SlideShare a Scribd company logo
1 of 31
Download to read offline
DEEL 3

ENERGIE-UITWISSELINGEN
  IN EEN ECOSYSTEEM



                         1
Aantal organismen in een
      ecosysteem…
           • … is afhankelijk van de inbreng
             van energie in het ecosysteem
           • … is afhankelijk van de
             hoeveelheid neerslag in het
             ecosyteem, met inbegrip dat veel
             neerslag onmogelijk is bij
             beperkte zonneënergie
           • … is afhankelijk van de snelheid
             waarmee bepaalde verbindingen
             uitgewisseld worden
           • Elke plaats op aarde ontvangt
             dezelfde hoeveelheid zonlicht,
             maar niet dezelfde hoeveelheid
             energie of ‘hitte’
           • Ecosysteem Antarctica
                                          2
De kringloop van elementen
                 • N-cyclus
                 • C, H, O, N, P, S, …
                   kunnen herhaaldelijk
                   uitgewisseld worden
                   tussen levende
                   wezens en de
                   levensloze stof
                 • D.w.z. dat de atomen
                   herbruikt worden
                   voor de opbouw van
                   organische materie
                 • ‘Energy flows,
                   elements cycle’



                                    3
Energie volgens één richting in
       de voedselketen
                • Energie van de zon wordt
                  vastgelegd door autotrofe
                  fotosynthese…
                • … en vloeit dan per trofisch
                  niveau over in herbivoren,
                  primaire en secundaire
                  carnivoren
                • Dood weefsel en afval
                  geproduceerd op ieder niveau
                  wordt gebruikt door
                  reducenten: aaseters,
                  detritivoren, fungi, bacteriën,…
                • Bij iedere stap gaat het
                  grootste deel van de energie
                  verloren

                                             4
Klassieke voedselketens versus
     detritusvoedselketens
         • Gewoonlijk denken we aan voedselketens als
           ‘grazende’ of klassieke voedselketens zoals
           hiernaast afgebeeld
         • Logisch, volgens de klassieke voedselketens
           wordt plantaardig weefsel direct
           geconsumeerd door herbivoren
         • Een groot deel van de energie is echter
           afkomstig van organische verbindingen uit
           dode materie, door bacteriële foto- en
           chemosynthese,…
         • Voorbeelden van detritusvoedselketens vindt
           men in bosgronden, riviertjes in bosrijk
           gebied, oceaanbodems, moerassen,…
         • Zo is het begrip voedselketen achterhaald,
           en spreekt men beter van een veelheid aan
           schakels in een gecompliceerd voedselweb
                                                 5
Klassieke voedselketens versus
     detritusvoedselketens




                             6
Exuberante groei versus fragiliteit




• Het belang van organisch materiaal wordt perfect geïllustreerd
  door de weelderige groei van de tropische regenwouden
• 2/3 van de bodems bestaat er uit tropische rode en gele aarde,
  typisch zuur en nutriëntarm
• Ca en K lekken bij hevige regen uit de bodem, Fe en Al vormt
  onoplosbare verbindingen met fosfaatverbindingen
• Nutriënten en C zijn gevangen in levend weefsel, humus is schaars
• Na enkele jaren moeten boeren kunstmest gebruiken voor een 7
  lage opbrengst gezonde gewassen of veevoeder
Energie-efficiëntie op trofisch niveau
 volgens de klassieke voedselketen
                    • Energie ademhaling:
                      33kJ/100kJ
                    • Energie-efficiëntie is de
                      energie-opbrengst aan
                      weefsel in verhouding met
                      de energie-investering
                    • In dit geval 4%
                    • Het is meer efficiёnt om
                      granen te eten i.p.v. er het
                      vee met te voeden
                    • De energie in het vlees heeft
                      immers al verscheidene
                      trofische niveaus gepasseerd



                                               8
7x meer land nodig voor een vleesdieet
     t.o.v. een plantaardig dieet




                                    9
Energie-overdracht tussen
verschillende voedingsniveaus
               • Efficiëntie fotosynthese is
                 laag: 2% van invallende
                 lichtenergie wordt
                 geabsorbeerd door de plant
               • Bij elke volgende stap komt
                   10% van de energie in de
                 herbivoor of carnivoor terecht
               • Dit laat toe de hoeveelheid
                 energie te berekenen welke in
                 de secundaire carnivoor
                 terechtkomt, uitgaande van
                 een stralingsenergie van 6000
                 kJ geabsorbeerd door planten
                 (per vierkante meter per dag)




                                            10
Antwoord: bereken de
energietransfer in elke stap
              • Netto-productie door de
                plant: 120 kJ
              • Nettowinst in herbivoren:
                12 kJ
              • Nettowinst in C1: 1,2 kJ
              • Nettowinst in C2: 0,12kJ
              • Besluit: gezien dit groot
                energieverlies is het aantal
                stappen in de voedselketen
                beperkt (max. 3-4), en is
                het aantal topcarnivoren
                klein in bepaald
                ecosysteem




