In 2012 won het Team Ontwerpend Onderzoek van de stad Antwerpen de VRP-Planningsprijs. Het team zit verankerd in de afdeling Ruimte van het bedrijf Stadsontwikkeling. Van daaruit werkt het faciliterend voor de hele stad en haar autonome gemeentebedrijven. De VRP organiseert op 3 oktober een studienamiddag over ontwerpend onderzoek in samenwerking met de stad Antwerpen.
Ontwerpend onderzoek is een creatieve en veel omvattende methode die het mogelijk maakt om verschillende ideeën te onderzoeken en uit te werken. Het kan een belangrijke rol spelen in het bereiken van ruimtelijke kwaliteit, het faciliteren van communicatie en het stimuleren van participatie. Antwerps stadsbouwmeester Kristiaan Borret en het Team Ontwerpend Onderzoek leggen aan de hand van recente voorbeelden uit hoe dit in de praktijk werkt. Andere voorbeelden uit Vlaanderen illustreren hoe ontwerpend onderzoek een succesvol en krachtig onderdeel kan vormen van het (stedelijke) planningsproces.
3. STAD DENDERMONDE
PROVINCIE OOST-VLAANDEREN
Ref.: DROSH 03/13
STAD DENDERMONDE
PROVINCIE OOST-VLAANDEREN
Ref.: DROSH 02/13
BESTEK
BESTEK
VOOR DE OVERHEIDSOPDRACHT VOOR
VOOR DE OVERHEIDSOPDRACHT VOOR
DIENSTEN
DIENSTEN
MET ALS VOORWERP
MET ALS VOORWERP
“ONTWERPEND ONDERZOEK VOOR DE SITE
EPICENTRUM”
“ONTWERPEND ONDERZOEK EN DE OPMAAK
VAN EEN RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN
VOOR DE SITE VAN DE HOLLANDSE
KAZERNE”
OPEN OFFERTEAANVRAAG
Opdrachtgevend bestuur
Stad Dendermonde
Ontwerper
OPEN OFFERTEAANVRAAG
Opdrachtgevend bestuur
Stad Dendermonde
Planoloog - Joris Velleman
Ontwerper
Planoloog - Joris Velleman
7. systemen vertalen
varianten voorstellen
verbeeldend werken
methodieken inzetten
!
uitvoering?
X
X
X
X
X
X
schakelen tussen schalen
gesprekken uitlokken
testen, testen, testen
Fig. 05
ONTWERPEND ONDERZOEK
7 mogelijkheden om af te wijken van het parcours
X
8. Omgaan met de wederopbouwarchitectuur
in de frontstreek van ’14-’18
ONTWERPEND ONDERZOEK WESTOUTER
METHODIEKEN
INZETTEN
9. 2/ AFWEGINGSKADER VOOR ERFGOED
DE NOODZAAK VAN EEN WAARDEKADER
De omgang met erfgoed wordt vaak aangevoeld als een conflict tussen erfgoedzorg en gebruik. Om dit probleem grondig te kunnen behandelen, gaat
de basisstudie van Labo S, “Omgaan met de wederopbouwarchitectuur in de
frontstreek van ’14 tot ’18”, dieper in op dit waardeconflict. Dit waardeconflict
werd uitgewerkt in een waardekader, dat in de eerste plaats een set begrippen
vormt die als analyse-instrument gebruikt kan worden in de behandeling van
concrete gevallen. Zo kan telkens precies benoemd worden welke aspecten van
erfgoed en van gebruik er op het spel staan.
WAARDEBEGRIPPEN
In dit hoofdstuk hernemen we de verschillende waardebegrippen die een
gebouw, landschap of dorpsstructuur in mindere of meerdere mate bezit: de
gebruikswaarde, de culturele waarde en de locuswaarde. Deze waarden vormen het waardekader dat in dit onderzoek getest wordt. Elk van deze waarden
is een koepelbegrippen dat berust op verschillende subwaarden.
Gebruikswaarde
De gebruikswaarde heeft betrekking op de mate waarin het gebouw aan actuele
gebruiksvragen kan beantwoorden. De gebruikswaarde verschilt voor een zelfde
gebouw van gebruiker tot gebruiker. De economische waarde is een afgeleide van
de gebruikswaarde.
De functionele draagkracht, de bouwfysische toestand, het expressievermogen
bepalen samen de gebruikswaarde van een gebouw:
- De functionele draagkracht van een gebouw en zijn kavelstructuur betreft
de mate waarin een gebouw vandaag geschikt is om actuele of toekomstige
functies te vervullen. Dit kan de oorspronkelijk bedoelde functie zijn of
een andere functie waarnaar op die plaats vandaag vraag is. De functionele
draagkracht van een gebouw heeft in veel gevallen meer te maken met de
mogelijkheden van zijn ligging, van de kavelstructuur en van zijn plattegrond dan met zijn gevelkwaliteit.
- De bouwfysische toestand heeft betrekking op de staat van de draagstructuur en van de gebouwschil.
- Het expressievermogen ligt in de mate waarin het gebouw de uitdrukking
kan zijn van een gewenste identiteit van de gebruikers (bewoners, inwoners
van de stad, recreanten, …) of de uitdrukking van de functie die het gebouw
vervult. Hieronder valt ook het uitdrukken of het om publieke of private
ruimte gaat. Het expressievermogen is een zeer tijdsgevoelig aspect van de
gebruikswaarde en het hangt vooral samen met de architectuur en typologie
van het gebouw.
Wederopbouw: concentraties van vernielingen door WO I geven ook de concentraties aan wederopbouwarchitectuur weer.
9
Culturele waarde
Een gebouw heeft culturele waarde doordat het van actuele of historische eigentijdsheid getuigt. Op bepaalde gebouwen doen we een beroep om gebeurtenissen
uit het verleden en het verleden zelf te herdenken, te herinneren of te leren kennen. Andere gebouwen zijn waardevol doordat ze een geslaagde uitdrukking zijn
van het actuele culturele klimaat.
De cultuurhistorische waarde bestaat uit verschillende deelaspecten, die niet
noodzakelijk maar wel vaak gelijktijdig voorkomen:
- De strikte monumentwaarde is een eerste soort herinneringswaarde. Een
constructie heeft strikte monumentwaarde als ze bewust opgericht is met
de bedoeling iets te herdenken. De constructie is van in het begin een gewild
monument.
- De historische waarde ligt in het belang van een constructie voor de geschiedschrijving. Aangezien de geschiedenis alles ordent in een continue
ontwikkelingsketen, is wat van een vroeger stadium dateert onvervangbaar
en dus van waarde. Een constructie is in die optiek een historische kennisbron die informatie kan leveren over vroegere samenlevingen of bouwwijzen. Ook kan een gebouw als plaats van een historische gebeurtenis, al is
het maar als geboortehuis van een belangrijke historische figuur, historische
waarde verkrijgen.
- De kunsthistorische waarde kan als een specifiek geval van historische
waarde beschouwd worden. Hier gaat het om de waarde van een constructie
voor de geschiedschrijving van de toegepaste kunst. Niet de informatieve
waarde over voorbije samenlevingen of gebeurtenissen, maar de afleesbaarheid van de ontwikkelingsgeschiedenis van de (bouw)kunst is belangrijk.
Stijlkenmerken staan daarin centraal. Van grote kunsthistorische waarde
kunnen zowel stijltypische gebouwen zijn als uitzonderingsgevallen. Ook
gebouwen die een sleutelplaats in het oeuvre van een belangrijke kunstenaar of architect innemen hebben grote kunsthistorische waarde.
- De actuele kunstwaarde van een gebouw ligt in de mate waarin het gebouw
vandaag esthetisch geapprecieerd kan worden of in de waarde van het gebouw binnen het hedendaagse architectuur- en stedenbouwdebat. Deze
actuele kunstwaarde is geldig zonder historische argumentatie. Zowel een
recent als een oud gebouw kunnen vandaag weinig of veel geapprecieerd
worden. Een oud gebouw kan in zijn tijd sterk gesmaakt geweest zijn, maar
vandaag nog maar weinig. Het omgekeerde is echter ook mogelijk. In een
aantal gevallen worden oudere gebouwen meer geapprecieerd dan nieuwe
constructies. De actuele kunstwaarde van een gebouw vloeit dus niet voort
uit de ouderdom van een gebouw.
Locuswaarde
De locuswaarde van een gebouw komt tot stand door de mate waarin een
gebouw de stadsstructuur ondersteunt of een bepalend deel is van een groter
kwalitatief geheel. Gehelen kunnen onder meer een gebouwensemble, een straatbeeld, een stads- of dorpsgezicht of een landschap zijn. De locuswaarde is een
waarde die geëvalueerd moet worden met betrekking tot de omgeving.
De locuswaarde wordt bepaald op basis van een aantal deelaspecten:
- De locuswaarde is van toepassing op verschillende schalen. Een dorp kan
in een landschap een grote locuswaarde hebben als de manier waarop het
dorp in dat landschap ligt de landschappelijke structuur versterkt. De locuswaarde kan ook tot stand komen door (veel) kleinschalige elementen. Alles
wat het land landelijker maakt en de stad meer stedelijk, heeft locuswaarde.
Een in een bepaalde stad veel voorkomend specifiek venstertype creëert
een locuswaarde voor de stad, doordat die stad hierdoor meer samenhang
krijgt.
- De structuur van een straat, steenweg, wijk, dorp, stad of landschap bestaat
uit generiek en specifieke delen en situaties. Aangezien de locuswaarde
verband houdt met de manier waarop een gebouw of een ander ruimtelijk
element de structuur van een straat, wijk, dorp, stad of landschap creëert
of ondersteunt, ligt die locuswaarde vooral in die gebouwen of ruimtelijke
elementen die de ruimtelijke structuur specifiek maken ten opzichte van
andere ruimtelijke structuren, en in die gebouwen of ruimtelijke elementen
die generiek zijn binnen de ruimtelijke structuur en er dus de samenhang
van versterken.
- Streekeigenheid creëert op die manier een locuswaarde die betrekking heeft
op wat binnen een bepaalde streek, binnen een bepaald landschap het generieke van het landschap uitmaakt en tezelfdertijd die streek, dat landschap
specifiek maakt, onderscheidt van andere streken of landschappen. Men zou
ook over stadseigenheid of straateigenheid kunnen spreken als men het geheel van vormkenmerken bedoelt van de elementen van een stad of straat,
die in die stad of die straat ‘gewoon zijn’ maar de stad of straat anders maken dan een andere stad of straat.
- Locuswaarde door genericiteit vinden we ook in het homogeen of heterogeen geheel van analoge gebouwen. Hier onderscheidt het gebouw zich niet
van zijn omgeving maar verwijst naar zijn omgeving. Het bezit locuswaarde
omdat het bijdraagt aan de waarneming van een groter geheel. Dit kan zeer
duidelijk zijn, bijvoorbeeld wanneer een gebouw samen met andere deel
uitmaakt van één ontwerp, of een herhaling, spiegeling of variatie is van een
naburig gebouw. Minder nadrukkelijk is dit het geval wanneer de straatwand gevormd wordt door individueel van elkaar verschillende doch gelijkaardige gevels door hun graad van detaillering, opbouw, stijl...
- Een geheel van analoge elementen kan door homogeniteit of door heterogeniteit tot stand komen. Een straat kan een homogeen geheel zijn als
bijvoorbeeld de gevelbreedte en de kroonlijsthoogte constant zijn. Als de
kroonlijsthoogte en gevelbreedte voortdurend verspringen kan de onregelmatigheid als een constant kenmerk beschreven worden en is de straat een
geval van een heterogeen geheel. Indien in zo een straat vijf opeenvolgende
huizen vervangen zouden worden door vijf onderling identieke, zou de
straat veel van haar eigenheid verliezen.
- Locuswaarde door specificiteit krijgen die gebouwen die als herkenningspunten fungeren in de structuur van het landschap, dorp of de stad waarin
ze zich onderscheiden door hun vormgeving, schaal, hun herkenbaarheid
en/of hun zeer zichtbare locatie. We noemen ze landmarks of beeldbepalende gebouwen. Vanzelfsprekend dragen ze grote locuswaarde. Veel publieke
gebouwen zijn dergelijke landmarks.
10. 11
VAN ERFGOEDVRAAGSTUK TOT BELEIDSKEUZE
De basisstudie van Labo S stelt eveneens een methodiek voor die het volledig
traject van ‘erfgoedvraagstuk’ tot beleidsmatig antwoord in kaart brengt. Het
hierna toegelichte ontwerpend onderzoek voor Westouter vormt een onderdeel van dit traject.
Hierna wordt in een eerste stap op basis van het afwegingskader een beeld
geschetst van de waarde van het erfgoed in het dorp. De waardeanalyse van
een wederopbouwdorp (op basis van de gebruikswaarde, culturele waarde
en locuswaarde) is een bruikbaar en noodzakelijk element om tot een oplossing van het vraagstuk te komen, maar ze is niet voldoende. Drie bijkomende
stappen waarin afwegingen en keuzes gemaakt moeten worden, leveren de
valabele opties voor de verdere ontwikkeling van het dorp.
De drie stappen zijn: uitwerking van de ruimtelijke vragen in het dorp, uitwerking van visies voor gewenste ontwikkeling van het dorp en de keuze van het
gepaste beleidsinstrument.
