets, onzekerheden en twijfels.
Alles komt naar boven.’ Willem Verbeke beweert zelfs
dat met zo’n scan meesteroplichter Bernard Madoff
ontmaskerd had kunnen worden, nog voor hij iemand
had benadeeld. Hij ziet een opwindende, glorieuze toe-
komst in het verschiet voor zijn vakgebied, zoveel is
duidelijk. Het ultieme risico onder controle krijgen:
de mens.
Hoe onvoorspelbaar is het menselijk
gedrag als het gaat om risico’s? Zijn
sommige mensen gewoon impulsie-
ve waaghalzen en andere niet? Kun je
risicovol gedrag naar veiliger gedrag
sturen? Of onttrekt het zich geheel aan
elke logica?
O
nze hersenen schijnen goed uitgerust te zijn
op het waarnemen van direct gevaar. En een
passende reactie daarop. Psychologen noe-
men dat: fight or fly reaction. Maar als het gaat om
gevaar op de wat langere termijn, dan wordt het over-
levingsmechanisme een stuk onbetrouwbaarder. We
weten logisch dat iets slecht voor ons is, bijvoorbeeld
veel te vet eten of parachutespringen, en toch blij-
ven we het doen. Pubergedrag eigenlijk: zoals bekend
zijn puberhersens nog te weinig ontwikkeld om oor-
zaak en gevolg goed met elkaar te verbinden en zijn
pubers vooral gevoelig voor kicks. Maar ook volwas-
senen blijken behoorlijk irrationeel gedrag te vertonen
als het gaat om risico’s. De onvoorspelbaarheid van
keuzes en beslissingen die dat met zich meebrengt, is
voer voor psychologen, neurowetenschappers én eco-
nomen. Neuro-economie combineert hun onderzoe-
ken en inzichten en dat levert steeds meer interessante
resultaten op.
Scannen in plaats van apenschedels lichten
Vanuit de verbinding van psychologie met economie
weten we al iets over hoe mensen keuzes maken. Zoals
dat omstandigheden en presentatie onze beslissingen
beïnvloeden. Mensen blijken bijvoorbeeld eerder een
risico aan te gaan wanneer ze in blijde verwachting
van iets positiefs zijn: ze verlangen naar de roes van een
overwinning, bijvoorbeeld, of zien stapels fiches opdoe-
men aan een roulettetafel. Maar worden ze van tevoren
uitgebreid op de (eventuele) kosten gewezen, dan wor-
den ze bang voor het onbekende en durven niets meer.
Waarom we
risico’s nemen.
Of juist niet.
Neuro-economie
Tekst: Dido Michielsen
maart 2011 2726 Q magazine
15. Terwijl klimaatkenners, milieuactivisten
en politici met elkaar in de clinch blijven
gaan over de ernst van de huidige klimaat-
verandering, lijkt één zaak voor iedereen
wel vast te staan: het aantal natuurrampen
neemt toe en zal blijven toenemen. En dus
ook de schade als gevolg daarvan. Niet in
het minst omdat op de plaatsen van onheil
als gevolg van een groeiende wereldbevol-
king ook steeds meer van waarde vernield
kan worden.
Een paar cijfers. De meest uitgebreide
database voor verzekeraars ter wereld, die
van de Duitse verzekeraar Munich Re,
laat zien dat het aantal extreme weers-
omstandigheden sinds 1980 is verdrie
voudigd en dat deze trend zich doorzet.
Volgens het Zwitserse Swiss Re bedroeg
de schade in 2008 bij grootschalige ram-
pen wereldwijd 269 miljard, een vervijf-
voudiging ten opzichte van 2006. Waarbij
het ook nog eens gaat om schade aan ver-
zekerd vermogen: over schade van onver-
zekerden zeggen deze cijfers nog niets.