                                          11
Andere voorstelling -
 let op het verschil!




                        12
Biomassapiramides per trofisch niveau
                  • Terrestrische ecosystemen zijn
                    qua biomassa opgebouwd
                    volgens een normale
                    piramidevorm
                  • De grootste massa op aarde is
                    geconcentreerd in de
                    producenten nl. de planten
                  • De 2e grootste hoeveelheid
                    biomassa is vertegenwoordigd
                    door aaseters en reducenten
                    zoals bacteriën, fungi en
                    termieten
                  • De bovenliggende niveau’s
                    kennen een 1/10 reductie van
                    biomassa, met topcarnivoren
                    bovenaan die logisch gezien de
                    kleinste biomassa uitmaken 13
Biomassapiramides per trofisch niveau
                  • Biomassapiramides in zee
                    kennen evenwel een
                    omgekeerde piramidevorm
                  • Fotosynthetische algen en
                    bacteriën vangen de
                    zonneënergie, welke volgens de
                    10%-regel wordt afgeroomd per
                    verhoging van trofisch niveau
                  • Evenwel is hun totale massa
                    veel kleiner dan deze van de
                    organismen die ze consumeren
                  • Planktonische algen leggen veel
                    meer zonneënergie vast als
                    landplanten en groeien,
                    reproduceren en sterven in
                    verhouding sneller
                                               14
Biomassapiramides per trofisch niveau
                  • Kleine kreeftachtigen zoals
                    zoöplanktonische Copepoda en
                    andere kreeftachtigen
                    consumeren de algen
                  • Ze oogsten grote hoeveelheden
                    zonder de fotosynthetische
                    reserves van het water uit te
                    putten
                  • Deze worden op hun beurt
                    gegeten door invertebraten en
                    kleine visjes, welke vervolgens
                    op het menu staan van grotere
                    vissen en mariene zoogdieren…
                  • … op hun beurt bejaagd door bv.
                    Carcharodon carcharias (Witte
                    haai) of andere langlevende
                    topcarnivoren               15
Biomassapiramides per trofisch niveau




 • Carcharodon carcharias (Witte haai), Neptune Islands,
   Zuid-Australië – IUCN-status: kwetsbaar
 • De inversie van de oceanische biomassapiramide is de reden
   waarom de waters van de open zee helder zijn en je met een
   goede observatie wel een occasionele vis bespeurt, maar niet
   de algen waarvan alle zeedieren uiteindelijk afhankelijk zijn
                                                              16
Aquacultuur
                                 • Waterbewoners hebben als voordeel
                                   dat ze weinig energie moeten
                                   investeren in de ondersteuning van
                                   hun lichaam, maar het kunnen
                                   aanwenden voor groei
                                 • Vissen zijn poikilotherm, dus
                                   verbruiken praktisch geen energie
                                   om zich warm te houden
                                 • Daphnia, kan in aquacultuur 10x
                                   meer opbrengen als soja op
                                   eenzelfde oppervlakte
                                 • Meer dan 90% van de visvangst
                                   bestaat uit de jacht op wilde soorten
                                   in hun natuurlijk biotoop
Treiltechnieken doden sponzen, • Boomkorvisserij en treilen zijn
koralen,… op de oceaanbodem        conventionele methoden, die de
Boven: een nooit getreilde bodem,  biodiversiteit van zeebodems ernstig
onder: een treilspoor bij Maine    verstoren
                                                                   17
Fishing down the food web




• De accumulatie van biomassa in de top van de voedselketen,
  maakt van vissen als tonijn (Thunnus sp.), zalm (Salmo sp.),…
  begeerde voedselbronnen
• Overbevissing maakt blauwvintonijn (Thunnus thynnus)
  zeldzaam, de roze zalm (Oncorhynchus gorbuscha) is bijna
  uitgestorven door zeeluisinfecties die de jonge zalmen aan
  stukken rijt als ze de Canadese zalmkwekerijen voorbijtrekken
                                                             18
Fishing down the food web
          • Zo is de mortaliteit van de roze zalm
            meer dan 80% aan de Pacifische
            Canadese kust wegens infectie van
            juveniele zalmen door de kleine
            kreeftachtige zeeluizen
            Lepeophtheirus salmonis
          • De zalmen brengen nutriënten naar
            de kustecosystemen, waar ze een
            sleutelrol spelen in de overleving van
            grizzlyberen (Ursus arctos
            horribilis), orca’s, wolven, otters, … en
            zelfs van de witte spar (Picea glauca)
            door de stikstof van zalmkadavers
            achtergelaten door grizzly’s
          • In Canada’s Fraser River daalde het
            wilde zalmbestand van over de 10
            miljoen tot minder dan 2 miljoen
            tijdens de zalmtrek                 19
Rapoports regel (1975)
        • Reis je zuidwaarts van N.- naar Z.-
          Amerika, zal het verspreidingsgebied
          van individuele soorten verkleinen bij
          het naderen tot de evenaar
        • In gematigde en arctische regio’s
          moeten organismen zich aanpassen
          aan variërende fysische en biologische
          omgevingen bv. via winterslaap,
          vruchtzetting, omschakelen naar
          winterharde prooi, migratie,...
        • Door aangepast te zijn aan meer
          lokale omgevingsvariabelen, bezetten
          ze ook grotere arealen
        • Mecistogaster sp. reuzejuffer van
          Centraal-Amerika, specialist in het
          plukken van spinnen uit hun web,
          concurreren generalisten weg