De voorgestelde methodiek is in de eerste plaats een probleemoplossend zoeken. Ze leent zich vooral tot visieontwikkeling voor erfgoedvraagstukken m.b.t.
een bepaald thema of een bepaalde locatie en dit op basis van ontwerpend
onderzoek. Ze laat zich daarom het best vertalen in beleidsmaatregelen zoals
het opmaken van stedenbouwkundige verordeningen, RUP’s, visiedocumenten
of beleidslijnen voor adviezen.
stap 1: UITWERKING VAN VAN VRAAG
stap 1: UITWERKING DE DE VRAAG
stap 2: UITWERKING
stap 2: UITWERKING
VISIES VOOR
VISIES VOOR
GEWENSTE ONTWIKKELING
GEWENSTE ONTWIKKELING
culturele
culturele
waarde1
waarde1
stap 3: OPERATIONALISERING
stap 3: OPERATIONALISERING
BELEIDsBELEIDsINSTRUMENT
INSTRUMENT
vormvormparameters
parameters
kwestie 1
kwestie 1
AFWEGING/
AFWEGING/
ONTWERP
ONTWERP
erfgoed
erfgoed
vraagstuk
vraagstuk
locuslocuswaarde1
waarde1
gebruiksgebruiksPOSITIONERING waarde1
POSITIONERING waarde1
ANALYSE
ANALYSE
kwestie 2
kwestie 2
vormvormparameters
parameters
BELEIDSHOUDING
BELEIDSHOUDING
KEUZE INSTRUMENTEN
KEUZE INSTRUMENTEN
AFWEGING
AFWEGING
ONTWIKKELING IN IN
ONTWIKKELING
DEELKWESTIES
DEELKWESTIES
kwestie 3
kwestie 3
vormvormparameters
parameters
COMPONENTEN/
COMPONENTEN/
OPTIES
OPTIES
Stap 1: UITWERKING VAN DE VRAAG
Dit gebeurt via de formulering van de vertrekvraag, een waardeanalyse met eventueel bijkomende specifieke analyse en tenslotte de ontwikkeling van de vraag in deelkwesties.
Het erfgoedvraagstuk wordt eerst als een eenvoudige vertrekvraag geformuleerd. In de waardeanalyse van het vraagstuk
via het afwegingskader wordt nagegaan welke aspecten van de
bestaande toestand culturele waarde dragen en hoe groot die
waarde ervan is. Er wordt nagegaan of er bestaande locuswaarde is die behouden moet blijven of de locuswaarde eerder
kan toenemen door een interventie op die plaats. Ook de vragen vanuit gebruik worden in kaart gebracht. Vervolgens wordt
het erfgoedvraagstuk ontwikkeld in deelkwesties. Vaak wordt
voor elke deelkwestie meteen ook afgewogen welke ontwikkeling
gewenst is. Het uitgangspunt bij de afweging is steeds dat de
drie waarden (gebruiks-, locus- en culturele waarde) elementair waargemaakt worden en dat specifieke troeven uitgespeeld
worden. De afwegingen resulteren in één of enkele visies voor
gewenste ontwikkeling.
Stap 2: UITWERKING VISIES VOOR GEWENSTE ONTWIKKELING
In de tweede stap wordt, via ontwerpend onderzoek en scenario’s een ruimtelijke visie voor een verdere ruimtelijke
ontwikkeling in confrontatie met de verschillende waarden
uitgewerkt. Elk van de visies wordt beschreven met een concepttitel, een beeld dat een ontwerp of ontwikkelingsaanzet
toont, de bijhorende aandachtspunten en eventuele vastgelegde
vormvariabelen en hun afwijkingsmarge.
Stap 3: OPERATIONALISERING IN BELEID
De inhoudelijk ontwikkelde visie voor de verschillende ontwikkelingsopties, moet ten slotte nog vertaald worden in een
gepast beleidsinstrument. De keuze voor een bepaald beleidsinstrument zal onder meer afhangen van:
- de verhouding van de gewenste ontwikkelingsopties tot de
spontaan verwachte ontwikkelingen (urgentie van het erfgoedvraagstuk);
- het strategisch belang van de betrokken thema’s voor het
beleid;
- de schaal waarop het vraagstuk voorkomt of benaderd moet
worden (perceel, straat, dorp / wijk / stad, …);
- de mate waarin de gekozen ontwikkelingsopties zich laten
vertalen in voorschriften
Indien de verwachte ontwikkeling overeenkomt met één van de
gewenste ontwikkelingsopties of indien een bepaald erfgoedthema voor het beleid van secundair belang, kan een passief beleid voldoende zijn. Meestal zal een sturend instrument aan de
orde zijn (bescherming, sensibilisering, stimulering, verordening, RUP, ontwikkelingsschets, bindend advies bouwvergunning,
opmaak beleidslijn bouwadviezen voor dit type vraagstuk…).
Soms kan een actief engagement van de gemeente nodig zijn,
bijvoorbeeld in geval van grote complexiteit van de gewenste
ontwikkeling of wanneer het om een sleuteldossier gaat. Dan
kan de gemeente zelf als bouwheer of projectcoördinator optreden.
11. 19
WAARDEKAART
Het waardekader uit de basisstudie opgesteld door Labo S vormt een set
begrippen die als analyse-instrument gebruikt worden in het onderzoek van
de dorpskern, zodat telkens precies benoemd kan worden welke aspecten
van erfgoed en van gebruik er op het spel staan. Aan de hand van een analyse
van de drie waarden wordt de resulterende waarde van de dorpskern van
Westouter geanalyseerd. De kennis van dit onderzoek ondersteunt de evaluatie
van de concrete waarde van het dorp en zal de ruimtelijke structuur blootleggen waarop het ontwerp verder werkt. Deze structuur benoemen we als de
“SEQUENS”.
1. Culturele waarde (-->)
Om de culturele waarde te bepalen van Westouter worden via een historische
analyse de verschillende waardevolle entiteiten –zowel gebouwen, infrastructuren als landschappelijke structuren– voor vier periodes in kaart gebracht.
(zie 3/ en de Atlas van het Heuvelland door Labo S) Op basis hiervan wordt de
culturele waarde van Westouter uitgefilterd.
De hoofdweg doorheen het dorp bepaalt de culturele waarde van de bebouwde
structuur. Het is langs deze hoofdweg dat de historisch en architecturaal meest
waardevolle gebouwen zich bevinden. De culturele waarde wordt bepaald
door articulerende gebouwen en de pleinwanden die de kern markeren.
Landmarks vormen hierop de uitzonderingen. De culturele waarde van het
dorp wordt ondersteund door de secundaire structuur van woningen in een
sterk gesloten lint langsheen de doorgaande weg.
2.
3. Gebruikswaarde (-->)
Om de gebruikswaarde te bepalen van de bebouwde structuur wordt het ruimtegebruik van zes verschillende functies in kaart gebracht. Tegelijk worden ook
de verschillende ruimteclaims of trends in de ontwikkeling van het ruimtegebruik opgelijst. Op basis hiervan wordt de gebruikswaarde van Westouter
uitgefilterd.
Naar gebruik valt het dorp uiteen in twee delen. Enerzijds vinden we in de
kern kleinschalige commerciële, dienstverlenende en gemeenschapsfuncties terug. Het zijn functies met een kleine korrel, ze beperken zich tot een
gebouw in het lint en dat kan een banale woning zijn of een landmark. Deze
functies staan in hoofdzaak ten dienste van de lokale gemeenschap. Anderzijds
vinden we aan de rand van het dorp grotere functies terug. Het zijn functies
met een grote korrel die een ruim (landbouw)kavel innemen. Vaak gaat het
om recreatieve, toeristische functies of grootschalige landbouwbedrijven. Ze
leggen een druk op het landschap in de rand van het dorp.
1.
2. Locuswaarde (<--)
De locuswaarde van entiteiten binnen het dorp wordt in hoofdzaak bepaald door
de samenhang te onderzoeken tussen de bebouwde structuur en de landschappelijke structuur. Het valt hierbij op dat het landschap de groei en morfologie van het
dorp langsheen de doorgaande weg bepalen. Op basis hiervan wordt de locuswaarde van Westouter uitgefilterd. Centraal doorheen het dorp loopt de weg als
een lint door de vallei van de Franse Beek. Ten noorden van het dorp loopt deze
weg over een open plateau met een bebouwing van verspreid staande hoeves.
Ten zuiden loopt de weg door een gesloten landschap van ingesneden beken,
holle wegen en landschapskamers of bocages. Deze drie landschaptypes in relatie
tot het lint dat er doorheen snijdt bepalen de identiteit van het dorp. Het lint zelf
vormt een traject opgebouwd uit de kleine korrel van de individuele rijwoning,
afgewisseld met solitaire landmarks waar het traject van de weg geknikt wordt en
specifieke plekken langs de weg ontstaan.
3.
Waardekaart Westouter als synthese van de historische (1), locus- (2) en gebruikswaarde (3)
12. 23
5/ SCENARIO’S
ONTWIKKELING VAN VIER STRATEGISCHE SITES
In een eerste stap worden voor de vier strategische sites van de sequens een aantal
varianten voor ontwikkeling voorgesteld. De bestaande morfologie van de sites is
opgebouwd uit linten (lineaire strook van kleine korrels) en solitaire landmarks.
In de ontwerpvarianten wordt met deze twee bouwstenen gewerkt en wordt een
derde element toegevoegd, namelijk een grote entiteit of ensemble op schaal van
het landschap. In de verschillende scenario’s wordt gezocht hoe op de vier strategische sites bijkomend programma (gebruikswaarde) ingepast kan worden, rekening
houdend met het aanwezige erfgoed(culturele waarde) van de sequens en met de
landschappelijke structuur (locuswaarde).
B. VALLEI
C. MOTTE
D. BOCAGE
De sequens loopt door de beekvallei. Dit vormt het centrum van
het dorp en vervult een belangrijke functie als publieke ruimte. In het beeld zijn kerk en gemeentehuis prominent aanwezig.
Ze worden gekaderd door het lint van de sequens.
Achter het lint aan de kerk is de structuur van de motte nog
leesbaar in de perceleringen en in een restant van een gracht.
De site wordt echter langzaam en ongepland ingevuld door de
functies in het lint.
De sequens snijdt aan de rand van het dorp door een kleinschalig bocagelandschap opgebouwd uit kleine landschapselementen,
holle wegen en een ingesneden beek. In dit landschap is de
recreatieve druk groot.
Ca. De motte kan verder ingevuld worden door de aangrenzende
functies in het lint, en door een functie centraal in het gebied. De historische structuur wordt vervangen door een landschap van achterkanten die het bouwblok vult.
Da. Het bestaande lint wordt doorgetrokken (1). De site van
de school en de hoeve worden opgenomen in het lint. Het achterliggende landschap (2) wordt vanuit de sequens aan het oog
onttrokken. Bijkomende ontwikkelingen staan daardoor los van
de sequens.
4
1
4
2
3
4
Ba. De beekvallei wordt opengewerkt door bomen aan het voetA. PLATEAU
De sequens kent een asymmetrisch beeld. Aan de ene zijde een
woonverkaveling, aan de andere zijde het open plateau. Het
dorp grenst enkel met achterkanten aan het landschap.
balveld weg te nemen (1) en een deel van het lint af te breken
(2). De vallei wordt hierdoor open en breder en begrensd door
linten, verkaveling en bomenrijen (3). Kerk, gemeentehuis en
Blauwpoorthoeve komen daardoor in de vallei te staan. Nieuwe
volumes worden als solitaire landmarks toegevoegd (4).
2
1
3
1
2
3
1
2
Aa. De sequens kan versterkt worden door de loodsen rond de
oude hoeve te slopen (1). Daardoor komt de hoeve, maar ook het
Eksternest (2) vrij te staan in het landschap. Door het lint
af te werken tot een gesloten bouwblok (3) krijgen de bestaande achterkanten een duidelijke voorkant naar het open landschap.
5
Bb. De sequens gaat ter plaatse van de vallei door een kamer.
Op schaal van het landschap wordt een ‘dorpsplein’ afgebakend
door een lint toe te voegen (1). Kerk en gemeentehuis staan
op die manier op het ‘dorpsplein’. Als tegenhanger wordt de
beekvallei volledig opengewerkt (2).
Cb. De historische structuur van de motte wordt terug leesbaar gemaakt door de bestaande bebouwing weg te nemen en de
structuur landschappelijk te herstellen, door het inpassen
van een bomenkring. De percelen worden daardoor duidelijk begrensd. Centraal wordt een solitaire landmark ingepast.
4
Db. De hoeve wordt afgebroken (1) en aan de pastorij wordt
het lint doorgetrokken (2) die de rand van het dorp afwerkt.
De school wordt een autonome entiteit in het kleinschalige
landschap (3), net zoals het vakantiewoningendomein Woestenhof
(4). Andere recreatieve bebouwing wordt geweerd (5).
1
1
1
2
2
3
3
2
3
Ab. De sequens wordt versterkt door de bestaande hoeve af te
breken en te vervangen door een grote entiteit op schaal van
het landschap (1). De site van het Eksternest (2) wordt gekaderd door de nieuwe entiteit en de bestaande bedrijfsgebouwen.
Deze vormt een zelfstandige entiteit. De bestaande achterkanten (3) verdwijnen uit beeld.
Bc. Het gesloten karakter van de vallei aan het voetbalveld
wordt doorgetrokken tot aan de kerk door de boomstructuur uit
te breiden (1) en het lint aan het gemeentehuis uit te werken tot een grote entiteit (2). De versmalde beekvallei is aan
beide zijden open (3).
Cc. De bestaande bebouwing wordt weggenomen en de motte wordt
terug als common ingericht. Het wordt een dorpsplein in tweede
orde achter de bebouwing die toegang verleent tot de achterkanten van het lint.
Dc. Op de site van de hoeve wordt een nieuwe grote entiteit
(1) ingepast dat lint en dorpsrand afwerkt. Vanaf de sequens
wordt een doorzicht naar het landschap behouden, waarin Woestenhof (2) als enige entiteit staat. Andere recreatieve bebouwing wordt geweerd (3).
2
3
1
1
1
4
2
4
Ac. De bestaande hoeve wordt afgebroken en vervangen door een
grote entiteit die duidelijk autonoom staat op het open plateau (1). De rand van het dorp wordt gearticuleerd. Het Eksternest wordt mee opgenomen in het bestaande lint (2).
Bd. In de open beekvallei wordt ter hoogte van de Blauwpoorthoeve een grote entiteit toegevoegd die de vallei oplaadt en
die het beeld vanaf de sequens bepaalt (1).
Cd. De bestaande bebouwing wordt vervangen door een grote
entiteit die de structuur van de motte leesbaar maakt. Deze
nieuwe functie zit centraal in het dorp geschakeld op de sequens.
Dd. De hoeve wordt afgebroken (1) en aan de pastorij wordt
het lint doorgetrokken (2) die de rand van het dorp afwerkt.