Op basis van cijfers van het Centrum
voor Verzekeringsstatistiek houdt het
Nederlands Verbond van Verzekeraars
rekening met een toename van schade als
gevolg van klimaatverandering met 6 pro-
cent tot 22 procent in 2050. Volgens een
studie van een door 16 Caraïbische lan-
den gezamenlijk beheerd verzekerings-
fonds loopt een eiland als Jamaica nu al
het risico jaarlijks 6 procent van het bruto
binnenlands product kwijt te raken aan
de schade die door natuurrampen wordt
veroorzaakt, vooral orkanen. Beschouw
dit effect van klimaatverandering in deze
regio maar als een ernstige economische
recessie die nooit meer ophoudt, aldus de
onderzoekers.
Of het nu gaat om overstromingen, orka-
nen of aardbevingen, bij natuurrampen is
de schade eigenlijk altijd enorm. Alleen al
de orkaan Katrina (New Orleans, 2005)
was goed voor een schade van om en nabij
de 50 miljard dollar. De omvang, maar
ook de onvoorspelbaarheid en de onzeker-
heid over de gevolgen van dergelijke ram-
pen, bezorgen verzekeraars en overheden
ernstige hoofdbrekens. Hoe bereken je de
risico’s? Hoe schat je kosten in? Wie draait
er op voor de schade? Hoe zit het met de
aansprakelijkheid? Het zijn vragen waarop
verzekeraars lang het antwoord schuldig
moesten blijven. Maar dankzij voortschrij-
dend wetenschappelijk inzicht komen er
steeds meer risicomodellen beschikbaar
die een nieuwe kijk geven op het verzeke-
ren van het voorheen onverzekerbare.
Overstromingen in Nederland
In de nacht van 31 januari 1953 voltrok
zich in Zeeland een ramp van zo’n grote
omvang, dat die voor altijd in ons col-
lectieve geheugen ligt opgeslagen. Meer
dan 1800 doden vielen te betreuren. De
schade aan have en goed was immens.
Omgerekend naar het huidige prijs-
peil zou het neerkomen op een bedrag
dat vergelijkbaar is met de schade van
de orkaan Katrina. Geschrokken door
de omvang van de schade verbood de
rechtsvoorganger van het Verbond van
Verzekeraars de leden voortaan derge-
lijke risico’s te dekken.
Hoewel het verbod later is ingetrokken,
moet Nederland het als een van de wei-
nige landen in Europa nog steeds zonder
overstromingsverzekering doen. Frank-
rijk kent een verplichte verzekering voor
alle inwoners via een opslag in de opstal-
en boedelverzekering. De overheid staat
garant voor het geval dat de schade van
een ramp de spankracht van de verze-
keraars te boven gaat. België heeft enige
jaren geleden het Franse systeem over
Onver-
zekerbaar?Over watersnoodrampen en andere onvoorspelbare risico’s
Verzekeraars nemen onze risico’s over, voor een prijs die wordt bepaald
door een zorgvuldige inschatting van risico’s. Maar hoe kun je je als ver
zekeraar indekken tegen de extreme financiële gevolgen van aardbevingen,
overstromingen, orkanen en ander onvoorspelbaar natuurgeweld? Uit
sluiten dan maar, zoals tot nu toe meestal gebeurde? Niet nodig, stellen
wetenschappers. Dankzij nieuwe kennis en inzichten lijkt een klimaat
verzekering ineens een bijzonder goed idee.
Tekst: Gert Hage
Portretten: Friso Keuris
maart 2011 2928 Q magazine
16. Klimaatverzekering
len. Of men vindt dat de risico’s van én de
kansen op een ramp in Nederland niet of
nauwelijks te bepalen zijn, wegens het ont-
breken van voldoende onderzoeksgegevens.
Of er wordt gedacht dat polishouders meer
risicovol gedrag gaan vertonen omdat de
schade toch wel wordt vergoed.
Het zijn argumenten die ondertussen,
dankzij onder meer de cijfers die Botzen
en Aerts inbrengen, goed kunnen worden
weerlegd. Door het voortschrijdend weten-
schappelijk inzicht komt een betaalbare
overstromingsverzekering in zicht. Wouter
Botzen promoveerde vorig jaar cum laude
met Economics of Insurance against cli-
mate change, een onderzoek onder 1200
huizenbezitters in de rivierendelta naar de
mogelijkheid en wenselijkheid van een der-
gelijke verzekering. ‘Bij een premie van om
en nabij de tien euro per maand kom je uit
op een marktpenetratie van ongeveer 50
procent’, berekende Botzen. ‘Dus er is een
markt voor een overstromingsverzekering,
in tegenstelling tot wat de overheid en de
private verzekeraars altijd dachten.’