                                           20
In de evolutie van biodiversiteit betekent
   een kleinere omvang meer soorten
                                   • Hogere energie, grotere
                                     biomassaproductie, het
                                     vernauwen van
                                     verspreidingsgebieden in een
                                     minder variërende
                                     omgeving...
                                   • ...verhogen de biodiversiteit
                                     in de tropen
                                   • Stabiele klimaten met milde
                                     seizoensverschillen laten
                                     verschillende organismen toe
• Macrocheles rettenmeyeri komt      te specialiseren op fracties
  enkel voor als vervanging van de   van de omgeving
  tarsus van mieren                • Geen niche blijft ongevuld
• Bloedzuigend laten ze zich als   • Hoe kleiner organismen, hoe
  klauw gebruiken, zonder het        beter ze in staat zijn de
  comfort van de mier te benadelen   omgeving op te delen in
                                     kleinere niches
                                                             21
Het tellen van biodiversiteit(sverlies)
                 • Geelgors (Emberiza citrinella),
                   zwarte vanilleorchis
                   (Gymnadenia nigra)
                 • De relatie tussen het aantal soorten
                   in en de oppervlakte van een
                   habitat kan worden uitgedrukt
                   volgens S = CAz
                 • S is het aantal soorten, C een
                   constante per eenheid van
                   oppervlakte en z – als constante
                   van belang – is soortafhankelijk
                 • z is afhankelijk van het habitat en
                   vooral van de mogelijkheid tot
                   verspreiding
                 • De z-waarde is tussen 0,15 en 0,35
                   met de laagste waarden voor
                   soorten met een vlotte verspreiding
                   bv. vogels, hoogste voor bv.
                   landslakken, orchideeën         22
Het tellen van biodiversiteit(sverlies)
                                • Een hoge z-waarde betekent
                                  dat de soort waarschijnlijk
                                  verdwijnt als de oppervlakte
                                  van het habitat verkleint
                                • Als richtlijn kan je stellen dat
                                  als A vermindert met 10%, het
                                  aantal soorten tot de helft kan
                                  dalen (bij z = 0,30)
                                • De soorten-oppervlakte-relatie
                                  is een direct gevolg van de 2e
                                  wet van de thermodynamica die
                                  de entropieverhoging en het
• Het Amazoneregenwoud is         fenomeen van de
  niet alleen bedreigd door       onomkeerbaarheid van
  ontbossing, maar ook door       natuurlijke processen verwoordt
  droogte en opwarming
• Bij ‘business as usual’ zou
  50% van de jungle
  verdwenen zijn tegen 2050                                   23
Het tellen van biodiversiteit(sverlies)
                               • In de jaren ‘90 verloren de
                                 tropische regenwouden
                                 gecombineerd ± 1,8%/jaar
                               • Bij een typische z-waarde van
                                 0,30 zou ieder jaar daarbij
                                 0,54 % van het aantal
                                 soorten er verdwenen zijn
                               • De helft van het overblijvend
• Afname van soortenrijkdom
                                 tropisch regenwoud op aarde
  van endemische gewervelden
  op land bij toenemende
                                 zou binnen 30 jaar verdwijnen
  temperaturen                   bij een ± 1,8%/jaar-evolutie,
                                 wat zou inhouden dat het
• Tropisch regenwoud,
                                 soortenverlies, afhankelijk
  Queensland, Australië
                                 van de z-waarde, tussen de
                                 10 en 22 % gelegen is


                                                           24
De mensheid eigent zich 20 tot
 40% toe van de zonneënergie…




• …opgeslagen in organische, plantaardige materie
• Deze aanslag op de bronnen van de planeet reduceert
  drastisch de overlevingskansen van alle soorten
• Vooraleer de mens ten toneel verscheen, verdween ongeveer
  1 soort per miljoen per jaar; menselijke activiteit verhoogt
  extinctie met een factor 1.000 tot 10.000 voor de tropische
  regenwouden door dit bestendig verlies aan oppervlakte       25
Referenties
•   Dia 2: http://www.ciesin.org/docs/011-558/fig4-3.gif
    http://www.globalchange.umich.edu/globalchange1/current/lectures/kling/ecosystem/ecosystem.html
•   Dia 3: http://www.britannica.com/eb/art-6/The-nitrogen-cycle
•   Dia 4, 8 en 9:
    http://www.bbc.co.uk/schools/gcsebitesize/biology/livingthingsenvironment/2energyandnutrienttransferrev3.shtml
    http://www.globalchange.umich.edu/globalchange1/current/lectures/kling/ecosystem/ecosystem.html
•   Dia 5, 6: http://www.globalchange.umich.edu/globalchange1/current/lectures/kling/ecosystem/ecosystem.html
    http://www.absoluteastronomy.com/topics/Soil_food_web
•   Dia 7: https://sites.google.com/site/envscirubin/Home/study-guide
•   Dia 10: http://en.wikipedia.org/wiki/File:FoodWeb.jpg
•   Dia 11: http://www.tutorvista.com/content/science/science-ii/environment/food-chain.php#
•   Dia 12: http://home.hiroshima-u.ac.jp/er/EV_S.html
•   Dia 13 – 15: http://www.tutorvista.com/content/biology/biology-iv/ecosystem/biomass-pyramid.php#
•   Dia 16: http://nl.wikipedia.org/wiki/Witte_haai http://pinterest.com/pin/244883298459264762/
•   Dia 17: http://archives.starbulletin.com/2008/02/25/news/story01.html
•   Dia 18: http://en.wikipedia.org/wiki/Pink_salmon http://oceana.org/en/our-work/promote-responsible-
    fishing/predators-prey/learn-act/infographic-fishing-down-the-food-chain
•   Dia 19: http://en.wikipedia.org/wiki/Salmon_run http://en.wikipedia.org/wiki/Aquaculture_of_salmon
    http://www.environmentalgraffiti.com/animals/news-bear-vs-salmon http://digitaljournal.com/article/280039
    http://www.greatbeartours.com/ecotourism.htm http://phys.org/news116777260.html
•   Dia 20: http://www.pbase.com/terrythormin/image/94218572