De school (3) staat in het kleinschalige landschap waarin ook
grotere entiteiten worden ingepast die de recreatieve druk opvangen (4).
13. RPEN
egd. Vier ontwerpingrepen sugp gebaseerd op de drie waarden
arde) die werden blootgelegd.
kkelingen waar het dorp voor
n ze bewust gebundeld om de
gische site programma doelop schaal van het dorp een
eutelkwesties. Het ontwerp
in het landschap, over toevoeerfgoed en over het publiek of
n ontwerp verder uitgewerkt:
een landschappelijke entiteit,
bedrijfjes mogelijk gemaakt.
R’.
schaal van het landschap,
chap versterken dicht bij de
T’.
met een lint dat opgebouwd
chalige landschap. Ze bieden
ngen.
namiek. De bestaande bem deze, eerder kleinschalige
bebouwd lint ook een aantal
25
14. 33
verdieping 2
verdieping 1
verdieping 0
niveau dorpssequens
verdieping -1
Monoliet
De inpassing van een nieuw
groot volume in de dorpssequens biedt ruimte voor
verschillende (publieke)
functies centraal in het
dorp.
Het U-vormige gebouw richt
zich met zijn gevels naar
het omliggende open valleilandschap. De omsloten
buitenruimte gaat een relatie aan met het oude gemeentehuis dat rechtstreeks
langs de dorpssequens staat
en vormt daardoor een schakelruimte tussen de nieuwe
functies en het dorpscentrum.
Onderin het gebouw kunnen
gemeenschapsfuncties ingepast worden die zowel
inspelen op de open vallei (jongerenvoorzieningen)
als naar het dorpscentrum
gericht zijn (ontmoetingscentrum) Daarboven is er
ruimte voor een rust- en
verzorgingstehuis.
De monoliet staat op en
over de grens tussen twee
landschappen, de open vallei van de Franse beek
enerzijds en de gesloten
tuinen achter de bebouwing
van de dorpssequens anderzijds.
verdieping -2
niveau van de vallei
Dwarsdoorsnede van de Monoliet vanaf de dorpssequens tot aan de vallei van de Franse beek.
Aan de ene kant is de bebouwing langs de doorgaande weg duidelijk, aan de andere kant het
solitaire gebouw in de open vallei.
15. 35
In zijn basisvorm is de monoliet opgevat als een
U-vormig volume. Het combineert zo een compacte
footprint met een duidelijke oriëntatie naar, en in
dialoog met het gemeentehuis. De oriëntatie van
het gebouw versterkt nogmaals de relatie met het
gemeentehuis en introduceert een nieuwe richting in
de vallei.
Het gebouw noodzaakt hierdoor het verwerven van
vier percelen. Op basis van de gewestplanbestemming van perceel c, bleek de U-vormige monoliet niet
op korte termijn realiseerbaar. Nochtans is de draagkracht van de site in de vallei - dankzij de afstand
enerzijds, en de topografie anderzijds - vrij groot.
Bovendien is deze locatie bijzonder centraal gelegen,
en dus uitermate geschikt voor het inplanten van het
voorziene rusthuis.
Op vraag van de actoren is daarom parallel aan het
lopende variantenonderzoek voor de site Sulferbergstraat (door Volt-architecten), de haalbaarheid
van de U-vormige monoliet, en de compatibiliteit met
het programma van het rusthuis verder onderzocht.
Aanvullend op het ontwerpend onderzoek voor het
gehele dorp is hierna een aantal alternatieven voor
de U-vormige monoliet uitgewerkt.
HAALBAARHEIDSONDERZOEK RVT
Van de studie van Volt (op site Sulferbergstraat) zijn
hiervoor de vooropgestelde oppervlaktes voor het
gevraagde programma meegenomen.
De ontsluiting van het RVT op deze locatie werd onderzocht door WVI. Een gecombineerd scenario voor
het parkeren, met ontsluiting via de Blauwpoortstraat kreeg hierbij de voorkeur. Onder het gebouw
1.
a.
b.
c.
d.
d.
c.
a.
b.
wordt een hoofdaandeel van de parkeerplaatsen
gerealiseerd. Een publiek parkeervlak wordt - aanvullend - voorzien langsheen de Blauwpoortstraat.
Deze parking heeft een meervoudig doel, en neemt
vooral de druk weg van een aantal grotere programma’s: voetbalclub, B&B Blauwpoorthoeve, rusthuis
(bezoekers)
Eigendomsstructuur en juridisch-planologische
randvoorwaarden (gewestplan, gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, ...) werden met de varianten
geconfronteerd, om zo te komen tot een - op korte
termijn - realiseerbaar scenario.
Hierbij is het behoud van de huidige infrastructuur
van het OC Uytendaele een harde randvoorwaarde.
Om de ontwikkelingspotenties maximaal te kunnen
valoriseren zijn telkens ook mogelijkheden onderzocht voor de evolutie van dit scenario op lange
termijn.
Gewestplanbestemming
landelijk woongebied
landelijk woongebied
zone voor dagrecreatie
zone voor gemeenschapsvoorzieningen
2. Eigendomsstructuur
a. Afdeling 5 sectie B
vereniging Loebas
b. Afdeling 5 sectie B
privaat
c. Afdeling 5 sectie B
privaat
d. Afdeling 5 sectie B
privaat
nummer 438B:
nummer 421K:
nummer 421G:
nummer 423:
Drie varianten zijn hierna daarom verder uitgewerkt.
16. 52
ONTWERP
Ontwerp
op maat
van het dorp
Het aansnijden van het
gebied achter de kerk
zou niet alleen de relatie
van Zevergem met de
Scheldevallei doorknippen,
maar ook de publieke ruimte
achter de kerk - die nu
gebruikt wordt voor diverse
buurtactiviteiten, voetbal
en het jaarlijkse festival
Zeverrock – flink inperken.
[ f oto : R e p o R t e R s | M I C H e L G o u v e R n e u R ]
Een deel van de gronden
achter de kerk wordt
gevrijwaard van extra
bebouwing en wordt als
evenementenweide ingericht.
Ze garanderen het behoud
van de relatie met het
valleilandschap. Voorts is de
focus bewust verschoven van
het inpassen van bijkomende
woningen in de kern naar het
uitwerken en garanderen van
een expliciete relatie met het
aangrenzende landschap.
19. minimum afstand
loutering
veld n + 1
startpunt = eidpunt
buiten
verzamelen
onderweg
statie
divergeren
grens
toezicht
veld 2
( )
veld 1
enkel heen
Pilgrimage
A pilgrimage is a route to a symbolic place; both the
bedevaart
journey and the destination have a chastening effect on
the individual or the group.
inspanning
hindernis
veld 1
laveren
proberen
telkens
(soms)
langs en doorheen
heen = terug
heen = terug
Walk
wandeling
A walk is a more or less freely defined route whose main
point is the experience of the route itself and its surroundings.
veld max.
Course
A course is a strictly pre-programmed route; the challenge
parcours
is the completion of the route.
bevoorraden
veld 1
exporteren
veld 1
verhandelen
verandering
tendens
blijven
toeschouwen
ongezien
heen ≠ terug
importeren
schrijden
heen ≠ terug
Parade
A parade is a route that is meant to be seen because it has
parade
an intrinsic message; parades are strictly programmed and
staged in advance.
veld 2
Trade route
handelsroute
A trade route is one where goods are transported from one
assembly point to another (and back again) and are
exchanged for money or other goods.
bereik
veld 1
veld 2
grens
veld 1
controle
zichtbaar
heen ≠ terug
Smuggling route
smokkelroute
A smuggling route is used to transport clandestine goods
over a border; it is intended to remain unseen by control
bodies.
veld 1
defensief
Patrol
A patrol is a route that guards, maintains, reinforces and
patrouille
constitutes borders and keeps the other side under
surveillance.
bevoorraden
veld 1
verzamelen
periode
plaatsloos
heen ≠ terug
genoeg
Gathering route
sprokkelroute
A gathering route is a changeable route in a defined area,
on which products or services are collected; the route is
determined by (chance) finds.
wonen
veld 2
heen en weer
werken
veld 2
(pauze)
veld 2
( )
( )
veld 1
distributie
logistiek
heen = terug
Round
ronde
A round is an efficient, pre-programmed route by which
products, services, ideas or utilities are taken to a number
of end-users along a local route.
veld 1
verhuizen
enkel heen
migratie
Emigration
Emigration is the voluntary movement of population
groups to places offering better circumstances.
veld 1
veld 1
Trek
A trek is a periodical, seasonal route between two places
trek
of residence, the purpose being to live (or survive) under
more favourable circumstances.
paniek
verzamelen
ver weg
veld 2
thuis
het andere
vandaan
afschudden
centrifiguaal
veld 2
!
veld 1
veld 1
gedwongen
enkel heen = weg
geen terug
Deportation
deportatie
Deportation is the involuntary movement of population
groups to a place where they are out of sight.
ervaring
seizoen
heen en steeds terug
Trip
reis
A trip is a route away from home to a place of a different
nature to find relaxation or enrichment/improvement; a
trip is temporary and always returns to the home.
veld 1
verkeer
samen onderweg
heen = terug
heen EN heen EN heen EN...
snellen
enkel heen = weg
geen terug
Flight
A flight is a rapid, involuntary route determined by just
vlucht
one vector: away from something.
Commuter route
pendelroute
A commuter route is a fixed route systematically taken
between a dwelling and a place of work.
33. 1.1/ VARIANTENONDERZOEK
In de voorstudie van Technum ('Complex E40 Drongen,
Toelichtingsnota, maart 2012) werd een eerste vertrechtering
nagestreefd van mogelijke locatie- en configuratievarianten voor
het aansluitingscomplex. De verschillende mogelijkheden voor de
inpassing van de nieuwe knoop van het op- en afrittencomplex
Drongen-Baarle op de E40 werden geëvalueerd en met alle actoren
besproken. Specifiek voor de oostelijk gelegen knoop bleek de nood aan
verder ontwerpend onderzoek. De sterkere bundeling ter hoogte van
de bestaande dienstenzone en de aansluiting van de knoop op de her in
te richten N466 richting Gent staan daarbij centraal.
Het -in dit rapport toegelichte- variantenonderzoek
voor het aansluitingscomplex focust zich specifiek op de
inpassingsmogelijkheden voor deze oostelijke ligging.
OOSTELIJKE LIGGING
verschillen te verwachten zijn. Het is veeleer de ligging van de knoop
dan de configuratie ervan die een invloed op deze bereikbaarheid kan
hebben. Alle varianten voor een oostelijke knoop scoren in die zin
ongeveer hetzelfde op dit criterium.
- 'Veilig en leefbaar Baarle' (25%): de focus op de oostelijke rand
van Baarle laat toe de subcriteria veel specifieker te definiëren. Drie
ruimtelijke eenheden komen hier mogelijks onder druk te staan.
De impact op deze eenheden (wijk Keuze, de Brouwerijstraat en de
beschermde hoeves ten zuiden van de E40) wordt voor elke variant in
kaart gebracht en vergeleken.
- 'Goede Ruimtelijke inpassing' (25%): de analyse van het kouteren leieland heeft een aantal duidelijke aandachtpunten naar boven
gehaald. Gelegen op de rand tussen kouter en meersen moet bij het
ontwerp van de knoop omzichtig omgesprongen worden met de
inname van meersen, de versnippering van de kouter, de leesbaarheid
van Keuze als meersengehucht en de vrijstaande hoeves. Als nieuwe
en bovenlokale infrastructuur (vreemd aan het oorspronkelijke
landschap) tracht de knoop de dienstenzone als autonoom element
af te bakenen. Op lange termijn is de heraanleg van de N466 in een
autonoom scenario denkbaar (zie later). De compatibiliteit met dit
scenario wordt per variant beoordeeld.
- 'Dienstenzone' (15%): dit criterium is toegevoegd om de
bezorgdheden van de betrokken dienst en de consessiehouder
voldoende aandacht te geven bij het beoordelen van de varianten. De
herinrichting van deze dienstenzone is momenteel in uitvoering. Het
nieuwe aansluitingscomplex moet de nieuwe inrichting en organisatie
VARIANTEN
maximaal behouden.
10%
1++
2
3
0,9
2,9
-0,4
-0,3
-3
3
3
3
3
2
2
3,0
3,0
BASISVARIANT
Het variantenonderzoek vertrekt van de variant 2a uit de hierboven
vermelde voorstudie van Technum. Deze basisvariant wordt later in
detail toegelicht.
ONDERZOEKSMETHODIEK
-1,4
1
-3
-1
In een eerste stap is vanuit ontwerpend onderzoek een variantenmatrix
uitgewerkt. In deze matrix onderscheiden we drie groepen. Elke groep
hanteert een specfiek basisconcept voor de configuratie: de 'trompet'
bij variant 1, het 'hollands complex' bij variant 2 en de 'lus' bij variant
3. Voor elke variant zijn vervolgens een aantal relevante subvarianten
in de kolom opgenomen (bvb 1, 1+, 1++,...). Ondanks het behoud van
het basisconcept verschillen ze onderling door andere oplossingen
voor specifieke problematieken (bvb het kruisen van twee stromen,
weefbewegingen,...). Deze verschillen resulteren in een andere
ruimtelijke impact of inpassing.
-2,0
0,8
-1
autonoom
1
3
-3
Keuze als Meersengehucht
-3
Dienstenzone als autonoom element
-3
Compatibel met autonome N466
Vrijstaande hoeves
In een tweede stap zijn de verschillende varianten in de matrix op een
gelijkaardige manier geëvalueerd. De evaluatie volgt de werkwijze
die reeds in de voorstudie van Technum werd gehanteerd ('MCA
als methode' blz 57-60). Beide onderzoeken zijn op die manier
samenhangend en vertrekken van dezelfde doelstellingen. Het zijn
de specifieke doelstellingen van het project die vertaald werden in
een afwegingskader met evaluatiecriteria. Een aantal toevoegingen
en verfijningen bleken belangrijk en trachten -vanuit de focus op de
oostelijke ligging- de evaluatie voldoende specifiek te maken:
- 'Goed functionerend complex' (35%): de specifieke subcriteria
focussen op drie (mobiliteits)technische karakteristieken
(aangeboden knooppuntcapaciteit, garanteis op goed functionerende
weefbewegingen, weggeometrie).