Voor een betaalbare premie is het wel
noodzakelijk dat de overheid participeert
in een publiek-private verzekeringscon-
structie. De lage schades zouden in de
door Botzen voorgestelde constructie
gedragen moeten worden door de huis-
houdens zelf. Voor de schades in de mid-
delste laag komen de private verzekeraars
in beeld en bij extreme onverzekerbare
schade – denk aan schades boven de 1 à
2 miljard euro – zou de overheid als her-
verzekeraar moeten optreden. Verder pleit
Botzen in zijn proefschrift voor een vorm
van premiedifferentiatie. Wie investeert
om zijn huis veiliger en overstromingsbe-
stendiger te maken, moet kunnen rekenen
op een premiekorting, vindt Botzen. ‘Van
een overstromingsverzekering moet ook
een sturende werking uitgaan, zoals in
de VS.’
Liefst een verplichte verzekering
Liefst ziet zowel Botzen als Aerts een
naar Frans voorbeeld verplichte over-
stromingsverzekering voor alle burgers,
vooral nu door de klimaatverandering de
kans toeneemt op extremere weersom-
standigheden. Die verzekering ontslaat de
overheid uiteraard niet van de plicht om
te blijven investeren in dijken en water-
keringen. Aerts: ‘Maar voor zogenaamde
restrisico’s is een overstromingsverzeke-
ring geen overbodig luxe, zeker niet nu
is gebleken dat ze met een gelaagd ver-
zekeringsmodel goed af te dekken zijn.’
Dat de overheid zo terughoudend is met
het introduceren van een dergelijke ver-
zekering, zal te maken hebben met Rijks-
waterstaat, denkt Aerts. ‘Die ziet het als
een ongewenste inmenging op hun ter-
rein van het waterbeheer. Rijkswater-
staat wordt nu door niemand gecontro-
leerd, behalve door zichzelf. Komt er een
publiek-private verzekering, dan kijken de
verzekeraars voortaan over hun schouder
mee en daar zitten ze bij Rijkswaterstaat
niet op te wachten.’
Toch zal ook Nederland op termijn over-
stag gaan, denkt Wouter Botzen. ‘Te
beginnen met een verzekering voor de
buitendijkse gebieden, dat is echt urgent.
Daar is nu niets voor geregeld, terwijl ste-
den steeds vaker op juist die kwetsbare
plekken willen gaan uitbreiden. En de
schades dus steeds groter zullen worden.’
Schultz van Haegen, de nieuwe minis-
ter van Infrastructuur en Milieu, lijkt
dat goed te begrijpen. In haar eerdere
functie van staatssecretaris van Verkeer
en Waterstaat was zij al voorstander van
een dergelijke verzekering. Botzen: ‘Ons
advies aan haar: investeer in dijken,
scherp de bouwvoorschriften aan en
introduceer een verplichte verzekering
met premiedifferentiatie.’
genomen, terwijl Engeland een volledig
private overstromingsverzekering kent.
In de Verenigde Staten is er het Natio-
nal Flood Insurance Program (NFIP) dat
door de overheid is opgericht en wordt
beheerd. Het is in principe een vrijwil-
lige verzekering, maar iedereen die woont
in een gebied met een overstromingskans
van minimaal 1 op 100 wordt door de
hypotheekverstrekker verplicht een over-
stromingsverzekering af te sluiten.