                                                                                                                 26
Referenties
•   Dia 21: http://kabinetofcuriosities.blogspot.com/2010/01/tarsi-replacing-mite.html
•   Dia 22: http://en.wikipedia.org/wiki/Species-area_curve
    http://www.hidephotography.com/getpage.php?pg=search&sr=Emberiza%20citrinella
    http://nl.wikipedia.org/wiki/Gymnadenia_nigra http://www.panoramio.com/photo/65487265
•   Dia 23: http://en.wikipedia.org/wiki/Second_law_of_thermodynamics http://en.wikipedia.org/wiki/Species-
    area_curve http://www.futuretimeline.net/subject/energy-environment.htm
•   Dia 24: http://en.wikipedia.org/wiki/Species-area_curve
    http://www.environment.gov.au/soe/2006/publications/drs/indicator/105/index.html
•   Dia 25: http://windcurrents.nrgsystems.com/wp-content/uploads/2011/04/mountaintopremoval.jpg




                                                                                                              27
Literatuurlijst
•   Billen J. – 1994
    Morfologie en Systematiek van de Invertebrata
•   Blamey M. & Grey-Wilson C. - 1989
    De Geïllustreerde Flora
    Thieme – Baarn
•   Buchsbaum R. – 1962
    De Ongewervelde Dieren
    Het Spectrum – Antwerpen
•   Fitter R. & Fitter A. – 1974
    Tirions Nieuwe Bloemengids
    Elsevier – Amsterdam
•   Heimans E., Heinsius H.W., Thysse J.P. – 1947
    Geïllustreerde Flora Van Nederland
    W. Versluys N.V. – Amsterdam - Antwerpen



                                                    28
Literatuurlijst
•   Heywood V.H. – 1993
    Flowering Plants Of The World
    Oxford University Press – New York
•   Hillenius D. - 1967
    De Vreemde Eilandbewoner
    N.V. De Arbeidspers – Amsterdam
•   Keizer G.J. – 1997
    Paddestoelen Encyclopedie
    Rebo Productions, Lisse
•   Kohlhaupt Paula – 1971
    Wilde orchideeën
    W.J. Thieme & Cie - Zutphen
    Rebo Productions – Lisse
•   Perl P. – 1979
    Varens
    De Lantaarn – Amsterdam
                                         29
Literatuurlijst
•   Peterson R., Mountfort G. & Hollom P.A.D. – 1983
    Petersons Vogelgids
    Tirion, Elsevier - Amsterdam
•   Raven & Johnson – 1992
    Biology
    Mosby-Yearbook – Missouri
•   Rozema J. & Verhoef H.A. – 1997
    Leerboek Toegepaste Ecologie
    VU-Uitgeverij – Amsterdam
•   Van Assche J. – 1989
    Inleiding Tot De Plantenecologie
    Katholieke Universiteit Leuven – Leuven
•   Van Veen M. & Zeegers Th. – 1988
    Insecten Basis Boek
    Jeugdbondsuitgeverij – Utrecht


                                                       30
Literatuurlijst
•   Weier T. Elliot, Stocking C.R., Barbour M.G. & Rost T.L. – 1982
    Botany – An Introduction To Plant Botany
    John Wiley & Sons - California
•   Wilson E.O. – 1992
    The Diversity Of Life
    Allen Lane The Penguin Press – Harmondsworth, Middlesex
•   Wynhoff I., Van Der Made J., Van Swaay C. – 1990
    Dagvlinders Van De Benelux
    De Vlinderstichting - Utrecht




                                                                      31

More Related Content

More from Dagmar De Greef

Deel 5 Invloed van de bodem op ecosytemen
Deel 5  Invloed van de bodem op ecosytemenDeel 5  Invloed van de bodem op ecosytemen
Deel 5 Invloed van de bodem op ecosytemenDagmar De Greef
 
Deel 4 Invloed van licht op flora en fauna
Deel 4 Invloed van licht op flora en faunaDeel 4 Invloed van licht op flora en fauna
Deel 4 Invloed van licht op flora en faunaDagmar De Greef
 
Deel 2 Ecologische begrippen
Deel 2 Ecologische begrippen Deel 2 Ecologische begrippen
Deel 2 Ecologische begrippen Dagmar De Greef
 