- 'Goede bereikbaarheid bedrijvenzone Drongen' (0%): het gewicht
van dit criterium is op 0% gezet omdat hier geen onderscheidend
garanties op goed functionerende
weefbewegingen
weggeometrie
Omrijdafstand
25% Veilig en leefbaar Baarle
40%
40%
20%
Wijk Keuze
Brouwerijstraat
Beschermde hoeves
25% Goede ruimtelijke inpassing
17%
17%
17%
17%
17%
17%
Inname meersen (LS/BWK/gewestplan)
Versnippering Kouter
15% Dienstenzone
15%
15%
15%
15%
15%
25%
VARIANT 2:
HOLLANDS COMPLEX
1
1+
0% Goede bereikbaarheid bedrijvenzone
100%
VARIANT 1:
DE TROMPET
1
35% Goed functionerend complex
55% aangeboden knooppuntcapaciteit
35%
23
1+
3+
3++
1,8
2,9
3
0
2
-3
3,0
3,0
-3,0
-3,0
-3,0
1,4
1,4
-0,2
0,2
0,2
2,8
3
3
-3
-1
-1
3
-1
3
1
1
2
1,2
2,0
0,8
0,8
1,8
-3
-3
-3
-3
-1
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
-3
3
3
3
3
3
3
-3
0
0
3
0
0
1
3
3
-3
-3
3
3
1
-3
3
1
gebundeld
-3
3
1
3
2
-3
1
-1
3
1++
-3
1
-1
1
-3
3
2
-0,3
-1,0
0,4
0,3
-1,9
-1,9
0,3
Beleving in dienstenzone (rust,...)
0
0
3
3
-3
-3
-3
Mogelijkheid tanken van/naar N466
0
-3
-3
-3
-3
-3
3
Bereikbaarheid voor personeel
0
0
3
3
-3
-3
3
Verhoogde performatie
-3
-3
-3
-3
-3
-3
3
Impact op consessie
-1
-1
2
3
-1
-1
-3
-0,6
1,4
0,6
0,4
0,6
1,0
1,4
18.1
18.4
18.4
17.4
20.5
21.7
18,6
0
0
0
+
--
---
0
Adres / leesbaarheid vanop E40
In een derde en laatste stap wordt een vertrechteringsvoorstel
SUBTOTAAL
uitgewerkt. Met de evaluatietabel als hulpmiddel wordt een aantal
varianten geschrapt. Ook de kostprijsindicator (die als aanvulling op
de kwalitatieve criteria ook de haalbaarheid in beeld brengt) wordt
in deze stap meegenomen. Hij brengt de realtieve kostprijsverschillen
Kostprijs
tussen de onderzochte varianten in beeld.
Dit vertrechteringsvoorstel wordt met alle actoren besproken en zal
mee de scope van het op te maken PlanMER bepalen.
3+
1
3
3
0,6
2
2
VARIANT 3:
DE LUS
3
1
-1
-3
1
1
1
3++
34. 29
Variant 1 lost een aantal problemen van de basisvariant op door het spiegelen van de trompet. Komende van Oostende
rijdt men eerst onder de brug door om dan pas af te slaan richting Gent. De kruising van de E40 komt zo meer westelijk
te liggen (dichter bij Ernest Solvynsdreef). Er onstaat zo meer vrijheid om de trompet van de dorpsrand weg te schuiven.
Ten zuiden van de E40 wordt hierbij een klein deel van de consessie van de dienstenzone ingenomen. Het is een bebost,
overstromingsgevoelige zone zonder harde functies. Om de verbinding Gent-Brussel te kunnen realiseren -zonder de
organisatie van de dienstenzone te hertekenen- wordt de dienstenzone ten zuiden van de E40 omarmd door de oprit naar
Brussel.
In dez
het he
van de
richtin
ontwe
VARIANT 1: DE TROMPET + WEEFZONE
POSITIEF
1) Beperkte hinder Brouwerijstraat: het spiegelen van de trompet is
positief voor de impact thv de Brouwerijstraat. De noodzakelijke
bijkomende stroken voor de afrit starten net na het bebouwde deel
van de Brouwerijstraat.
2) Beperkte inname van de dienstenzone: deze inname geeft géén
invloed op het functioneren van de dienstenzone. De inrichting
van de binneruimte van de trompet kan mogelijks het verlies aan
waterbuffer of bos compenseren.
3) Geen inname op de te realiseren verkaveling ten zuiden van de E40
NEGATIEF
9
1
3
4
8
5
2
6
7
10
VARIANT 1: DE TROMPET + WEEFZONE
EVALUATIE VARIANT 1
VARIANTEN
VARIANTEN
35% Goed Goed functionerend complex
35% functionerend complex
aangeboden knooppuntcapaciteit
55% 55% aangeboden knooppuntcapaciteit
garanties op goed goed functionerende
35% 35% garanties op functionerende
10%
weefbewegingen
weefbewegingen
weggeometrie
10% weggeometrie
0% Goede bereikbaarheid bedrijvenzone
0% Goede bereikbaarheid bedrijvenzone
100% 100% Omrijdafstand
Omrijdafstand
25% Veilig en leefbaar Baarle
25% Veilig en leefbaar Baarle
40%
40%
Wijk Keuze Keuze
Wijk
VARIA
1
0,9 0,9
3
3
-3
-3
3
3
3,0 3,0
3
POSIT
V
1 1+ 1+ 1++1
3
-1,4 -1,4
-3
-3
1
1
35% Goed1)func
Het
2,9 2,9 -0,4 Wee
55% aange
3
3
-3
naar
35% garan
3
3
3
geor
weefb
Géé
10% 2)wegge
2
2
2
3) Géé
0% Goede de p
ber
3,0 3,0 3,0
de im
100% Omrij
3
3
3
4) Afst
5) Aan
25% Veilig en
1,4 1,4 1,4
met
40%
Wijk
1
1
1
tuss
40%
Brouw
3
3
3
mee
20% 6) De l
Besch
-1
-1
-1
7) Verk
25% Goede Aan
8) rui
0,8 0,8 1,2
17%
Innam
aans
-1
-1
1
aans
17%
Versn
-3
-3
-3
de s
17%
Keuze
3
3
3
blijv
17%
Diens
3
3 9) Inna
3
17%
Compa
com
3
3
3
17% 10)Min
Vrijs
0
0
0
Leie
toeg
15% Dienstenz
-1,0 -1,0 0,4
pech
15%
Adres
4) Conflict tussen uitrit van het Noordelijk tankstation en de afrit
20% 20%
Beschermde hoeves
Beschermde hoeves
-3
-3
richting Gent blijft bestaan: de configuratie van de trompet vergroot
8
de afstand tussen de uitrit van het Noordelijk tankstation en de
25% Goede ruimtelijke inpassing
25% Goede ruimtelijke inpassing
-2,0 -2,0
afrit naar Gent. De beschikbare lengte voor deze weefbeweging
17% 17%
Inname meersen (LS/BWK/gewestplan)
Inname meersen (LS/BWK/gewestplan)
-3
-3
is echter nog steeds te beperkt om een vlot en veilig functioneren
17% 17%
Versnippering Kouter
Versnippering Kouter
3
3
te garanderen.
DIt is onder andere te wijten aan het te grote
snelheidsverschil tussen de (in hoofdzaak) vrachtwagen die traag
17% 17%
Keuze KeuzeMeersengehucht
als als Meersengehucht
-3
-3
het nevenbedrijf verlaten en het verkeer dat met hogere snelheid de
3
17% 17%
Dienstenzone als autonoom element
Dienstenzone als autonoom element
-3
-3
snelweg verlaat.
17% 17%
Compatibel met autonome N466 N466
Compatibel met autonome
-3
-3
12
5) Infrastructuur zit geklemd tussen dorpsrand en dienstenzone:
17% 17%
Vrijstaande hoeves
Vrijstaande hoeves
-3
-3
hoewel de cirkel van de trompet los komt van zowel de Ernest
2
Solvynsdreef als de Keuzekouter, blijft de impact/confrontatie naar
1
de dorpsrand toe is zéér direct en groot.
15% Dienstenzone
15% Dienstenzone
-0,3 -0,3
7
6) Lawaaihinder voor omwonenden en noodzaak aan milderende
15% 15%
Adres Adres / leesbaarheid vanop E40
/ leesbaarheid vanop E40
3
3
1
1
-1
15%
Belev
4
maatregelen
15% 15%
Beleving in dienstenzone (rust,...)
Beleving in dienstenzone (rust,...)
0
0
0
0 NEGA
3
15%
Mogel
7) Rakelings langsheen enkele hoeves waaronder ook 1 beschermde
15% 15%
Mogelijkheid tanken van/naar N466 N466
Mogelijkheid tanken van/naar
0
0
-3
-3
-3
8) Grote inname van het open landschap: het verschuiven van
15% 11)Aan
Berei
15% 15%
Bereikbaarheid voor personeel
Bereikbaarheid voor personeel
0
0
0
0
3
de knoop in oostelijke richting ambiëert de bundeling met de
kost
15%
Verho
5
13
dienstenzone. Desondanks neemt de nieuwe infrastructuur nog
15% 15%
Verhoogde performatie
Verhoogde performatie
-3
-3
-3
-3
-3
25% 12)Er i
Impac
steeds een grote open ruimte in tussen dienstenzone en dorpsrand.
11
25% 25% 6 Impact op consessie
Impact op consessie
-1
-1
-1
-1
2
func
Een sterkere bundeling met de dienstenzone (als vreemde,
13)Onr
bovenlokale structuur in het landschap) moet worden nagestreefd.
zijn.
9
S
9) Willekeurige doorsnijding van de landbouwpercelen ten noorden
SUBTOTAAL
SUBTOTAAL
-0,6
-0,6 1,41,4 0,60
van de E40
10) Verhoogde inname van de ruimte rond de dienstenzone:
10
de oprit van Gent naar Brussel wordt rond de dienstenzone
Kostprijs
geplooid en brengt uiteraard nieuwe infrastructuur met zich
Kostprijs
Kostprijs
18.1 18.1 18.4 18.4 18.4 1
mee. Er is bijkomende ruimteinname, maar de begrenzing van de
dienstenzone wordt tegelijk scherp afgebakend. De toegang van
0 0
0 0 0
tot de dienstenzone via dienstwegen komt hier in het gedrang. Een
bijkomende ongelijkvloerse kruising lijkt hierdoor noodzakelijk.
VARIANT 3++: DE LUS + ONGELIJKVLOERSE KRUISING + HERSCHIKKING DIENSTENZONE
11) Verbreding van E40 ter hoogte van de kruising met de Leie: door
de afrit Brussel-Gent wordt 1 rijstrook met pechtstrook toegevoegd,
door de oprit Gent-Brussel 2 rijstroken plus één pechstrook.
40%
40%
Brouwerijstraat
Brouwerijstraat
35. 47
CONCLUSIE - EVALUATIETABEL
Bovenstaande tabel geeft een overzicht van de scores voor alle onderzochte varianten. De getallen zijn richting gevend. Samen met de verworven
inzichten stellen ze ons in staat afwegingen te structureren. Een aantal conclusies leiden tot een selectie van twee voorkeursvarianten.
VARIANT 3++ IS ONHAALBAAR
VARIANT 1++ EN 2 MINST OP HOOFDDOELSTELLING
De weefzone (score -3) functioneert niet goed en hypothekeert het
functioneren van de knoop op langere termijn. Ook de aspecten
leefbaarheid, veiligheid en ruimtelijke inpassing scoren ondermaats.
Deze variant heeft een minimale meerwaarde tov variant 3 (aangezien
weefzone vlot functioneert) ondanks een groot prijsverschil.
Onhaalbaar wegens lopende uitvoering nieuwe dienstenzone aan beide
zijden van E40.
De negatieve score voor de hoofddoelstelling (goed functionerend
complex) agv introduceren van lichtengeregeld kruispunt in de knoop.
VARIANT 1 FUNCTIONEERT ONDERMAATS
VARIANTEN
35% Goed functionerend complex
55% aangeboden knooppuntcapaciteit
35% garanties op goed functionerende
10%
weefbewegingen
weggeometrie
0% Goede bereikbaarheid bedrijvenzone
100%
Omrijdafstand
25% Veilig en leefbaar Baarle
40%
40%
20%
Wijk Keuze
Brouwerijstraat
Beschermde hoeves
17%
17%
17%
17%
17%
15%
15%
15%
15%
25%
1
1+
1++
2
3
3+
0,9
2,9
-0,4
-0,3
1,8
2,9
3
3
3
2
3
2
2
3
0
2
3,0
3,0
3,0
-3,0
-3,0
-3,0
-1,4
1,4
1,4
-0,2
0,2
0,2
2,8
1
3
3
-3
-1
-1
3
OOST VARIANT 3:
DE LUS
-3
3,0
OOST VARIANT 2:
HOLLANDS COMPLEX
1
3
OOST VARIANT 1:
DE TROMPET
0,6
-3
CONCLUSIE II:
VARIANT 1++ EN 3+ ZIJN BACKUP VOOR MOGELIJKE OPTIMALISATIES
3++
3
3
-3
3
3
1
-3
3
1
-3
3
1
2
-3
1
3
-3
1
1
2
3
1
-3
1+
3
-3
-1
-1
3
1
1
2
0,8
1,2
2,0
0,8
0,8
1,8
3
-3
-3
-3
-3
-3
Keuze als Meersengehucht
-3
3
3
3
3
3
3
Dienstenzone als autonoom element
-3
3
3
3
3
3
3
Compatibel met autonome N466
-3
3
3
3
3
3
3
Vrijstaande hoeves
-3
0
0
3
0
0
1
-0,3
-1,0
0,4
0,3
-1,9
-1,9
0,3
-3
noodzaak
optimalisatie te
onderzoeken in
PlanMER
3+
-1
Inname meersen (LS/BWK/gewestplan)
Versnippering Kouter
15% Dienstenzone
15%
VARIANT 3+ DUURDER MAAR AMPER BETER DAN 3
-2,0
25% Goede ruimtelijke inpassing
17%
CONCLUSIE I:
VARIANT 1+ EN 3 ZIJN DE VOORKEURSVARIANTEN
Adres / leesbaarheid vanop E40
-3
3
-1
1
1
-1
3
-3
-1
1
-1
1
2
1
Beleving in dienstenzone (rust,...)