Nederland zette indertijd met de Delta-
werken zwaar in op het voorkomen van
nog zo’n watersnoodramp. Beter stevige
dijken, ruime rivieren en robuuste water-
keringen dan een verzekering, luidde de
redenering. Of zoals in het uit 2008 stam-
mende rapport ‘Waterveiligheid in de
21ste eeuw’ valt te lezen: ‘De eerste en
belangrijkste laag van het waterveilig-
heidsbeleid is preventie: het voorkomen
van een overstroming is en blijft de hoog-
ste prioriteit.’ Maar wat als er toch een
overstroming plaatsvindt, zoals in 1993
en 1995 toen de Rijn en de Maas bui-
ten de oevers traden of – om een recenter
voorbeeld te noemen – de dijkdoorbraak
in Wilnis? Wie draait er dan op voor de
vaak aanzienlijke schade?
Eindeloze rechtszaken
Door de uit 1998 stammende regeling
Wet tegemoetkoming bij schade bij ram-
pen en zware ongevallen, kortweg Wts,
is het in Nederland vooral het Rijk dat in
geval van schade geld neer moet leggen.
Jeroen Aerts, hoogleraar klimaatrisico’s en
waterbeheer aan de Vrije Universiteit in
Amsterdam, weet te vertellen dat die rege-
ling nogal wat tekortkomingen vertoont,
zo bleek na de ervaring in Wilnis. ‘Hoe-
wel de dijkdoorbraak al zeven jaar geleden
plaatsvond, lopen er nog steeds rechts
zaken over wie waarvoor verantwoordelijk
is en over de omvang van de compensatie.’
Wat is het probleem? Aerts schetst de
volgende gang van zaken. Eerst moest
de politiek besluiten of er daadwerke-
lijk sprake was van een ramp. Zo ja, dan
treedt de Wts namelijk in werking ‘voor
schade die redelijkerwijs niet te verzeke-
ren is’, wat bij Wilnis uiteindelijk het geval
was. Vervolgens moest worden uitgezocht
of het hoogheemraadschap verantwoor-
delijk kon worden gesteld. Pas toen dit
niets te verwijten viel, kwam een beroep
op de Wts in zicht. Maar de Wts keerde
niet meer dan twee derde van de in totaal
16 miljoen euro aan schade uit, met als
gevolg een stoet eindeloze rechtszaken.
Schadeafhandeling via de Wts betekent
dus forse extra overheadkosten voor de
overheid. Maar belangrijker, aldus Jeroen
Aerts, is dat de regeling geen stimulans
biedt om schade te voorkomen, bijvoor-
beeld door veiliger te bouwen. ‘Het eigen
risico bij een verzekering is een middel
om polishouders aan te sporen risico’s te
reduceren. Het risicobewustzijn van de
Nederlandse burgers is laag omdat het
niet in een premie is uitgedrukt.’ Een
derde bezwaar tegen de Wts is dat door
de klimaatverandering de aanspraak op
de regeling zal toenemen, zodat het niet
langer de functie vervult van een inci-
denteel vangnet, maar eerder een nor-
male verzekering wordt tegen weers
extremen. Al met al, vindt Jeroen Aerts,
voldoende aanleiding om te pleiten voor
de introductie van een verzekerings
systeem voor klimaatveranderingen (de
zogenoemde klimaatverzekering) waarbij
de overheid en de private markt geza-
menlijk optrekken.
Minder schade
En onderzoek geeft hem gelijk. Samen
met Wouter Botzen, als universitair
docent verbonden aan het Instituut voor
Milieuvraagstukken (IVM) van de VU,
keek Jeroen Aerts de afgelopen jaren in
New York naar de overstromingsrisico’s
als gevolg van de klimaatverandering.
Zowel de huidige risico’s als de toekom-
stige risico’s werden op verzoek van het
stadsbestuur in kaart gebracht. Een paar
zaken vielen hen op. Zo bleken er eisen te
worden gesteld aan hoe en waar de huizen
worden gebouwd. Ook worden huiseige
naren door de verzekeraars verplicht aan
bepaalde minimumeisen te voldoen om het
risico op overstromingsschade te beper-
ken. ‘Die bouwvoorschriften werken’, zegt
Wouter Botzen. ‘Huizen gebouwd volgens
de richtlijnen van de verzekeraars hebben
zes keer minder schade bij een overstro-
ming dan huizen gebouwd voor de ver-
plichte verzekering van kracht werd.’ Een
soortgelijk resultaat kwam uit een onder-
zoek in Duitsland naar voren. Bij de over-
stroming van de Elbe in 2002 bleken ver-
zekerden aanzienlijk minder schade te
hebben dan niet-verzekerden. Vaak zit dat
in relatief kleine aanpassingen, zoals het
ophogen van de stopcontacten, een tegel-
vloer in plaats van een houten vloer en een
cv-installatie die op zolder is geplaatst.
