3. Inhoud
Voorwoord 7
Inleiding 9
Belvedere 13
Thema’s 17
Argumenten 97
Nu 109
Initiatief en beweging 115
Feiten en waarden 141
Verbeelding en ontwerp 163
Kosten en opbrengsten 193
Morgen en overmorgen 209
Indexen 235
4. Voorwoord
Tien jaar Belvedere
Nog maar tien jaar geleden was het helemaal niet vanzelfsprekend om cultuurhistorie een plek te geven in de
ruimtelijke ordening. Daar moest door de opstellers van de ‘Nota Belvedere’ hard voor worden gevochten. Maar
zo vernieuwend als Belvedere toen was, zo vanzelfsprekend is het nu. Belvedere is de norm geworden, ook in mijn
beleid van de monumentenzorg.
En er zijn mooie resultaten bereikt. Alleen al via de subsidieregeling zijn meer dan 400 projecten ondersteund,
waarvan ik persoonlijk de Nieuwe Hollandse Waterlinie één van de meest aansprekende voorbeelden vind. Was
de Nieuwe Hollandse Waterlinie tien jaar geleden als een ‘verborgen geheim in het groen’ alleen bij fijnproevers
bekend, nu is het een nationaal erkend project met een investeringsagenda van tientallen miljoenen euro’s, waar
ieder jaar duizenden Nederlanders volop van kunnen genieten.
Inmiddels zijn diverse andere projecten rondom verdedigingswerken opgestart. Verdedigingswerken die ons mee-
nemen door onze nationale geschiedenis: de restanten van de Romeinse rijksgrens (de Limes) uit het jaar ‘nul’, de
Staats-Spaanse linies in Zeeland uit de tachtigjarige oorlog, de verdedigingswerken langs onze kust van de Atlantikwall
uit de Tweede Wereldoorlog en tot slot de atoombunkers en militaire terreinen uit de koude oorlog.
Juist omdat verdedigingswerken ons zo’n tastbaar beeld geven van onze cultuurhistorie, steken publieke, private én
particuliere partijen er graag tijd, geld en aandacht in. En gelukkig geldt dat niet alleen voor verdedigingswerken. Of
het nu gaat om de inrichting van de openbare ruimte, de aanleg van nieuwe natuur of de ontwikkeling van
woningbouw: de praktijk laat zien dat de cultuurhistorie waarde kan toevoegen aan ruimtelijke ontwikkeling en
vice versa. Beide grootheden versterken elkaar.
Maar wat is nu het geheim van de smid? Het standaardantwoord hierop is dat elk project anders is en dus ook anders
aangepakt moet worden. Daar ben ik het mee eens. Maar desondanks zijn er, tussen de oogharen door kijkend,
toch wat rode draden te ontdekken in die tien jaar ervaring met het Belvedere ‘denken en werken’. Deze lessen staan
opgetekend in dit boek. Als naslagwerk voor degenen die al zo werken, ter inspiratie voor degenen die met Belvedere
aan de slag willen.
dr. Ronald H.A. Plasterk
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
7 – belvedere.nu / Voorwoord
5. Inleiding
Dagelijks worden er gemiddeld zo’n tweehonderd woningen in Nederland opgeleverd. Per dag houden bijna zeven
landbouwbedrijven op te bestaan en komt er ongeveer twee kilometer aan straten en wegen bij. De cijfers zeggen
iets over het tempo waarin de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland zich voltrekt. Dat is hoog. Maar ze vertellen
niets over het landschaps- of stadsbeeld dat eruit voortkomt. Welke kwaliteiten hebben plaats moeten maken voor
de nieuwe ontwikkelingen? Welke kwaliteiten komen er voor in de plaats? En hoe wordt een en ander gewaardeerd?
Ruimtelijke ingrepen en transformaties hebben een grote invloed op de dagelijkse leefomgeving van een gemeen-
schap. Die leefomgeving heeft een belangrijke culturele betekenis. Er zijn geschiedenissen en herinneringen aan
verbonden, soms ook tradities en mythen. Mensen genieten ervan en ergeren zich eraan. Juist die culturele bete-
kenis van de leefomgeving is nogal eens ongrijpbaar gebleken en veronachtzaamd. Woonwijken, bedrijventerrei-
nen, ruilverkavelingen en andere ruimtelijke interventies toonden aan het eind van de vorige eeuw een culturele
onverschilligheid die steeds meer mensen tegen de borst stuitte.
Rond de eeuwwisseling kwam daar een beleidsmatige reactie op. De cultuurhistorie kwam nadrukkelijk in beeld,
omdat de culturele betekenis van de ruimte daar zijn wortels in heeft. Belanghebbenden kunnen er een gezamen-
lijke referentie in vinden, een gezamenlijke taal van waaruit nieuwe ontwikkelingen vorm kunnen krijgen. Het rijk
bracht in 1999 de nota Belvedere uit, een beleidsnota over de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting.
‘De cultuurhistorische identiteit wordt sterker richtinggevend voor de inrichting van de ruimte, en het rijksbeleid
zal daarvoor goede voorwaarden scheppen’, zo luidde de centrale doelstelling. Het devies van de nota Belvedere
was ‘Behoud door Ontwikkeling’, een begrip dat kernachtig weergeeft waar het om te doen was: ‘het voortbestaan
van oude gebouwen en structuren, het voortzetten van inrichtingsprincipes en het voortbouwen op historische
processen, in relatie tot nieuwe gebruiksvormen’. Voortbestaan, voortzetten en voortbouwen: de cultuurhistorie
moet kwaliteit en betekenis toevoegen aan ruimtelijke ontwikkelingen, maar zonder nieuwe belemmeringen op
te werpen.
Zo kreeg de cultuurhistorie een actievere rol in de ruimtelijke ordening. De reguliere monumentenzorg was tot dan toe
vooral gericht op de bescherming van monumentale panden, objecten en structuren, maar onttrok zich over het alge-
meen aan de ruimtelijke dynamiek. Omgekeerd liet de ruimtelijke ordening de cultuurhistorie veelal links liggen.
Zolang er geen monumentenstatus in het geding was, was er nauwelijks aandacht voor. Beide domeinen zijn inmiddels
naar elkaar toegegroeid. De modernisering van de monumentenzorg zal deze toenadering ook instrumenteel bezegelen.
Belvedere kiest positie tussen bescherming en ontwikkeling, maar zonder er afstand van te nemen. Bescherming
9 – belvedere.nu / Inleiding
6. als doel op zich kan nog steeds een waardevolle strategie zijn en het blijft belangrijk om ook ontwikkelingen in
gang te zetten met heel andere motieven dan de cultuurhistorie. Belvedere gaat mee in de ruimtelijke ontwikke-
ling, maar verrijkt deze met het gebruik en dus het behoud van al dan niet beschermde cultuurhistorische waarden.
Leeswijzer
Na een intensieve impuls van tien jaar begint de denk- en werkwijze van ‘Behoud door Ontwikkeling’ tot tastbare
resultaten te leiden. Deel 1 laat aan de hand van dertien thema’s, geïllustreerd met concrete projecten, zien tot waar
dit denken ons heeft gebracht, welke afwegingen zijn gemaakt en welke vragen er nog liggen voor het verder evolu-
eren van dit denken. In vier argumenten, voorzien van korte toelichtingen, worden de conclusies veralgemeniseerd.
In deel 2 wordt de rijke verzameling voorbeelden, kennis, redeneringen, ervaringen en tips ontsloten die de laat-
ste tien jaar heeft opgeleverd. Ze zijn gerangschikt naar vijf domeinen die in meer of mindere mate aan ieder
project verbonden zijn: initiatief en beweging; feiten en waarden; verbeelding en ontwerp; kosten en opbreng-
sten en ‘morgen en overmorgen’ over het bestendigen van de opgedane kennis en ambitie. Iedereen kan daar zelf
zijn weg in vinden, van de bouwer die een nieuwe woning op een agrarisch erf wil zetten tot de gemeentelijke
projectleider die een hele woonwijk of binnenstad moet revitaliseren.
10 – belvedere.nu / Inleiding
8. Thema’s Argumenten
Stuwkracht door verbreding 18 Cultuurhistorie kan de ruimtelijke ontwikkeling 99
Vestingwerken, Den Bosch extra betekenis en kwaliteit geven
Planologische normen gaan samen met historische waarden 24 Dynamiek kan een belangrijke voorwaarde voor behoud zijn 101
Strubben-Kniphorstbosch, Drenthe en rivierverruiming, Deventer
Cultuurhistorie kan tegenstellingen overbruggen 103
Van sturing op incident naar gebiedsmentaliteit 30
VechtVisie en Op Buuren, Maarssen Cultuurhistorie kan de waarde van ruimtelijke investeringen vergroten 105
Ambities vragen nazorg 36
Hart van Zuid, Hengelo
Continu schakelen tussen schaalniveaus en betekenissen 42
Nieuwe Hollandse Waterlinie
Kleinschalige oplossingen voor sluipende verrommeling 48
Agrarisch landschappelijk bouwen, Noord-Groningen
en Dordtse Kleuren, Dordrecht
Herbouw tussen inspiratie en reconstructie 54
Huis de Wiers, Nieuwegein en Kasteel Heemstede, Houten
Voortbouwen op een meerdimensionaal verleden 60
Leidsche Rijn, Utrecht
Gebiedsidentiteit in de hoofden en de harten 66
Daip, Grevelingskanaal
Naoorlogs erfgoed: niet aaibaar, wel van waarde 72
Paddepoel Zuidwest, Groningen
Niet te kopiëren maatwerk 78
Snelle Loop, Gemert
Ondergronds erfgoed ontsluiten en beleven 84
Castellum en Hoochwoert, Woerden
Herbestemming met accent op vroeger of vandaag 90
SugarCity, Halfweg en GWL-terrein, Amsterdam
11. Informatiecentrum Bastionder
Stuwkracht Projecten die starten vanuit een cultuurhistorische urgentie kunnen uitgroeien tot
spraakmakende ruimtelijke projecten door groot te denken en breed te kijken. Een res-
door verbreding tauratie heeft meer spin-off als er een actueel gebruik aan verbonden is, of als deze deel
uitmaakt van een bredere ontwikkelingsstrategie. De financieringskansen en het draag-
vlak nemen toe, zonder dat dit ten koste hoeft te gaan van de historische waarden.
Vestingwerken, Den Bosch Wat in 1998 begon met een sectoraal restauratieplan voor de Bossche vestingwerken, is
inmiddels uitgegroeid tot een stadsontwikkelingsproject van formaat. Het project
‘Versterkt Den Bosch’ kent maar liefst 78 deelprojecten, verschillende evenementen en
vele participanten en steunbetuigers. De vestingwerken, die vanaf de veertiende eeuw
zijn aangelegd, krijgen er weer een centrale en beeldbepalende rol in de stad mee.