0
0
3
3
-3
-3
Mogelijkheid tanken van/naar N466
0
-3
-3
-3
-3
-3
3
Bereikbaarheid voor personeel
0
0
3
3
-3
-3
3
Verhoogde performatie
-3
-3
-3
-3
-3
-3
3
Impact op consessie
-1
-1
2
3
-1
-1
-3
-0,6
1,4
0,6
0,4
0,6
1,0
1,4
18.1
18.4
18.4
17.4
20.5
21.7
18,6
0
0
0
+
--
---
0
SUBTOTAAL
Kostprijs
1++
noodzaak
optimalisatie te
onderzoeken in
PlanMER
gebundeld
autonoom
3++
36. t voor
gend
eiten.
el
at veel
aat
ordt
gelegd.
anneer
r het
uurlijker
rn
huidige
e
e
n
hakelen
De
g met
wing).
ok
rn
andweg
at en
ankelijk
s het
egang
et
n op de
auwing
rdt. De
d
es is
de
rstraat
63
VARANT 2: DE RINGWEG
VARANT 1: DE DOORTOCHT
2
3
1
1 herinrichting Baarledorpstraat tot
Veilige doortocht
2 kruising E40 ter hoogte van
bestaande brug
3 lange ontsluitingsweg naar bedrijventerrein gebundeld met E40 (ten
zuiden)
VARA
2
3
1
5
4
1 N466 als ringweg rond het dorp, ten
noorden van E40 gebundeld met de
snelweg
2 kruising E40 ter hoogte van de
kloosterstraat
3 korte ontsluitingsweg naar
bedrijventerrein gebundeld met E40
4 aansluiting op de Baarledorpstraat
vlak voor vernauwing wegprofiel
5 alternatief met ruime ringweg
zeer moeilijk (vergunningsaanvraag
verkaveling)
37. Masterplan voor de revitalisering
van de oude watertoren en omgeving
OOSTENDE
SCHAKELEN
TUSSEN
SCHALEN
38. 13
LANDSCHAPPELIJKE STRUCTUUR: Groenruimtes
CONTEXT
Ruwweg zijn er vier verschillende landschappelijke figuren op schaal
van het verruimde stadscentrum te herkennen.
1. Het kustfront vormt de meest kenmerkende landschappelijke figuur
voor een badstad. Het landschap wordt er gevormd door het strand,
de zee en de open horizon. Deze ruimte is aan de zeezijde open en onbegrensd. Aan de landzijde is het een ruimte die door het kustbebouwingsfront, met een bijna doorlopende bebouwing van 8 tot 10 bouwlagen, duidelijk begrensd wordt.
2. Kenmerkend voor Oostende is ook het maritieme landschap van de
dokken, kaaien en jachthavens. De lange havengeul met haar specifieke
installaties en infrastructuren vormt een specifiek landschap op zich.
Dit deelgebied heeft weinig invloed op de ontwikkelingen op de site.
Enkel ter hoogte van de oude bassins aan de leopold III-laan is het maritieme havenlandschap wel duidelijk leesbaar vanaf de randen van de
site.
3. Binnen het stedelijke gebied komen verspreid verschillende parken voor. De belangrijkste groene, open ruimtes zijn die van het Maria
Hendrikapark, het Leopoldspark, het Koningspark en de Wellingtonrenbaan. Daarnaast zijn er nog verschillende kleinere groene parkjes
die binnen het dense stedelijke weefsel liggen, zoals het St-Catharinaplein, Princes Stefanie en Clementinaplein en de groenruimte aan de
Parklaan. Oostende beoogt om de parken beter te betrekken bij het stedelijke gebeuren. De bestaande parken bieden reeds een ruim oppervlak aan groen, maar deze is niet altijd even kwalitatief of toegankelijk.
Het Maria Hendrikapark en een aantal van de hoofdtoegangsas de Graaf
de Smet de Naeyerlaan, werden daarom recentelijk heringericht. In de
andere randen, en in het bijzonder te hoogte van de site liggen nog kansen om de toegankelijkheid en inbedding van het park te verbeteren.
De Koninginnelaan kan binnen het stedelijk weefsel een belangrijke rol
spelen als groenverbinding tussen verschillende parken. Deze as kan
als cultuurhistorisch parkverbindingstracé de toegankelijkheid van de
parken en ook van de opgegeven site sterk vergroten.
4. De laatste landschappelijke figuur wordt gevormd door het snelwegtracé dat in het stedelijke weefsel insnijdt. Deze ruimte bestaat namelijk, naast de pure infrastructuur ook uit een landschappelijke figuur.
De snelwegentree van de stad heeft de kenmerken van een parkway.
Het is een infrastructuur die ingebed zit in een groen kader. De ervaring
vanop de weg is door het vele hoogstammige groen, struikmassa’s en
hagen visueel zeer ingesnoerd. De historisch zeer brede entree van de
spoorlijnen werd immers bij de aanleg van de snelweg sterk gereduceerd. Aan beide zijden van de weg werd een deel van de ruimte verkaveld. Daar staan nu grote villa’s op met private tuinen die telkens met
veel perceelsgroen afgeschermd zijn van de ruimte van de weg. Slechts
op het einde aan het rondpunt opent deze ruimte zich en ervaren bezoekers pas dat ze echt in de stad zijn. Het roand punt biedt een weids
panorama op de stad, de St-Petrus en St-Pauluskerktoren, de dokken en
jachthaven en de omliggende hoge bebouwing. Net daar weet elke bezoeker dat hij aangekomen is.
Terreinbeelden
jeugdsite: speelweide tussen paviljoenen + omheining
: schrale omgevingsaanleg met parking + omheining
werkterrein stadsdiensten: perken, opslag + omheining
restterreintje + wadi en picnic
buffergroen en restgroen + omheingen
restperceel als hondenweide + omheining
39. 15
SITE
Deze twee laatste grotere landschappelijke figuren zijn bepalend op de
site. De westgrens wordt gevormd door het parkway-landschap van de
snelweg. Maar tussen het wegtracé en de site liggen vier private percelen in. De site is door de dense groenstructuur nauwelijks zichtbaar
vanop deze belangrijke invalsweg. Op twee plaatsen zijn er echter openingen in het groenscherm De private tuinen worden er onderbroken
door publiek groen. Een eerste opening is moeilijk zichtbaar bij het
rijden omdat deze zich achter het brughoofd van de Koninginnelaan
bevindt. Hoe kunnen de ontwikkelingen op de site zelf inspelen op deze
opening? Wat kan de waarde zijn van het publieke groen? Deze groene
ruimte aan de ingang van de technische diensten werd recentelijk
heraangelegd, maar lijkt niet betrokken op d groenstructuur van het
Maria Hendrikapark. De verblijfskwaliteit langs de invalsweg is eerder
beperkt. Vlak voor het rondpunt stelt zich dezelfde problematiek. De
parkway aanleg van de invalsweg zorgt ook hier voor veel restgroen. De
aanleg bestaat er uit solitaire bomen en open gazons. Deze hebben momenteel duidelijke een visuele functie in het parkwaylandschap, maar
dragen niet bij aan het leesbaar maken van de publieke ruimte van de
toegang van het gebied en de stad. Ook hier stelt zich de vraag welke rol
deze ruimte kan krijgen. Het volledige noordelijke deel van de site kent
een vergelijkbare inrichting. Ze past in de tijdsgeest van de jaren zestig en zeventig waarbij de inrichting van het openbaar domein en het
bijhorende landschapsbeeld gekarakteriseerd werd door de inpassing
van solitaire gebouwen (zelfs hoogbouw) in een open groen omgeving
die slechts beperkt gestructureerd werd. Die omgeving kreeg vaak een
zeer banale aanleg als grasvlak waarin ook de wegenis en het parkeren
werd ingepast. De ruimte is er niet gericht op verblijven of op recreatief
gebruik, maar gericht op ontsluiting.
parkway-landschap
?
?
Het Maria Hendrikapark zelf werd recentelijk heraangelegd. Het park
kent drie deelruimtes, namelijk het natuurlijke park, het recreatieve
park en het vormelijke park. De eerste twee grenzen aan de site. De
link van de site met het park is echter onvoldoende uitgewerkt, en dit
hoewel zowel de Zinnialaan als de Koninginnelaan geselecteerd zijn als
hoofdingangen voor het park. De verschillende functies op de site richten zich nauwelijks naar het park, maar veel meer naar de omliggende
wegenis.
drie types
parklandschappen
recreatief park
natuurlijk park
formeel park
Er is nood aan een heldere landschappelijke
structuur die zowel de private buitenruimtes
kwalitatief reorganiseert als het publieke
gebruik vergroot. De landschappelijke figuur
kan een overgangslandschap of uitbreiding
worden van park en parkway.
De inrichting van het zuidelijke deel van de site wordt sterk bepaald
door de vele bebouwing die er doorheen de jaren in het gebied is ingepast. Elk programma-onderdeel kwam er op een eigen ‘kaveltje’ te
liggen. Dit levert nu een beeld op van een ongeordende verkaveling met
veel hekkens en veel buffergroen. Een groot deel van de site is daardoor
niet langer publiekelijk toegankelijk. De hekkens en het groen zorgen
niet alleen voor een feitelijke ontoegankelijkheid, maar ook voor een
weinig kwalitatief beeld. Er is geen overzicht of doorzicht meer op de
site door de ongeordende aanplantingen. Delen van de site worden
daarom niet gebruikt, of verkeerdelijk gebruikt. Er is bijgevolg overlast
en vandalisme. Het publiek groen dat dan wel beschikbaar is op de site
is zeer onbestemd ingericht, vaak als kijkgroen of restgroen en heeft
maar een gebrekkige verblijfskwaliteit. Bovendien liggen deze plekken
het verspreid binnen over de site en zijn ze versnipperd door de aanwezige infrastructuren. De vele verharding vormen ook een aantasting van
het groene karakter. Daarin is de site vergelijkbaar met de oude situatie
van het park waarbij er ook zeer veel overgedimensioneerde paden en
wegen doorheen het park liepen.
40. 26
jecten
Goris
- A2D
erpers
37
27
EVALUATIE
MATRIX
Via overleg met de verschillende stedelijke diensten werdeverschillende faseringen in de reorganisatie van de site kunnen diVia de
voorgestelde modellen geëvalueerd. Niet elk model leent zich even
verse onderdelen al dan niet meer opgenomen worden. Verschillende
goed voor de vooropgestelde stedelijke plannen. Op basis van het / installaties zijn immers niet wijzigbaar: hoogspanningscagebouwen
overleg komen volgende bedenkingen naar voor:
bines, drinkwaterstation, centrum Humanistisch Vrijzinnige Vereniging
en secundaire school.
Algemeen:
Ook ander bebouwing in de rand (Kazerne, Hotel, 4 private woningen,
- De oplossing van de parkeerproblematiek in de scenario’s wordtuitwerking van de scenario’s buiten beschouwing. Deze
blijven in de
als een positief element gezien, gezien de grote impact ervan op in een reogantisatie van het plan zou aanzienlijke kosten
mee opnemen
de omgeving en op de werking van de site. Er komt een nieuw
(voor onteigening) betekenen. De landschappelijke inpassing van deze
parkeergebouw op de site van de Lijn aan het station goed voor 700 nieuwe kader werd wel steeds bekeken.De verschilelementen in het
parkeerplaatsen. Er zal ook een impact zijn van de verkeersstromen voegen telkens meer programma toe. In eerste instanlende scenario’s
met de ontwikkeling van wonen in de kazerne.
tie wordt enkel de jeugdsite ‘t Bosjoenk gereorganiseerd en wordt het
- Het doorknippen van de Mercatorlaan en de Kazernestraat
bijkomende programma ingepast. In een tweede fase worden ook de
wordt als zeer positief onthaald. Daardoor kan het doorgaande functies op de site van de technische dienst mee opgenoverschillende
verkeer en het zoekverkeer geweerd worden ten voordele van laatste instantie wordt de stadsrandpark ook in het project
men. In een
parkeervoorzieningen voor de gebruikers zelf en in geïntegreerd. Bij deze laatste fase beslaat de scope van het projectgefunctie van een
verhoging van het verblijfskarakter van de site.
bied de reorganisatie van de volledige verruimde site
- Voor de dienst kinderopvang dient er een parking vlakbij te zijn
bij het nieuwe jeugdprogramma omdat de gerbuikers geen grote
Bij de scenario’s wordt voor de voorheen onderzochte thema’s telkens
afstanden kunnen wandelen.
een duidelijke antwoord gezocht:
- er is vraag om de scenario’s onder te verdelen in een inpassing gevraagd programma, bebouwd en onbebouwd
- KT scenario
dat doorgroeien kan naar een (of meerdere) LT scenario(’s)
- duidelijke identiteit van de site
- kwalitatief gebruikslandschap
Scenario 1.A
- verankering in het weefsel via de assen
De inpassing van het jeugdprogramma in de onmiddellijke nabijheid
- heldere ontsluitingsstructuur
van de watertoren wordt als een belangrijk pluspunt gezien, maar parkeeroplossing
- duidelijke
er zijn wel bedenkingen bij de inpassing van beide programmaonderdelen in het park. De link met de rest van het park, en zeker de
perspectiefwerking, het zicht vanaf het watervlak van de vijvers, lijkt te
beperkt.
GEBOUW
Fase 1: jeugdvoorzieningen
fase 2: + technischeScenario 1.C
diensten
fase 3: + stadsrandparking
Het voorzioen van private, gioed afgesloten buitenruimtes die bij het
jeugdprogramma horen worden door de verschillende gebruikers
sterk geapprecieerd. Er wordt gesuggereerd om een combinatie van
de scenario’s te maken in de zin van private binnenruimten als kern
bijvoorbeeld voor jeugd, met publieke buitenruimte aan de rand die de
versnippering die nu aanwezig is tegengaat.
