3. Marleen besluit om het bedrag één jaar lang te sparen! Nu wil Marleen natuurlijk weten hoeveel ze in één jaar kan sparen. Hoe rekent ze dat uit?
4. Marleen: “Om uit te rekenen hoeveel ik in één jaar kan sparen, vermenigvuldig ik 38 met het aantal weken per jaar. Ik krijg dus 38 x 52. Ik schrijf de 38 en 52 eronder” duizendtallen honderdtallen tientallen eenheden 5 2 x
5. Marleen: “Eerst vermenigvuldig ik 2 en 8, dat is 16. Dat schrijf ik onderaan.” duizendtallen honderdtallen tientallen eenheden 5 2 x 1 6
6. Marleen: “Daarna vermenigvuldig ik 2 met 3, dat is 6. Dus zet ik een 6 bij de tientallen (wat je gekregen hebt is eigenlijk 2 x 30 = 60). duizendtallen honderdtallen tientallen eenheden 5 2 x 1 6 6 0 6
7. Marleen: “Nu kom ik bij de 5 ( wat eigenlijk 50 is), ik doe 5 x 8 = 40. Ik zet een 4 onder de honderdtallen (wat eigenlijk hebt is 50 x 8 = 400).” duizendtallen honderdtallen tientallen eenheden 5 2 x 1 6 6 0 6 40 0
8. Marleen: “Daarna vermenigvuldig ik 5 met 3 en dat is 15. Ik zet 1 onder de duizendtallen en 5 onder de honderdtallen (wat je eigenlijk gekregen hebt is 50 x 30 = 1500).” duizendtallen honderdtallen tientallen eenheden 5 2 x 1 6 6 0 6 40 0 1 50 0
9. Marleen: “Als laatste tel ik mijn uitkomsten bij elkaar op, ik begin bij de eenheden. Bij de eenheden krijg ik 6. duizendtallen honderdtallen tientallen eenheden 5 2 x 1 6 6 0 6 40 0 1 50 0 + 1 9 7 6
10. Marleen: “Als laatste tel ik mijn uitkomsten bij elkaar op, ik begin bij de eenheden. Bij de eenheden krijg ik 6. Bij de tientallen krijg ik 6 + 1=7. duizendtallen honderdtallen tientallen eenheden 5 2 x 1 6 6 0 6 40 0 1 50 0 + 1 9 7 6
11. Marleen: “Als laatste tel ik mijn uitkomsten bij elkaar op, ik begin bij de eenheden. Bij de eenheden krijg ik 6. Bij de tientallen krijg ik 6 + 1=7. Bij de honderdtallen 4 + 5= 9 duizendtallen honderdtallen tientallen eenheden 5 2 x 1 6 6 0 6 40 0 1 50 0 + 1 9 7 6
12. Marleen: “Als laatste tel ik mijn uitkomsten bij elkaar op, ik begin bij de eenheden. Bij de eenheden krijg ik 6. Bij de tientallen krijg ik 6 + 1=7. Bij de honderdtallen 4 + 5= 9 en bij de duizendtallen 1. Mijn antwoord is dus € 1976” duizendtallen honderdtallen tientallen eenheden 5 2 x 1 6 6 0 6 40 0 1 50 0 + 1 9 7 6