De directe aanleiding voor de opschaling was het feit dat de gemeente het restau-
ratieplan niet van de grond kreeg. De financiering kwam niet rond en er was onvoldoende
bestuurlijk draagvlak. Ook het Projectbureau Belvedere wees een eerste subsidieverzoek af,
20 – belvedere.nu / Thema’s 21 – belvedere.nu / Thema’s
12. omdat het te veel op behoud leunde en er geen verbinding werd gelegd met ruimtelijke Europese samenwerkingsverbanden. Deze zijn onder meer georganiseerd rond vesting-
ontwikkelingen. Daarop besloot de gemeente een andere koers te gaan varen. Doel was niet steden, steden die het water in hun binnenstad een nieuwe functie geven en steden die
langer de restauratie op zich, maar de totaalontwikkeling van de binnenstadsrand aan de militair erfgoed benutten in hun ruimtelijke ontwikkeling. Behalve een grote hoeveelheid
hand van de vestingwerken. De initiatiefnemer van het restauratieplan, de sector Stads- kennis, heeft dat middelen opgeleverd die onder meer zijn ingezet bij de restauratie van
bedrijven, benaderde de sector Stadsontwikkeling om gezamenlijk een visie op te stellen. de westelijke wal en de ecologische inrichting van het Vughtereiland (tussen de Dommel
en het Bossche Broek). Inmiddels heeft Den Bosch de leiding gekregen over de interna-
Katalysator en richtsnoer tionale vestingstedenorganisatie Walled Towns Friendship Circle.
Hoewel de koerswijziging voor beide afdelingen wennen was, bleek deze uiteindelijk Er is een aparte stichting actief die zich concentreert op de relatie met het bedrijfs-
een schot in de roos. De restauratie kon als katalysator en richtsnoer gaan fungeren leven, de Stichting ’s Hertogenbosch Vestingwerken. Het bestuur bestaat voornamelijk uit
voor tal van ruimtelijke opgaven: verbetering van de openbare ruimte, natuurontwikke- huidige en voormalige ondernemers. Deze stichting zoekt naar verschillende manieren
ling, waterberging en stedelijke ontwikkeling. Langs de opgegraven, gerestaureerde en om bijdragen te verwerven. Er is een ‘Club van Steunberen’, waar bedrijven zich voor een
waar nodig herbouwde stadsmuur wordt een avontuurlijke wandelroute aangelegd. De vast bedrag van een paar duizend euro bij kunnen aansluiten. De tegenprestatie: publi-
singelgracht wordt bevaarbaar gemaakt, in aanvulling op het eerdere herstel van de citeit, netwerkkansen en informatie uit de eerste hand. Daarnaast heeft de stichting alle
Binnendieze – een stelsel van waterverbindingen in de oude binnenstad. De restauratie- banken in Den Bosch en een paar andere bedrijven kunnen inschrijven als ‘Fundamenten’.
werkzaamheden vergroten hierdoor de aantrekkingskracht van het stadscentrum. De Deze bedrijven verbinden zich tegen een aanzienlijke bijdrage aan één specifiek deel-
restauratie van de wal bij de Hekellaan kent straks misschien zelfs een koppeling van project. Met ieder ‘Fundament’ afzonderlijk wordt een sponsorplan opgesteld.
drie belangen: restauratie, belevingswaarde en bereikbaarheid. Hier bestaan plannen Om de vestingwerken niet alleen via fysieke ingrepen onder de aandacht te brengen,
om de restauratie te combineren met de bouw van een ondergrondse parkeergarage. maar de beleving ook op andere manieren te versterken, is tevens een educatief spoor
Een bovengronds parkeerveld kan daardoor verdwijnen, het zicht op de vestingwerken gevolgd. Op het Bastion Oranje, een zeventiende-eeuws bastion, is het informatie-
verbetert, het water komt terug in de gracht en er ontstaat een logische en mooie voet- centrum ‘Bastionder’ gebouwd. Het ontwerp is van Marc van Roosmalen en Marlène van
gangersroute tussen de binnenstad en het buiten de singels gelegen Zuiderpark. Gessel, die samen met landschapsarchitect Martien van Osch (OSLO) de externe leden
Het project heeft bovendien betekenis voor de natuur. De vestingwal is een eco- van het vaste ontwerpersteam vormen. Dit onder het maaiveld gelegen, met gras
systeem op zichzelf en in het zuiden grenst de vesting direct aan natuurgebied het begroeide gebouw, vormt momenteel het vertrekpunt voor rondleidingen over de vesting-
Bossche Broek, een van de acht ‘poorten’ naar het nationale landschap Het Groene Woud. werken en door het Bossche Broek. Een trap met een aanlegsteigertje legt een directe
In het westen gaat de restauratie hand in hand met natuurvriendelijke oevers van de verbinding met de stadsgracht.
Dommel. Deze rivier fungeert hier als stadsgracht en vormt een ecologische verbindings-
zone. Onder het gerestaureerde Bastion Maria aan de Dommel is een onzichtbaar bassin Vestingstad van Europa
aangelegd dat extra ruimte voor waterberging biedt bij hevige regenval en tegelijk de Hoewel een groot deel van de projecten nog concreet vorm moet krijgen, hebben de tot
muren van het gedeeltelijk herbouwde bastion vormt. op heden uitgevoerde projecten en educatieve activiteiten Den Bosch als vestingstad op
Architectonische contrasten tussen gerestaureerde en toegevoegde elementen, de kaart gezet. De stad werd in 2005 uitgeroepen tot Vestingstad van Europa en won met
houden ‘oud’ en ‘nieuw’ nadrukkelijk als zodanig herkenbaar. De eenheid tussen alle het vestingproject in 2007 de Regional Champions Award. De vestingwerken zijn ook
verschillende deelprojecten wordt bewaakt door te werken met een vast ontwerpteam, benoemd tot ‘kanjermonument’, een predicaat dat het ministerie van OCW heeft toe-
dat wordt gevoed door een op de opgave afgestemd planteam met deskundigen op het gekend aan rijksmonumenten van grote betekenis en met een dringende restauratie-
gebied van onder meer archeologie, verkeer, civiele techniek, openbare ruimte en ecologie. behoefte. De gemeente en de sectoren Stadsbedrijven en Stadsontwikkeling in het
Er is bovendien een onafhankelijke en breed opgezette klankbordgroep actief, die bijzonder zetten de integrale, ontwikkelingsgerichte aanpak inmiddels bij meer projecten
gevraagd en ongevraagd adviseert. in. De verbreding heeft aanvankelijk wellicht meer energie en geld gekost dan het eerder
voorgenomen restauratieplan, maar heeft uiteindelijk zoveel enthousiasme en inkomsten
Samenwerking opgeleverd dat de extra inspanningen al lang en breed zijn terugverdiend.
Dankzij deze brede aanpak, wist de gemeente de nodige overheidssubsidies en bijdragen
van non-profit organisaties binnen te slepen. Alleen al internationaal is zo’n vier miljoen
euro verworven. De gemeente ’s-Hertogenbosch neemt deel aan een groot aantal
22 – belvedere.nu / Thema’s 23 – belvedere.nu / Thema’s
13.
14. Natuur en water hebben meer ruimte nodig. Voor beide belangen zijn planologische
programma’s opgezet en beschermingsregimes ontwikkeld, ondersteund met harde
wettelijke normen. Maar betekent dit ook dat een belang als cultuurhistorie dan per
definitie ondersneeuwt, of laten de belangen zich goed combineren als er ruimte is om
de mogelijkheden te verkennen? Verschillende projecten tonen aan dat natuur, water
en cultuurhistorie soms dichter bij elkaar liggen dan op het eerste gezicht lijkt.
In het Drentse esdorpenlandschap zijn nogal wat strubben te vinden. Dit zijn knoestige,
grillig uitgelopen bosjes van eikenstruiken. Eeuwen geleden onderhielden de dorpelingen
een hakhoutbos tussen de landbouwgrond op hun essen en de heide waar hun schapen
graasden. Dit eikenbos vormde ook een natuurlijke barrière zodat de schapen niet op de
akkers konden komen. Aan de kant van de heide ontstond kreupelhout doordat de
schapen de jonge twijgjes eraf knabbelden en jonge boompjes op die manier kort hielden.
De eiken langs de rand kregen daardoor nooit de kans hoog op te groeien. Tussen
Schipborg en Anloo waren de strubben dusdanig bepalend voor het bosrijke landschap,
dat het gebied zijn naam eraan ontleent: het Strubben-Kniphorstbosch.
In 2006 waren de strubben echter nauwelijks meer herkenbaar. De akkers en heide-
Planologische normen velden waren goeddeels verdwenen. In het begin van de twintigste eeuw bebosten land-
goedeigenaren delen van het terrein. Ook Defensie kreeg een groot deel in het bezit, en
gaan samen exploiteerde dat deels als productiebos en deels als oefenterrein met schietbanen, een
stormbaan, barakken en loopgraven. De strubben raakten overwoekerd en uit het zicht.
Andere cultuurhistorische sporen was hetzelfde lot beschoren. Want niet alleen de ken-
met historische waarden merkende strubben vertegenwoordigen hier een cultuurhistorische waarde. Er zijn ook
veertien archeologische rijksmonumenten en 42 plekken van hoge archeologische waar-
de. Dankzij de rijke bewoningsgeschiedenis wordt het gebied ook wel de ‘Randstad van
Strubben-Kniphorstbosch, Drenthe de prehistorie’ genoemd. Maar alleen de grootste archeologische monumenten, zoals
de hunebedden en de grafheuvel Galgenberg, hadden nog een zelfstandige plek in het
en rivierverruiming, Deventer landschap. Andere grafheuvels en oude karrensporen waren onzichtbaar geworden.
Ecologische hoofdstructuur
Toen Defensie aangaf het terrein te willen verlaten, wees de rijksoverheid het geheel aan
26 – belvedere.nu / Thema’s 27 – belvedere.nu / Thema’s
15. als archeologisch reservaat, het enige in Nederland. Dat betekende dat vanaf dat
moment de Monumentenwet van toepassing was en dat ingrijpen zonder overleg verbo-
den was. Staatsbosbeheer werd de nieuwe eigenaar en nam ook van een aantal land-
goedeigenaren grond over. Vanwege de positie in de ecologische hoofdstructuur, golden
er ook specifieke ecologische vereisten voor de inrichting. Niettemin leefde bij
Staatsbosbeheer het besef dat bij het opstellen van een nieuw inrichting- en beheerplan
de cultuurhistorie leidend en de natuur volgend diende te zijn. Voor deze organisatie
was dat nieuw. Maar in de uitwerking, in samenwerking met landschapsarchitect Berno
Strootman en cultuurhistoricus Jan Neefjes, bleek dat ‘leidend’ en ‘volgend’ een tegen-
stelling suggereerden die er niet was.
De Cultuurhistorische Inventarisatie uit 2006 maakte duidelijk dat veel middel-
eeuwse karrensporen en andere historische landschappelijke patronen hun ligging dan-
ken aan prehistorische oriëntatiepunten als grafheuvels en hunebedden. Strootman
wilde de routes tussen de monumenten, zoals de vele historische routes naar de
Galgenberg, opnieuw open en zichtbaar maken. Staatsbosbeheer stelde voor om
opnieuw schaapskuddes in te zetten in het beheer van de heide- en strubbengebieden.
Op verschillende open te maken en te houden plekken, zoals rond de stormbaan, zijn
inmiddels de eerste rasters uitgezet.
