1. Hoe mini informatie te gebruiken?
1. Je leest het hele boekje. Dit doe je 2x.
2. Je schrijft 10 moeilijke woorden in je schrift.
3. Je schrijft de betekenis op van de moeilijke
woorden. (Dit kun je opzoeken op internet of in
een woordenboek)
4. Je maakt 10 nieuwe zinnen met de moeilijke
woorden.
5. Je gaat de vragen maken van mini-informatie plus.
Je schrijft de antwoorden in je schrift en je maakt
hele zinnen. Dus niet alleen het antwoord.
a. Eerst maak je de ‘Lees en kijk’ vragen.
b. Daarna maak je de ‘Wat denk je zelf? ‘ vragen.
6. Je kijkt zelf de antwoorden na.
7. Je neemt het schrift en de informatiejunior mee
terug naar school.
8. De juf geeft je een nieuwe informatiejunior.