Deel 1 Platentectoniek en continentendrift
Deel 1 Platentectoniek en continentendrift Deel 1 Platentectoniek en continentendrift
Deel 1 Platentectoniek en continentendrift Dagmar De Greef
 
Ecological problems and solutions
Ecological problems and solutionsEcological problems and solutions
Ecological problems and solutionsDagmar De Greef
 
Inhoudstafels Biotische interacties, Enkele voorbeelden van actuele ecologi...
Inhoudstafels   Biotische interacties, Enkele voorbeelden van actuele ecologi...Inhoudstafels   Biotische interacties, Enkele voorbeelden van actuele ecologi...
Inhoudstafels Biotische interacties, Enkele voorbeelden van actuele ecologi...Dagmar De Greef
 
Deel 10 Ecologische problemen en oplossingen
Deel 10  Ecologische problemen en oplossingen Deel 10  Ecologische problemen en oplossingen
Deel 10 Ecologische problemen en oplossingen Dagmar De Greef
 
Deel 8 Biotische interacties 'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties 'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'Dagmar De Greef
 

More from Dagmar De Greef (9)

Deel 5 Invloed van de bodem op ecosytemen
Deel 5  Invloed van de bodem op ecosytemenDeel 5  Invloed van de bodem op ecosytemen
Deel 5 Invloed van de bodem op ecosytemen
 
Deel 4 Invloed van licht op flora en fauna
Deel 4 Invloed van licht op flora en faunaDeel 4 Invloed van licht op flora en fauna
Deel 4 Invloed van licht op flora en fauna
 
Deel 2 Ecologische begrippen
Deel 2 Ecologische begrippen Deel 2 Ecologische begrippen
Deel 2 Ecologische begrippen
 
Deel 1 Platentectoniek en continentendrift
Deel 1 Platentectoniek en continentendrift Deel 1 Platentectoniek en continentendrift
Deel 1 Platentectoniek en continentendrift
 
Ecological problems and solutions
Ecological problems and solutionsEcological problems and solutions
Ecological problems and solutions
 
Inhoudstafels Biotische interacties, Enkele voorbeelden van actuele ecologi...
Inhoudstafels   Biotische interacties, Enkele voorbeelden van actuele ecologi...Inhoudstafels   Biotische interacties, Enkele voorbeelden van actuele ecologi...
Inhoudstafels Biotische interacties, Enkele voorbeelden van actuele ecologi...
 
Deel 10 Ecologische problemen en oplossingen
Deel 10  Ecologische problemen en oplossingen Deel 10  Ecologische problemen en oplossingen
Deel 10 Ecologische problemen en oplossingen
 
Biotische relaties ref
Biotische  relaties refBiotische  relaties ref
Biotische relaties ref
 
Deel 8 Biotische interacties 'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'Deel 8 Biotische interacties   'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
Deel 8 Biotische interacties 'Inleiding tot de ecologie van flora en fauna'
 