Bij het Strubben-Kniphorstbosch beschouwden de planmakers natuur en cultuur
niet los van elkaar, maar ze onderzochten beide in hun ruimtelijke, historische en ecolo-
gische samenhang. Natuurbeheer kreeg daarmee een andere betekenis: in plaats van de
zelfredzaamheid van de natuur centraal te stellen, bracht het inrichting- en beheerplan
de historische beheervormen terug die het landschap ooit vormden. Daarmee blijven de volgens de gemeente de oudste openbare wandelplaats van Nederland. Niet in de laatste
strubben voortbestaan en ontstaan naar verwachting nieuwe kansen voor bijzondere plaats dankzij de ligging aan de IJssel, op de oever recht tegenover de binnenstad, heeft
plant- en diersoorten als de bruine vuurvlinder, het rozenkransje en de hazelworm. Het De Worp van oudsher een grandeur waar Deventer trots op is. In de negentiende eeuw
militair erfgoed kan op termijn wellicht vleermuizen gaan herbergen. verschijnt er chique bebouwing, zoals de muziekkoepel, de buitensociëteit en het
IJsselhotel aan het water. De visuele relatie tussen de rivier, het plantsoen, het hotel en
Ruimte voor de Rivier de binnenstad vertroebelt als de gemeente in 1932 besluit, na ettelijke overstromingen,
Natuur kent als belang een stevige basis in met name Europese richtlijnen en regelgeving. om een dijk aan te leggen tussen de Worp en de uiterwaard van de IJssel.
Ook water is ten opzichte van cultuurhistorie een ‘sterk’ belang. Hier speelt de urgentie Nu dankzij de klimaatverandering de IJssel meer water dreigt af te voeren dan de
een rol. Het behoud van erfgoed moet het opnemen tegen de dreiging van natte voeten huidige bedding toelaat, is onder meer bij Deventer een ingreep nodig. De door politiek
of erger. Toch liggen ook hier kansen om vanuit een inspirerende rol een eigen plek te en bevolking omarmde ontwerpvariant zoekt de extra ruimte in de aanleg van een aantal
verwerven in de belangenafweging. In van oudsher sterk door de waterhuishouding geïsoleerde riviergeulen, waarvan de IJssel er hier meer had, de zogenaamde ‘hanken’. De
getekende landschappen, biedt de geschiedenis aanknopingspunten voor nieuwe belangrijkste ruimtelijke pluspunten van deze ontwerpvariant zijn dat het IJsselhotel
wateropgaven, die op hun beurt soortgelijke kansen opleveren om de cultuurhistorie weer pal aan het water ligt, het zicht vanaf de binnenstad intact blijft en de verbinding
weer tot leven te brengen. Bijvoorbeeld door voormalige militaire inundatievelden in te tussen de Worp en de IJssel wordt versterkt. Net als in het Strubben-Kniphorstbosch,
richten voor de noodopvang van overtollig water. Of door bekenstelsels weer meer heeft de aandacht voor de cultuurhistorische waarden geleid tot een plan dat niet alleen
water af te laten voeren, waardoor ze weer dominanter worden in het veenlandschap. een antwoord biedt op de water- en natuuropgave, maar tegelijk het karakter van het
Dit soort oplossingen voor watervraagstukken heeft een positief effect op de leesbaar- gebied versterkt. De opgave voor de toekomst zal zijn om de cultuurhistorie zijn
heid van het landschap. Ook in Deventer is dit het geval. Daar draagt de noodzakelijke betekenisgevende rol te laten spelen bij ontwikkelingen die gedomineerd worden door
verruiming van de IJssel bij aan het herstel van de allure van het plantsoen De Worp, belangen met een sterkere juridische verankering.
28 – belvedere.nu / Thema’s 29 – belvedere.nu / Thema’s
16.
17. Gebiedseigen bouwen komt tot uiting in ontwerpkeuzes als stijl, kleur en materiaal.
Daar kunnen al dan niet dwingende richtlijnen voor worden opgesteld. Maar het
gebiedseigene krijgt pas echt vaste voet aan de grond als het is verankerd in een collec-
tieve mentaliteit, zowel bij de bouwende partijen als bij de bevolking – een mentaliteit
die op zijn beurt ook weer historisch geworteld is, maar wel kan worden gestimuleerd.
Dat de speurtocht naar de identiteit van de Vechtstreek zou uitmonden in een beeld-
kwaliteitsplan voor een nieuwbouwwijk van zeshonderd woningen, dat had de
Vechtplassencommissie niet kunnen vermoeden. Deze commissie komt al sinds 1936 op
voor de cultuurhistorische waarden en de ruimtelijke kwaliteit in de hele Vechtstreek,
van Utrecht tot Muiden. Zij was bezorgd over allerlei kleine bouwprojecten langs de
oevers van de Vecht: nieuwe woonbuurtjes, ontgrondingen, herbestemde boerderijen.
Veel van deze ontwikkelingen sloten in hun ontwerp onvoldoende aan bij hun omge-
ving, vond de commissie. Tezamen tastten ze zo het karakter van de streek aan.
Symbool voor deze gang van zaken stond een landhuis van architect Michael Graves,
direct aan het water. Vooral vanwege een groen dak met een rij patrijspoorten heeft dit
gebouw een uitgesproken architectuur. Het werd slecht ontvangen. “Wansmaak!”, kalk-
Van sturing op incident te een anonieme criticus op de gevel, nog voordat de bouwhekken verwijderd waren.
De Vechtplassencommissie vindt het belangrijk dat de Vechtstreek zich kan blijven
naar gebiedsmentaliteit ontwikkelen, maar zij hoopte de wijze waarop te kunnen bijsturen in een richting die
meer recht doet aan de kwaliteiten van het gebied. Ze besloot in 2001 een eigen visie op
te stellen, en nam daarvoor de landschapsbureaus LA4sale en Noël van Dooren in de
VechtVisie en Op Buuren, Maarssen arm. Het Projectbureau Belvedere zorgde voor een belangrijk deel van de financiering.
Nieuw Vechts Wonen
Een nauwgezette analyse van de bebouwing en beplanting langs de oevers geeft de
commissie houvast om toekomstige bouwinitiatieven te kunnen beoordelen. De initia-
tiefnemers zelf en hun architecten kunnen er richtlijnen aan ontlenen om hun bouw-
plan op de omgeving af te stemmen. De analyse van Noël van Dooren kreeg gestalte in
het Vecht Vademecum, waarin de verschillende kwaliteitsaspecten (variërend van
‘Hortensia’ tot ‘Deltametropool’) alfabetisch belicht en uitgelegd worden. Ieder kan
32 – belvedere.nu / Thema’s 33 – belvedere.nu / Thema’s
18. opzoeken welke lemma’s relevant zijn, en daar een eigen plan mee componeren of een werpen over de hele wijk te verspreiden. In een straatje van tien woningen zijn wonin-
eigen oordeel mee vormen. gen van vier of vijf verschillende architecten te vinden. Zo kon een werkbaar midden
De analyse van LA4sale richt zich meer op de samenhang. Het ‘Nieuw Vechts worden gevonden tussen de gewenste variatie en de hedendaagse efficiency-eisen in de
Wonen’ speelt zich voor een belangrijk deel af op zogenoemde ‘korrels’, bestaande uit bouw. De eerste woningen zijn inmiddels opgeleverd. Op het eerste oog lijkt het een
een kavel met bebouwing en beplanting. Door de korrels te classificeren in onder meer nostalgisch vormgegeven nieuwbouwwijk zoals er in Nederland de laatste jaren meer
villa-, boerderij- en landgoedkorrels, en daar de gemeenschappelijke kenmerken van op zijn verrezen. De toekomst zal uitwijzen of de situering in een lint van dorpen langs de
te sporen, ontstaat een beeld van hoe een kavel ingericht moet worden om te voldoen Vecht, de detaillering van het stedenbouwkundig ontwerp en de afwisseling in architec-
aan de Vechtse karakteristiek. Door het samenspel van de korrels te doorgronden, ont- tuur sterk genoeg zijn om Op Buuren zich te laten onderscheiden van retrowijken waar
staat zicht op het soort korrel dat op een locatie op zijn plaats kan zijn. Deze exercitie minder gedegen onderzoek aan ten grondslag ligt.
leidde onder meer tot de conclusie dat het niet de architectuur is waardoor het huis van
architect Graves misplaatst lijkt, en evenmin de ligging direct aan het water. Het wijkt Boerenhofstede
af van de Vechtse mores, doordat de ‘groene voet’ ontbreekt: de keurig verzorgde en Ook bij andere, kleinschaligere projecten is de Vechtplassencommissie uitgenodigd bij
weelderige buitenruimte rondom de Vechtse landhuizen. de planvoorbereiding. Voorbeelden zijn het ontwerp van de nieuwe buitenplaats
Overweer in Breukelen en de mogelijke sloop en herbouw op de Vindicta-locatie in
Het elfde Vechtdorp Maarssen. De commissie hanteert de eigen visie ook bij het beoordelen van bouwaan-
De tien Vechtdorpen nemen in de studie een aparte plaats in. In tegenstelling tot de vragen en ontwerp-bestemmingsplannen waar zij niet rechtstreeks bij betrokken is.
korrels, zijn de dorpen volgens de VechtVisie heel compact, dicht en stenig. De straten Maar het is aannemelijk dat de invloed van de VechtVisie verder strekt, dat ook andere
zijn smal en samen met een enkel hofje of een overtuin aan de andere kant van de weg, partijen gebruik maken van de hierin opgeslagen kennis. In Nieuwersluis kwam een
vaak de enige openbare ruimte. De bebouwing is “gevarieerd in stijl en van hoge wel- boerderij vrij, omdat het landbouwbedrijf het niet meer redde. Hoewel het niet de
stand”. Hoewel het Vechtdorp niet de hoofdzaak in de VechtVisie vormde, in de aanlei- meest imposante boerderij in de omgeving was, besloten de nieuwe eigenaren niet tot
ding noch in de conclusies, groeide het in de praktijk uit tot de meest beeldbepalende nieuwbouw. Zij lieten het pand (inclusief een aangebouwde houten stal) en het omlig-
testcase. gende erf grondig opknappen. Moderne, ontsierend geachte schuren zijn gesloopt en de
Rond dezelfde tijd als waarin de Vechtplassencommissie haar visie aan het opstel- nieuwe inrichting beantwoordt aan eisen die onder meer de waterhuishouding en het
len was, onderhandelde projectontwikkelaar Kondor Wessels met de gemeente recreatieve gebruik van de omgeving stellen. Deze Boerenhofstede Vecht en Schans en
Maarssen en de provincie Utrecht over woningbouw op een verouderd industrieterrein Op Buuren zijn twee uitersten van hetzelfde verschijnsel: een andere mentaliteit om
in een bocht van de Vecht. Zij spraken af dat de ontwikkelaar zeshonderd woningen met fysieke veranderingen in een gevoelig gebied om te gaan.
mocht neerzetten, als het bedrijf ook een omvangrijke bodemsanering zou uitvoeren.