Scenario 1.B, 2.B, 3.C
Er wordt gepleit voor meer openheid vanuit de site naar de omgeving
toe, bijvoorbeeld door middel van zichten. De verschillende diensten
die mogelijks herhuisvest worden in het jeugdgebouw voelen zich te
VERKAVELING
zeer opgesloten op een eigen groen eiland, en de aanwezigheid van de
Fase 1: jeugdvoorzieningen
waardevolle omgeving wordt te weinig aangevoeld.
fase 2: + technische diensten
fase 3: + stadsrandparking
Scenario’s 2.A tot 3.C
Er zijn geen concrete plannen rond wijziging van de configuratie
van gebouwen van de groendienst. De huidige site zal altijd de
groendienst huisvesten, mogelijk kunnen in de toekomst binnen de
site van de groendienst wijzigingen plaatsvinden bijvoorbeeld bij een
noodzakelijke reorganisaties.
Scenario 3.A
De jeugddienst ligt te ver van de watertoren – bedoeling is om de
watertoren echt tot een nieuwe plek voor jongeren te maken, niet één
waar men sporadisch naartoe gaat. de inpassing van de jeugddienst
KAMP
blijft best in de nabijheid van de watertoren zodat mogelijke synergieën
Fase 1: jeugdvoorzieningen
fase 2: + technischetussen beide programma’s uitgewerkt kunnen worden.
diensten
fase 3: + stadsrandparking
Scenario’s 3.A en 3.C
Op de plaats waar een parkeergebouw voorzien wordt waren in het
verleden plannen om een politiekantoor in te planten. Mogelijk is dit,
indien dit idee in de toekomst terug opgepikt wordt, te combineren met
een randparking.
CONCLUSIE
In functie van een doorwerking van de scenario’s naar een voorkeursscenario wordt uitgegaan van volgende:
De scenario’s waarbij de groendienst van locatie verhuist en de buitenruimte (kweekdedden, opslagruimtes, ...) ervan bij het park betrokken wordt lijken niet realistisch, ook al niet omwille van de aanwezige
talud zal hier geen meerwaarde gecreëerd worden. De modellen met
grondige reorganisatie van de groendienst worden daarom niet meer
opgenomen. Wat wel wenselijk is, zijn eventuele aanpassingen van de
ontsluiting, het parkeren of de begrenzing van de groendienst in functie
van een betere integratie in het park. De groendienst wordt bijgevolg
een bijkomend vast gegeven, jeugd en parkeren de variabelen.
Het progralmma van de jeugddienst is bepalend voor het uitwerken van
een voorkeursscenario. De jeugddienst bestaat daarbij uit twee componenten, namelijk een gebouwd programma en bijhorende buitenruimtes. Het essentieel in te zetten op de onderlinge relatie tussen gebouwd
programma, private buitenruimtes, de watertoren en het publieke park.
Op basis van deze aannames wordt geopteerd om verder te werken op
basis van zowel Scenario 1.B als 1.C.
Scenario 1C wordt als meest aantrekkelijk ervaren omdat:
- De watertoren voldoende ruimte krijgt en in het park mee opgenomen wordet. Daardoor heeft deze potentieel een grotere aantrekkingskracht op jongeren.
- De noodzakelijke verbinding met het park op deze plaats logischer
wordt en aansluit op de huidige mobiliteit van fietsers en voetgangers
- Uit dit scneario meer de ambitie blijkt om het park tot in de stad te
laten voelen
Er wordt hieraan een LT scenario verbonden waarbij ook de reorganisatie van het parkeren in de ruimere omgeving en de herontwikkeling
avn aangrenzede gebieden, zoals de kazerne en de administratieve
geboiuwen van het gewest worden opgenomen. Hierdoor kan het beoogde lansdschappelijke beeld sterker uitgewerkt worden op lange
termijn. Het parkeergebouw aan de Natiënlaan kan in een LT-scenario
ingepast worden.
GEBOUW
Fase 1: jeugdvoorzieningen
fase 2: + technische diensten
fase 3: + stadsrandparking
VERKAVELING
Fase 1: jeugdvoorzieningen
fase 2: + technische diensten
fase 3: + stadsrandparking
KAMP
Fase 1: jeugdvoorzieningen
fase 2: + technische diensten
fase 3: + stadsrandparking
KT-MLT
LT
+
+
41. 41
Het recreatieve park, als één van de drie onderdelen van het Maria Hendrikapark (naast
het natuurlijk en formeel park) wordt versterkt door de omgeving van de jeugdcluster mee
in dit deel van het park op te nemen. De voorgestelde functies -jeugdcluster en klimtorenversterken mee het karakter van het recreatieve park.
Noordelijke
lob
velodroom
recreatief park
>
klimtoren
jeugdcluster
Koninginnehof
brug
speelweide
natuurlijk park
natuurlijk park
formeel park
formeel park
recreatief park
42. 45
HERBESTEMMING
Uitgangspunten:
Het nadenken over de herbestemming van de oude watertoren wordt
gestuurd vanuit 4 thema’s: A) de renovatie van het monument, B) het
nieuw te definiëren programma, C) de directe omgeving van het nieuw
aan te leggen park en D) brandveiligheid.
Monument: de watertoren is opgedeeld in 3 deelruimten: - de
kelderverdieping, - de structuur en - het bassin. Het ontwerp gaat
om met deze verschillende ruimtelijke entiteiten. De structuur die
het waterbassin ondersteunt, omsluit één open ruimte die maximaal
gevrijwaard wordt van nieuwe structuren. Het monument wordt
gerenoveerd en kan in uitzonderlijke gevallen voor het publiek open
gesteld worden. (bvb open monumentendag, educatief programma,
…). Het monument blijft niet enkel als een relict overeind, maar
wordt opnieuw ingevuld met een hedendaagse functie die binnen de
ruimtelijke configuratie van het monument past.
Programma: het monument wordt ter beschikking gesteld voor
klimmers en speleologen. Naast een professioneel gebruik zijn ook
initiaties mogelijk (cf. jeugdcentrum). Er worden ondersteunende
functies toegelaten, maar geen commerciële functies, de invulling blijft
laagdynamisch.
Omgeving: de directe omgeving rond het monument wordt gevrijwaard
van bijkomende bouwvolumes. De directe omgeving wordt bestemd
als open parkzone met een lig- en speelzone. Het maaiveld rond de
watertoren wordt in die zin aangepast. De looplijnen van de straat
en naar het nieuw in te passen jeugdcentrum worden vormgegeven.
Bijkomend programma wordt op deze looplijnen ingepast.
Brandweer: er dient bijzondere aandacht uit te gaan naar het
vormgeven van de vluchtwegen. Het monument en de veiligheid staan
centraal. In die optiek worden de ondersteunend functies niet op de
bovenliggende, maar rond het gelijkvloers georganiseerd. Er wordt
een onderscheid gemaakt tussen ervaren klimmers en recreanten.
De recreant blijft dicht bij de begane grond, de ervaren klimmer kan
eventueel via de gevel vluchten.
Concepten:
Voor de herbestemming van de oude watertoren worden 5
verschillende concepten gedefinieerd:
1. Toegang & ondersteunende functies: op de eerste twee lagen (kelder
en gelijkvloers) wordt het ondersteunend programma voorzien
: toiletten, douches en bergruimten (ook beperkt bruikbaar voor
recreanten) . Bijkomende functies worden in de beboste zone van
het masterplan voorzien. Het gelijkvloers kan eventueel ingevuld
worden met een polyvalente ruimte.
2. Klim en daalbewegingen: deze worden over de volledige vrije
hoogte georganiseerd, de historische vloeren worden lokaal
onderbroken. Hierdoor ontstaat één grote ruimte die door
verschillende klimverenigingen gebruikt kan worden met respect
voor het monument.
3. Bassin: is enkel toegankelijk voor ervaren klimmers. Anders dan de
verticale klimbewegingen in de structuur wordt hier ingezet op een
3 dimensionale klimervaring.
4. Gevel: gebruik van beperkte zone voor het klimmen in open lucht.
De zone wordt bepaald i.f.v. omwonenden en het maken van een
mogelijke vluchtweg vanuit toren.
5. Sokkel: vormgeven van het maaiveld i.f.v. de looplijnen en mogelijk
gebruik. De sokkel introduceert een nieuwe plek in het park.
43. 4.2/ JEUGDCLUSTER
PROGRAMMA
Vanuit verschillende stedelijke diensten zijn vragen gekomen voor
het inpassen van nieuwe of bestaande functies op het terrein van ‘t
Bosjoenk. Er wordt voorgesteld om verschillende functies rond jeugd,
van zeer jong (kinderopvang, kinderdagverblijven) tot jongvolwassen
(fuifzaal, klimmuur, ...) in te passen. Op die manier kan een jeugdcluster
uitgebouwd worden op deze site. De site zelf leent zich hier uitermate
goed voor. Er zijn een aantal heel duidelijke inhoudelijke argumenten:
- De site is gelegen in de onmiddellijke nabijheid van het stadscentrum en vele woonwijken (wat een voorbeeld oplevert voor verschillende van voorgestelde functies ten opzichte van andere eerder
perifere locaties)
- De site is gelegen dicht bij veel groen dat voor de jeugdwerking intensief gebruikt kan worden.
- De site is vlot bereikbaar zowel met de wagen, aan een belangrijke
invalsweg, maar vooral op een heel veilige manier met de fiets. Verschillende veilige routes zijn immers mogelijk naar het Maria Hendrikapark, waarvan enkele zelf via een ongelijkgrondse kruising met
de drukkere wegen.
En er zijn bovendien nog een aantal praktische argumenten:
- De site is eigendom van de stad. verwervingen voor het realiseren
van het publieke stedelijke programma zijn dus niet nodig.
- De site is voldoende groot voor het inpassen van de verschillende
functies want vele van de voorgestelde functies hebben wel redelijk
wat ruimte (inclusief buitenruimte) nodig.
- De bestaande panden zijn niet in goede staat. Een deel werd recentelijk opgekalefaterd, maar een grondigere aanpak dringt zich aan.
Doordat het bestaande patrimonium weinig toekomst biedt is sloop
zeker verdedigbaar.
De verschillende gevraagde functies werden in detail opgenomen in
bijgevoegde inventaris. Per programma-onderdeel voor de toekomstige
jeugdcluster werden de verschillende ruimtes opgelijst alsook de buitenruimtes. De verschillende onderdelen hebben elk hun eigen eisen:
- Zo komen er vrij veel kantoorruimtes in het gebouw. elk van deze
diensten heeft naast de kantoorruimtes ook nood aan een vergaderzaal, koffieruimte, sanitair, bergruimtes, ... Deze aanvullende functies
kunnen op een hel eenvoudige wijze samen gebruikt worden door
de verschillende diensten.
- Enkele van deze kantoorfuncties zijn ook gericht op een breder
publiek. Het zijn diensten waar burgers langskomen omdat er een
loketfunctie aan gekoppeld is. Deze functies hebben nood aan een
duidelijk adres of voordeur.
- Daarnaast hebben zowat alle diensten, doordat er personeel is, nood
aan parkeerruimte. Gezien de specifieke parkeerproblematieken
zoals hiervoor reeds besproken zijn er een aantal eisen die gesteld
werden aan de parking. Deze moet veilig zijn, afsluitbaar en makkelijk bereikbaar vanuit het gebouw.
- Verschillende van de functies hebben nood aan een eigen buitenruimte met specifieke eisen. De fuifzaal heeft best een buitenkamer
waar gerookt kan worden en de naschoolse opvang heeft nood aan
een eigen private speelplek die duidelijk afgesloten kan worden.
Daarnaast kunnen de verschillende jeugdfuncties zeker ook samen
gebruik maken van een buitenruimte die afgesloten kan worden van
de publieke ruimte van het park.
- De fuifzaal is bovendien een functie die heel eigen eisen stelt naar
geluidsbeheersing, zeker als de naastgelegen kazerne omgebouwd
wordt tot woonwijk. Ook de repetitielokalen zijn best akoestisch gebufferd.
47
44. 49
ORGANISATIEPRINCIPES
om de jeugdcluster als nieuwe structuur van samenwerken
tussen de diensten vorm te geven worden ze op een bijzondere
manier geschakeld. Het model van het kamp is richtinggevend: de
verschillende functies worden naast elkaar rond een open ruimte
geschakeld. complementaire functies, zoals de kantoren, worden bij
elkaar geplaatst. Elke functie krijgt een ontsluiting via het binnengebied
dat zo als centrale buitenruimte tegelijkertijd ook draaispil wordt
van de jeugdcluster. Een publiek pad van in het park kan doorheen
deze buitenruimte heen lopen. Verschillende van de functies, de
publiekgerichte functies, krijgen een voordeur aan de buitenzijde.
Ook de watertoren, die als klimtoren heringericht wordt, wordt in dit
netwerk ingeschakeld.
VOLUME
1. Dit organigram wordt nagenoeg letterlijk omgezet in de basisfiguur
van het kamp: een ommuurde rechthoekige/vierkanten ruimte. De
gebouwde programma-onderdelen vormen de buitenste schil van
het kamp (de muur) en scheiden zo de centrale open ruimte (de
koer) af. De maat van het kamp is belangrijk. Aangezien het gaat om
allemaal jeugdgerelateerde functies die samenwerken is overzicht
belangrijk. Als de open ruimte te groot wordt dan is er geen
overzicht meer, Als ze te klein wordt dan is ze niet multifunctioneel
bruikbaar. Een maat van ongeveer 50 meter garandeert dat er
veel activiteiten op georganiseerd kunnen worden (Het is een half
voetbalveld) maar tegelijkertijd kunnen we over die afstand nog
steeds personen heel goed herkennen.
