38. OT: Jesaja 11 vers 1 t/m 10.
“Jesaja’s profetie over komende
Messias.” (NBV)
39. Vrede en gerechtigheid door de telg
van Isaï
111 Maar uit de stronk van Isaï schiet
een telg op,
een scheut van zijn wortels komt tot
bloei.
40. 2 De geest van de HEER zal op hem
rusten:
een geest van wijsheid en inzicht,
een geest van kracht en verstandig
beleid,
een geest van kennis en ontzag voor
de HEER.
41. 3 Hij ademt ontzag voor de HEER;
zijn oordeel stoelt niet op uiterlijke
schijn,
noch grondt hij zijn vonnis op
geruchten.
42. 4 Over de zwakken velt hij een
rechtvaardig oordeel,
de armen in het land geeft hij een
eerlijk vonnis.
Hij tuchtigt de aarde met de gesel van
zijn mond,
met de adem van zijn lippen doodt hij
de schuldigen.
43. 5 Hij draagt gerechtigheid als een
gordel om zijn lendenen
en trouw als een gordel om zijn
heupen.
6 Dan zal een wolf zich neerleggen
naast een lam,
een panter vlijt zich bij een bokje neer;
kalf en leeuw zullen samen weiden
en een kleine jongen zal ze hoeden.
44. 7 Een koe en een beer grazen samen,
hun jongen liggen bijeen;
een leeuw en een rund eten beide stro.
8 Bij het hol van een adder speelt een
zuigeling,
een kind graait met zijn hand naar het
nest van een slang.
45. 9 Niemand doet kwaad, niemand sticht
onheil
op heel mijn heilige berg.
Want kennis van de HEER vervult de
aarde,
zoals het water de bodem van de zee
bedekt.
46. 10 Op die dag zal de telg van Isaï
als een vaandel voor alle volken staan.
Dan zullen de volken hem zoeken
en zijn woonplaats zal schitterend zijn.
47. NT: Johannes 8 versen 1 t/m 13.
‘De vrouw, betrapt op overspel.’
(NBV)
48. Een vrouw op overspel betrapt
81 Jezus ging naar de Olijfberg, 2 en
vroeg in de morgen was hij weer in de
tempel. Het hele volk kwam naar hem
toe, hij ging zitten en gaf hun
onderricht.
49. 3 Toen brachten de schriftgeleerden en
de farizeeën een vrouw bij hem die op
overspel betrapt was.
Ze zetten haar in het midden en
4 zeiden tegen Jezus: ‘Meester, deze
vrouw is op heterdaad betrapt toen ze
overspel pleegde.
50. 5 Mozes draagt ons in de wet op zulke
vrouwen te stenigen. Wat vindt u
daarvan?’ 6 Dit zeiden ze om hem op
de proef te stellen, om te zien of ze
hem konden aanklagen. Jezus bukte
zich en schreef met zijn vinger op de
grond.
51. 7 Toen ze bleven aandringen, richtte hij
zich op en zei: ‘Wie van jullie zonder
zonde is, laat die als eerste een steen
naar haar werpen.’ 8 Hij bukte zich
weer en schreef op de grond.
52. 9 Toen ze dat hoorden gingen ze weg,
een voor een, de oudsten het eerst, en
ze lieten hem alleen, met de vrouw die
in het midden stond. 10 Jezus richtte
zich op en vroeg haar: ‘Waar zijn ze?
Heeft niemand u veroordeeld?’
53. 11 ‘Niemand, heer,’ zei ze. ‘Ik
veroordeel u ook niet,’ zei Jezus. ‘Ga
naar huis, en zondig vanaf nu niet
meer.’
54. Jezus getuigt over zichzelf
12 Jezus nam opnieuw het woord. Hij
zei: ‘Ik ben het licht voor de wereld. Wie
mij volgt loopt nooit meer in de
duisternis, maar heeft licht dat leven
geeft.’
55. 13 De farizeeën wierpen tegen: ‘Uw
getuigenis is niet betrouwbaar, want u
getuigt over uzelf.’
67. Slotlied:
Er is een God die Hoort. (dhr.
J.Pel)
Melodie: ‘Glorieklokken 208.
Jezus ik kom tot U’
68. Vreugde of blijdschap, droefheid of smart,
er is een God, er is een God.
Stort bij Hem uit, o mens, toch uw hart.
Er is een God die hoort.
Ga steeds naar Hem, om hulp en om raad
wacht niet te lang, ’t is spoedig te laat.
Dat niet door twijfel, ’t hart wordt verstoord
Er is een God die hoort.
69. God schonk Zijn Zoon, in Bethlehems stal.
Heer van het al, Heer van het al.
Hij droeg verneed’ring, smaad zonder tal,
Heerser van ’t gans heelal.
Want onze Schepper, Koning der aard,
heeft zelfs Zijn Eigen, Zoon niet gespaard.
Ga dan naar Hem, nu ’t morgenlicht gloort
Hij is een de God die hoort.
70. Van oost tot west, van zuid en tot noord
mens, zegt het voort, mens zegt het voort.
Wordt ’s Heren liefde al-om gehoord
Mensenkind, zegt het voort.
Dwaal niet in t’ duister, ga niet alleen,
maar zoek het heil, bij Jezus alleen.
Dat al uw hoop op Hem is gericht
Jezus is ’t eeuwig licht.