Het moest een hoogwaardige woonbuurt worden, daar waren de ontwikkelaar en de
overheid het over eens. De VechtVisie bood gelegenheid om de inspiratie voor die hoge
waarde te ontlenen aan de cultuurhistorie van de Vechtstreek. Het industriële verleden
van de plek werd grotendeels uitgewist. In plaats daarvan zou een elfde Vechtdorp ver-
schijnen, Op Buuren genaamd, geflankeerd door Op Buuren Buiten dat een landgoed-
sfeer krijgt en Op Buuren Park met een jachthaven en een klein aantal woningen.
Kondor Wessels, de gemeente, de Vechtplassencommissie en een aantal ontwerp-
bureaus (Copijn, Mulleners + Mulleners en LA4sale als auteur van de VechtVisie) werkten
gezamenlijk een beeldkwaliteitsplan uit. Kenmerken van de bestaande Vechtdorpen
komen terug in dit nieuwe: de vorm en maatvoering van de straten, de vele kleuren,
gevelbreedtes en dakvormen. Met afwisselende architectuurstijlen wordt een groeipro-
ces gesuggereerd. De ontwerpen verwijzen naar verschillende periodes en op enkele
kavels wordt met hypermoderne architectuur een recente toevoeging gesimuleerd. Deze
variatie is in Op Buuren gerealiseerd door acht architecten in te schakelen en hun ont-
34 – belvedere.nu / Thema’s 35 – belvedere.nu / Thema’s
20. Voormalige buigerij, wordt appartementencomplex Voormalige modelmakerij, nu brandweerkazerne
Ambities vragen nazorg Ambities voor een gebiedsontwikkeling komen vaak voort uit een creatief en inspire-
rend werkproces. Dromen en visioenen komen tot leven in een concreet toekomst-
beeld. Vasthouden aan de geformuleerde ambities is vers twee. Financiële of juridische
Hart van Zuid, Hengelo struikelblokken willen de prioriteit voor een hoog cultuurhistorisch kwaliteitsniveau
nog wel eens verdringen. Tenzij daar vooraf al de nodige waarborgen voor worden inge-
bouwd.
“Iedereen zal de wil moeten hebben om er uit te komen en oplossingsgericht in plaats
van probleemgericht moeten denken. Dat is een erg belangrijke voorwaarde om dit pro-
ject met succes tot stand te brengen”, betoogt Jan Nieuwenhuizen al in 2001 in het
Masterplan voor het Hart van Zuid in Hengelo. Nieuwenhuizen is de algemeen directeur
van Projectbureau Hart van Zuid. De gemeente Hengelo en de Van Wijnen Groep werken
daarin in een publiek-private samenwerking (PPS) aan de herontwikkeling van een uit-
gestrekte industriële enclave, gelegen op een steenworp afstand van de binnenstad.
38 – belvedere.nu / Thema’s 39 – belvedere.nu / Thema’s
21. Met zijn 50 hectare is dit een van de grootste binnenstedelijke transformatieprojecten die zijn intrek nam in Storks oude modelmakerij en de watertoren gebruikt als bluswater-
in Nederland. reservoir. Het Regionaal Opleidingscentrum Twente heeft de voormalige gieterij in zijn
De beide partners hebben zich de ambitie gesteld om “de echo van een rijk indus- nieuwbouw geïncorporeerd. De 150 meter lange fabriekshal vormt de centrale ontsluitings-
trieel verleden te laten doorklinken in de toekomst”, zoals zij dat in 2001 formuleren. as van het nieuwe gebouwcomplex en is van buitenaf nauwelijks meer zichtbaar.
Niet alleen omdat zich op het terrein enkele beeldbepalende industriële panden bevin- Per deelgebied bekijkt het projectbureau samen met de geïnteresseerde partijen en
den, maar vooral omdat de industrie diep in de plaatselijke samenleving verankerd is. het supervisieteam wat het convenant als minimum voorschrijft en wat de praktijk ver-
Zo’n anderhalve eeuw geleden vestigde machinefabrikant Stork zich in Hengelo. Dat der nog biedt om de identiteit van het gebied te behouden. Pas na deze verkenningsfase
was de directe aanleiding voor de groei van het dorpje Hengelo tot welvarende indus- toetst het Projectbureau de ambities aan de realiteit. Zodra de begroting sluitend is,
triestad. Er verschenen grote fabriekshallen en kantoorgebouwen, maar ook een vereni- wordt een deelgebied ontwikkeld. Voor deze volgorde is gekozen vanuit de hoop dat de
gingsgebouw en een tuindorp voor de arbeiders. Vrijwel iedere familie in de stad heeft betrokken partijen gegrepen worden door de mogelijkheden. Zo kan het gebeuren dat
connecties met het concern. Met de komst van branchegenoten Dikkers en Siemens uiteindelijk meer behouden wordt dan alleen de objecten met een monumentenstatus.
naar het terrein ontstond een industriële enclave midden in de stad. Voorbeelden hiervan zijn de Buigerij en de Weverij. Van de Buigerij, een oud magazijn,
zijn de wanden bewaard. Daar tussenin zijn 41 appartementen gebouwd. In de Weverij,
Convenant en supervisieteam de oude bontweverij van Stork, zijn zeven woonwerkeenheden gerealiseerd.
De ambitie moest gestalte krijgen in een flexibel plan. Het terrein is te groot om in één
keer te ontwikkelen. Naar verwachting zal de uitvoering niet voor 2018 zijn afgerond. Flexibiliteit
Zo’n termijn stelt eisen aan de wijze waarop de kwaliteitsambities zijn geborgd. In Dankzij de gefaseerde aanpak kan het projectbureau flexibel inspelen op veranderingen
Hengelo gebeurt dat via een convenant en een supervisieteam. Aan de vooravond van de die zich tijdens het lange planproces voordoen. Die flexibiliteit past goed bij de PPS-
gebiedsontwikkeling lieten de PPS-partners een uitgebreide cultuurhistorische waarde- constructie, waarin de overheid zich vooral richt op wat publiek gewenst is en de markt in
inventarisatie maken. Deze bracht de meest kenmerkende gebouwen in kaart, benoem- de gaten houdt wat privaat mogelijk is. Dat verschilt en verandert nogal eens. De mogelijk-
de de belangrijkste stedenbouwkundige en monumentale waarden en gaf aan op wat heden om in Hengelo een programma te vinden voor de enorme oppervlakten waar het
voor manieren cultuurhistorie in de planvorming kon worden ingezet. hier om gaat, zijn minder gunstig dan die in de Randstad. De gevonden constructie
De cultuurhistorische waardestelling en de ambitie van hoogwaardig hergebruik draagt eraan bij dat de ambities hoog, maar wel realistisch blijven.
kregen een vertaling in het Convenant Industrieel Erfgoed. Dit geeft aan welke waarden, Het masterplan uit 2001 is in 2008 geactualiseerd. Aanpassingen zijn onder meer de
gebouwen of elementen minimaal behouden moesten blijven om de industriële eigen- blijvende ruimte voor de zware industrie, een kleiner woningbouwprogramma en de
heid van het gebied overeind te houden. Op abstracter schaalniveau beschrijft het in Laan Hart van Zuid, de slagader van het gebied die het tracé van de voormalige spoorlijn
acht punten de karakteristiek van het gebied, waaronder de geschakelde fabriekspan- van Stork volgt. Het Convenant en het Supervisieteam, maar ook de door bewoners
den en het patroon van voormalige spoorwegen en straten. Het convenant is onder opgerichte Stichting Hart voor Zuid, vormen ondertussen het geweten van het Project-
meer ondertekend door de provincie, de gemeente, de Rijksdienst voor het Cultureel bureau. Doordat deze teams van deskundigen en omwonenden een grote stem hebben
Erfgoed en de ontwikkelaar. Om de doorwerking te verzekeren, stelden de gemeente en en de flexibele planvorming de ruimte biedt om die stem te accommoderen, kunnen ze
Van Wijnen een supervisieteam in, bestaande uit gerenommeerde personen uit de ingrijpen wanneer ze het gevoel hebben dat de echo van het rijke verleden niet meer
wereld van de cultuurhistorie en de architectuur. Dit team ziet toe op de naleving van voldoende doorklinkt. Jan Nieuwenhuizen in het Belvedere Festival Magazine (2008):
het convenant, maar de deelnemers zijn ook inzetbaar voor advies en nieuw onderzoek. “Ik heb het vertrouwen, maar ook de eigen weerstand georganiseerd”.
Eerste nieuwbouwprojecten
De voormalige industriële enclave ontwikkelt zich inmiddels stapsgewijs tot een nieuw
stadsdeel met woningen, bedrijven, opleidingscentra en recreatieve functies. Ook de
zware industrie behoudt een plek in het Hart van Zuid. Stork is met een bedrijfsonder-
deel achtergebleven (Stork Thermeq, voor ketels en waterstoomsystemen) en Siemens
breidt haar kantoorlocatie zelfs uit. De eerste nieuwbouwprojecten en transformaties
zijn inmiddels een feit. Een eerste proeve bood de in 2001 geopende brandweerkazerne,
40 – belvedere.nu / Thema’s 41 – belvedere.nu / Thema’s
23. Cultuurhistorische gebruiken, objecten en structuren zijn te vinden op alle schaal-
niveaus. Ze zijn zeer divers in hun betekenis of waardering. In gebiedsontwikkelingen
komen al deze schaalniveaus en motieven voor behoud samen. Door slim te schakelen
tussen de niveaus en motieven krijgen afzonderlijke beleidsinitiatieven en projecten
gezamenlijk een meerwaarde.
Versterkingen, waterwerken en open velden vormden tussen 1815 en 1940 een ingenieus
verdedigingssysteem tussen Muiden en de Biesbosch. Bij vijandelijke dreiging kon het
leger weilanden onder water zetten. Een laag water van zo’n veertig centimeter blok-
keerde de doorgang: te diep om te lopen, te ondiep om te varen. Forten bewaakten de
zwakke plekken. Deze Nieuwe Hollandse Waterlinie was de grootste en technisch verst
Coupure in de wal langs de gedekte gemeenschapsweg doorgevoerde uitvoering van een beproefd verdedigingssysteem voor de lage landen.
Al bijna tien jaar lang is deze overbodig geworden militaire structuur het toneel van
grote bestuurlijke aandacht. In 2000 benoemde het kabinet de Waterlinie tot nationaal
project, in 2003 nam het de linie op in de nationale ruimtelijke hoofdstructuur, in 2008
verbonden alle betrokken overheden zich via het Pact van Rijnauwen aan een uitvoe-
ringsprogramma en sinds 2009 is de Nieuwe Hollandse Waterlinie Nederlands grootste
Continu schakelen rijksmonument. Al deze bestuurlijke aandacht laat zich niet alleen verklaren uit de his-
torische waarde. Minstens zo belangrijk is de actuele betekenis die de linie blijkt te heb-
tussen schaalniveaus ben, op alle schaalniveaus – van de nationale ruimtelijke ordening tot het individuele
fort. Die betekenis wordt bewezen door de talloze restauraties, herbestemmingen en
andere investeringsprojecten die in deze periode al zijn uitgevoerd.
en betekenissen De basis voor het nieuwe toekomstperspectief vormt het Linieperspectief ‘Panorama
Krayenhoff’. Deze ruimtelijke visie is in 2004 uitgebracht door de Liniecommissie, waar-
in vijf departementen en vijf provincies zijn vertegenwoordigd. In grote lijnen komt het
Nieuwe Hollandse Waterlinie Linieperspectief erop neer dat de westzijde – het verdedigde deel – verder verdicht mag
worden, met groen of bebouwing. De oostzijde wordt open gehouden. Dit is het land
dat vroeger onder water gezet moest kunnen worden. Daar tussendoor loopt de ‘hoofd-
verdedigingslijn’, waar het merendeel van de zesenveertig forten aan ligt. Het land-
schappelijke contrast en de militaire bouwwerken maken deze verdedigingslijn herkenbaar.