2. Omdat het volume van de rand niet groot genoeg is op één bouwlaag
kan op verschillende plekken een tweede of derde laag toegevoegd
worden. Verschillende van de functies, zoals de kantoren zijn
bovendien heel makkelijk stapelbaar. Dit levert bovendien heel
andere relaties op met de omgeving. want van uit de hogere
bouwlagen kan, net als bij de torens van een fort, over het kamp
heen gekeken worden
3. Verschillende van de programma-onderdelen hebben nood aan een
private buitenruimte enkel voor henzelf. Veiligheidsvoorschriften
en sectorale wetgeving verplicht dit soms ook. Dergelijke kleinere
buitenruimtes kunnen, als tuintjes, in de gebouwde rand van het
kamp ingepast worden.
4. Het geheel levert een zeer gevarieerd beeld van de jeugdcluster op.
Het strakke gebouw van het kamp krijgt heel bijzondere plekken en
volumes die elk heel eigen gebruik en relaties met de omgeving en
de andere functies mogelijk maken.
1.
2.
3.
4.
46. Masterplan voor de herontwikkeling
van de stationsomgeving Noord
SINT-NIKLAAS
GESPREKKEN
UITLOKKEN
47. 13
“AMBITIE 1: Uitbouwen van de stationsomgeving
als A-locatie met bovenlokale functies.”
Afgelopen 15jaar werd de zuidelijke stationsomgeving sterk onder
handen genomen. De publieke ruimte aan de zuidzijde van het station
werd heraangelegd en er werden verschillende nieuwe functies
bijgebouwd. De omgeving van het station wordt langzaam aan
een echte stationswijk met diverse bovenlokale functies zoals het
Koopcentrum, het entertainmentcomplex Siniscoop en de kantoren aan
het stationsplein. Deze ingrepen versterken de link tussen het station
en het stadscentrum. Aan de noordzijde van het station bevinden zich
nu reeds verschillende bovenlokale functies zoals de kantoren van
de Federale overheid, de VDAB en de evenementenzaal 't Bau-huis.
bijkomende ontwikkelingen kunnen het bovenlokale karakter van de
A-locatie versterken.
“AMBITIE 2: Verdichten van de restruimtes en
binnengebieden in de bestaande woonwijk.”
De drie aangehaalde sites vormen perfecte locaties voor het verder
verdichten van de woonwijk Groot Kloosterland. De omgeving van
het station vormt, door het grote aanbod aan diverse vervoerswijzen
en de nabijheid van het stadscentrum een zeer geschikte locatie
om bijkomend woonaanbod in Sint-Niklaas te voorzien. Op die
manier kan de stad op duurzame wijze verder verdicht worden.
Naast de drie aangehaalde sites bevinden zich nog een aantal andere
verdichtingsloctaies in de verschillende binnengebieden binnen de
wijk Groot-Kloosterland. OOk deze vormen, op termijn een uitstekende
locatie om de wijk verder te laten groeien.
“AMBITIE 3: Verhogen van de kwaliteit van de
publieke ruimte en het aanbod publiek groen.”
Zowel kwantitatief als kwalitatief voldoet de publieke ruimte in de
woonwijk en aan de achterzijde van het station niet. De publieke
ruimte is in de wijk nauwelijks ingericht: vaak gaat het om zeer
brede geasfalteerde straten met smalle voetpaden. langsheen de
sporen is de publieke ruimte eerder restruimte die nergens toe dient.
De enige ruimte die bewust als verblijfsruimte is ingericht, het Jan
Breydelpleintje, is dringend aan een opfrissing toe. De wijk heeft een
groentekort. De grote overmaat aan restruimtes vormt een uitgelezen
kans om meer groen in de wijk in te brengen.
“AMBITIE 4: Vergroten van de
doorwaadbaarheid naar richting station.”
De spoorwegberm vormt een scherpe breuk doorheen het stadsweefsel
die de wijk Groot Kloosterland afsnijdt van het stadscentrum en
de zuidelijke stationsentree. Beiden vormen echter belangrijke
plekken van centraliteit in de stadsregio. Maar slechts een paar
onderdoorgangen, de voetgangerstunnel en de fiets- en bustunnel. Deze
laatste wordt als zeer onveilig aangevoeld en wordt weinig gebruikt.
de grote site van het gemeenschapsonderwijs verbreekt de doorgang
naar de stationsingang. Nieuwe routes doorheen de wijk zouden deze
beter moeten verbinden met stad en station.
48. e
onds
lak kunnen
werpers en
én team alle
olwaardige
noodzakelijke
werpend
oproductie
s hun team
n op het vlak
rventie in het
erenigd in het
et project. t.
k bij het
Noord. Er
op het direct
maar op
o-productie.
zoekvragen
oord. Via
rpscenario’s
regelmatig
rpend
er traag
en. Maar
ht en
waar
rliggend
erschillende
asis voor
n het
werpers
egeleiden
schillende
oren bekomen
rt van het
al van coerd met als
elkens één
a en
derwijs
e invullingen
rliggende
en
ies uit het
genaars van
het masterplan
rekening
n gekoppeld
idstoets vormt
erbouwen van
k bijgestaan
7
Overleg
Opdrachthouder en coördinatie:
- Filip Buyse (Maat-ontwerpers)
- Frédéric Rasier (Maat-ontwerpers)
- Peter Vanden Abeele (Maat-ontwerpers)
- Sofie Vandelannoote
De uitwerking van het onderzoek werd opgevolgd via via verschillende
overlegmomenten door het lokaal begeleidingsteam:
- Marc Heynderickx, Schepen St-Niklaas
- Christel Geerts, Schepen St-Niklaas
- Bart Van Lokeren, Planoloog St-Niklaas
- Geert Vercruysse, Lokaal begeleider stadsvernieuwingsfonds
- Maarten Gheysen, Lokaal begeleider stadsvernieuwingsfonds
- Thierry Goossens, Accountmanager stadsprojecten
- Edwin De Ceukelaire, PPS-manager Gemeenschapsonderwijs (GO!)
- Guy Van Lancker, Alg. Directeur SGR Waasland GO!
- Filip Smet, Verantwoordelijke infra. GO!
- Stefan Bauwens, Hoofd dep R&M St.-Niklaas
- Jurgen Goeminne, Mobiliteitsambtenaar St.Niklaas
- Pamela De Waele, Ingenieur B-holding
- Tony Leenaert, Ingenieur B-holding
Rondetafelgesprekken
Onder leiding van sofie Vandelannoote in samenwerking met Maatontwerpers werden verschillende workshops georganiseerd.
Volgende personen namen deel aan de workshops:
01, RONDETAFEL SCHOOL
- Guy Van Lancker, algemeen directeur
- Peter Dierendonck, directeur CDO ‘Newton’
- Petra De Saegher, directeur basisschool De Tovertuin
- Philippe De Wilde, directeur CVO Janitor
- Nora Decaluwe, directeur Koninklijk Atheneum
02, RONDETAFEL GROEN
- Jan Christiaens, ruimtelijke planning
- Tim De Brabander, jeugddienst
- Bernadette Pieters, hoofd groendienst
- Veerle Stuer, milieudienst
- Jan Thuy, sportdienst en buurtmanager
- Jo Timmers, milieudienst
- Bart Van Lookeren, Ruimtelijke planning
03, RONDETAFEL MOBILITEIT
- Stefan Bauwens, Departement Ruimte en Milieu
(i.p.v. Jurgen Goemine departement van mobiliteit)
- Johan Cooreman, Politiezone Sint-Niklaas
- Pamela Dewaele, NMBS Holding
- Marc Feys, De Lijn
- Marc Steels, De Lijn
- Geert Vercruysse,Vectris en lokaal begeleider
04, RONDETAFEK WOONWIJK
- Dirk Nelen, Grondeigenaar Slachthuissite
- Willy Ruythooren + echtgenote, Grondeigenaar site Herdersstraat
- Marieke Nijns + collega Veerle, kinderopvang Reddy Teddy
- Stijn Straetmans, Bestuurslid jeugdraad
- Carla Rogiers, Directeur evenementenhal ’t Bau-huis
- Dirk van Steelant, Buurtbewoner
- David Stout, Buurtbewoner
- Patrick Moorthamer, Buurtbewoner
- Jan Thuy, Buurtmanager
- Marijke Henne, Schepen St-Niklaas
Methodiek rondetafels
01, De eerste rondetafel werd gehouden met de belangrijkste actoren
op de site met het grootste programma, nl. de scholen die meteen
ook eigenaar zijn van de gronden. Om het gevraagde programma
en de ruimtelijke relaties inzichtelijk te bespreken werden alle
programmaonderdelen uitgewerkt als eenvoudige volumes en deze,
als een grote ruwe maquette, op de site te geplaatst. Dit liett toe de
verschillende mogelijke ruimtelijke relaties tussen de verschillende
onderdelen van de school en ook die met de omliggende buurt,
te onderzoeken. Een bespreking van de pedagogische visie, de
betrokkenheid op de buurt, het functioneren van de verschillende
onderdelen, gemeenschappelijkheid versus wat moet autonoom
functioneren, de aanwezigheid en het gebruik van groen en de
bespreking van mobiliteitsaspecten leidden tot een aantal mogelijke
scenario’s en conclusies. Uit deze workshop kregen we zicht op de
openheid van de directies naar betrokkenheid op de buurt, kregen we
zicht op de mobiliteitsstromen en comptabiliteit van programma’s. Een
eerste doorbraak naar kansen voor de ontwikkeling van de site.
02, Voor de rondetafel met als thema ‘park’ werkten we met
referenties van andere parken met telkens een bespreking van de
lagen infrastructuur, gebruik en identiteit: van natuurpark, speelpark,
doepark, belevingspark, productiepark, campusmodel, stadspark
tot sierpark en themapark. In deze workshop hebben we vooral
gewerkt met post-its. De deelnemers noteerden onafhankelijk van
elkaar 5 functies op zonder voorafgaande discussie. De bespreking
gebeurt één voor één, de post-its komen tijdens de bespreking in een
prioriteitenpiramide. Deze piramide vormt de basis voor een breder
gesprek over gewenste functies. Zo wordt duidelijk dat evenementen,
een stedelijke dynamisiek en ruimte voor sport belangrijke dragers
moeten worden, maar er is ook aandacht voor groen, educatie
en het betrekken van de buurt. Daarnaast worden een aantal
randvoorwaarden geformuleerd, die later in de rondetafel met de
sleutelactoren ook aan bod zullen komen.
03, De rondetafel rond mobiliteit had een klassiekere gespreksaanpak.
Per vervoersmodus werden de site overlopen: auto, parkeren, bus,
fiets- en voetgangers. Ook dit gesprek leidde tot een verdere invulling
en een aantal gerichte keuzes: de keuze voor een fietssnelweg, de
positionering van het buseiland aan de achterkant van het station,
keuzes m.b.t. éénrichtingsstraten en doorsteken. Eveneens werden een
aantal knelpunten en extra ontwerpopdrachten duidelijk (vb. naar het
parkeren).
04, De sleutelfiguren uit de buurt komen als laatste aan bod omdat
het ontwerpend onderzoek dan al vrij ver gevorderd is. Dit laat ons
toe te vertrekken van een aantal concrete scenario’s, gebaseerd
op de themagerichte rondetafels (open school, park, mobiliteit,
stationsomgeving Noord algemeen). De rondetafel sleutelactoren
heeft als bedoeling te polsen bij die mensen die in latere fase mee hun
schouders gaan zetten onder de ontwikkeling van de Stationsomgeving
Noord.De aanwezigen worden in drie groepen van +/- 4 personen
opgesplitst. De groepen zijn zo samengesteld dat de belangen / functies
verdeeld zijn op een min of meer gelijkwaardige manier.
Het eerste half uur wordt een presentatie gegeven van de stand van
zaken van het masterplan, daarna wordt in de werkgroepjes thema per
thema hernomen. De groepjes denken onder begeleiding van iemand
van het ontwerpteam na over de uitdagingen en dan over de mogelijke
oplossingen voor elk thema. Zo komen we tot ontwerpvraagstukken
die nog verdere aandacht vragen. Voor en tegens worden tegen elkaar
afgewogen. Zo blijkt een school in de buurt kansen te bieden naar
verjonging, maar zorgt ze misschien ook voor overlast. Een park en
meer groen is goed, maar er moet een visuele optimalisatie gebeuren
met aandacht voor verborgen zones. Men ziet mogelijke synergieën
naar werking met de sporthal en speelpleinwerking, maar het beheer
is een aandachtspunt dat telkens terugkomt. Mobiliteit blijkt een
problematiek die veel verder reikt dan het bestek van deze opdracht,
een mobiliteitsstudie blijkt onontbeerlijk voor de verdere ontwikkeling.
terreinbezoek
20/8/2012
lokaal begeleidingsteam 01
04/09/2012
start
sep/12
RONDETAFEL SCHOOL
17/09/2012
maand 1
okt/12
lokaal begeleidingsteam 02
16/10/2012
maand 2
nov/12
RONDETAFEL PARK
06/11/2012
maand 3
dec/12
lokaal begeleidingsteam 03
11/12/2012
maand 4
jan/13
RONDETAFEL MOBILITEIT
17/01/2013
maand 5
feb/13
RONDETAFEL WOONWIJK
20/02/2013
lokaal begeleidingsteam 04
26/02/2013
BESPREKING HAALBAARHEID
29/03/2013
maand 6
mrt/13
maand 7
apr/13
maand 7
apr/13
lokaal begeleidingsteam 05
21/05/2013
maand 8
mei/13
lokaal begeleidingsteam 06
28/06/2013
maand 9
juni/13
49. bouwveld 1 + rondje buurtpark
“Een ruim bouwveld centraal in het buurtpark,
vermengt de school en nieuwe woningen.”