Publiek-private samenwerking
Een overtuigende business case dus. Toch
is de animo voor een verplichte overstro-
mingsverzekering vooralsnog gering. Men
is bang dat de premie te hoog gaat uitval-
Wouter Botzen, als universitair docent
verbonden aan het Instituut voor Milieu
vraagstukken van de VU: ‘Er is zeker een
markt voor een overstromingsverzekering,
in tegenstelling tot wat de overheid en de
private verzekeraars altijd dachten.’
Jeroen Aerts, hoogleraar klimaatrisico’s
en waterbeheer aan de VU: ‘Dat de over
heid zo terughoudend is met het introdu
ceren van een dergelijke verzekering, zal
te maken hebben met Rijkswaterstaat.
Die ziet het als een ongewenste inmen
ging op hun terrein van het waterbeheer.
Rijkswaterstaat wordt nu door niemand
gecontroleerd, behalve door zichzelf.’
⁄ Alleen al de orkaan Katrina
was goed voor een schade van om
en nabij de 50 miljard dollar ⁄
maart 2011 3130 Q magazine
17. Volgens Nassim Taleb wordt de wereld
geregeerd door toevalligheden en is
succes op de financiële markten slechts
een kwestie van geluk. En mensen
begrijpen daar helemaal niets van.
W
e denken dat beurshandelaren succesvol zijn
omdat ze zo goed zijn, schreef de Ameri-
kaanse Nassim Taleb in 2004 in zijn baan-
brekende werk Fooled by Randomness: The Hidden Role
of Chance in the Markets and in Life. Maar de waarheid
is, zo stelt hij, dat zo’n succes bijna volledig op toeval
berust.
Stel je voor: 10.000 investment managers wiens suc-
ces volledig berust op de toevalsfactor geluk. Elk jaar
zal de helft van deze groep bestaan uit winnaars en
de andere helft uit verliezers, puur op basis van geluk.
Kop of munt. Na het eerste jaar worden 5000 verliezers
ontslagen en het volgende jaar vliegt weer de helft eruit,
en zo verder. Na 5 jaar hebben we nog 313 winnaars
over. Stuk voor stuk met een indrukwekkende staat van
dienst op de beurs.
Die 313 winnaars zullen worden bewonderd en beju-
beld, voor ‘opmerkelijke prestaties’, ‘bijzonder scherp
inzicht’, ‘diepgaand begrip’, ‘een visionaire blik’. Mis-
schien zullen sommige analisten zelfs wijzen naar
beslissende ervaringen in de kindertijd …
Maar dan, het volgende jaar, is ook de helft van die
bejubelde groep een verliezer geworden. Wat gebeurt
er dan? Journalisten en analisten zullen nu met de vin-
ger gaan wijzen naar iets dat het verliezen veroorzaakt.
Het gebrek aan ethiek van de eerdere winnaar. Of zijn
mateloze levensstijl. Of zijn arrogantie. (We kennen
ook hier het mechanisme: Verhoeven van Ahold, Cor
Boonstra van Philips, Rijkman Groenink van ABN
AMRO, stuk voor stuk bejubeld en afgebroken). Maar
Zwarte
zwanen
Tekst: Hanneke Savenije
maart 2011 3332 Q magazine
Over toeval
18. New York, 18 april 1954
dat is allemaal onzin, volgens Taleb. De financiële won-
derboy viel simpelweg omdat zijn geluk op was. Erger is
dat de gevallen grootheden ondertussen zo overtuigd
waren geraakt van hun slimheid, dat ze hun succes
steeds maar weer dachten te kunnen herhalen, ook met
het geld van anderen. Een ziekte, volgens Taleb: geluk
verwarren met vaardigheid. Een ziekte die overal in de
beurswereld slachtoffers maakt.