Op deze manier komt de Waterlinie tot zijn recht als cultuurhistorische landschapsstruc-
44 – belvedere.nu / Thema’s 45 – belvedere.nu / Thema’s
24. tuur en als ‘megasingel door de Deltametropool’. In die laatste hoedanigheid markeert nieuwe particuliere initiatieven op het kleinste schaalniveau, die de aanpak op het
de Waterlinie de oostelijke begrenzing van de Randstad en de landschapsecologische hogere schaalniveau onderbouwen. De eerste ondernemers met plannen voor de ont-
overgang van hoog naar laag Nederland. wikkeling van het door Defensie verlaten Fort Honswijk hebben zich al gemeld.
Projecten binnen de projectenveloppe ‘Linieland’ sorteerden hier al op voor en ont-
Van nationaal tot lokaal perspectief lenen er extra waarde aan. Zo is in opdracht van de gemeente Houten de laatste nog
Om een grootschalige structuur als deze van de grond te krijgen, is de medewerking herkenbare gedekte gemeenschapsweg opgeknapt. Zo’n weg fungeerde als geheime
nodig van veel gemeenten, ondernemers en andere lokale partijen. Voor hen hebben de verbinding tussen een aantal verdedigingswerken. De weg werd 'gedekt' door een aarden
forten, waterwerken en open velden vaak net een andere betekenis, naast de cultuur- wal en aan het zicht onttrokken door hoge bomen. De soldaten konden zo beschermd
historische waarde. Ze kunnen bijvoorbeeld een inspirerende woon- en werkomgeving en onbespied wapens en voedsel transporteren. Binnen het project is de hele constellatie
vormen of deel uitmaken van een toeristisch-recreatief programma. De organisatie van van weg, begroeiing, aarden wal en inundatiekanaal tussen Fort Honswijk en het Werk
het nationale project Nieuwe Hollandse Waterlinie is erop gericht om de betekenissen aan de Korte Uitweg hersteld en beter herkenbaar gemaakt. Een door OKRA landschaps-
op verschillende schaalniveaus bij elkaar te brengen. Dat gebeurde in eerste instantie architecten en Bunker Q ontworpen coupure in de wal lokt passanten naar een uitkijk-
via enkele ‘quick wins’. Fort aan de Klop kreeg bijvoorbeeld een nieuwe bestemming punt aan het kanaal. Hier varen in de toekomst kanoërs voorbij die een Waterlinie-
als herberg, theehuis en camping. Het buurtschapje dat van oudsher in Fort Blauwkapel kanoroute volgen. De weg zelf is inmiddels onderdeel van een bewegwijzerde fietsroute
ligt, werd nieuw leven ingeblazen in combinatie met een kleinschalig woningbouw- en een lange-afstandswandelpad langs de Waterlinie.
programma. Een groot deel van deze projecten stond al langer op stapel, maar het
nationale label van de Waterlinie bracht ze in een stroomversnelling. De quick wins Bekendheid
maakten bestuurders, maar ook ondernemers en burgers enthousiast voor de Om initiatieven op het kleinste schaalniveau te stimuleren, zet het projectbureau zich
Waterlinie. in om de bekendheid met de mogelijkheden te vergroten. Zo wil het nieuwe initiatieven
Meer structureel kreeg de samenwerking vorm in zeven zogeheten ‘projectenvelop- losmaken bij ondernemers. Zij kunnen gebruik maken van het merk Waterlinie en tege-
pen’ voor deelgebieden. Binnen een envelop werken provincies, gemeenten, water- lijkertijd zelf van toegevoegde waarde zijn. Te denken valt aan boeren of horeca-onder-
schappen, grondeigenaren, historische verenigingen, ondernemers en anderen samen nemers, maar ook aan kennisinstellingen als de Stichting GeoFort, die vanuit het Fort
aan meerdere restauratie- en ontwikkelingsprojecten op regionaal en lokaal niveau. Een bij de Nieuwe Steeg werkt aan nieuwe GPS-systemen – onder meer voor de Waterlinie
nationaal projectbureau vervult de spilfunctie tussen alle betrokkenen en schakelt zelf. De ondernemers gaan samenwerken aan productontwikkeling en marketing.
voortdurend tussen de verschillende niveaus. Een kwaliteitsteam adviseert over alle in Internationaal wordt kennis uitgewisseld met ondernemers in bijvoorbeeld Vlaamse en
ontwikkeling zijnde plannen en houdt daarbij met name de onderlinge samenhang in Ierse nationale landschappen. Productinnovatie en verbreding verstevigen de economi-
het oog. sche basis onder het behoud van de Waterlinie.
Ook de bekendheid bij het brede publiek heeft de volle aandacht. Tot de eerste
Linielandschap quick wins behoorden de realisatie van een informatiecentrum in Fort Vechten bij Bunnik
In vier delen van de Waterlinie heeft de samenwerking inmiddels de vorm aangenomen en de langeafstandswandelroute. Er is fors geïnvesteerd in ‘September Fortenmaand’ en
van integrale gebiedsontwikkeling. Het Pact van Rijnauwen maakte dat mogelijk, onder- andere publieksmanifestaties. Onlangs verscheen een dvd met getuigenverhalen van
steund door een financiële impuls van zeventig miljoen euro, gelijkelijk verdeeld over voormalige militairen en omwonenden. De wisselwerking tussen de Nieuwe Hollandse
het rijk en de provincies. Een voorbeeld is het nog relatief ongeschonden linielandschap Waterlinie als grootschalig fenomeen en de kleine initiatieven die bedrijven of particu-
ten zuiden van Houten, op het Eiland van Schalkwijk. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is lieren daaraan verbinden, brengen de Waterlinie weer tot leven. De continue schakeling
hier in al haar facetten nog goed herkenbaar. Dit gebied zal zich ontwikkelen in de rich- tussen schaalniveaus en betekenissen is tot nu toe cruciaal gebleken om de Waterlinie
ting van een landschapspark, dat voorziet in een deel van het recreatieve, ecologische zichtbaar, beleefbaar en duurzaam bruikbaar te maken.
en waterhuishoudkundige programma voor de regio en waarin wellicht op kleine schaal
woningbouw mogelijk is. De Waterlinie biedt de ankerpunten en het richtsnoer. Er zijn
investeringen te verwachten in de toeristisch-recreatieve bereikbaarheid met onder
meer een liniepont over de Lek tussen Fort Honswijk en Fort Everdingen, en met een
nieuwe fietsverbinding tussen Nieuwegein en Houten via Schalkwijk. Gehoopt wordt op
46 – belvedere.nu / Thema’s 47 – belvedere.nu / Thema’s
25.
26. Een boer die zijn stal vergroot, een bewoner die een uitbouw maakt, een bedrijf dat
nieuwe neonverlichting installeert: verrommeling van de leefomgeving vindt soms
sluipenderwijs plaats. De oorzaak ligt lang niet altijd in achteloosheid. Veel mensen
zijn graag bereid een positieve bijdrage aan de leefomgeving te leveren, maar hebben
niet de kennis of de vaardigheid om dat uit zichzelf te doen. De afgelopen jaren zijn op
het platteland en in de stad uiteenlopende initiatieven genomen om hen daarin te
ondersteunen.
Ze waren veel Noord-Groningers een doorn in het oog, de grote stalen landbouwschuren
die her en der in het landschap verschenen. Qua schaal, opbouw en ligging weken ze
compleet af van de oude schuren. De vereniging Wierde & Dijk, waarin boeren en andere
bewoners samenwerken aan de kwaliteit van natuur en landschap in Noord-Groningen,
vond dat het ook anders moest kunnen. Wierde & Dijk begon daarom in 2001 het project
‘Agrarisch landschappelijk bouwen op het hogeland’. De vereniging werkte daarin
samen met LTO Noord Projecten, architect Jan Giezen en landschapsarchitecte Greet
Bierema en wist zich gesteund door Europese, nationale en provinciale subsidies, onder
meer van Belvedere. Inzet was om te komen tot ontwerpstrategieën om nieuwe boeren-
Kleinschalige schuren beter te laten aansluiten op hun omgeving. Want dat ontwikkelingen als
schaalvergroting, mechanisatie en nieuwe teelten boeren ertoe noopten om hun bedrijf
oplossingen voor sluipende uit te breiden, dat stond buiten kijf.
Streekeigen ontwerp
verrommeling Onderzoek legde de pijnpunten bloot. Traditionele boerderijschuren bevinden zich vaak
aan of achter het woonhuis, met dezelfde dakvorm en opgetrokken uit dezelfde materi-
alen. De nieuwe standaardschuren zijn van staal en staan meestal los op het erf en
Agrarisch landschappelijk bouwen hebben ook in hun ontwerp niets met het woonhuis te maken. Ze hebben een hogere
onderbouw en een flauwere dakhelling. Sommige hebben een wit dak of zijn in andere,
in Noord-Groningen felle kleuren geschilderd. Van details die de oude schuren kenmerken, zoals de houten
goten, witte kozijnen, groene deuren en uilenborden in de nok, is in de stalen schuren
en Dordtse Kleuren in Dordrecht niets over. Giezen stelde daar een modelschuur tegenover die beter in het landschap
past. Deze heeft weliswaar een stalen dak, want dat bleek financieel noodzakelijk. Maar
50 – belvedere.nu / Thema’s 51 – belvedere.nu / Thema’s
27. in aspecten als de dakhelling, goothoogte, bakstenen gevels, detaillering en de situe-
ring op het erf zijn ze onmiskenbaar Noord-Gronings.
Als groeiende boerenbedrijven in Noord-Groningen massaal voor deze schuur zou-
den kiezen, was daadwerkelijk een halt toegeroepen aan een sluipende verrommelings-
tendens. Dat is helaas niet gebeurd. Er zijn slechts drie van deze schuren gebouwd: in
Pieterburen, Godlinze en Stedum. Voor een verdere verspreiding bleken de meerkosten
toch te hoog. Maar er was ook een inhoudelijk struikelblok. Het vastleggen van een aan-
tal uiterlijke kenmerken doet onvoldoende recht aan de specificaties van een concrete
locatie en kan gemakkelijk leiden tot historiserend bouwen. In een volgend project voor
agrarisch landschappelijk bouwen, ditmaal in het nationaal landschap Drentsche Aa en
wederom met medewerking van LTO Projecten Noord en architect Jan Giezen, wordt
daarom proefgedraaid met een meer procesmatige aanpak. Uit een zorgvuldige samen-
werking tussen het agrarische bedrijf, een architect, een landschapsarchitect, de
gemeente en de provincie moeten oplossingen voortkomen die zijn afgestemd op de
streekeigen karakteristieken en de specifieke locatie.