Deel 3 Energie-uitwisselingen in een ecosysteem

  • 1. DEEL 3 ENERGIE-UITWISSELINGEN IN EEN ECOSYSTEEM 1
  • 2. Aantal organismen in een ecosysteem… • … is afhankelijk van de inbreng van energie in het ecosysteem • … is afhankelijk van de hoeveelheid neerslag in het ecosyteem, met inbegrip dat veel neerslag onmogelijk is bij beperkte zonneënergie • … is afhankelijk van de snelheid waarmee bepaalde verbindingen uitgewisseld worden • Elke plaats op aarde ontvangt dezelfde hoeveelheid zonlicht, maar niet dezelfde hoeveelheid energie of ‘hitte’ • Ecosysteem Antarctica 2
  • 3. De kringloop van elementen • N-cyclus • C, H, O, N, P, S, … kunnen herhaaldelijk uitgewisseld worden tussen levende wezens en de levensloze stof • D.w.z. dat de atomen herbruikt worden voor de opbouw van organische materie • ‘Energy flows, elements cycle’ 3
  • 4. Energie volgens één richting in de voedselketen • Energie van de zon wordt vastgelegd door autotrofe fotosynthese… • … en vloeit dan per trofisch niveau over in herbivoren, primaire en secundaire carnivoren • Dood weefsel en afval geproduceerd op ieder niveau wordt gebruikt door reducenten: aaseters, detritivoren, fungi, bacteriën,… • Bij iedere stap gaat het grootste deel van de energie verloren 4
  • 5. Klassieke voedselketens versus detritusvoedselketens • Gewoonlijk denken we aan voedselketens als ‘grazende’ of klassieke voedselketens zoals hiernaast afgebeeld • Logisch, volgens de klassieke voedselketens wordt plantaardig weefsel direct geconsumeerd door herbivoren • Een groot deel van de energie is echter afkomstig van organische verbindingen uit dode materie, door bacteriële foto- en chemosynthese,… • Voorbeelden van detritusvoedselketens vindt men in bosgronden, riviertjes in bosrijk gebied, oceaanbodems, moerassen,… • Zo is het begrip voedselketen achterhaald, en spreekt men beter van een veelheid aan schakels in een gecompliceerd voedselweb 5
  • 6. Klassieke voedselketens versus detritusvoedselketens 6
  • 7. Exuberante groei versus fragiliteit • Het belang van organisch materiaal wordt perfect geïllustreerd door de weelderige groei van de tropische regenwouden • 2/3 van de bodems bestaat er uit tropische rode en gele aarde, typisch zuur en nutriëntarm • Ca en K lekken bij hevige regen uit de bodem, Fe en Al vormt onoplosbare verbindingen met fosfaatverbindingen • Nutriënten en C zijn gevangen in levend weefsel, humus is schaars • Na enkele jaren moeten boeren kunstmest gebruiken voor een 7 lage opbrengst gezonde gewassen of veevoeder
  • 8. Energie-efficiëntie op trofisch niveau volgens de klassieke voedselketen • Energie ademhaling: 33kJ/100kJ • Energie-efficiëntie is de energie-opbrengst aan weefsel in verhouding met de energie-investering • In dit geval 4% • Het is meer efficiёnt om granen te eten i.p.v. er het vee met te voeden • De energie in het vlees heeft immers al verscheidene trofische niveaus gepasseerd 8
  • 9. 7x meer land nodig voor een vleesdieet t.o.v. een plantaardig dieet 9
  • 10. Energie-overdracht tussen verschillende voedingsniveaus • Efficiëntie fotosynthese is laag: 2% van invallende lichtenergie wordt geabsorbeerd door de plant • Bij elke volgende stap komt 10% van de energie in de herbivoor of carnivoor terecht • Dit laat toe de hoeveelheid energie te berekenen welke in de secundaire carnivoor terechtkomt, uitgaande van een stralingsenergie van 6000 kJ geabsorbeerd door planten (per vierkante meter per dag) 10
  • 11. Antwoord: bereken de energietransfer in elke stap • Netto-productie door de plant: 120 kJ • Nettowinst in herbivoren: 12 kJ • Nettowinst in C1: 1,2 kJ • Nettowinst in C2: 0,12kJ • Besluit: gezien dit groot energieverlies is het aantal stappen in de voedselketen beperkt (max. 3-4), en is het aantal topcarnivoren klein in bepaald ecosysteem 11
  • 12. Andere voorstelling - let op het verschil! 12
  • 13. Biomassapiramides per trofisch niveau • Terrestrische ecosystemen zijn qua biomassa opgebouwd volgens een normale piramidevorm • De grootste massa op aarde is geconcentreerd in de producenten nl. de planten • De 2e grootste hoeveelheid biomassa is vertegenwoordigd door aaseters en reducenten zoals bacteriën, fungi en termieten • De bovenliggende niveau’s kennen een 1/10 reductie van biomassa, met topcarnivoren bovenaan die logisch gezien de kleinste biomassa uitmaken 13
  • 14. Biomassapiramides per trofisch niveau • Biomassapiramides in zee kennen evenwel een omgekeerde piramidevorm • Fotosynthetische algen en bacteriën vangen de zonneënergie, welke volgens de 10%-regel wordt afgeroomd per verhoging van trofisch niveau • Evenwel is hun totale massa veel kleiner dan deze van de organismen die ze consumeren • Planktonische algen leggen veel meer zonneënergie vast als landplanten en groeien, reproduceren en sterven in verhouding sneller 14