Mooiste voorbeeld: het legendarische hedgefonds
Long-Term Capital Management (LTCM), waar de
Nobelprijswinnaars Myron Scholes en Robert Merton
aan het roer stonden. Hun optieprijsformule, een the-
oretisch wiskundig model waarmee optieprijzen bere-
kend zouden kunnen worden en waarmee men markt-
risico’s te slim af leek te zijn, eerder ontwikkeld door
Scholes met Fisher Black, leidde een aantal jaren tot
buitengewone successen. Rendementen van 40 procent
gemiddeld trokken steeds meer kapitaal aan. In 1998
had LTCM een eigen vermogen van 4,72 miljard dol-
lar, plus 124,5 miljard aan geleend kapitaal. Maar toen
brak in 1998 de Russische roebelcrisis uit. Nog in de
nasleep van de Aziëcrisis uit 1997. LTCM werd meege-
zogen in gebeurtenissen die nergens in hun simulaties
voorkwamen en al helemaal niet tegelijkertijd, en het
hedgefonds ging op zo’n spectaculaire wijze onderuit
dat - toen al - zowat het hele financiële systeem ont-
wricht raakte. De les: toeval bestaat en valt nimmer en
nooit uit te sluiten.
Zwarte zwanen noemt Taleb die onvoorspelbare
gebeurtenissen en verschijnselen die alles op zijn kop
zetten. Onbekende risico’s. Zoals de extreem hoge olie-
prijzen in de jaren 70. Ontploffende kerncentrales in
Tsjernobyl en op Three Mile Island in de jaren 80. De
Wall Street-crash van 1987. De terroristische aanslag
op het Wold Trade Center in New York in 2001.
In de Washington Post werden indertijd voor beleggers
een aantal praktische conclusies getrokken uit Taleb’s
Fooled by Randomness, door de commentator James
Glassman. Ook al doe je het goed op de beurs, word
niet overmoedig. Je instinct is net zoveel waard als welke
analyse dan ook. Hecht niet te veel waarde aan bewegin-
gen op de beurs en nieuws over bedrijven. Verwacht niet
dat fondsen het beter doen dan de benchmark simpelweg
omdat ze dat in het verleden deden. Wees altijd verdacht
op zwarte zwanen. Met als belangrijkste tip: stop je geld
in laaggeprijsde indexfondsen of in breed samengestelde
portfolio’s. Met andere woorden: spreid je risico.
Taleb, zelf van huis uit beurshandelaar, leest liever poëzie
dan analyses. Zijn geld verdient hij vooral met het waar-
schuwen van anderen voor onwaarschijnlijke gebeurte-
nissen. Als adviseur, als professor aan het Polytechnic
Institute van de New York University, als schrijver. In
2007, in de aanloop naar de wereldwijde kredietcrisis,
verscheen zijn The Black Swan; The Impact of the Highly
Improbable, een boek waarin hij duidelijk probeerde te
maken dat de wereld op weg was naar een financial melt-
down en dat mede dankzij die meltdown natuurlijk een
onverbiddelijke bestseller werd. Sindsdien wil zelfs de
NASA gebruik maken van zijn inzichten.
Zelf hechtte Nassim Taleb eraan te verklaren dat de
kredietcrisis nou juist net niet een black swan was. In
zijn boek ging hij tekeer tegen economen en bankiers,
die in zijn ogen uiterst gevaarlijk gedrag vertoonden.
Omdat ze in een fantasiewereld leefden, een wereld
waarin de toekomst gecontroleerd zou kunnen wor-
den door verfijnde mathematische modellen en geavan-
ceerde risicomanagementsystemen. Hij haalde er de
woede mee op zijn hals van de financiële wereld, maar
de kredietcrisis gaf hem helemaal gelijk. In een inter-
view in The Sunday Times in de zomer van 2008: ‘Het
was een witte zwaan. Ik wist dat het zou gaan gebeu-
ren en ik had ze gewaarschuwd. Voor Ben Bernanke
(voorzitter van de Federal Reserve) was het een zwarte
zwaan. Ik zou hem dan ook niet aan het stuur laten zit-
ten in mijn auto. Deze jongens zijn gevaarlijk. Ze zijn
niet gekwalificeerd in hun eigen vakgebied.’