ONTWERP
TOELICHTING NOG UIT TE SCHRIJVEN
PRINCIPES
het park: rond
- Vormt de ove
- Vormt, als ee
deelparkjes,
picnicplek, b
moestuintjes
- Krijgt daardo
karakter dan
- Deel van de b
- De collectiev
functioneel)
- BEHEER: het
elke eigen ty
delen vergen
petanqueveld
(wadi, boom
ook buurtbew
(moestijn, bo
het bouwveld:
- Organiseert z
sportveld, sp
- Elk onderdee
verbonden. E
kloosterland
h't Bau-huis)
elk een eigen
kleuterschoo
- De inplanting
(publiek park
- Buitenruimte
publiek toega
- Verschillend
- De parking v
gebruikers v
het bouwveld:
- Worden gecl
gericht op co
- Vormen een
hoogteaccen
- Per cluster v
ondergronds
volume (en d
50. 3/ DEELONDERZOEKEN
PROGRAMMA-ONDERZOEK SCHOLENCAMPUS
Op de bestaande scholencampus zijn momenteel 5 scholen aanwezig
en een kinderdagverblijf. Dit programma dient opnieuw een plek te
krijgen binnen het masterplan. De bestaande campus is aan een zeer
lage dichtheid gebouwd en volgens een verouderd pedagogisch model.
een nieuwe school kan ruimtelijk een heel nieuwe configuratie krijgen
die veel compacter, duurzamer en interessanter naar de leervormen
toe uitgewerkt is. Om dergelijke aspecten mee te nemen in het masterplan werd het gevraagde programma van de scholencampus in detail
onderzocht. Via een rondetafelgesprek werden de vijf directeuren van
de scholen bevraagd en hun input werd mee verwerkt in het organisatiemodel voor de school.
De gevraagde functies op de campus zijn (van jong naar oud):
- kinderdagverblijf
(KDV) (<3j)
- kleuterschool
(KS) (3-6j)
- lagere school
(LS) (6-12j)
- deeltijdse kinderopvang
(DKO)
- middenschool
(MS) (12-14j)
= Deze vormen samen de lokale school (338 ll)
- centrum voor deeltijds onderwijs (CDO) (15-18j)
- centrum voor volwassenonderwijs (CVO) (>18j)
= Deze twee vormen samen de bovenlokale school
lokale school
De lokale school is 1 school met 1 ingang gekoppeld aan de wijk.
intern wel opgedeeld op basis van leeftijd. kinderdagverblijf en kleuters
kunnen samen, lagere school en middenschool kunnen samen. De verschillende delen moeten van elkaar afgesloten kunnen worden.
- PROGRAMMA: 3300 m2 BVO te stapelen over maximaal 3 lagen (footprint 1100m2) + 4000 m2 buitenruimte
- BEREIK: de leerlingen komen uit de omliggende wijken, te voet of met
de fiets. Het KDV speelt ook in op pendelaars. Deze dient ook met de
bus (die doorheen de wijk rijdt) bereikbaar te zijn.
- GEDEELD GEBRUIK: diverse functies kunnen gedeeld worden met
de buurt. Deze functies moeten wel gecontroleerd kunnen worden: de
toegankelijkheid van de schol dient beheersbaar te blijven. externen
aan de school mogen niet overal komen. De functies die gedeeld kunnen
worden met de buurt zijn: de turnzaal, de polyvalente zaal en enkele
algemenen leslokalen als vergaderzalen
- BUURTSTPORTHAL: indien de turnzaal ook de buurt gebruikt wordt
kan deze best opgeschaald worden tot een sportzaal waar diverse
sporten in beoefend kunnen worden. St-Niklaas heeft een tekort aan
buurtsporthal, dus via een samenwerking School-Stad kan de turnzaal
opgeschaald worden. De uitbreiding van turnzaal tot buurtsporthal
betekent wel een belangrijke oppervlakte uitbreiding: van 250m2 > min
1000m2
bovenlokale school
De bovenlokale school is 1 school met 1 ingang gekoppeld aan station:
en de eigen parking. Een goede link met het station is essentieel. Intern
wordt de school wel opgedeeld op basis van doelgroep. Lokalen kunnen
echter wel flexibel gebruikt worden.
- PROGRAMMA: 3000 m2 BVO te stapelen over max 3 lagen (footprint
1000m2) + 4000 m2 buitenruimte + 3600 m2 werkplaatsen
- BEREIK: de leerlingen van het CVO komen vooral met de wagen, die
van het CDO komen vooral met openbaar vervoer. De leerlingen komen
uit de regio Sint-Niklaas/Waasland.
- WERKPLAATSEN: hoeven niet verbonden te zijn met de leslokalen.
Gezien de hoge kostprijs voor een nieuw wordt dit niet mee in overweging genomen. De bestaande werkplaatsen kunnen minimaal gebruikt
worden tot het verlopen van de milieuvergunning eind 2028.
- PARKING: kan extern gebruikt worden buiten de lesuren, bijvoorbeeld
door gebruikers van het park of ‘t Bau-huis. In dat geval moet de parking wel goed beheersbaar zijn. Er dient vermeden te worden dat ze ook
gebruikt wordt door pendelaars.
OPGEGEVEN PROGRAMMA
noodzakelijke BVO lokale school
soort lokaal
DKO -opvanglokaal
KS - klassen
KS- polyvalente ruimte
KS - sanitair
LS - klassen
LS - specifieke klassen
LS - sanitair
ALG - polyvante ruimte
ALG - turnzaal
ALG - archief
ALG - directie
ALG - administratie
ALG - beledismedewerker
ALG - lerarenlokaal
ALG - sanitair personeel
MS - klassen
MS - wetenschapslokaal
MS - verzorgingslokaal
MS - sanitair
MS - directie
MS - administratie
KDV
TOTAAL
noodzakelijke BVO bovenlokale school
soort lokaal
ALG - informaticaleslokalen
ALG - klassen
ALG - didactische keuken
ALG - sanitair
CVO - directie
CVO - adjunct
CVO - administratie
CVO - polyvalente ruimte / keuken
CVO - lerarenlokaal / vergaderzaal
CVO - coördinatoren
CVO - secretariaat
CDO - directie
CDO - administratie
CDO - winkelbediende
CDO - lounge room
CDO - lerarenlokaal
TOTAAL
noodzakelijke buitenruimtes
LOKALE SCHOOL
#
1
5
1
1
9
3
2
1
1
1
1
1
1
1
1
4
1
1
2
1
1
1
m2
100
64
112
30
56
42
20
150
250
30
30
20
20
40
10
56
56
70
20
30
20
250
x 1,35 factor
#
12
12
2
3
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
m2
56
56
100
20
30
20
20
100
40
20
40
30
100
56
40
40
x 1,35 factor
opp
programma
100
320
112
30
504
126
40
KDV
150
lokalen
buitenruimte
250
30
30
20
20
40
10
224
56
70
40
30
DKO
20
lokalen
buitenruimte
250
3300m2
KS
klassen
polyvalente zaal
buitenruimte
LS
klassen
buitenruimte
MS
klassen
buitenruimte
of gezamelijke buitenruimte
GEMEENSCHAPPELIJK
turnzaal
polyvalente zaal
administratie
buitenruimte
opp
672
672
200
60
30
20
BOVENLOKALE SCHOOL
programma
100
40
20
CVO + CDO
werkplaatsen: 3600m2
20
CVO + CDO
24 leslokalen
40
30
100
56
40
40
2900m2
soort buitenruimte
opp
LS - speelplaats
1000
KS - speelplaats
MS - speelplaats
KDV - speelruimte
CVO - entreeruimte
Parking 120 pp
TOTAAL
omgevingsgroen (op te nemen in park)
600
400
400
600
2500
5500m2
3000m2
CVO + CDO
aparte administratie
+ conciërgewoning
VOLLEDIGE SCHOOL
parking voor 120 wagens
51. 3/ DEELONDERZOEKEN
PROGRAMMA-ONDERZOEK SCHOLENCAMPUS
Op de bestaande scholencampus zijn momenteel 5 scholen aanwezig
en een kinderdagverblijf. Dit programma dient opnieuw een plek te
krijgen binnen het masterplan. De bestaande campus is aan een zeer
lage dichtheid gebouwd en volgens een verouderd pedagogisch model.
een nieuwe school kan ruimtelijk een heel nieuwe configuratie krijgen
die veel compacter, duurzamer en interessanter naar de leervormen
toe uitgewerkt is. Om dergelijke aspecten mee te nemen in het masterplan werd het gevraagde programma van de scholencampus in detail
onderzocht. Via een rondetafelgesprek werden de vijf directeuren van
de scholen bevraagd en hun input werd mee verwerkt in het organisatiemodel voor de school.
De gevraagde functies op de campus zijn (van jong naar oud):
- kinderdagverblijf
(KDV) (<3j)
- kleuterschool
(KS) (3-6j)
- lagere school
(LS) (6-12j)
- deeltijdse kinderopvang
(DKO)
- middenschool
(MS) (12-14j)
= Deze vormen samen de lokale school (338 ll)
- centrum voor deeltijds onderwijs (CDO) (15-18j)
- centrum voor volwassenonderwijs (CVO) (>18j)
= Deze twee vormen samen de bovenlokale school
lokale school
De lokale school is 1 school met 1 ingang gekoppeld aan de wijk.
intern wel opgedeeld op basis van leeftijd. kinderdagverblijf en kleuters
kunnen samen, lagere school en middenschool kunnen samen. De verschillende delen moeten van elkaar afgesloten kunnen worden.
- PROGRAMMA: 3300 m2 BVO te stapelen over maximaal 3 lagen (footprint 1100m2) + 4000 m2 buitenruimte
- BEREIK: de leerlingen komen uit de omliggende wijken, te voet of met
de fiets. Het KDV speelt ook in op pendelaars. Deze dient ook met de
bus (die doorheen de wijk rijdt) bereikbaar te zijn.
- GEDEELD GEBRUIK: diverse functies kunnen gedeeld worden met
de buurt. Deze functies moeten wel gecontroleerd kunnen worden: de
toegankelijkheid van de schol dient beheersbaar te blijven. externen
aan de school mogen niet overal komen. De functies die gedeeld kunnen
worden met de buurt zijn: de turnzaal, de polyvalente zaal en enkele
algemenen leslokalen als vergaderzalen
- BUURTSTPORTHAL: indien de turnzaal ook de buurt gebruikt wordt
kan deze best opgeschaald worden tot een sportzaal waar diverse
sporten in beoefend kunnen worden. St-Niklaas heeft een tekort aan
buurtsporthal, dus via een samenwerking School-Stad kan de turnzaal
opgeschaald worden. De uitbreiding van turnzaal tot buurtsporthal
betekent wel een belangrijke oppervlakte uitbreiding: van 250m2 > min
1000m2
bovenlokale school
De bovenlokale school is 1 school met 1 ingang gekoppeld aan station:
en de eigen parking. Een goede link met het station is essentieel. Intern
wordt de school wel opgedeeld op basis van doelgroep. Lokalen kunnen
echter wel flexibel gebruikt worden.
- PROGRAMMA: 3000 m2 BVO te stapelen over max 3 lagen (footprint
1000m2) + 4000 m2 buitenruimte + 3600 m2 werkplaatsen
- BEREIK: de leerlingen van het CVO komen vooral met de wagen, die
van het CDO komen vooral met openbaar vervoer. De leerlingen komen
uit de regio Sint-Niklaas/Waasland.
- WERKPLAATSEN: hoeven niet verbonden te zijn met de leslokalen.
Gezien de hoge kostprijs voor een nieuw wordt dit niet mee in overweging genomen. De bestaande werkplaatsen kunnen minimaal gebruikt
worden tot het verlopen van de milieuvergunning eind 2028.
- PARKING: kan extern gebruikt worden buiten de lesuren, bijvoorbeeld
door gebruikers van het park of ‘t Bau-huis. In dat geval moet de parking wel goed beheersbaar zijn. Er dient vermeden te worden dat ze ook
gebruikt wordt door pendelaars.
OPGEGEVEN PROGRAMMA
noodzakelijke BVO lokale school
soort lokaal
DKO -opvanglokaal
KS - klassen
KS- polyvalente ruimte
KS - sanitair
LS - klassen
LS - specifieke klassen
LS - sanitair
ALG - polyvante ruimte
ALG - turnzaal
ALG - archief
ALG - directie
ALG - administratie
ALG - beledismedewerker
ALG - lerarenlokaal
ALG - sanitair personeel
MS - klassen
MS - wetenschapslokaal
MS - verzorgingslokaal
MS - sanitair
MS - directie
MS - administratie
KDV
TOTAAL
noodzakelijke BVO bovenlokale school
soort lokaal
ALG - informaticaleslokalen
ALG - klassen
ALG - didactische keuken
ALG - sanitair
CVO - directie
CVO - adjunct
CVO - administratie
CVO - polyvalente ruimte / keuken
CVO - lerarenlokaal / vergaderzaal
CVO - coördinatoren
CVO - secretariaat
CDO - directie
CDO - administratie
CDO - winkelbediende
CDO - lounge room
CDO - lerarenlokaal
TOTAAL
noodzakelijke buitenruimtes
LOKALE SCHOOL
#
1
5
1
1
9
3
2
1
1
1
1
1
1
1
1
4
1
1
2
1
1
1
m2
100
64
112
30
56
42
20
150
250
30
30
20
20
40
10
56
56
70
20
30
20
250
x 1,35 factor
#
12
12
2
3
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
m2
56
56
100
20
30
20
20
100
40
20
40
30
100
56
40
40
x 1,35 factor
opp
programma
100
320
112
30
504
126
40
KDV
150
lokalen
buitenruimte
250
30
30
20
20
40
10
224
56
70
40
30
DKO
20
lokalen
buitenruimte
250
3300m2
KS
klassen
polyvalente zaal
buitenruimte
LS
klassen
buitenruimte
MS
klassen
buitenruimte
of gezamelijke buitenruimte
GEMEENSCHAPPELIJK
turnzaal
polyvalente zaal
administratie
buitenruimte
opp
672
672
200
60
30
20
BOVENLOKALE SCHOOL
programma
100
40
20
CVO + CDO
werkplaatsen: 3600m2
20
CVO + CDO
24 leslokalen
40
30
100
56
40
40
2900m2
soort buitenruimte
opp
LS - speelplaats
1000
KS - speelplaats
MS - speelplaats
KDV - speelruimte
CVO - entreeruimte
Parking 120 pp
TOTAAL
omgevingsgroen (op te nemen in park)
600
400
400
600
2500
5500m2
3000m2
CVO + CDO
aparte administratie
+ conciërgewoning
VOLLEDIGE SCHOOL
parking voor 120 wagens