Dordtse Kleuren
Hoewel verrommeling in de media vooral wordt gerelateerd aan het landelijk gebied,
speelt dezelfde thematiek ook in de stad. Ook hier worden initiatieven ontplooid die
kleine ondernemers en bewoners ondersteunen met kennis en bouwstenen. Eigenaren
van panden in de Dordtse binnenstad kunnen bijvoorbeeld bij hun schilderwerk putten
uit een waaier met 55 typisch Dordtse kleuren. Het palet bevat kleuren die vanouds in
Dordrecht voorkomen en hebben luisterrijke namen gekregen als het Itz Wit en het
Beverenburch, genoemd naar respectievelijk een kunstschilder en een karakteristiek
pand. De waaier is opgesteld door de plaatselijke Stichting de Stad, op grond van een
onderzoek naar het historische kleurengebruik in Dordrecht waartoe de gemeente
opdracht had gegeven. De stichting biedt desgevraagd ook kleuradviezen en plaatselijke
schildersbedrijven hebben geleerd te werken met de kleurenwaaier. Veel extra kost het
niet en het straatbeeld knapt er zienderogen van op – dat is aangetoond in de Wijnstraat,
die diende als proeftuin.
Sluipende verrommeling ontstaat als kleine investeerders massaal kiezen voor
efficiënte standaardoplossingen of als iedereen de eigen smaak volgt, bij gebrek aan
houvast over collectieve kwaliteiten. Oplossingen hiervoor, in de stad en in het landelijk
gebied, kennen een paar gemeenschappelijke componenten. Ze bieden kennis aan over
het verleden, zodat mensen weten waar ze aan bijdragen en waarom dat de moeite
waard is. Ze bieden aanknopingspunten over hoe de cultuurhistorische kwaliteiten te
vertalen zijn in hedendaagse ontwerpen, maar geen pasklare modellen. Ze bieden waar
nodig professionele ondersteuning, bij het ontwerp en in de uitvoering. En de meerkos-
ten voor wie mee wil doen blijven binnen de perken.
52 – belvedere.nu / Thema’s 53 – belvedere.nu / Thema’s
28.
29. Soms zijn objecten of structuren geheel verdwenen, maar bestaat toch de wens het
verleden te laten herleven. Een nauwgezette reconstructie behoort tot de mogelijk-
heden, maar er kan ook een uitgesproken eigentijdse vorm ontstaan die refereert aan
het verleden. Bijvoorbeeld door historische vormen en patronen te stileren.
Van de zeventiende tot en met de negentiende eeuw was De Wiers een buitenplaats aan
de Lek bij het dorp Vreeswijk. In de twintigste eeuw overspoelden de industrialisatie en
de verstedelijking de buitenplaats. Het landhuis maakte plaats voor een scheepswerf,
de groene omgeving veranderde in een bedrijventerrein tussen twee kanalen en
Vreeswijk werd een wijk van Nieuwegein. Nu, in de eenentwintigste eeuw, kondigt de
volgende transformatie zich aan. Een jachthaven, een nieuwe woonbuurt en een goed
restaurant zijn daar de voorboden van. Net als in de negentiende eeuw komen mensen
hier weer om te genieten, net als in de twintigste eeuw komen ze er om te werken. Maar
de context is volledig veranderd. Het nieuwe Huis de Wiers staat symbool voor al deze
transformaties. Het souterrain is oud en gerestaureerd, de bovenbouw is nieuw. De con-
tour van de bovenbouw is historisch geïnspireerd, maar de detaillering en het materi-
aal- en kleurgebruik zijn eigentijds.
Herbouw tussen inspiratie
Referentie
en reconstructie Architect Jaco de Visser was adviseur van een klankbordgroep die de gemeente
Nieuwegein had ingesteld voor de herontwikkeling van het industriegebied. Hij zag
weinig heil in het toenmalige plan om er urban villa’s te bouwen. In de geschiedenis van
het oude landhuis hoopte hij een alternatief te vinden. Zichtbare resten waren er niet
Huis de Wiers, Nieuwegein meer. Het oude Huis de Wiers was in 1947 gesloopt onder druk van de zich uitbreidende
bedrijvigheid. Maar ondergronds waren er nog wel degelijk resten aanwezig, ontdekte
en Kasteel Heemstede, Houten De Visser na onderzoek samen met (toen nog amateur-)archeoloog René van der Mark.
Gedeeltes van de verlaten scheepswerf bleken te rusten op het souterrain van het land-
huis. De kruisgewelven in het souterrain waren er nog en ook delen van de ommuring
van het voorterrein en de fundering van het poortgebouw werden teruggevonden, hoe-
wel allemaal in slechte staat.
56 – belvedere.nu / Thema’s 57 – belvedere.nu / Thema’s
30. De Visser nam zelf het initiatief om het souterrain te restaureren en er een nieuw
gebouw bovenop te zetten, geïnspireerd op het oude Huis de Wiers. Hij maakte het
architectonisch ontwerp, zijn partner (interieurarchitecte Odette Ex) ontwierp het inte-
rieur en zij namen zelf hun intrek in het gebouw, zowel met de bureaus van beiden als
met hun gezin. Hij vroeg de gemeente om in het bestemmingsplan horeca toe te voegen
aan de gecombineerde woon- en werkbestemming, om de ruimte onder de herstelde
kruisgewelven te kunnen verhuren als restaurant en het huis zo ook voor het publiek
toegankelijk te maken. Tussen 2005 en 2007 werden het huis en de omliggende tuin
opgeleverd; bijgebouwen zoals het poortgebouw volgen in de toekomst.
De contouren van het nieuwe Huis de Wiers zijn afgeleid van zijn zeventiende-
eeuwse voorganger. De hoogte, de grondvorm en het karakteristieke dubbele zadeldak
zijn identiek of zo goed als identiek. Het silhouet dat zo ontstaat, vormt een krachtige
cultuurhistorische referentie. De verdere invulling past in het recente cultuurbeeld. De
ramen zijn onregelmatig gepositioneerd, de begane grond is transparant door het
gebruik van veel glas, het dak vloeit zonder geprononceerde rand of ornamentiek over in
de gevels. In de eigentijdse opbouw is de cultuurhistorische achtergrond ook op een
andere, meer verborgen manier te herkennen. Het gebruik van de oorspronkelijke, uit
1654 stammende fundering stelde eisen aan het gewicht van de opbouw. De nu gang-
bare bouwmaterialen zijn te zwaar. De Visser wilde bovendien materialen gebruiken met
een natuurlijke uitstraling, die weinig afwerking nodig hebben. Een groot deel van de
constructie is daarom uitgevoerd in hout: het casco, de gevels, de vloeren en het dak.
Met name in het interieur is het hout sfeerbepalend. Aan de buitenkant zijn tegen het
hout koperen platen bevestigd. Het voorgeoxideerde koper benadert de kleur van het Het is de voorkeur van de architect en de opdrachtgever die de balans bepaalt tussen een
metselwerk waarin het oude landhuis opgetrokken was. Het huis krijgt er een doorleefde nauwgezette reconstructie en een eigentijdse interpretatie, maar ook de omgeving van
uitstraling mee. Het past in het beeldkwaliteitsplan voor de omgeving, dat mede door het gebouw speelt er een rol in. Kasteel Heemstede staat nog steeds buiten de stad, in
De Vissers inbreng niet alleen aan het visuele beeld appelleert, maar ook aan de klanken een relatief open landschap, hoewel van het oorspronkelijke landgoed weinig meer over
en de geuren van de voormalige scheepswerf. is. Op enige afstand van het kasteel loopt er zelfs een snelweg doorheen. De wijk De
Wiers lijkt daarentegen in niets meer op het buiten dat het in de zeventiende eeuw was.
Kasteel Heemstede De natuur is verdrongen. Er zijn kanalen gegraven, er is een industriële geschiedenis
De Visser heeft zich verre gehouden van reconstructies of andere vormen van historise- overheen gekomen en nu ontwikkelt het zich tot een intensief gebruikt woon-, werk- en
ring. Die keuze staat tegenover de keuze om zo veel mogelijk van de historische situa- recreatiegebied in een voormalige groeikern. De vorm en de materialisering geven Huis
tie te laten zien. Een voorbeeld daarvan is niet ver van Nieuwegein te vinden. In de Wiers een statigheid die past bij het landhuis dat lang geleden op de plek stond,
buurgemeente Houten staat een ander landhuis, kasteel Heemstede. Net als Huis de maar zijn ook op te vatten als een knipoog naar de industriële bebouwing die het beeld
Wiers was dit kasteel teloorgegaan, hoewel door brand in plaats van door sloop, en ook hier bijna een eeuw lang heeft gedomineerd.
hier bevindt zich een restaurant in het souterrain met kantoren daarboven. Maar Van
Hoogevest Architecten maakte voor de herbouw een nauwkeurige reconstructie van
het oude gebouw. Zelfs de stenen zijn volgens oorspronkelijk recept gebakken. De
keuze voor een reconstructie was mogelijk omdat de oude bouwtekeningen nog
beschikbaar waren. Bovendien was het monumentale kasteel pas recent afgebrand.
Het lag daarom nog vers in het geheugen, in tegenstelling tot het al bijna vergeten
Huis de Wiers.
58 – belvedere.nu / Thema’s 59 – belvedere.nu / Thema’s
32. Oude dijkweg, opgenomen in stedenbouwkundige structuur Educatief project Graaf Junior
Voortbouwen op een Het cultuurhistorisch verhaal van een gebied beperkt zich zelden tot één object of tijds-
laag. Een nieuwe ontwikkeling kan zich alleen presenteren als een nieuw hoofdstuk in dit
meerdimensionaal verleden verhaal, als de strekking ervan overeind blijft. Daarvoor is niet alleen een verbinding nodig
met de toekomstige opgave – ook wel externe integratie genoemd – maar ook tussen de
verschillende cultuurhistorische disciplines van de archeologie, historische geografie en
bouwkunst – de interne integratie.