En volgens Taleb is het bepaald niet voorbij, dat gevaar.
De Amerikaanse economie blijft in zijn ogen een mon-
sterlijke berg van misvattingen en waanideeën: ‘Ame-
rika is zelf het allergrootste financiële risico.’
Zie ook: Qblog, 15 april 2009;
‘Een wereld zonder zwarte zwanen’
‘The real trouble with this world of ours is not that it is an
unreasonable world, nor even that it is a reasonable one. The
commonest kind of trouble is that it is nearly reasonable, but not
quite. Life is not an illogicality; yet it is a trap for logicians. It
looks just a little more mathematical and regular than it is; its
exactitude is obvious, but its inexactitude is hidden; its wildness
lies in wait.’
Gilbert K. Chesterton, Orthodoxy (1908)
maart 2011 3534 Q magazine
Over toeval
20. Plaats en datum onbekend
De beslissing om de Noord/Zuidlijn aan te
leggen was niet alleen een geval van plan-
ning fallacy van een paar bestuurders, ook
de tijdgeest hielp een handje mee. Eind vo
rige eeuw was Amsterdam in de greep van
een groot optimisme: dankzij ontwikkelin
gen in de boortechniek zou het mogelijk zijn
de Noord/Zuidlijn met geboorde tunnelbui
zen te bouwen, onder straten van de oude
stad door, zonder huizen te slopen. Boven
dien was de Piet Heintunnel met succes ge
bouwd, het Oostelijk Havengebied volop in
ontwikkeling en de Amstelveenlijn en de
Ringlijn op tijd en binnen het budget klaar.
Maar binnen enkele jaren werden het bud
get en de planning van de metro al bijge
steld. Weg optimisme en weg vertrouwen.
Toen in 2008 twee lekkages op de Vijzel
gracht enkele panden deden verzakken,
bereikte de reputatie van de Noord/Zuidlijn
een dieptepunt. Het budget was toen al
stapsgewijs gestegen van 1,3 miljard naar
3,1 miljard en de einddatum van 2011 ver
schoven naar 2017. Een dramatische ont
wikkeling voor een stadsdienst die het moet
hebben van de steun van de bevolking.
Jan Bijkerk, sinds 2007 Directeur Uitvoe
ring van de Dienst Noord/Zuidlijn, kan on
dertussen wel aanwijzen waar het fout
ging. Zijn analyse van wat er had moeten
gebeuren, sluit aan op het recept van
Flyvbjerg: realistisch risico’s inschatten,
accountability en openheid.
‘Toen de Noord/Zuidlijn in 2002 van start
ging, hadden de aannemers volop werk
en weinig werkhonger. De werkzaamhe
den werden hierdoor steeds meer opge
knipt in kleinere contracten en verdeeld
over verschillende aannemers. Maar juist
waar zo’n knip zit, moet je de raakvlakken
tussen het ene deel en het andere in strak
managen, want daar gaat het meeste mis.
Door datzelfde gebrek aan werkhonger
en te hoge aanbiedingen trok de ge
meente Amsterdam naar verhouding te
veel risico’s naar zich toe. Risico’s die de
aannemers zelf het beste konden beheer
sen, maar de stad niet. En als het mis
ging, kwam het voor rekening van de pro
jectorganisatie. Het heeft ons de laatste
jaren veel tijd en geld gekost om een
evenwichtiger risicoverdeling met de aan
nemers overeen te komen, maar het is
grotendeels gelukt.’