  • 15. Biomassapiramides per trofisch niveau • Kleine kreeftachtigen zoals zoöplanktonische Copepoda en andere kreeftachtigen consumeren de algen • Ze oogsten grote hoeveelheden zonder de fotosynthetische reserves van het water uit te putten • Deze worden op hun beurt gegeten door invertebraten en kleine visjes, welke vervolgens op het menu staan van grotere vissen en mariene zoogdieren… • … op hun beurt bejaagd door bv. Carcharodon carcharias (Witte haai) of andere langlevende topcarnivoren 15
  • 16. Biomassapiramides per trofisch niveau • Carcharodon carcharias (Witte haai), Neptune Islands, Zuid-Australië – IUCN-status: kwetsbaar • De inversie van de oceanische biomassapiramide is de reden waarom de waters van de open zee helder zijn en je met een goede observatie wel een occasionele vis bespeurt, maar niet de algen waarvan alle zeedieren uiteindelijk afhankelijk zijn 16
  • 17. Aquacultuur • Waterbewoners hebben als voordeel dat ze weinig energie moeten investeren in de ondersteuning van hun lichaam, maar het kunnen aanwenden voor groei • Vissen zijn poikilotherm, dus verbruiken praktisch geen energie om zich warm te houden • Daphnia, kan in aquacultuur 10x meer opbrengen als soja op eenzelfde oppervlakte • Meer dan 90% van de visvangst bestaat uit de jacht op wilde soorten in hun natuurlijk biotoop Treiltechnieken doden sponzen, • Boomkorvisserij en treilen zijn koralen,… op de oceaanbodem conventionele methoden, die de Boven: een nooit getreilde bodem, biodiversiteit van zeebodems ernstig onder: een treilspoor bij Maine verstoren 17
  • 18. Fishing down the food web • De accumulatie van biomassa in de top van de voedselketen, maakt van vissen als tonijn (Thunnus sp.), zalm (Salmo sp.),… begeerde voedselbronnen • Overbevissing maakt blauwvintonijn (Thunnus thynnus) zeldzaam, de roze zalm (Oncorhynchus gorbuscha) is bijna uitgestorven door zeeluisinfecties die de jonge zalmen aan stukken rijt als ze de Canadese zalmkwekerijen voorbijtrekken 18
  • 19. Fishing down the food web • Zo is de mortaliteit van de roze zalm meer dan 80% aan de Pacifische Canadese kust wegens infectie van juveniele zalmen door de kleine kreeftachtige zeeluizen Lepeophtheirus salmonis • De zalmen brengen nutriënten naar de kustecosystemen, waar ze een sleutelrol spelen in de overleving van grizzlyberen (Ursus arctos horribilis), orca’s, wolven, otters, … en zelfs van de witte spar (Picea glauca) door de stikstof van zalmkadavers achtergelaten door grizzly’s • In Canada’s Fraser River daalde het wilde zalmbestand van over de 10 miljoen tot minder dan 2 miljoen tijdens de zalmtrek 19
  • 20. Rapoports regel (1975) • Reis je zuidwaarts van N.- naar Z.- Amerika, zal het verspreidingsgebied van individuele soorten verkleinen bij het naderen tot de evenaar • In gematigde en arctische regio’s moeten organismen zich aanpassen aan variërende fysische en biologische omgevingen bv. via winterslaap, vruchtzetting, omschakelen naar winterharde prooi, migratie,... • Door aangepast te zijn aan meer lokale omgevingsvariabelen, bezetten ze ook grotere arealen • Mecistogaster sp. reuzejuffer van Centraal-Amerika, specialist in het plukken van spinnen uit hun web, concurreren generalisten weg 20
  • 21. In de evolutie van biodiversiteit betekent een kleinere omvang meer soorten • Hogere energie, grotere biomassaproductie, het vernauwen van verspreidingsgebieden in een minder variërende omgeving... • ...verhogen de biodiversiteit in de tropen • Stabiele klimaten met milde seizoensverschillen laten verschillende organismen toe • Macrocheles rettenmeyeri komt te specialiseren op fracties enkel voor als vervanging van de van de omgeving tarsus van mieren • Geen niche blijft ongevuld • Bloedzuigend laten ze zich als • Hoe kleiner organismen, hoe klauw gebruiken, zonder het beter ze in staat zijn de comfort van de mier te benadelen omgeving op te delen in kleinere niches 21
  • 22. Het tellen van biodiversiteit(sverlies) • Geelgors (Emberiza citrinella), zwarte vanilleorchis (Gymnadenia nigra) • De relatie tussen het aantal soorten in en de oppervlakte van een habitat kan worden uitgedrukt volgens S = CAz • S is het aantal soorten, C een constante per eenheid van oppervlakte en z – als constante van belang – is soortafhankelijk • z is afhankelijk van het habitat en vooral van de mogelijkheid tot verspreiding • De z-waarde is tussen 0,15 en 0,35 met de laagste waarden voor soorten met een vlotte verspreiding bv. vogels, hoogste voor bv. landslakken, orchideeën 22
  • 23. Het tellen van biodiversiteit(sverlies) • Een hoge z-waarde betekent dat de soort waarschijnlijk verdwijnt als de oppervlakte van het habitat verkleint • Als richtlijn kan je stellen dat als A vermindert met 10%, het aantal soorten tot de helft kan dalen (bij z = 0,30) • De soorten-oppervlakte-relatie is een direct gevolg van de 2e wet van de thermodynamica die de entropieverhoging en het • Het Amazoneregenwoud is fenomeen van de niet alleen bedreigd door onomkeerbaarheid van ontbossing, maar ook door natuurlijke processen verwoordt droogte en opwarming • Bij ‘business as usual’ zou 50% van de jungle verdwenen zijn tegen 2050 23