Leidsche Rijn, Utrecht
Nieuwbouw die zich voegt naar eeuwenoude patronen en tastbare herinneringen aan het
verleden herbergt, zoals een oude tuinderskas en de contouren van een ridderhofstad. De
Vinexlocatie Leidsche Rijn bij Utrecht is een van de allereerste proeftuinen van het
Belvedere-denken. Sterker nog, al een paar jaar voordat Belvedere het licht zag, was cultuur-
historie er een belangrijk thema in de planvorming. De eerste aanzet werd gegeven in 1993
toen de gemeente het instrument van de Cultuurhistorische Effectrapportage (CHER) intro-
duceerde. Sinds die tijd moeten, vooruitlopend op ingrijpende transformaties, eerst de
62 – belvedere.nu / Thema’s 63 –belvedere.nu / Thema’s
33. cultuurhistorische karakteristieken van een gebied of plek in kaart worden gebracht en op Andere samenhang
waarde geschat. Het stadsbestuur bepaalt vervolgens wat van deze waarden moet worden Heel anders is de aanblik van De Balije, een ander topgebied. Rechte, noord-zuid lopende
ingepast, of onderzocht, of wat mag verdwijnen. Ontwerpers en ontwikkelaars kunnen de straten maken in één oogopslag duidelijk dat hier een andere samenhang van cultuurhisto-
rapportage gebruiken als bron van informatie en inspiratie. rische structuren als basis voor de planvorming heeft gediend. Inderdaad kende dit gebied
Leidsche Rijn was de eerste opgave waarvoor de gemeente de CHER toepaste. Het plan- van oudsher langwerpige percelen met sloten ertussen, ontstaan als gevolg van elfde-
gebied besloeg een oppervlakte van zo’n 2500 hectare, verdeeld over de gemeente Utrecht eeuwse ontginningen. De percelen waren met hun bebouwing georiënteerd op de ontgin-
en het toen nog zelfstandige Vleuten-De Meern. Hier moesten in dertig jaar tijd zo’n 30.000 ningsas, in dit geval de Leidsche Rijn. Naar achteren toe boden ze vrij zicht. De enige
woningen verrijzen voor 80.000 mensen. Het document kwam uiteindelijk in 1995 gereed, bebouwing die de noord-zuid richting enigszins doorbrak, waren enkele oude boerderijen.
vlak voordat een planteam onder leiding van landschapsarchitecte Riek Bakker aan het Deze lagen op de verhoging van de oude Heldammer stroomrug, tevens het oude kerken-
Masterplan begon te werken. Dit team benoemde ‘identiteit’ tot een van de speerpunten en pad naar De Meern. Tijdens bouwwerkzaamheden voor de naastgelegen wijk Veldhuizen in
nam de aanbevelingen uit de CHER zoveel mogelijk over. De kwaliteitskaart van het Master- 1997 – nadat de CHER allang voltooid was – bleek dat zich onder dit oude kerkenpad de fun-
plan bevatte volgens de gemeentearcheologen zelfs 80 tot 90 procent van cultuurhistorische damenten bevonden van de weg die vroeger langs de Limes, de Romeinse grens, liep. De
structuur van de waarderingskaart uit de CHER. Romeinen hadden destijds op de hoger gelegen stroomrug houten palen geplaatst met
daartussen een grindlaag, om zo het uiterst drassige gebied toegankelijk te maken. De
Stapeling van waarden boerderijen waren vervolgens weer op deze stevige ondergrond gebouwd.
De cultuurhistorische ambitie van de gemeente Utrecht was voor die tijd zeer vooruitstre- Deze vondst maakte duidelijk dat de samenhang van cultuurhistorische elementen
vend. Naast behoud van erfgoed, was het bereiken van ruimtelijke kwaliteit van meet af aan en structuren hier nog sterker was dan gedacht. Omdat de planvorming voor De Balije
een van de doelstellingen. Bijzonder was ook de manier waarop naar de cultuurhistorie in nog op gang moest komen, bleek het mogelijk deze samenhang expliciet te tonen.
het gebied werd gekeken. De tot dan toe harde scheidslijnen tussen archeologische, land- Landschapsarchitecten van Buro Lubbers transformeerden de stroomrug tot parkzone met
schappelijke en architectuurhistorische invalshoeken vervaagden. Het ging om de stapeling daar doorheen het tracé van de Romeinse weg – gemarkeerd door grind – en geflankeerd
van waarden en de samenhang ertussen. Op de cultuurhistorische waardekaart van het door de monumentale boerderijen. Een bloembed van krokussen geeft ieder voorjaar het
plangebied werden vijf deelgebieden zichtbaar die een sterke samenhang kenden van cul- tracé van de oude Heldammer rivierbedding aan. De Romeinse weg breekt nog letterlijk door
tuurhistorische elementen en structuren uit verschillende tijdslagen. Aan deze gebieden het eerste appartementengebouw van Veldhuizen, maar loopt vervolgens op andere be-
werd niet alleen een hoge waarde toegekend door de gemeentelijke archeologen en cul- bouwing dood. Verder volgt de bebouwing vooral de structuur van de langwerpige percelen,
tuurhistorici, maar ook door de ontwerpers. De hier aangetroffen cultuurhistorie bood waarbij de zichtlijnen vanaf de Leidsche Rijn naar achteren zoveel mogelijk behouden zijn.
meer aanknopingspunten voor de planvorming dan de plekken waar slechts losse relicten
uit één tijdslaag aanwezig waren. Identificatie
Een van de vijf cultuurhistorische ‘topgebieden’ – de huidige wijk Het Zand – bezat De aandacht voor de samenhang van de verschillende cultuurhistorische structuren heeft
bijvoorbeeld een gave middeleeuwse blokverkaveling, met daartussen de restanten van een in elk van de vijf gebieden geleid tot een eigentijds beeld waar het verleden nog doorheen
Romeins badhuis, een castellum en een middeleeuws kasteel, verbonden door nog altijd schemert, maar met eigentijdse bebouwing nadrukkelijk ook een nieuwe laag aan is toege-
gebruikte, historische wegen. Een duurzaam beheer van deze kwaliteiten diende volgens de voegd. Leidsche Rijn is daarmee een van de eerste grootschalige ontwikkelingen waar in de
CHER uitgangspunt te zijn voor de ontwikkeling van het gebied. Aantasting moest worden dagelijkse realiteit kan worden ervaren op welke manier cultuurhistorie kan bijdragen aan
voorkomen. de ruimtelijke kwaliteit. Het is ook een van de eerste ontwikkelingen waarbij in de toekomst
De supervisor van deelplan Het Zand, stedenbouwkundige Hans Ebberink, benutte de zal moeten blijken of de nieuwe bewoners zich met dit beeld en de geschiedenis gaan
gevonden kwaliteiten als onderlegger voor de planvorming. Hij besloot de middeleeuwse identificeren. Volgens de gemeentelijke historici gaat dat niet vanzelf. Al tijdens de ontwik-
blokverkaveling met kronkelige wegen, sloten en boerderijen te handhaven en tot het keling van de wijk hebben zij geprobeerd het verhaal van het gebied op de toekomstige
raamwerk voor de nieuwbouw te maken. Hiertussen bevinden zich onder meer het hoger bewoners over te dragen met openbare opgravingen, informatiepanelen, festiviteiten en
gelegen castellum en een oude kersenboomgaard, die door omwonenden wordt onderhouden. publicaties. Evaluerend zeggen zij wel dat dit aspect van meet af aan in de planvorming
Opvallend is ook de nieuwbouw van een voorzieningencluster dat zich nestelt om twee meer aandacht moet krijgen. De beste garantie voor toekomstig behoud is immers dat de
schoorstenen van voormalige kassencomplexen. huidige bevolking de cultuurhistorische rijkdom van het gebied beleeft en waardeert.
64 – belvedere.nu / Thema’s 65 – belvedere.nu / Thema’s
35. Veel mensen voelen zich betrokken bij hun woonplaats. Ze zijn geïnteresseerd in de
geschiedenis ervan en kennen de verhalen die de geschiedenis kleuren. Door bewoners
te betrekken bij de zoektocht naar een gebiedsidentiteit en bij het formuleren van toe-
komstkansen, ontstaat een rijk beeld van het verleden en een door de gemeenschap
gedragen ontwikkelingsvisie. Daar zijn inmiddels veel methodieken voor uitgedacht
en toegepast.
In 2004 werd de leegstaande hervormde kerk van Annerveenschekanaal in Drenthe
omgetoverd tot een werkplaats voor dorpsontwikkeling. Studenten van de Hogeschool
Van Hall Larenstein gingen er werken aan een ontwikkelingsvisie voor de dorpen langs
het Grevelingskanaal. Zij deden dat op locatie, in een van die dorpen, om intensief te
kunnen samenwerken met de bevolking. De bewoners hadden eerder al blijk gegeven
van een grote betrokkenheid bij hun dorp, ook al waren velen van hen er geboren noch
getogen. In Annerveenschekanaal had de dorpsbevolking bijvoorbeeld met succes
gestreden voor het behoud van een school en een oude klapbrug. Enige scepsis hadden
de bewoners aanvankelijk wel, toen de studenten zich meldden. Maar die verdampte
toen de bewoners in de gaten kregen dat ze in ruil voor hun kennis en medewerking een
Gebiedsidentiteit in waardevol instrument aangereikt kregen, een werkwijze waarin zij hun eigen wensen en
ideeën konden aanscherpen en onder de aandacht van de beleidsmakers konden brengen.
de hoofden en de harten Werkplaats voor dorpsontwikkeling
De werkplaats Daip, genoemd naar het Groningse woord voor ‘kanaal’ of ‘diep’, had al
een voorgeschiedenis. In 2002 verscheen de Agenda voor de Veenkoloniën. Provincies,
Daip Grevelingskanaal waterschappen en gemeenten wilden daarmee iets doen aan de economische teruggang
van dit Drents-Groningse landbouwgebied. Een van de programma’s had tot doel om de
kanalen waar ooit turf over afgevoerd werd, te ontsluiten voor de recreatievaart: Van
turfvaart naar toervaart. Daar viel ook het Grevelingskanaal onder. De gemeenten Aa en
Hunze en Veendam en de dorpsverenigingen van Annerveenschekanaal en Eexterveensche-
kanaal / Bareveld grepen dit programma aan om een bredere visie op de ontwikkeling
van de dorpen te ontwikkelen. Deze moest ook ingaan op vraagstukken zoals het terug-
lopende voorzieningenniveau en de vergrijzing. Mede door tussenkomst van de Brede
68 – belvedere.nu / Thema’s 69 – belvedere.nu / Thema’s
36. Overleggroep Kleine Dorpen (BOKD) Drenthe, die veel ervaring heeft met het opstellen Hogeschool is nieuwe werkplaatsen begonnen, in samenwerking met andere onderwijs-
van dorpsontwikkelingsplannen in samenwerking met bewoners, kwam het contact instellingen en met steun van onder meer het ministerie van LNV. De werkplaats leverde
met de hogeschool tot stand. de studenten een unieke praktijkervaring op, maakte dat deskundigen zich niet alleen
De studenten interviewden dorpsbewoners, vooral de ouderen onder hen die veel adviserend maar ook lerend opstelden en hielp vooral bewoners om samen, los van de
over de historie konden vertellen. Ze organiseerden excursies waarin zij met bewoners en dagelijkse realiteit en op basis van hun persoonlijke beleving een visie op de toekomst
deskundigen kennis over de geschiedenis van het dorp konden uitwisselen. De studenten van het dorp op te stellen. Die visie straalt datgene uit, wat Willem Foorthuis, de lector
vroegen dorpsbewoners om mooie en lelijke plekken te fotograferen, en om aan de hand Plattelandsvernieuwing van Van Hall Larenstein, de bewoners al bij aanvang op het hart
van een karakteristiek voorwerp te vertellen over de identiteit en kwaliteit van hun dorp. drukte: “Deze plek is en blijft van jullie”.