Ook de communicatie werd bijgesteld. Na
jarenlang krampachtig volhouden dat al
les helemaal onder controle was, is nu
‘openheid’ het nieuwe sleutelwoord. Zelfs
de mogelijke risico’s worden uitgebreid
uiteengezet. Hierbij worden alle middelen
toegepast, van papieren informatie tot en
met websites en social media. Bijkerk:
‘Ook richting pers nemen we tegenwoor
dig zelf het initiatief. We wachten niet
meer af tot ze ons iets vragen. We laten
de bouw ondergronds van dichtbij bekij
ken via het Uitkijkpunt op het Rokin en in
de startschacht op het Damrak. Er wor
den rondleidingen georganiseerd, voor
particulieren, bedrijven en scholen, en
daar is veel animo voor.’
De openheid werkt: de positieve interesse
groeit. Zo vermenigvuldigen zich de
websitebezoeken zodra de tunnelboren
aan worden gezet. Nog beter nieuws: vol
gens de laatste metingen neemt het aan
tal Amsterdamse voorstanders van de
metro toe.
De Noord/Zuidlijn wint vertrouwen terug
⁄ Niemand zegt:
als het fout gaat, moeten
ze mij hebben ⁄
Megaprojecten
maart 2011 3938 Q magazine
gebouwd, heeft volgens Flyvbjerg evengoed te maken
met de menselijke factor. Er werkten mensen aan met
ervaring en invloed, die zich zeer bewust waren van
de valkuilen.
Gepast wantrouwen
De oplossingen die de hoogleraar aandraagt om het
strategische liegen de wereld uit te helpen, komen neer
op een gepaste dosis wantrouwen van de politiek en de
mensen die de plannen en budgetten prognosticeren.
De controle op de haalbaarheid van de plannen kan
geschieden op basis van Reference Class Forecasting: de
cijfers en ervaringen opgedaan bij vergelijkbare projec-
ten kunnen een realistische voorspelling doen over de
nieuwe onderneming.
Verder pleit hij voor de ‘bestraffing’ van partijen die
budgetten overschrijden, door daar ook de risico’s
neer te leggen. Zeker in het polderende Nederland is
het vaak moeilijk vast te stellen wie nou waar precies
verantwoordelijk voor is, waardoor de schuld snel op
anderen kan worden geschoven. Vervoersplanoloog
Mig de Jong, een Nederlandse collega van Flyvbjerg
die promotie-onderzoek deed naar succesvolle mega-
projecten, wijt veel problemen juist aan die Neder-
landse consensuscultuur. ‘Niemand zegt: als het fout
gaat, moeten ze mij hebben. Het is altijd een kluwen,
niet eens van mensen, maar van organisaties. We gaan
met twintig partijen rond de tafel en besluiten uitein-
delijk bijna unaniem dat we het gaan doen, zonder dat
iemand hoofdelijk verantwoordelijk is.’
Ook helpt het om betrokkenen en het publiek er vroeg
bij te betrekken, in plaats van zaken geheim te houden
uit angst voor gelobby. Flyvbjerg: ‘Dan krijg je alleen
maar gedoe later, als het veel duurder is om nog wat te
veranderen.’ Realistisch risico’s inschatten, accounta-
bility en openheid maken megaprojecten dus beheers-
baar. Als aan die voorwaarden wordt voldaan, kom je
uit bij een acceptabele hoeveelheid risico’s. Risico’s
waar de mensen rekening mee moeten leren houden
als ‘onvoorzien’: technische complexiteiten en onaan-
gename verrassingen die extra geld kosten en zelfs een
realistisch budget doen overschrijden. En daar moeten
verantwoordelijke bestuurders dan wel weer de durf
voor tonen. Zodat er ook in de toekomst nog grote pro-
jecten van de grond komen.
23. Delta Lloyd Groep Toekomst verzekerd
Op www.qblog.deltalloydgroep.com meer over risico’s en gevaren, over
waarschijnlijkheden en onzekerheden, en over de (on)mogelijkheid het toeval de
baas te worden.
Q magazine is het kwartaalblad van Delta Lloyd Groep over financiële dienstverlening en
de toekomst. Alle uitgaven zijn ook terug te vinden op www.deltalloydgroep.com en op
het Q blog: www.qblog.deltalloydgroep.com.
‘Ons
advies:
investeer
in dijken’(PAG. 31)