  • 24. Het tellen van biodiversiteit(sverlies) • In de jaren ‘90 verloren de tropische regenwouden gecombineerd ± 1,8%/jaar • Bij een typische z-waarde van 0,30 zou ieder jaar daarbij 0,54 % van het aantal soorten er verdwenen zijn • De helft van het overblijvend • Afname van soortenrijkdom tropisch regenwoud op aarde van endemische gewervelden op land bij toenemende zou binnen 30 jaar verdwijnen temperaturen bij een ± 1,8%/jaar-evolutie, wat zou inhouden dat het • Tropisch regenwoud, soortenverlies, afhankelijk Queensland, Australië van de z-waarde, tussen de 10 en 22 % gelegen is 24
  • 25. De mensheid eigent zich 20 tot 40% toe van de zonneënergie… • …opgeslagen in organische, plantaardige materie • Deze aanslag op de bronnen van de planeet reduceert drastisch de overlevingskansen van alle soorten • Vooraleer de mens ten toneel verscheen, verdween ongeveer 1 soort per miljoen per jaar; menselijke activiteit verhoogt extinctie met een factor 1.000 tot 10.000 voor de tropische regenwouden door dit bestendig verlies aan oppervlakte 25
  • 26. Referenties • Dia 2: http://www.ciesin.org/docs/011-558/fig4-3.gif http://www.globalchange.umich.edu/globalchange1/current/lectures/kling/ecosystem/ecosystem.html • Dia 3: http://www.britannica.com/eb/art-6/The-nitrogen-cycle • Dia 4, 8 en 9: http://www.bbc.co.uk/schools/gcsebitesize/biology/livingthingsenvironment/2energyandnutrienttransferrev3.shtml http://www.globalchange.umich.edu/globalchange1/current/lectures/kling/ecosystem/ecosystem.html • Dia 5, 6: http://www.globalchange.umich.edu/globalchange1/current/lectures/kling/ecosystem/ecosystem.html http://www.absoluteastronomy.com/topics/Soil_food_web • Dia 7: https://sites.google.com/site/envscirubin/Home/study-guide • Dia 10: http://en.wikipedia.org/wiki/File:FoodWeb.jpg • Dia 11: http://www.tutorvista.com/content/science/science-ii/environment/food-chain.php# • Dia 12: http://home.hiroshima-u.ac.jp/er/EV_S.html • Dia 13 – 15: http://www.tutorvista.com/content/biology/biology-iv/ecosystem/biomass-pyramid.php# • Dia 16: http://nl.wikipedia.org/wiki/Witte_haai http://pinterest.com/pin/244883298459264762/ • Dia 17: http://archives.starbulletin.com/2008/02/25/news/story01.html • Dia 18: http://en.wikipedia.org/wiki/Pink_salmon http://oceana.org/en/our-work/promote-responsible- fishing/predators-prey/learn-act/infographic-fishing-down-the-food-chain • Dia 19: http://en.wikipedia.org/wiki/Salmon_run http://en.wikipedia.org/wiki/Aquaculture_of_salmon http://www.environmentalgraffiti.com/animals/news-bear-vs-salmon http://digitaljournal.com/article/280039 http://www.greatbeartours.com/ecotourism.htm http://phys.org/news116777260.html • Dia 20: http://www.pbase.com/terrythormin/image/94218572 26
  • 27. Referenties • Dia 21: http://kabinetofcuriosities.blogspot.com/2010/01/tarsi-replacing-mite.html • Dia 22: http://en.wikipedia.org/wiki/Species-area_curve http://www.hidephotography.com/getpage.php?pg=search&sr=Emberiza%20citrinella http://nl.wikipedia.org/wiki/Gymnadenia_nigra http://www.panoramio.com/photo/65487265 • Dia 23: http://en.wikipedia.org/wiki/Second_law_of_thermodynamics http://en.wikipedia.org/wiki/Species- area_curve http://www.futuretimeline.net/subject/energy-environment.htm • Dia 24: http://en.wikipedia.org/wiki/Species-area_curve http://www.environment.gov.au/soe/2006/publications/drs/indicator/105/index.html • Dia 25: http://windcurrents.nrgsystems.com/wp-content/uploads/2011/04/mountaintopremoval.jpg 27
  • 28. Literatuurlijst • Billen J. – 1994 Morfologie en Systematiek van de Invertebrata • Blamey M. & Grey-Wilson C. - 1989 De Geïllustreerde Flora Thieme – Baarn • Buchsbaum R. – 1962 De Ongewervelde Dieren Het Spectrum – Antwerpen • Fitter R. & Fitter A. – 1974 Tirions Nieuwe Bloemengids Elsevier – Amsterdam • Heimans E., Heinsius H.W., Thysse J.P. – 1947 Geïllustreerde Flora Van Nederland W. Versluys N.V. – Amsterdam - Antwerpen 28
  • 29. Literatuurlijst • Heywood V.H. – 1993 Flowering Plants Of The World Oxford University Press – New York • Hillenius D. - 1967 De Vreemde Eilandbewoner N.V. De Arbeidspers – Amsterdam • Keizer G.J. – 1997 Paddestoelen Encyclopedie Rebo Productions, Lisse • Kohlhaupt Paula – 1971 Wilde orchideeën W.J. Thieme & Cie - Zutphen Rebo Productions – Lisse • Perl P. – 1979 Varens De Lantaarn – Amsterdam 29
  • 30. Literatuurlijst • Peterson R., Mountfort G. & Hollom P.A.D. – 1983 Petersons Vogelgids Tirion, Elsevier - Amsterdam • Raven & Johnson – 1992 Biology Mosby-Yearbook – Missouri • Rozema J. & Verhoef H.A. – 1997 Leerboek Toegepaste Ecologie VU-Uitgeverij – Amsterdam • Van Assche J. – 1989 Inleiding Tot De Plantenecologie Katholieke Universiteit Leuven – Leuven • Van Veen M. & Zeegers Th. – 1988 Insecten Basis Boek Jeugdbondsuitgeverij – Utrecht 30
  • 31. Literatuurlijst • Weier T. Elliot, Stocking C.R., Barbour M.G. & Rost T.L. – 1982 Botany – An Introduction To Plant Botany John Wiley & Sons - California • Wilson E.O. – 1992 The Diversity Of Life Allen Lane The Penguin Press – Harmondsworth, Middlesex • Wynhoff I., Van Der Made J., Van Swaay C. – 1990 Dagvlinders Van De Benelux De Vlinderstichting - Utrecht 31