Al deze activiteiten resulteerden in een mental map van de dorpen. Deze gaf inzicht in
de sociale verhoudingen, bijvoorbeeld met de opmerking ‘hier moet je zorgen dat je een
kind op school hebt, dan word je meteen opgenomen’ bij de school in Annerveensche-
kanaal. Symbolen als een zwemmer in het kanaal of de zogenaamde krabbersdopjes
(een soort vingerhoedjes voor het rooien van aardappelen) maakten duidelijk hoe som-
mige plekken in de hoofden van bewoners betekenis hadden gekregen. Deze betekenis
was veelal niet meer in het landschap herkenbaar, en dreigde daarom in de vergetelheid
te raken. Andersom kwam het ook voor dat bewoners de betekenis van wel herkenbare
elementen niet meer kenden, zoals van het witte hekje dat in een nabijgelegen dorp
exact de locatie van de oude Semslinie, de grens tussen Groningen en Drenthe, aangaf.
Vier prioriteiten
Na vier maanden werkte een nieuwe groep studenten onder supervisie van het architecten-
bureau DAAD op basis van de mental map vier toekomstscenario’s uit. Deze varieerden
van ontwikkelingen ten nutte van de dorpsbewoners zelf tot de versterking van de toe-
ristische infrastructuur. Zo kregen de bewoners inzicht in de keuzemogelijkheden. Dat
leidde tot een aantal duidelijke keuzes, zoals het verdichten van de bestaande lintbe-
bouwing en het concentreren van nieuwe aanlegplaatsen voor de toervaart op plekken
waar recreatie en water ook nu al samengaan. Om te voorkomen dat de gemeente een te
groot wensenpakket in handen zou krijgen, gaven de bewoners vier prioriteiten aan: de
verbetering van het knooppunt in Bareveld (waar twee bebouwingslinten kruisen), de
aanleg van een fiets- en wandelpad op het schouwpad langs het kanaal, de aanleg van
een dwars op het kanaal lopend fietspad in Annerveenschekanaal en de verruiming van
het beleid voor leegstaande gebouwen.
Inmiddels is de vaarweg uit het programma Van turfvaart naar toervaart gerealiseerd.
In 2008 hebben zo’n negenhonderd toervaarders de veendorpen weten te vinden. Op basis
van de ontwikkelingsvisie komen de eerste projecten tot stand, zoals de vervanging van
vissteigers door stevigere aanlegsteigers in de nabijheid van bestaande voorzieningen.
Ook werkt de gemeente aan herbestemming van leegstaande gebouwen. Samen met de
woningstichting Woonborg zoekt ze naar een nieuwe gebruik voor het achttiende-eeuwse
Grevijlinkhuis en de inmiddels door de werkplaats verlaten kerk in Annerveenschekanaal.
De werkplaats plattelandsvernieuwing heeft zich voortvarend verder ontwikkeld.
Daip won in 2006 de HBO Innovatieprijs en de Grontmij aanmoedigingsprijs. De
70 – belvedere.nu / Thema’s 71 – belvedere.nu / Thema’s
38. Wat maakt cultuurhistorische eigenschappen tot cultuurhistorische kwaliteiten, bruik-
baar bij nieuwe ontwikkelingen? Die vraag speelt vooral bij jong erfgoed: naoorlogse
woonwijken, bedrijventerreinen en ruilverkavelingen. Uitzonderingen daargelaten, staat
dit erfgoed niet bekend om zijn schoonheid en soms wreekt zich dat in het gebruik.
Maar dat is geen reden om de cultuurhistorie te negeren.
Paddepoel in Groningen staat model voor een generatie woonwijken uit de wederop-
bouwperiode waar nu sociaal-economische problemen optreden. Veel middelhoogbouw
in overvloedig groen, de straten zonder bebouwingswanden en de scheiding van ver-
keerssoorten – in de jaren zestig golden ze als ingrediënten voor een omgeving die licht,
lucht en ruimte combineerde met betaalbare woningen.
In die jaren bestond een sterk geloof in de maakbaarheid van de samenleving. De
maatvoering was nauwkeurig geoptimaliseerd, met het groeiende autoverkeer in het
vizier, en het voorzieningenniveau was precies afgestemd op de geplande omvang van de
bevolking. Dankzij de systeembouw kon het tempo van de woningproductie hoog blijven.
Ruimtelijk manifesteerde zich dat in een herhaling van identieke bouwpatronen, waarvan
de vorm was bepaald aan de hand van overwegingen zoals de bezonning en de bouw-
Naoorlogs erfgoed: techniek. Het onderliggende landschap speelde geen rol in het ontwerp, en de aansluiting
op de stad was bepaald aan de hand van een efficiënte afwikkeling van het verkeer.
niet aaibaar, Veel wederopbouwwijken zijn aan herstructurering toe. De openbare ruimte wordt
als sociaal onveilig ervaren. Woningen zijn veelal te klein en soms ook te gebrekkig om
aan de eigentijdse woonwensen te voldoen. Op het eerste gezicht lijken de ontwerp-
wel van waarde uitgangspunten van destijds niet te handhaven, zeker niet als dit zou leiden tot hogere
kosten of lagere opbrengsten. Er zijn dan ook legio voorbeelden van sloop en nieuwbouw
waarbij de oorspronkelijke ontwerpmotieven geen enkele rol meer spelen. Maar daarmee
Paddepoel-Zuidwest, Groningen gaat ook iets verloren, is de opvatting van steeds meer architecten, cultuurhistorici en
ook bewoners. De wederopbouw heeft wellicht minder aaibaar erfgoed opgeleverd,
maar de gelaagdheid van de stad sneeuwt onder als ze niet meer herkenbaar is als een
afzonderlijke groeifase. En, misschien nog belangrijker, er schuilen ook actuele kwaliteiten
in het wonen in het groen, in complexen die niet direct aan de straat liggen. Inmiddels
is de aanwijzing van de eerste rijksmonumenten uit deze periode in voorbereiding – de
74 – belvedere.nu / Thema’s 75 – belvedere.nu / Thema’s
39. zogeheten top 100 – en wordt ook nagedacht over de aanwijzing van beschermde naoor- Eenzelfde vernieuwingsstrategie wordt gezocht voor ander erfgoed van na de oorlog. Een
logse stadsgezichten. voorbeeld hiervan is het onderzoek van de vereniging Het Oversticht en Hebly Theunissen
architecten naar de cultuurhistorische waardestelling van naoorlogse bedrijventerreinen.
Nieuwe en bestaande kwaliteiten Via casestudies voor Dollegoor in Almelo en Bergweide in Deventer is een methodiek
Bij de herstructurering van het zuidwestelijke deel van de Groningse wederopbouwwijk ontwikkeld, die ingaat op de betekenis voor de stad, de ontstaansgeschiedenis, het
Paddepoel zijn de bestaande (cultuurhistorische) kwaliteiten als uitgangspunt genomen. ruimtelijk karakter en de afzonderlijke gebouwen en structuren van een terrein. Ook bij
Het herstructureringsplan is tussen 1999 en 2001 ontworpen door De Nijl Architecten, natuur- en landschapsontwikkeling klinkt steeds vaker de vraag of de rationele ruilver-
een bureau voor architectuur en stedenbouw dat een specialisatie heeft opgebouwd in kavelingen uit de jaren zestig en zeventig niet ook een cultuurhistorische waarde vertegen-
de aanpak van de naoorlogse stad. De stedenbouwkundige structuur van Paddepoel woordigen. Om de recreatieve en ecologische waarde van dergelijke landschappen te
bestaat uit een assenkruis van hoofdwegen, voorzieningen en plantsoenen, met daar- vergroten worden op dit moment vaak groene landschapselementen teruggebracht van
binnen repeterende stroken middelhoogbouw en eengezinswoningen (‘stempels’). voor de ruilverkaveling; het landschap wordt als het ware opnieuw gestoffeerd naar het
Vooral in het zuiden was het woningbestand te eenzijdig van samenstelling, met veel beeld van 1930 of eerder.
portieketagewoningen zonder lift. Langs de hoofdwegen en aan de buitenranden was Ook de opvolgers van de wederopbouwwijken, de woonerven uit de jaren zeventig,
veel groen te vinden, ook aan de zijde van de oude stad en het water van het Reitdiep. zijn inmiddels onderwerp van onderzoek en soms al van herstructurering. Hoewel ook
De schuine rand van de wijk aan het Reitdiep leidde in combinatie met de stempelstruc- deze wijken niet bovenaan de maatschappelijke ranglijst van nationaal erfgoed staan, is
tuur tot onregelmatig gevormde groene restruimten. hierbij ook oog voor de cultuurhistorische waarde. De gemeente Emmen heeft een naam
De Nijl identificeerde de aansluiting op de omgeving als een van de voornaamste hoog te houden in de stedenbouw van de woonerven. Het eerste woonerf ter wereld lag
zwaktes van de wijk. Om die reden brachten de ontwerpers een nieuwe hiërarchie aan in Emmen. Emmen was ook de eerste gemeente die onderzoek deed naar de cultuur-
binnen de bestaande structuur. Om de aansluiting op het centrum te verbeteren, is een historische waarde van deze stedenbouw en de conclusies vertaalde in een aanpak voor
bestaande weg verlengd tot aan de spoorweg, waar ruimte voor een station is gereser- de herstructurering. Dat gebeurde in het kader van Emmen Revisited, het programma
veerd. Het Reitdiep is als bijzondere kwaliteit bij de wijk betrokken. Nieuwe woningbouw waarin een groot aantal partijen sinds 1997 samenwerkt aan de ruimtelijke en sociale
oriënteert zich deels op deze lijnen, waardoor de verscheidenheid in de woonomgeving vernieuwing van naoorlogse wijken. Ook hier wordt erkend dat erfgoed niet aaibaar
belangrijk toeneemt en de wijk voor meer Groningers interessant wordt. De nieuwe blik- hoeft te zijn om toch onderscheidend vermogen en cultuurhistorische waarde te hebben,
vanger van de wijk is de Voermanhaven, een nieuwe insteekhaven binnen een woonhof en dat die een meerwaarde vertegenwoordigen bij vernieuwing.
aan het Reitdiep.
Er zijn in totaal 290 nieuwe woningen gebouwd, vooral aan de buitenranden van
Paddepoel-Zuidwest, tegenover 318 gesloopte woningen. De nieuwbouw kent een deels
andere woningtypologie, met meer besloten binnenterreinen. Maar de nieuwbouw voegt
zich wel in de orthogonale structuur van de wijk en sluit qua maatvoering, kleurgebruik
en bouwmateriaal aan op de oudere bebouwing. De strakke architectuur ligt in het ver-
lengde van de bouwstijl in de oudere delen van de wijk. En net als destijds, wordt de
kwaliteit in hoge mate gezocht op het niveau van het ensemble, naast het afzonderlijke
gebouw.
Expressie herstellen
In Groningen blijkt dat wederopbouwwijken te moderniseren zijn met nieuwe woning-
typologieën en bescheiden maatregelen aan de bestaande stedenbouwkundige structuur.
Het stedenbouwkundige ontwerp van destijds bevat waarden die ook nu nog actueel
zijn en die de wijk een onderscheidend karakter geven ten opzichte van latere nieuw-
bouwwijken en oudere delen van de stad, al vraagt het in sommige gevallen het nodige
onderzoek om ze bloot te leggen en enig herstelwerk om ze weer tot expressie te brengen.
76 – belvedere.nu / Thema’s 77 – belvedere.nu / Thema’s